'n Barstende Hoofdpijn Zeventigmaal zevenmaal DINSDAG x SEPTEMBER 1936 DERDE BLAD PAG. 9 NATIONAAL-SOCIALISTISCHE MENTALITEIT 1 Het „Drama" Colijn. Ondergang van de Antirevolutionaire partij, door E. J. Roskam FLzn, Misschien valt ons de nationaal-socialisti- sche mentaliteit nooit beter in het oog,dan bij de beschouwing van het phenomeen „Gereformeerd N.S.B'er". Met het oog op de mentaliteit wenschen we bovenstaande bro chure te beschouwen. Het zou kunnen zijn, dat we op deze wijze ook nog iets bijdroe gen ter beantwoording van de vraag, in hoe verre beide kwaliteiten zich in een en den zelfden persoon laten vereenigen. Al aanstonds treft ons de opzienbarende titel. Zoo verscheen na de verkiezing van 1905 een brochure: De val van dr Kuyper een zegen voor land en volk. Ook deze titel is berekend op sensatie. Er wordt natuur lijk bedoeld, de nieuwsgierigheid op te wek ken en zoo het debiet te verhoogen. De in houd zal de .verwachting wel te leur stel- len. Is het dan niet beter, de heelc zaak dood te zwijgen? Men moet niet vergeten, dat er met deze brochure zal worden gewerkt. Het kan daarom zijn nut hebben, op de inner lijke holheid er van te wijzen. Wat men uit dit geschriftje het best leert kennen, is wel de nationaal-socialistische mentaliteit. De titel spreekt immers al dadelijk van iets anders. Welk een gemis aan piëteit verraadt hij! Iemand, die zegt de beginselen van Groen van Prinsterer te zijn toegedaan, spreekt hier zoo maar klakkeloos van den „ondergang van de antirevolutionaire par tij". Welk een gemis van algemeen men- schelijke piëteit is het, wanneer van onzen dr Colijn gesproken wordt als van iemand, die „Leider wil zijn"; die niet als „man van eer, een schijn moest voortooveren, waar door het volk verblind wordt", enz. Van het bekende miljoenplan wordt hier gezegd, dat het een miskenning van het wezen van een geestelijke beweging is, om aan geld en kapitaal een beteekenende fac tor tóe te kennen. (We citeeren letterlijk). Toch gelooven we, dat ^eld en kapitaal ook voor een geestelijke beweging wel ter dege beteekenis hebben. Meer dan drie jaar zijn verstreken, sedert het ministerie optrad. En als er nu niet vol doende afgeleverd is, is volgens sommigen het ministerie daarmee veroordeeld. Geen oogenblik vragen zij zich af, of zij wel ge noegzaam begrip hebben van de reusach tige moeilijkheden, om daarover te kunnen oordeelen. Zoo ook hier. „Het Nederlandsche volk heeft niet alleen het recht, maar ook de plicht, zijn leiders te dagen voor vierschaar der volksconscientie". „Het economische leven is nog niet opge heven uit zijn verval". Dat moest natuurlijk in dien tijd in orde gekomen zijn. Het resul taat had als op bestelling nu afgeleverd moeten zijn. Van menschen van anderen geest zijn we 'zulke uitspraken wel gewoon. Maar iemand, die zegt Gereformeerd te zijn, mag o.i. vraeen: is er een mensch op aarde, in wiens macht het zou ligggen, de zaken met een handomdraai te veranderen?. De bij sommige partijen veelvuldig voor komende overdrijving is hier natuurlijk ook aanwezig. Wij hebben „een volslagen staats bankroet". De S.D.A.P.'ers worden benoemd in de voornaamste staatsbetrekkingen hier en in Indië". „De crisispolitiek is vol on recht en schreeuwt tot God in den hemel om wraak". Bezondigt zvflk een overdrijving zich niet aan de Waarheid? Deze politici hebben alles reeds vooruit gezien en voorzegd.- In 1933 was het hun duidelijk, dat niemand in staat zou zijn,ons volk door de crisis heen te leiden en dat het ministerie-Colijn dus een mislukking moest worden. Op vele punten komt een zienswijze aan het licht, welke diametraal tegenover de onze staat en waarvan men onwillekeurig zegt: hoe is het mogelijk? Wij moeten eco nomisch niet terug naar een lager plan, heet het hier. De crisis bestaat niet meer. De ïiat.-soc. beweging is het ontwa kende volk. Wie leeft uit de beginselen der rechterzijde, moet zich aansluiten bij de N.S.B. (Het is anders wel duidelijk gewor den langzamerhand, dat de beginselen tegenover elkander staan als vuur ter). En van staatsalmacht gesproken??' „Het Liberalisme eindigt daarin, maar in het nationaal-socialisme vindt de volksvrijhed haar openbaringsvorm'^?) Zie maar naar Duitschland cn Italië, zouden we kunnen zeggen, hoeveel daar van de volksvrijheid overblijft. Laten we ons over zulke enormiteiten niet verwonderen. „Alleen hij, die met on zen geest bezield is, zal kunnen vatten de eenvoud, de waarheid en de geweldige oer kracht van het Nat. Socialisme. In den een voud van ons denken ligt onze kracht. F Nat. Socialist ziet cnct klaren blik door theorieën heen, omdat hij doordrinj to v en bodem der dingen". En Nat. Socialist is dus zoo'n soort phi- losoof. We leven onder een revolutionair parle mentair systeem, zegt de schrijver, en aan dat systeem heeft ook Colijn zich verkocht. Maar de N.S.B. leeft te dicht bij mannen als Groen, om dit niet duidelijk in te zien. Zon derlinge redeneering! Van Groen is het juist zo'o bekend, dat hij waakte voor de zuiver heid der parlementaire verhoudingen, en dat hij dezen regeeringsvorm eisch der historie noemde. „Ons partijenstelsel neigt ten grave", zegt de schrijver. Het zal likwideeren, zoodra de Nat Soc. staat is gekomen. Dus weten we wat ons te wachten staat in dat geval. Ook hier gelijkschakeling als in Duitschland. De schrijver beschuldigt de rechtsche par tijen van niets meer en niets minder dan dat zij verzuimd hebben, te getuigen tegen de verdere doorwerking van de revolu tionaire beginselen. Die taak heeft de N.S.B nu op zich genomen. En ook „den organi- schen opbouw van de volksvertegenwoordi ging". Zou dit laatste nu heusch van de N.S.B. te wachten zijn? Wat is er in de fas cistische landen van de heele volksvertegen woordiging overgebleven? De beginselen van Gr. van Prinsterer (die tevens die van de N.S.B. zijn, zegt de schrij- er) liggen verankerdwaar? niet in de Heilige Schrift maar: in het Germaansche volkskarakter! Dit herinnert sterk aan de Duitsche „Rassenleer" Made in Germany! Hoe verstrikt een N.S.B.-er wel zitten kan in zijn afwijkende zienswijze, blijkt uit den zin: al zou het deze regeering gelukken, iets te doen, waardoor ons economisch le ven zich eenigszins zou kunnen herstellen, dan nog zouden wij er ons tegen -moeten verzetten, omdat de principieel© grondslag niet cleugt. Dus is alles verkeerd! De hoofdbron van alle kwaad is volgens den schrijver de parlementaire regeerings vorm. Die moet aan kant, dan zal de gouden eeuw komen. We weten, wat er dan ook ko men zal: de dictatuur van Mussert! Eén waarheid vinden we dan toch temidden van dat alles: „Naast Colijn schuilt er in de politieke partijen niet één man, wien de regeering beter zou zijn toevertrouwd". Hé, wat is dat? Maar moge ons Nederlandscïïe volk dat bedenken, wanneer het in 1937 op de verkiezingen, aangaat! 's-Gravenhage, T. v. d. KOOY Dz. BINNENLAND Tegenover Spanje neutraal! In een artikelenreeks in de Bazuin over „de Ambtsgedachte" schrijft Dr K Sietsma, Geref. predikant te Amster dam, o^m. het volgende: Wij zijn dus van oordeel, dat het ver zet tegen de overheid niiet gemotiveerd wordt door de nobele bedoeling van het rebeflleerend deel of door zijn hoog staand en juist program van actie bij een eventueele overwinning, maar ©enerzijds door het ambtelijk recht, dal de leiders van do opstand bezitten, en anderzijds door de dan te beoordeelen gronden voor het vonnis, dat de heer schend e overheid geen recht meer heefl op ontzag. Zoo vinden wij het zeer begrijpelijk dat de opstandelingen in Spanje onder onze mienschen meerendeels met sym pathie worden gevolgd in hum verzei tegen de „roode" regeering, en dat men zelfs in de pers het wettige regeering tussohen plaatst, maar voorzoovei deze sympathie toch meerendeels wordl .verwekt, doordat men van de rebelilien een meer toe te juichen bestuur ver wacht dan van de regeeringspartij, en anderzijds deze verwachting gewettigd schijnt door de dadlen van de hulptroe pen der regeering, een sympathie, waar in wij op zichzelf geneigd zijn te deelen zoo moeten we toch waarschuwen dat dit alles nog de opstand niet wet tigt. Waarmee we deze niet onwettig verklaren, om de eenvoudige reden, dal we dit niet kunnen beoordeelen. Na op de „console wienti es" van deze sympathie gewezen te hebben, besluit de schrijver het artikel met de vermaning welke ieder onizer wel ter hare mag nemen „Het heeft ons vaak getroffen, dat de ijver, waarmee onder ons gepleit wordt voor eerbied voor de regeering en mede werking in onderworpenheid met haar voor een niet gering deel gedreven wordt door begrijpelijk en gerechtvaar digd respeot voor dien minister-president persoonlijk, en door geestverwantschap met de anti-revolutionaire partij, die mee aan de regeering deel neemt. En wij zijn niet zoo zeker, dat principieel dezelfde houding zou worden ingenomen indien eens personen van geheel andere politieke overtuiging achter de groene tafel plaats namen. Ja, wij zijn niet zoo heel gerust, dat indien eens de Roomsoh-Roode combi natie, die gevreesd wordt, eenige jaren de toon aangaf in Nederland, dat niel somimigen onder onize broeders hun' steun zouden geven aan de Nationaal- socialisten, al waren ze in tactiek nieti veranderd, mits zij nog wat water wijn deden, wat aangaat hun staatkun dige uitspraken. Dit nu zou zeer onjuist zijn. Zooal immers ook de leus van de nationaal- socialisten, waarmee ze zeggen, ieder kiezen moet tusschen communis me en fascisme, misleidend en onjuist is Misleidend en onjuist, allereerst, omdal men daarbij de werkelijkheid in ons land uitschakelt, en negeert de kracht en de beteekenis van de noch commu nistische noch fascistische volksgroepen Maar ook daarom misleidend en on juist, omdat wij nimmer gerechtigd zouden zijn tegen het communisme aan het fascisme onze steun te geven, maai tegen welk van beide ook steeds zou den moeten gehoorzamen aan de over heid, welke deze ook mocht zijn, wat politieke overtuiging der ambtsdragers de Heere behoede ons er vooi indien ooit communisten of fascisten onze overheid zouden zijn, zoo zouden wij tegenover haar moeten staan als toeenoyer: de overheid in het ambt." Twee kwaden Geen valsch dilemma stellen In verband met een verkeerd uitgelegde passage van een roomsch-kath. Kamerlid over communisme en nationaal-socialisme betoogden wij onlangs, dat er voor ons geen keuze valt te doen: van beide zijn wij prin- i p i e e 1 e tegenstanders. In gelijke geest schreef ook de Maas bode (r.k.), en dit lokte critiek uit van Mr. A. baron van Wijnbergen, die in de trechtsche Crt o.m. schreef: Daargelaten alle theorieën en beginse len. moge ik even de aandacht vragen voor de practijk uit eigen ervaring. Verleden jaar mocht ik vier weken doorbrengen onder nationaal-socialistisch i-pgiem in Bcrchtesgaden, waar elke Zon dag de Kerk stampvol was, en mij eiken ochtend de gelegenheid werd geboden Mis te hooren en te communiceeren. Dit jaar was ik vijf dagen in Barce lona onder communistisch regiem, waar kerken en kloosters werden in brand stoken, moordpartijen aan de orde den dag waren, priesters en religieuzen werden onteerd, gemarteld, doodgescho ten, waar men zich aan lijken ver greep. En dan: kiezen tusschen twee kwa den!!! Neen, in welk verband ook geplaatst, valt er omtrent het communisme nooit te kiezen. Het communisme is steeds zonder voor behoud absoluut verwerpelijk. Deze critiek noopte de Maasbode op- ieuw op het onderwerp terug te komen en het blad verwondert zich over de „licht vaardigheid", waarmee baron van Wijnber gen conclusies trekt; want, aldus het blad: De argelooze lezer zal uit deze tegen stelling moeten besluiten: dus in Nazi- land is geen vuiltje aan de lucht, in Spanje zien we het verwezenlijkte com munisme. De geachte schrijver doet dus, wat hij ten onrechte ons verweet: dat wij tus schen nationaal-socialisme en commu nisme een keuze deden. Wij weigerden, ons voor deze keuze te laten stellen. Wie wél kiest, loopt in de handig door de N.S.B. opgezette val. De keuze staat voor katholieken niet tusschen óf commu nisme, óf nationaal-socialisme. Beide bewegingen staan lijnrecht tegenover on ze beginselen. Beide bewegingen zul len, als ze de overwinning behaald heb ben tegenover de Katholieke Kerk ko men te staan. Daarin verschillen zij niet. Zij verschillen alleen (ten deele) in de aan te wenden middelen; de een zal ons wat forscher vervolgen, de ander wat geniepiger. Daarom waarschuwen wij ervoor, ons voor dit op zichzelf reeds valsche dilemma te laten plaatsen. Wie wel de keuze doet, en de N.S.B. als het min ste der twee kwaden aanvaardt, zet een stap op een gevaarlijke weg. Want en dit is toch ook Baron van Wijnbergen zeker geheel met ons eens de verwe zenlijking van het nationaal-socialisme, hetzij van het communisme is een ramp voor de Katholieke Kerk, een ramp voor het Christendom. Men kiest niet tusschen twee rampen, beide te koeren. Iedere verzwakking van onze positie tegenover beide aanvals fronten is af te keuren. Wij meenen, dat de Maasbode hier de kwestie zuiver stelt: er valt niet te kie zen. DOODELIJK MOTORONGEVAL De heer Jansen uit Nijmegen is Zondag avond met zijn motorrijwiel te Bei Dal bij het nemen van een bocht omge slagen. De heer J. kreeg ernstige verwondingen. Het meisje, dat bij hem op de duo zat, mej. N., maakte ook een leelijke smak en liep een hersenschudding en een schedelbreuk op. Gisteren is mej. N. aan de gevolgen van den val overleden. AAN DE VERWONDINGEN OVERLEDEN De 34-jarige monteur E. Bulthuis te schedé, die Vrijdag j.l. aldaar door een auto werd aangereden en in ernstigen toe stand naar hot ziekenhuis werd overge bracht. is aan de bekomen verwondingen overleden. Onmiddellijk na de opening van den nieuwen rijksweg Naald wij k-M aassluis welke van groote beteeke nis is voor het Westland, trok een lange file van auto's, mo torrijwielen enz den weg over. De overval op de geldauto te Amsterdam Twee arrestaties Het onderzoek naar den oven'ai, welke geruimen tijd geleden op een geldauto van de Ned. Scheepsbouw-Mij op den Cornelis Douwesweg in Amsterdam gepleegd werd, heeft tot resultaat gehad, dat twee personen zijn gearresteerd en ingesloten. Beide per sonen, jongelieden van even in de twintig jaar, waren ontboden op het hoofdbureau, waar zij na een afgenomen verhoor onmid dellijk in arrest werden gesteld en overgo- gebracht naar 't politiebureau Adelaarsweg. De overval op de auto, waarin 30.000 j aanwezig was. bestemd voor het uitbetalen van loon, had geen resultaat. Wel wisten de drie mannen, in de auto, welke hij den roofoverval gebruikt is, met hun revolvers het geld te venneesteren. doch dank zij het doortastend optreden van den heer Brouwer van de Ned. Scheepsbouw-Mij, die het geld transport begeleidde, en den chauffeur moesten de bandieten later het geld weg werpen in een tuintje in Tuindorp Oostzaan, waar hun auto in een hekje een onoverko melijk struikelblok vond. Een der mannen werd kort daarop gearresteerd en ingeslo ten. Reeds geruimen tijd bevindt deze zich in het Huis van Bewaring, doch de man heeft nog niets willen loslaten. De twee personen, die tftans gearresteerd zijn .houden hun onschuld hardnekkig vol. Ondanks hun ontkenningen is echter komen vast te staan, dat zij degenen zijn geweest, die indertijd op het Waterlooplein dc auto kochten waarmede de overval gepleegd werd. De verkoopers herkenden in hen per tinent de koopers. Dat de gearresteerden tevens degenen zijn, die den overval pleeg den, staat niet met zekerheid vast, hoewel dit zeer waarschijnlijk is. Verschillende ma len zijn zij reeds door den commissaris van politie van het bureau Adelaarsweg ver hoord, doch tot nog toe zonder resultaat. Hedenmiddag is in de woningen van beicle 'personen"epn huiszoeking- verricht. Het onderzoek wordt met kracht voort gezet. Kano omgeslagen Beide inzittenden bijtijds gered Gistermiddag waren de 21-jarige W. G. uit Amsterdam en de 20-jarige A. F. T. uit Rotterdam met een kano op weg van Hoek an Holland naar Rotterdam, toen ter hoog te van Poortershaven het bootje door een verkeerde manoeuvre omsloeg, en de inzit tenden te water geraakten. De loods van het Japansche stoomschip „Matsuye Maru", die zag wat er gebeurde, waarschuwde Poortershaven. Van 'het Duitsche stoomschip, dat daar ligging had genomen, roeiden twee matro zen naar de plaats van het ongeval, terwijl een viertal personen van het stuwadoors- bedrijf te Poortershaven zich ook in een boot derwaarts spoedden. Men kon er in slagen de drenkelingen he houden aan boord te nemen. Daarna zijn ze aan boord van de „Wiborg" gebracht, waar ze van droge kleeren zijn voorzien. Vervolgens is de Rotterdammer met zijn Amsterdamsche logé naar de Maasstad te ruggekeerd. ENGELSCH MOTORJACHT IN ZWAAR WEER Stranding op de Eierlandsche gronden Na een reis van veel angst en ver moeienis is het Engelsche motorjacht „Spray", afkomstig uit Grimsby, gis termiddag om vier uur op de reede van De Cocksdo OVERVALSWAGEN OMGESLAGEN Maandagavond tegen twaalf uur is op den hoek van de Ten Katestraat en Kinker straat te Amsterdam een overvalswagen van de politie van achteren door een per sonenauto aangereden. Do botsing was zoo hevig, dat de overvalswagen, waarin zich behalve den chauffeur, drie agenten bevi den, omsloeg. Het ongeluk liep zonder ern stige persoonlijke ongelukken af. De chauf feur werd aan de pols gewond. De agenten liepen eenige builen op. De politie-auto is licht beschadigd. die U kwelt en belet te werken? Neen» een "AKKERTJE" en binnen een kwartier voelt Ge de hoofdpijn wegtrekken als mist voor de zon. Heb steeds AKKER-CACHETS in huis, vannacht kunnen zij te pas komen bij Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Spier pijn. Slechts 52 cent per 12 stuks. Overall i A dn. Het jacht, dat zeven ton meet en 40 voet lang is, was Zaterdagmiddag om twee uur uit Grimsby vertrokken. Aan boord bevon den zich kapitein C. Walker, mr. S. Walker, miss E. Walker, mr. C, Pyrah en mr, A. Han. Er stond een vrij woeste zee en de stijve bries uit het Noordwesten maakte het er niet beter op. Midden op de Noordzee kwam een golf over den motor, zoodat deze niet meer func- tionneerde. Men heeft toen getracht met de zeilen te werken en aan de hand van eenvoudige kaart, waarover de kapitein schikte, tusschen Texel en Vlieland door sturend, naar Harlirigen of een andere ha ven te komen, In het zware weer werden twee fok- kezeilen verspeeld en de Noordwes tenwind dreef het jacht op de Eier landsche gronden in het Engelsche mangat, waar verleden jaar het stoom schip „Oxford" strandde én tien man den dood in de golven .vonden. De boot van Gebr. Boon is hierop uitge varen en heeft het jacht losgetrokken en naar de reede van De Cocksdorp gesleept De opvarenden zijn hier aan wal gegaan om wat op verhaal te komen. Zij hadden heel wat angsten doorstaan en sedert gis teren hadden zij niet meer gegeten, hoewel er voldoende leeftocht aan boord was. Na tuurlijk was ook de zeeziekte aan het niet- eten niet vreemd; Ook het feit, dat er geen doorvaart bestaat tusschen Texel en Vlie land, zoodat de zee hier vol met banken ligt was een zeer onplezierige verrassing voor de Engelsche watertoeristen, kaart, zooals gezegd, niet voldoende wa; voor de Nederlandsche kust. Dat men inderdaad zwaar weer heeft ge had, kan ten overvloede blijken uit het feit, dat alle aardewerk aan boord is kapot Ingezonden Stukken XBuiten verantwoordelijkheid der Eedactie) AANBIDDING VAN DEN MOTOR Door omstandigheden genoodzaakt in deze vacantie-dagen in Rotterdam te blijven, ge voel ik de drang opkomen te wijzen op een stuk narigheid van onze moderne tijd, waar van de gevolgen wellicht wijder om zich heen grijpen dan ons huidig geslacht op ogenblik wel beseft. En dat is het schro melijk gebrek aan stilte, dat in ons goede Rotterdam heerst. Praat mij nu niet van anti-lawaaicampagne in sommige gedeelten onzer stad met rustig overleg en doortas tendheid doorgevoerd of over congressen dienaangaande gehouden. Dit alles helpt mij niet „zolang ik den jood Mordechaï aan konings poort zie zitten". Of, om duide lijker te spreken: De hele anti-lawaaicam pagne blijft illusoir, zolang de grootste leven makers (motorrijders) ongehinderd blijven en de politie-verordeningen niet een scherp erbod omvatten (waaraan dan de politie Lreng de hand moet houden) om met pen knalpot te rijden. De motorrijder davert aan heel deze cam pagne en aan onze innige verlangens naar een rustiger stadsleven glorieuselijk voorbij. Waarom is er één categorie mensen, die het' recht schijnt te hebben op alle momer,- de dag, avond en zelfs nacht, de stilte, waaraan de mens van deze tijd hoe langer zo meer behoefte krijgt, te scheuren met donderend lawaai? De man van studie, de dokter aan het ziekbed, de leraar en de leerlingen in het klasselokaal, de zieke op zijn lijdenssponde, de opgroeiende kinderen met hun huiswerk de thuisgekomen „hersen-arbeider" na zijn dagtaak hebben een rustige atmosfeer nodig. Het lastige kind, dat tot moeders grote vol doening eindelijk in slaap viel, schrikt vaak met een schok wakker door het hels lawaai motor-fiets of vracht-carry, en dat alles wreekt zich weer op moeders zenuwgestel. Maar van dat alles trekt de motorrijder zich niets aan. De cigaret tussen de lippen knalt hij voort. Dat alles staat sportief! Een claxon gebruikt hij niet eens. Het mensdom moet op grote afstand reeds wegstuiven or a ruim baan voor hem te maken en als hij het ter onzaliger ure in zijn hoofd krijgt om zo kwartier of half uur lang van uw laan of straat een renbaan te maken door af en aan te blijven rijden, dan hebt ge maar uw lectuur te staken en in stomme verwondering zijn prestaties gade te slaan. De aanhoudende donder van het kanon in de wereldoorlog maakte vele jonge kerels tot zenuwpatiënten. Zo zal ook het motor-ge- daver zijn uitwerking op veler zenuwgestel niet missen, ook al zult ge me tegenvoeren, it er een zekere gewenning en aanpassing Die hoog-nodige stilte vindt in dat motor- snobbisme haar grootste vijand. Ook vlieg machines zijn hier de schuldigen! Pers en tijdgeest huldigen om strijd de prestaties en het heroïsme der luchthelden, maar laten tevens een groot nadeel van dit modernste vervoermiddel schuchterlijk on besproken en dat is de herrie van het over de stad donderend vliegtuig, dat om voor de leek onnaspeurlijke (steeds atmosferische?) redenen extra laag over de huizen kan vlie gen en U af en toe 's morgens vóór 5 uur laatste slaap verder onmogelijk maakt, nadat zijn collega u de avond te voren nog n pl.m. half 12 heeft „overdonderd". Wordt het nu niet tijd, dat niet alleen het fietsbelletje en de claxon van de auto maar ook de knalpot van motorrijder en vracht- carry onder de politionele aandacht vallen? En als er dan ook nog eens een verbod kwam voor de vliegtuigen om (in ieder geval gedurende de nachtelijke uren) beneden een zekere hoogte, nodig voor demping van het geluid, te vliegen, dan zouden we weer een schrede nader zijn op de weg naar wat we ~!en, al of niet verlangd, zo nodig hebben. Meer stilte. R. H. R. Vandaag zou schipper Boon het onfortuin lijke jacht naar Den Helder sleepen, men het vaartuig weer geheel in orde hoopt te maken. Men heeft het voornemen om daarna de reis naar Hamburg voort te zetten, ZONDAGSONTHEILIGING Als A.R., maar meer nog als lid der Chr. Ger. Kerk, meen ik op te moeten komen tegen een ingezonden stuk in de Banier, St. Ger. Partijblad. Hierin wordt Ds C. v. d. Zaal, Tweede Ka merlid en predikant in de Chr. Ger. Kerk voorgesteld als iemand die het niet zoo nauw neemt met de Zondagsheiliging, integendeel de Zondag ontheiligt. Dit is niet waar en kan nooit waar zijn. Dit is een slag in het aangezicht van heel de Chr. Ger. Kerk. Al zijn de feiten juist, dan is het nooit de bedoeling geweest van. Ds C. v. d. Zaal een prijs beschikbaar te stellen voor een concours met de wetenschap dat dit op Zondag wordt gehouden. Het gif is alreeds gestrooid, zonder dat wellicht eerst een onderzoek is ingesteld. En weer is er een dienstknecht Gods aangetast, een gezant van Christuswege. Heeft het 9e gebod, zooals dat zoo duidelijk uitkomt in den 43en Zondag van de H. Catechismus, dan heel geen waarde meer voor Ds Kersten, etc.? Dankend voor de plaatsruimte, teeken ik, Haarlem. H. TIJMES. „Wat rijden al die menschen ge vaarlijk vandaag", dacht u immers vanmiddag achter het stuur. (Hoe zegt men dat ook weer van dlo« splinter,dien balk en uw oog?...) (16 „IJ hebt gelijk, meneer, en ik ben erger dan een "dwaas geweest en ik verdien niets, niemendal. U hebt mijn jongen het leven gered, meneer, en daardoor ligt u nu hier. Ik heb u meer kwaad gedaan dan u nog zelf weet en u hebt mij alles ver-, geven; uw goedheid heeft mij mijn eigen slechtheid doen zien. beter clan de hardste straf zou gedaan hebben", en Silas Wooltou steunde in de bitterheid zijner smart. „Trek je dat nu niet zoo ajan, man, ik zal weer aan den gang zijn eer Mei in het land is, zegt de dokter, en wij zullen werken in den molen zooals we nog nooit gedaan hebben: er is zelfs sprake van een tweeden molen en wij zuller meer werkvolk noódig hebben dan wij te Prestwich kunnen krijgen. Gij gaaf. nu.morgen weer aan 't werk, Silas, ik heb alles reeds geschikt met den meesterknecht en gij zult werken alsof ik er zelf op toezag." „Dat zal ik, meneer!'* „En ga nu naar huis naar je vrouw en.kinderen en laat de tóekomst een andere bladzijde vertoonen dan het verleden." Toen Silas huiswaarts ging, ontmoette hij een zijner kamera den: „Dus je bent weer teruggekomen?" vroeg de man. „Ja", zoide Woolton voorbijgaande: daarop stond hij stil en hield zijn hand-uitgestrekt, maar trok zc toen weer terug. De ander stond ook even.stil en toen zeide Silas met bewogen stem: „Wil jï aan je kameraden zeggen dat ik een. nieuw blaadje heb omgeslagen?" De ander zag hem na: „Dus is hij dan toch teruggekomen, nu we zullen zien, maar als het niet om meneer Prior was, dan zou niemand onzer met hem te doen willen hebben," HOOFDSTUK XIII „Ik ben bang, 'dat zij èr niet doorkomt", fluisterde 'de doktor terwijl hij zich van het bed afkeerde, na het wilde ijlen van Nan een poos te hebben aangehoord: „geen menschelijk lichaam kan dat doorstaan, gij wordt ook afgetobd, juffrouw Susanna." Want tante Susanna, die zeer goed den aard van Nans ziekte doorgrondde, had iedereen uit de ziekenkamer geweerd en de verpleging geheel op zich genomen, terwijl zij en Jaap beurte lings waakten. „Zij heeft familiegeheimen op de lippen Jaap, en daarom zijn ze alleen veilig bij u en mij." Zij waakten dus om de beurt en Nans ongerustheid bleef dezelfde, onophoudelijk smeekte zij Jaap haar weg te voeren buiten Ashdowne. „Wij zijn hier niet veilig", zeide zij, „want jij hebt Anton vermoord, Jaap; Jaap, Jettie Liddell zegt dat ja ccn moordenaar bent." Langzamerhand werden deze hevige buien minder 'door 'de uitputting, die ze veroorzaakten cn lag de zieke schier bewus teloos ter neder, terwijl tante Susanna voortdurend bij haar zat en zich afvroeg wat het eindie zou zijn van dezen toestand. Jaap Prior, die werkelijk veel van zijn vrouw hield, was buiten zichzelf toen de dokter hem zeide, dat hij zich moest voor bereiden op het einde. „Wel is waar, zoolang er leven is, is er hoop", zeide de dokter, „maar de leans is twee tegen een dat zij er door komt en ik twijfel er aan." Thans zonk Jaap Prior bij het bed op 'de knieën. Dit was dus het einde van zijn misdaad en van alle bedrog en verraad tegen zijn broeder! Hij gevoelde in dit oogenblik, dat hij graag met Anton zou willen ruilen, die wellicht voor zijn gèhede leven kreupel zou zijn; want Anton had een zuiver geweten, hij had zich niets te verwijten, hij had groot en edel gehandeld, zooals weinig menschen hem zouden hebben nagedaan, hij had zich zelf geofferd voor den goeden naam van zijn geslacht en om zijn broeder van armoede te redden: was Anton welbeschouwd een dwaas? Jaap Prior zag naar zijn vrouw, ook haar toestand was zijn schuld; en zij had getoond beter te zijn dan hij. Nu konden zoowel Anton als zij sterven door zijn toedoen en zijn geweten zou hem aanklagen dat hij daarvoor aansprakelijk was. De wereld zou het nimmer weten, maar hij zou het weten cn ook tante Susanna. Welbeschouwd bracht deze gedachte hem troosi, dat er een mensch was, die alles wist en onwillekeurig gevoelde hij zich meer en nader tot haar getrokken. Hij zag hoe zij bezig was de verdroogde lippen zijner vrouw te bevochtigen en een plotseling besluit kwam in hem op: de eenige zuster van zijn vader, een brave, oprechte, vertrouwbare vrouw, die ook barmhartig en vergevensgezind was, haar zou hij alles bekennen. In het volgende oogenblik lag hij voor haar op de knieën zoo ais hij vaak als kind gedaan had: „Tante Susanna", zeide hij, „ik heb gezondigd tegen mijn vader en mijn broedex- en God reept mij tot verantwoording van mijn daden." „God zij gedankt!" riep de oude vrouw, hoe weinig die uit roep ook in overeenstemming was met zijn woorden. „Ik heb geen recht op Ashdowne, God vergeve het mij", steunde do ongelukkige man. „Ik weet het en Anton weet het en", vervolgde zij plechtig, „de Heere God weet het! en Hij heeft eindelijk gehoor bij u gekregenIk dank God, Jaap, dat je zonde je heeft gevonden al is het ook ter elfder ure." „Het is te la&t, het kwaad is gedaan en geien herouw kan het meer ongedaan maken", zeide Jaap Prior. „Mijn vrouw is stervende en mijn broeder, als hij er het leven afbrengt, is een verminkte voor zijn leven; en ik, o ik ben een ellendige ongelukkige!" a „God zij gedankt!" riep tante Susanna ernstig, „(lat Hij u uw zonde deed kennen en uzelf deed zien", maar tante Susanna's dankgebed bracht Jaap niet veel troost, zijn eenige woorden bleven: „Te laat, te laat!" Zoo spreken de mienschen, die met hun eigen wegen rekenen en geven zich dan over aan de wanhoop: zij zien naar beneden in plaats van naar Boven, waar de God der ontferming woont, die eindeloos mild is in schuldvergeven voor degenen, die in berouw Zijn aangaricht zoeken. Dienzelfden avond deed Jaap de ondervinding op van Gods ontferming, want terwijl de uiting der wanhoop nog op zijn lippen was en hij niets anders zuchtte dan: „te laat, te laat!" terwijl hij zijn uitgeteerde zieke vrouw gadesloeg, opende deze de oogen, zag volkomen helder tante Susanna aan en zeide met zwakke stem: „Nu zal alles nog goed komen en zult u Jaap wel overreden om Ashdowne te verlaten." Jaap wilde spreken maajr tante Susanna wenkte hem te zwijgen en antwoordde alleen rustig: „Alles komt in orde, Nan, Jaap zal alles doen wat gij hem vraagt." Nan stak met moeite haar zwakke hand uit en drukte die van tante Susanna, te zwak om te spreken, maar van dat oogenblik begon zij te herstellen. Eenige maanden gingen voorbij, Jaap Prior was nog op Ashdownhoevo en Nan Prior was er mee tevreden. In het vervolg zal deze plaats haar tehuis zijn en van haar kinderen, hoe dringend zij ook gevraagd had te mogen heengaan. Zij heeft haar gezondheid geheel teruggekregen, ziet er even geluk kig uit als haar kinderen, die in den tuin spelen onder toezicht van tante Susanna, die een groote lieveling van de meisjes is geworden. (Slot volgt)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9