'n Barstende Hoofdpijn
Zeventigmaal zevenmaal
DINSDAG x SEPTEMBER 1936
DERDE BLAD PAG. 9
NATIONAAL-SOCIALISTISCHE
MENTALITEIT
1
Het „Drama" Colijn. Ondergang
van de Antirevolutionaire partij,
door E. J. Roskam FLzn,
Misschien valt ons de nationaal-socialisti-
sche mentaliteit nooit beter in het oog,dan
bij de beschouwing van het phenomeen
„Gereformeerd N.S.B'er". Met het oog op de
mentaliteit wenschen we bovenstaande bro
chure te beschouwen. Het zou kunnen zijn,
dat we op deze wijze ook nog iets bijdroe
gen ter beantwoording van de vraag, in hoe
verre beide kwaliteiten zich in een en den
zelfden persoon laten vereenigen.
Al aanstonds treft ons de opzienbarende
titel. Zoo verscheen na de verkiezing van
1905 een brochure: De val van dr Kuyper
een zegen voor land en volk. Ook deze titel
is berekend op sensatie. Er wordt natuur
lijk bedoeld, de nieuwsgierigheid op te wek
ken en zoo het debiet te verhoogen. De in
houd zal de .verwachting wel te leur stel-
len.
Is het dan niet beter, de heelc zaak dood
te zwijgen? Men moet niet vergeten, dat er
met deze brochure zal worden gewerkt. Het
kan daarom zijn nut hebben, op de inner
lijke holheid er van te wijzen. Wat men
uit dit geschriftje het best leert kennen, is
wel de nationaal-socialistische mentaliteit.
De titel spreekt immers al dadelijk van
iets anders. Welk een gemis aan piëteit
verraadt hij! Iemand, die zegt de beginselen
van Groen van Prinsterer te zijn toegedaan,
spreekt hier zoo maar klakkeloos van den
„ondergang van de antirevolutionaire par
tij". Welk een gemis van algemeen men-
schelijke piëteit is het, wanneer van onzen
dr Colijn gesproken wordt als van iemand,
die „Leider wil zijn"; die niet als „man van
eer, een schijn moest voortooveren, waar
door het volk verblind wordt", enz.
Van het bekende miljoenplan wordt hier
gezegd, dat het een miskenning van het
wezen van een geestelijke beweging is, om
aan geld en kapitaal een beteekenende fac
tor tóe te kennen. (We citeeren letterlijk).
Toch gelooven we, dat ^eld en kapitaal
ook voor een geestelijke beweging wel ter
dege beteekenis hebben.
Meer dan drie jaar zijn verstreken, sedert
het ministerie optrad. En als er nu niet vol
doende afgeleverd is, is volgens sommigen
het ministerie daarmee veroordeeld. Geen
oogenblik vragen zij zich af, of zij wel ge
noegzaam begrip hebben van de reusach
tige moeilijkheden, om daarover te kunnen
oordeelen. Zoo ook hier. „Het Nederlandsche
volk heeft niet alleen het recht, maar ook
de plicht, zijn leiders te dagen voor
vierschaar der volksconscientie".
„Het economische leven is nog niet opge
heven uit zijn verval". Dat moest natuurlijk
in dien tijd in orde gekomen zijn. Het resul
taat had als op bestelling nu afgeleverd
moeten zijn. Van menschen van anderen
geest zijn we 'zulke uitspraken wel gewoon.
Maar iemand, die zegt Gereformeerd te zijn,
mag o.i. vraeen: is er een mensch op aarde,
in wiens macht het zou ligggen, de zaken
met een handomdraai te veranderen?.
De bij sommige partijen veelvuldig voor
komende overdrijving is hier natuurlijk ook
aanwezig. Wij hebben „een volslagen staats
bankroet". De S.D.A.P.'ers worden benoemd
in de voornaamste staatsbetrekkingen hier
en in Indië". „De crisispolitiek is vol on
recht en schreeuwt tot God in den hemel
om wraak". Bezondigt zvflk een overdrijving
zich niet aan de Waarheid?
Deze politici hebben alles reeds vooruit
gezien en voorzegd.- In 1933 was het hun
duidelijk, dat niemand in staat zou zijn,ons
volk door de crisis heen te leiden en dat
het ministerie-Colijn dus een mislukking
moest worden.
Op vele punten komt een zienswijze aan
het licht, welke diametraal tegenover de
onze staat en waarvan men onwillekeurig
zegt: hoe is het mogelijk? Wij moeten eco
nomisch niet terug naar een lager plan,
heet het hier. De crisis bestaat niet
meer. De ïiat.-soc. beweging is het ontwa
kende volk. Wie leeft uit de beginselen der
rechterzijde, moet zich aansluiten bij de
N.S.B. (Het is anders wel duidelijk gewor
den langzamerhand, dat de beginselen
tegenover elkander staan als vuur
ter).
En van staatsalmacht gesproken??' „Het
Liberalisme eindigt daarin, maar in het
nationaal-socialisme vindt de volksvrijhed
haar openbaringsvorm'^?) Zie maar naar
Duitschland cn Italië, zouden we kunnen
zeggen, hoeveel daar van de volksvrijheid
overblijft.
Laten we ons over zulke enormiteiten
niet verwonderen. „Alleen hij, die met on
zen geest bezield is, zal kunnen vatten de
eenvoud, de waarheid en de geweldige oer
kracht van het Nat. Socialisme. In den een
voud van ons denken ligt onze kracht.
F Nat. Socialist ziet cnct klaren blik door
theorieën heen, omdat hij doordrinj
to v en bodem der dingen".
En Nat. Socialist is dus zoo'n soort phi-
losoof.
We leven onder een revolutionair parle
mentair systeem, zegt de schrijver, en aan
dat systeem heeft ook Colijn zich verkocht.
Maar de N.S.B. leeft te dicht bij mannen als
Groen, om dit niet duidelijk in te zien. Zon
derlinge redeneering! Van Groen is het juist
zo'o bekend, dat hij waakte voor de zuiver
heid der parlementaire verhoudingen, en dat
hij dezen regeeringsvorm eisch der historie
noemde.
„Ons partijenstelsel neigt ten grave", zegt
de schrijver. Het zal likwideeren, zoodra de
Nat Soc. staat is gekomen. Dus weten we
wat ons te wachten staat in dat geval. Ook
hier gelijkschakeling als in Duitschland.
De schrijver beschuldigt de rechtsche par
tijen van niets meer en niets minder dan
dat zij verzuimd hebben, te getuigen tegen
de verdere doorwerking van de revolu
tionaire beginselen. Die taak heeft de N.S.B
nu op zich genomen. En ook „den organi-
schen opbouw van de volksvertegenwoordi
ging". Zou dit laatste nu heusch van de
N.S.B. te wachten zijn? Wat is er in de fas
cistische landen van de heele volksvertegen
woordiging overgebleven?
De beginselen van Gr. van Prinsterer (die
tevens die van de N.S.B. zijn, zegt de schrij-
er) liggen verankerdwaar? niet in de
Heilige Schrift maar: in het Germaansche
volkskarakter! Dit herinnert sterk aan de
Duitsche „Rassenleer" Made in Germany!
Hoe verstrikt een N.S.B.-er wel zitten kan
in zijn afwijkende zienswijze, blijkt uit den
zin: al zou het deze regeering gelukken,
iets te doen, waardoor ons economisch le
ven zich eenigszins zou kunnen herstellen,
dan nog zouden wij er ons tegen -moeten
verzetten, omdat de principieel© grondslag
niet cleugt. Dus is alles verkeerd!
De hoofdbron van alle kwaad is volgens
den schrijver de parlementaire regeerings
vorm. Die moet aan kant, dan zal de gouden
eeuw komen. We weten, wat er dan ook ko
men zal: de dictatuur van Mussert!
Eén waarheid vinden we dan toch temidden
van dat alles: „Naast Colijn schuilt er in
de politieke partijen niet één man, wien de
regeering beter zou zijn toevertrouwd". Hé,
wat is dat? Maar moge ons Nederlandscïïe
volk dat bedenken, wanneer het in 1937 op
de verkiezingen, aangaat!
's-Gravenhage,
T. v. d. KOOY Dz.
BINNENLAND
Tegenover Spanje neutraal!
In een artikelenreeks in de Bazuin
over „de Ambtsgedachte" schrijft Dr K
Sietsma, Geref. predikant te Amster
dam, o^m. het volgende:
Wij zijn dus van oordeel, dat het ver
zet tegen de overheid niiet gemotiveerd
wordt door de nobele bedoeling van het
rebeflleerend deel of door zijn hoog
staand en juist program van actie bij
een eventueele overwinning, maar
©enerzijds door het ambtelijk recht, dal
de leiders van do opstand bezitten, en
anderzijds door de dan te beoordeelen
gronden voor het vonnis, dat de heer
schend e overheid geen recht meer heefl
op ontzag.
Zoo vinden wij het zeer begrijpelijk
dat de opstandelingen in Spanje onder
onze mienschen meerendeels met sym
pathie worden gevolgd in hum verzei
tegen de „roode" regeering, en dat men
zelfs in de pers het wettige regeering
tussohen plaatst, maar voorzoovei
deze sympathie toch meerendeels wordl
.verwekt, doordat men van de rebelilien
een meer toe te juichen bestuur ver
wacht dan van de regeeringspartij, en
anderzijds deze verwachting gewettigd
schijnt door de dadlen van de hulptroe
pen der regeering, een sympathie, waar
in wij op zichzelf geneigd zijn te deelen
zoo moeten we toch waarschuwen
dat dit alles nog de opstand niet wet
tigt. Waarmee we deze niet onwettig
verklaren, om de eenvoudige reden, dal
we dit niet kunnen beoordeelen.
Na op de „console wienti es" van deze
sympathie gewezen te hebben, besluit de
schrijver het artikel met de vermaning
welke ieder onizer wel ter hare mag nemen
„Het heeft ons vaak getroffen, dat de
ijver, waarmee onder ons gepleit wordt
voor eerbied voor de regeering en mede
werking in onderworpenheid met haar
voor een niet gering deel gedreven
wordt door begrijpelijk en gerechtvaar
digd respeot voor dien minister-president
persoonlijk, en door geestverwantschap
met de anti-revolutionaire partij, die
mee aan de regeering deel neemt. En
wij zijn niet zoo zeker, dat principieel
dezelfde houding zou worden ingenomen
indien eens personen van geheel andere
politieke overtuiging achter de groene
tafel plaats namen.
Ja, wij zijn niet zoo heel gerust, dat
indien eens de Roomsoh-Roode combi
natie, die gevreesd wordt, eenige jaren
de toon aangaf in Nederland, dat niel
somimigen onder onize broeders hun'
steun zouden geven aan de Nationaal-
socialisten, al waren ze in tactiek nieti
veranderd, mits zij nog wat water
wijn deden, wat aangaat hun staatkun
dige uitspraken.
Dit nu zou zeer onjuist zijn. Zooal
immers ook de leus van de nationaal-
socialisten, waarmee ze zeggen,
ieder kiezen moet tusschen communis
me en fascisme, misleidend en onjuist is
Misleidend en onjuist, allereerst, omdal
men daarbij de werkelijkheid in ons
land uitschakelt, en negeert de kracht
en de beteekenis van de noch commu
nistische noch fascistische volksgroepen
Maar ook daarom misleidend en on
juist, omdat wij nimmer gerechtigd
zouden zijn tegen het communisme aan
het fascisme onze steun te geven, maai
tegen welk van beide ook steeds zou
den moeten gehoorzamen aan de over
heid, welke deze ook mocht zijn, wat
politieke overtuiging der ambtsdragers
de Heere behoede ons er vooi
indien ooit communisten of fascisten
onze overheid zouden zijn, zoo zouden
wij tegenover haar moeten staan als
toeenoyer: de overheid in het ambt."
Twee kwaden
Geen valsch dilemma stellen
In verband met een verkeerd uitgelegde
passage van een roomsch-kath. Kamerlid
over communisme en nationaal-socialisme
betoogden wij onlangs, dat er voor ons geen
keuze valt te doen: van beide zijn wij prin-
i p i e e 1 e tegenstanders.
In gelijke geest schreef ook de Maas
bode (r.k.), en dit lokte critiek uit van
Mr. A. baron van Wijnbergen, die in de
trechtsche Crt o.m. schreef:
Daargelaten alle theorieën en beginse
len. moge ik even de aandacht vragen
voor de practijk uit eigen ervaring.
Verleden jaar mocht ik vier weken
doorbrengen onder nationaal-socialistisch
i-pgiem in Bcrchtesgaden, waar elke Zon
dag de Kerk stampvol was, en mij eiken
ochtend de gelegenheid werd geboden
Mis te hooren en te communiceeren.
Dit jaar was ik vijf dagen in Barce
lona onder communistisch regiem, waar
kerken en kloosters werden in brand
stoken, moordpartijen aan de orde
den dag waren, priesters en religieuzen
werden onteerd, gemarteld, doodgescho
ten, waar men zich aan lijken ver
greep.
En dan: kiezen tusschen twee kwa
den!!!
Neen, in welk verband ook geplaatst,
valt er omtrent het communisme nooit te
kiezen.
Het communisme is steeds zonder voor
behoud absoluut verwerpelijk.
Deze critiek noopte de Maasbode op-
ieuw op het onderwerp terug te komen en
het blad verwondert zich over de „licht
vaardigheid", waarmee baron van Wijnber
gen conclusies trekt; want, aldus het blad:
De argelooze lezer zal uit deze tegen
stelling moeten besluiten: dus in Nazi-
land is geen vuiltje aan de lucht, in
Spanje zien we het verwezenlijkte com
munisme.
De geachte schrijver doet dus, wat hij
ten onrechte ons verweet: dat wij tus
schen nationaal-socialisme en commu
nisme een keuze deden. Wij weigerden,
ons voor deze keuze te laten stellen. Wie
wél kiest, loopt in de handig door de
N.S.B. opgezette val. De keuze staat voor
katholieken niet tusschen óf commu
nisme, óf nationaal-socialisme. Beide
bewegingen staan lijnrecht tegenover on
ze beginselen. Beide bewegingen zul
len, als ze de overwinning behaald heb
ben tegenover de Katholieke Kerk ko
men te staan. Daarin verschillen zij
niet. Zij verschillen alleen (ten deele) in
de aan te wenden middelen; de een zal
ons wat forscher vervolgen, de ander
wat geniepiger.
Daarom waarschuwen wij ervoor, ons
voor dit op zichzelf reeds valsche
dilemma te laten plaatsen. Wie wel de
keuze doet, en de N.S.B. als het min
ste der twee kwaden aanvaardt, zet een
stap op een gevaarlijke weg. Want
en dit is toch ook Baron van Wijnbergen
zeker geheel met ons eens de verwe
zenlijking van het nationaal-socialisme,
hetzij van het communisme is een ramp
voor de Katholieke Kerk, een ramp voor
het Christendom.
Men kiest niet tusschen twee rampen,
beide te koeren. Iedere verzwakking van
onze positie tegenover beide aanvals
fronten is af te keuren.
Wij meenen, dat de Maasbode hier
de kwestie zuiver stelt: er valt niet te kie
zen.
DOODELIJK MOTORONGEVAL
De heer Jansen uit Nijmegen is Zondag
avond met zijn motorrijwiel te Bei
Dal bij het nemen van een bocht omge
slagen.
De heer J. kreeg ernstige verwondingen.
Het meisje, dat bij hem op de duo zat, mej.
N., maakte ook een leelijke smak en liep
een hersenschudding en een schedelbreuk
op. Gisteren is mej. N. aan de gevolgen van
den val overleden.
AAN DE VERWONDINGEN OVERLEDEN
De 34-jarige monteur E. Bulthuis te
schedé, die Vrijdag j.l. aldaar door een
auto werd aangereden en in ernstigen toe
stand naar hot ziekenhuis werd overge
bracht. is aan de bekomen verwondingen
overleden.
Onmiddellijk na
de opening van
den nieuwen
rijksweg Naald
wij k-M aassluis
welke van
groote beteeke
nis is voor het
Westland, trok
een lange file
van auto's, mo
torrijwielen enz
den weg over.
De overval op de geldauto
te Amsterdam
Twee arrestaties
Het onderzoek naar den oven'ai, welke
geruimen tijd geleden op een geldauto van
de Ned. Scheepsbouw-Mij op den Cornelis
Douwesweg in Amsterdam gepleegd werd,
heeft tot resultaat gehad, dat twee personen
zijn gearresteerd en ingesloten. Beide per
sonen, jongelieden van even in de twintig
jaar, waren ontboden op het hoofdbureau,
waar zij na een afgenomen verhoor onmid
dellijk in arrest werden gesteld en overgo-
gebracht naar 't politiebureau Adelaarsweg.
De overval op de auto, waarin 30.000 j
aanwezig was. bestemd voor het uitbetalen
van loon, had geen resultaat. Wel wisten de
drie mannen, in de auto, welke hij den
roofoverval gebruikt is, met hun revolvers
het geld te venneesteren. doch dank zij het
doortastend optreden van den heer Brouwer
van de Ned. Scheepsbouw-Mij, die het geld
transport begeleidde, en den chauffeur
moesten de bandieten later het geld weg
werpen in een tuintje in Tuindorp Oostzaan,
waar hun auto in een hekje een onoverko
melijk struikelblok vond. Een der mannen
werd kort daarop gearresteerd en ingeslo
ten. Reeds geruimen tijd bevindt deze zich
in het Huis van Bewaring, doch de man
heeft nog niets willen loslaten.
De twee personen, die tftans gearresteerd
zijn .houden hun onschuld hardnekkig vol.
Ondanks hun ontkenningen is echter komen
vast te staan, dat zij degenen zijn geweest,
die indertijd op het Waterlooplein dc auto
kochten waarmede de overval gepleegd
werd. De verkoopers herkenden in hen per
tinent de koopers. Dat de gearresteerden
tevens degenen zijn, die den overval pleeg
den, staat niet met zekerheid vast, hoewel
dit zeer waarschijnlijk is. Verschillende ma
len zijn zij reeds door den commissaris van
politie van het bureau Adelaarsweg ver
hoord, doch tot nog toe zonder resultaat.
Hedenmiddag is in de woningen van beicle
'personen"epn huiszoeking- verricht.
Het onderzoek wordt met kracht voort
gezet.
Kano omgeslagen
Beide inzittenden bijtijds gered
Gistermiddag waren de 21-jarige W. G.
uit Amsterdam en de 20-jarige A. F. T. uit
Rotterdam met een kano op weg van Hoek
an Holland naar Rotterdam, toen ter hoog
te van Poortershaven het bootje door een
verkeerde manoeuvre omsloeg, en de inzit
tenden te water geraakten.
De loods van het Japansche stoomschip
„Matsuye Maru", die zag wat er gebeurde,
waarschuwde Poortershaven.
Van 'het Duitsche stoomschip, dat daar
ligging had genomen, roeiden twee matro
zen naar de plaats van het ongeval, terwijl
een viertal personen van het stuwadoors-
bedrijf te Poortershaven zich ook in een
boot derwaarts spoedden.
Men kon er in slagen de drenkelingen he
houden aan boord te nemen. Daarna zijn
ze aan boord van de „Wiborg" gebracht,
waar ze van droge kleeren zijn voorzien.
Vervolgens is de Rotterdammer met zijn
Amsterdamsche logé naar de Maasstad te
ruggekeerd.
ENGELSCH MOTORJACHT
IN ZWAAR WEER
Stranding op de
Eierlandsche gronden
Na een reis van veel angst en ver
moeienis is het Engelsche motorjacht
„Spray", afkomstig uit Grimsby, gis
termiddag om vier uur op de reede
van De Cocksdo
OVERVALSWAGEN OMGESLAGEN
Maandagavond tegen twaalf uur is op
den hoek van de Ten Katestraat en Kinker
straat te Amsterdam een overvalswagen
van de politie van achteren door een per
sonenauto aangereden. Do botsing was zoo
hevig, dat de overvalswagen, waarin zich
behalve den chauffeur, drie agenten bevi
den, omsloeg. Het ongeluk liep zonder ern
stige persoonlijke ongelukken af. De chauf
feur werd aan de pols gewond. De agenten
liepen eenige builen op. De politie-auto is
licht beschadigd.
die U kwelt en belet te werken? Neen»
een "AKKERTJE" en binnen een kwartier
voelt Ge de hoofdpijn wegtrekken als mist
voor de zon. Heb steeds AKKER-CACHETS
in huis, vannacht kunnen zij te pas komen
bij Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Spier
pijn. Slechts 52 cent per 12 stuks. Overall
i A dn.
Het jacht, dat zeven ton meet en 40 voet
lang is, was Zaterdagmiddag om twee uur
uit Grimsby vertrokken. Aan boord bevon
den zich kapitein C. Walker, mr. S. Walker,
miss E. Walker, mr. C, Pyrah en mr, A.
Han.
Er stond een vrij woeste zee en de stijve
bries uit het Noordwesten maakte het er
niet beter op.
Midden op de Noordzee kwam een golf
over den motor, zoodat deze niet meer func-
tionneerde. Men heeft toen getracht met de
zeilen te werken en aan de hand van
eenvoudige kaart, waarover de kapitein
schikte, tusschen Texel en Vlieland door
sturend, naar Harlirigen of een andere ha
ven te komen,
In het zware weer werden twee fok-
kezeilen verspeeld en de Noordwes
tenwind dreef het jacht op de Eier
landsche gronden in het Engelsche
mangat, waar verleden jaar het stoom
schip „Oxford" strandde én tien man
den dood in de golven .vonden.
De boot van Gebr. Boon is hierop uitge
varen en heeft het jacht losgetrokken en
naar de reede van De Cocksdorp gesleept
De opvarenden zijn hier aan wal gegaan
om wat op verhaal te komen. Zij hadden
heel wat angsten doorstaan en sedert gis
teren hadden zij niet meer gegeten, hoewel
er voldoende leeftocht aan boord was. Na
tuurlijk was ook de zeeziekte aan het niet-
eten niet vreemd; Ook het feit, dat er geen
doorvaart bestaat tusschen Texel en Vlie
land, zoodat de zee hier vol met banken
ligt was een zeer onplezierige verrassing
voor de Engelsche watertoeristen,
kaart, zooals gezegd, niet voldoende wa;
voor de Nederlandsche kust.
Dat men inderdaad zwaar weer heeft ge
had, kan ten overvloede blijken uit het
feit, dat alle aardewerk aan boord is kapot
Ingezonden Stukken
XBuiten verantwoordelijkheid der Eedactie)
AANBIDDING VAN DEN MOTOR
Door omstandigheden genoodzaakt in deze
vacantie-dagen in Rotterdam te blijven, ge
voel ik de drang opkomen te wijzen op een
stuk narigheid van onze moderne tijd, waar
van de gevolgen wellicht wijder om zich
heen grijpen dan ons huidig geslacht op
ogenblik wel beseft. En dat is het schro
melijk gebrek aan stilte, dat in ons goede
Rotterdam heerst. Praat mij nu niet van
anti-lawaaicampagne in sommige gedeelten
onzer stad met rustig overleg en doortas
tendheid doorgevoerd of over congressen
dienaangaande gehouden. Dit alles helpt mij
niet „zolang ik den jood Mordechaï aan
konings poort zie zitten". Of, om duide
lijker te spreken: De hele anti-lawaaicam
pagne blijft illusoir, zolang de grootste leven
makers (motorrijders) ongehinderd blijven
en de politie-verordeningen niet een scherp
erbod omvatten (waaraan dan de politie
Lreng de hand moet houden) om met
pen knalpot te rijden.
De motorrijder davert aan heel deze cam
pagne en aan onze innige verlangens naar
een rustiger stadsleven glorieuselijk voorbij.
Waarom is er één categorie mensen, die
het' recht schijnt te hebben op alle momer,-
de dag, avond en zelfs nacht, de
stilte, waaraan de mens van deze tijd hoe
langer zo meer behoefte krijgt, te scheuren
met donderend lawaai?
De man van studie, de dokter aan het
ziekbed, de leraar en de leerlingen in het
klasselokaal, de zieke op zijn lijdenssponde,
de opgroeiende kinderen met hun huiswerk
de thuisgekomen „hersen-arbeider" na zijn
dagtaak hebben een rustige atmosfeer nodig.
Het lastige kind, dat tot moeders grote vol
doening eindelijk in slaap viel, schrikt vaak
met een schok wakker door het hels lawaai
motor-fiets of vracht-carry, en dat alles
wreekt zich weer op moeders zenuwgestel.
Maar van dat alles trekt de motorrijder
zich niets aan. De cigaret tussen de lippen
knalt hij voort. Dat alles staat sportief! Een
claxon gebruikt hij niet eens. Het mensdom
moet op grote afstand reeds wegstuiven or a
ruim baan voor hem te maken en als hij het
ter onzaliger ure in zijn hoofd krijgt om zo
kwartier of half uur lang van uw laan
of straat een renbaan te maken door af en
aan te blijven rijden, dan hebt ge maar uw
lectuur te staken en in stomme verwondering
zijn prestaties gade te slaan.
De aanhoudende donder van het kanon in
de wereldoorlog maakte vele jonge kerels tot
zenuwpatiënten. Zo zal ook het motor-ge-
daver zijn uitwerking op veler zenuwgestel
niet missen, ook al zult ge me tegenvoeren,
it er een zekere gewenning en aanpassing
Die hoog-nodige stilte vindt in dat motor-
snobbisme haar grootste vijand. Ook vlieg
machines zijn hier de schuldigen!
Pers en tijdgeest huldigen om strijd de
prestaties en het heroïsme der luchthelden,
maar laten tevens een groot nadeel van dit
modernste vervoermiddel schuchterlijk on
besproken en dat is de herrie van het over
de stad donderend vliegtuig, dat om voor de
leek onnaspeurlijke (steeds atmosferische?)
redenen extra laag over de huizen kan vlie
gen en U af en toe 's morgens vóór 5 uur
laatste slaap verder onmogelijk maakt,
nadat zijn collega u de avond te voren nog
n pl.m. half 12 heeft „overdonderd".
Wordt het nu niet tijd, dat niet alleen het
fietsbelletje en de claxon van de auto maar
ook de knalpot van motorrijder en vracht-
carry onder de politionele aandacht vallen?
En als er dan ook nog eens een verbod
kwam voor de vliegtuigen om (in ieder geval
gedurende de nachtelijke uren) beneden een
zekere hoogte, nodig voor demping van het
geluid, te vliegen, dan zouden we weer een
schrede nader zijn op de weg naar wat we
~!en, al of niet verlangd, zo nodig hebben.
Meer stilte.
R. H. R.
Vandaag zou schipper Boon het onfortuin
lijke jacht naar Den Helder sleepen,
men het vaartuig weer geheel in orde
hoopt te maken. Men heeft het voornemen
om daarna de reis naar Hamburg voort te
zetten,
ZONDAGSONTHEILIGING
Als A.R., maar meer nog als lid der Chr.
Ger. Kerk, meen ik op te moeten komen
tegen een ingezonden stuk in de Banier, St.
Ger. Partijblad.
Hierin wordt Ds C. v. d. Zaal, Tweede Ka
merlid en predikant in de Chr. Ger. Kerk
voorgesteld als iemand die het niet zoo nauw
neemt met de Zondagsheiliging, integendeel
de Zondag ontheiligt. Dit is niet waar en
kan nooit waar zijn.
Dit is een slag in het aangezicht van heel
de Chr. Ger. Kerk. Al zijn de feiten juist,
dan is het nooit de bedoeling geweest van.
Ds C. v. d. Zaal een prijs beschikbaar te
stellen voor een concours met de wetenschap
dat dit op Zondag wordt gehouden.
Het gif is alreeds gestrooid, zonder dat
wellicht eerst een onderzoek is ingesteld. En
weer is er een dienstknecht Gods aangetast,
een gezant van Christuswege. Heeft het 9e
gebod, zooals dat zoo duidelijk uitkomt in
den 43en Zondag van de H. Catechismus,
dan heel geen waarde meer voor Ds
Kersten, etc.?
Dankend voor de plaatsruimte, teeken ik,
Haarlem. H. TIJMES.
„Wat rijden al die menschen ge
vaarlijk vandaag", dacht u immers
vanmiddag achter het stuur. (Hoe
zegt men dat ook weer van dlo«
splinter,dien balk en uw oog?...)
(16
„IJ hebt gelijk, meneer, en ik ben erger dan een "dwaas
geweest en ik verdien niets, niemendal. U hebt mijn jongen het
leven gered, meneer, en daardoor ligt u nu hier. Ik heb u meer
kwaad gedaan dan u nog zelf weet en u hebt mij alles ver-,
geven; uw goedheid heeft mij mijn eigen slechtheid doen zien.
beter clan de hardste straf zou gedaan hebben", en Silas Wooltou
steunde in de bitterheid zijner smart.
„Trek je dat nu niet zoo ajan, man, ik zal weer aan den gang
zijn eer Mei in het land is, zegt de dokter, en wij zullen werken
in den molen zooals we nog nooit gedaan hebben: er is zelfs
sprake van een tweeden molen en wij zuller meer werkvolk
noódig hebben dan wij te Prestwich kunnen krijgen. Gij gaaf.
nu.morgen weer aan 't werk, Silas, ik heb alles reeds geschikt
met den meesterknecht en gij zult werken alsof ik er zelf op
toezag."
„Dat zal ik, meneer!'*
„En ga nu naar huis naar je vrouw en.kinderen en laat de
tóekomst een andere bladzijde vertoonen dan het verleden."
Toen Silas huiswaarts ging, ontmoette hij een zijner kamera
den: „Dus je bent weer teruggekomen?" vroeg de man. „Ja",
zoide Woolton voorbijgaande: daarop stond hij stil en hield zijn
hand-uitgestrekt, maar trok zc toen weer terug. De ander stond
ook even.stil en toen zeide Silas met bewogen stem: „Wil jï
aan je kameraden zeggen dat ik een. nieuw blaadje heb
omgeslagen?"
De ander zag hem na: „Dus is hij dan toch teruggekomen, nu
we zullen zien, maar als het niet om meneer Prior was, dan
zou niemand onzer met hem te doen willen hebben,"
HOOFDSTUK XIII
„Ik ben bang, 'dat zij èr niet doorkomt", fluisterde 'de doktor
terwijl hij zich van het bed afkeerde, na het wilde ijlen van
Nan een poos te hebben aangehoord: „geen menschelijk lichaam
kan dat doorstaan, gij wordt ook afgetobd, juffrouw Susanna."
Want tante Susanna, die zeer goed den aard van Nans ziekte
doorgrondde, had iedereen uit de ziekenkamer geweerd en de
verpleging geheel op zich genomen, terwijl zij en Jaap beurte
lings waakten.
„Zij heeft familiegeheimen op de lippen Jaap, en daarom zijn
ze alleen veilig bij u en mij."
Zij waakten dus om de beurt en Nans ongerustheid bleef
dezelfde, onophoudelijk smeekte zij Jaap haar weg te voeren
buiten Ashdowne. „Wij zijn hier niet veilig", zeide zij, „want
jij hebt Anton vermoord, Jaap; Jaap, Jettie Liddell zegt dat ja
ccn moordenaar bent."
Langzamerhand werden deze hevige buien minder 'door 'de
uitputting, die ze veroorzaakten cn lag de zieke schier bewus
teloos ter neder, terwijl tante Susanna voortdurend bij haar zat
en zich afvroeg wat het eindie zou zijn van dezen toestand. Jaap
Prior, die werkelijk veel van zijn vrouw hield, was buiten
zichzelf toen de dokter hem zeide, dat hij zich moest voor
bereiden op het einde. „Wel is waar, zoolang er leven is, is er
hoop", zeide de dokter, „maar de leans is twee tegen een dat
zij er door komt en ik twijfel er aan."
Thans zonk Jaap Prior bij het bed op 'de knieën. Dit was
dus het einde van zijn misdaad en van alle bedrog en verraad
tegen zijn broeder! Hij gevoelde in dit oogenblik, dat hij graag
met Anton zou willen ruilen, die wellicht voor zijn gèhede
leven kreupel zou zijn; want Anton had een zuiver geweten, hij
had zich niets te verwijten, hij had groot en edel gehandeld,
zooals weinig menschen hem zouden hebben nagedaan, hij had
zich zelf geofferd voor den goeden naam van zijn geslacht en om
zijn broeder van armoede te redden: was Anton welbeschouwd
een dwaas?
Jaap Prior zag naar zijn vrouw, ook haar toestand was zijn
schuld; en zij had getoond beter te zijn dan hij. Nu konden
zoowel Anton als zij sterven door zijn toedoen en zijn geweten
zou hem aanklagen dat hij daarvoor aansprakelijk was. De
wereld zou het nimmer weten, maar hij zou het weten cn ook
tante Susanna. Welbeschouwd bracht deze gedachte hem troosi,
dat er een mensch was, die alles wist en onwillekeurig gevoelde
hij zich meer en nader tot haar getrokken. Hij zag hoe zij bezig
was de verdroogde lippen zijner vrouw te bevochtigen en een
plotseling besluit kwam in hem op: de eenige zuster van zijn
vader, een brave, oprechte, vertrouwbare vrouw, die ook
barmhartig en vergevensgezind was, haar zou hij alles bekennen.
In het volgende oogenblik lag hij voor haar op de knieën zoo
ais hij vaak als kind gedaan had: „Tante Susanna", zeide hij,
„ik heb gezondigd tegen mijn vader en mijn broedex- en God
reept mij tot verantwoording van mijn daden."
„God zij gedankt!" riep de oude vrouw, hoe weinig die uit
roep ook in overeenstemming was met zijn woorden.
„Ik heb geen recht op Ashdowne, God vergeve het mij",
steunde do ongelukkige man.
„Ik weet het en Anton weet het en", vervolgde zij plechtig,
„de Heere God weet het! en Hij heeft eindelijk gehoor bij u
gekregenIk dank God, Jaap, dat je zonde je heeft gevonden
al is het ook ter elfder ure."
„Het is te la&t, het kwaad is gedaan en geien herouw kan
het meer ongedaan maken", zeide Jaap Prior. „Mijn vrouw is
stervende en mijn broeder, als hij er het leven afbrengt, is een
verminkte voor zijn leven; en ik, o ik ben een ellendige
ongelukkige!"
a „God zij gedankt!" riep tante Susanna ernstig, „(lat Hij u
uw zonde deed kennen en uzelf deed zien", maar tante
Susanna's dankgebed bracht Jaap niet veel troost, zijn eenige
woorden bleven: „Te laat, te laat!" Zoo spreken de mienschen,
die met hun eigen wegen rekenen en geven zich dan over aan
de wanhoop: zij zien naar beneden in plaats van naar Boven,
waar de God der ontferming woont, die eindeloos mild is in
schuldvergeven voor degenen, die in berouw Zijn aangaricht
zoeken.
Dienzelfden avond deed Jaap de ondervinding op van Gods
ontferming, want terwijl de uiting der wanhoop nog op zijn
lippen was en hij niets anders zuchtte dan: „te laat, te laat!"
terwijl hij zijn uitgeteerde zieke vrouw gadesloeg, opende deze
de oogen, zag volkomen helder tante Susanna aan en zeide met
zwakke stem: „Nu zal alles nog goed komen en zult u Jaap
wel overreden om Ashdowne te verlaten." Jaap wilde spreken
maajr tante Susanna wenkte hem te zwijgen en antwoordde
alleen rustig: „Alles komt in orde, Nan, Jaap zal alles doen
wat gij hem vraagt."
Nan stak met moeite haar zwakke hand uit en drukte die van
tante Susanna, te zwak om te spreken, maar van dat oogenblik
begon zij te herstellen.
Eenige maanden gingen voorbij, Jaap Prior was nog op
Ashdownhoevo en Nan Prior was er mee tevreden. In het
vervolg zal deze plaats haar tehuis zijn en van haar kinderen,
hoe dringend zij ook gevraagd had te mogen heengaan. Zij
heeft haar gezondheid geheel teruggekregen, ziet er even geluk
kig uit als haar kinderen, die in den tuin spelen onder toezicht
van tante Susanna, die een groote lieveling van de meisjes is
geworden.
(Slot volgt)