Otis kori vet-hud LEED DOOR KAPEL Harry Van Einde is gereed om naar 't kantoor te gaan. Hij voelt zich jong en sterk Hij voelt levenskracht in zich tintelen, zooals een bottende jonge boom in de lente Hij wil zich in 't volle groote menschenlevcn storten als een spartelende bergbeek in de groote rivier na een voorbije onweersbui. Hij wil kasteelen bouwen gaan in 't sprookjesland van zijn fantastische toekomstdroomen. Zijn armen zal hij wijd uitslaan om een weg tc banen door 't donker van 't bestaan. Recht op 't doel afgaan steeds rechtuit en zonder om te zien. Achter je is immers 't verdriet, de ver woesting van 't leven vol teleurstellingen! Hij wil naar de gouden zonnestad klimmen, die boven op de berg van zijn fantasiebewustzijn ligt en lokt De tentakels van zijn wil klampen zich vast aan zijn verbeeldingskracht. In gedachten laat hij zich meevoeren naar 't paradijs van de idealen. Hij voelt zich als een adelaar, die loert op zijn prooi. En als hij hem gevangen heeft, zal hij zijn scherpe klauwen in 't wceke vleesch klemmen, zal hij hem naar huis brengen en zal hij zeggen: „Hier moeder, hier vader, is 't zoo goed?"Hij zal niet week zijn, hij wil geen medelijden hebben. 't Leven is immers toch hardtoch gemeen Thuis altijd zorgen Moeder, die als een bleek moe menschje door 't leven gaat en vader, die op de fabriek ontslagen is. Werkloosstempelen Treurig als een gevangene in zijn cel voelt-ie zich. De heele dag zit hij in zijn hemdsmouwen achter de bloempotjes stil te staren in zijn rieten leun-< stoel. Hij rookt zijn pijpje zonder te spreken. Hij gunt 't zichzelf eigenlijk nietHarry ziet 't wel. Dat leed... die stille pijn; dat verzwegen verdriet. Ze striemen hem in 't gezicht met snerpende, snij- dende slagen. Wreed en hard Hij voelt zich als iemand, die temidden van ver schrikkelijk noodweer in een wijde open vlakte zonder schuilplaats, telkens en telkens weer door de bliksem wordt getroffen, zonder te sterven. Hij voelt een namelooze angst in zich zwellen. Hij kan niet spreken en hij zou 't uit willen schreeuwen van verdriet „Dag moedertje... dag vader." „Dag Harry... Aju jonge..." Een deur slaat dicht traptreden kraken. Hij staat op straat. Als hij overgestoken is kijkt hij nog even om. Vader zit voor 't raam. Hij 6taart met zijn leege oogen van „driehoog" in de straat. Een korte, krampachtige snik. Harry's schouders schokken. Dan perst hij zijn lippen op elkaar en hij schopt een steen weg. Flink aanstappen maar't Wil nietHij kijkt naar zijn pak. 't Is dun en afgedragen. Als hij de voorbijgangers aankijkt is 't of ze hem uitlachenWaarom?Omdat ze zijn hulpe- looze 1)1 ik zien? En hij zou fier en sterk zijn, hij zouWaar zijn zoo opeens zijn idealen? Waar is de schoone toe- komst? Recht vooruitzien, niet omkijken, achter je is inn niers 't verdriet. 't Is doodstil in 't huis „driehoog". 't, Matte najaarslicht hangt grauw en aarzelend in 't schemerdonkere kamertje. Moedertje gaat nog stiller en moeër door 't kille huisVader met zijn leege oogen staart over «le bloempotjesZijn pijp zit vergeten in de kram aan de schoorsteen. In de kachel sterft 't vuur. En huiten is 't nat en triestig. De koude herfstwind giert door de straat en doet de ven sterluiken klaaglijk piepen en kermen. Omler de tafel ligt Miep, de kat, armetierig te knipoogen. ïiaar 't leeg gelikte schoteltje. Waarom krijgt ze niet meer? Ze heeft nog honger. Tegenwoordig heeft ze altijd honger Uit 't kleine zijkamertje komt kreunend een in gehouden kuch. Moeder Anna sloft er heen. Haar zenuwachtig trillend hoofd schudt angstig bang en ze zucht. Vader kijkt even over zijn schouder. Hij wil wat zeggen en toch doet hij 't niet „Wat is er Harry, hob jehaar stem 6tokt en haar smalle bovenlip triltHaar kleine ge logen ru'g kromt over 't beden haar magere hand schuift beverig zachtjes over 't dek. „Niets moedertjealleen dorst Hij ziet haar aan. In zijn donkere oogen leeft de onrust. Ze zoeken angstig vragend. Die oogen ze spannen de snaren van haar bedroefde ziel. Ze jokken haar uit op oen ongekend wrecde folter bank. Groote tranen wellen in haar oogen Moeder"... Haar lippen bewegen... Ze wil „Harry" zeggen, 348 maar ze kan niet Ze kan nietHeen sloft ze om hem niet nóg verdrietiger te maken en om water te halen. Harry's oogen dwalen moe met haar mee. Hij schudt zijn hoofd als iemand die groot medelijden heeft. Om zijn blccke lippen komt 'n trek van pijn. Hij kromt zich in zijn bod. Een krampachtig gevoel van medelijden bruist door zijn ziel. Zijn smalle witte handen trachten zich tc ballen tot vuisten. Hij voelt 't daar komt hij weer. Hij sluit zijn oogen als iemand die de gifbeker aanpakt... De woeste strijd... waarin hij wreed wordt meege sleurd en die telkens weer komt. De strijd van hallucinatie en schrikbeelden. Dan vecht hij tot hij moe en uitgeput is. Dan beukt hij met zwaaien de armen los op zijn aanvaller. Steeds woester en wilderEn nooit is hij overwinnaar. Hij vecht voor een hopelooze zaak. Hij vreest dien daemon. Hij vreest hem omdat hij hem slaat tot hij kruipt als een bange hond. Als een verterend vuur komt hij en verschroeit zijn ziel. Zijn stem als van een oude woekeraar is heesch van hartstocht en haat Een tyran is hij. Hij tergt hem. „Sterk ben je geweest, hè? Jij wilde de wereld veroveren?... Wat heb je bereikt?... Zie je de ellende?... Zie je de honger?... Zie je 't gebrek...? Nu ben je ziek! Kun je wel opstaan, zwakkeling?..* Hoeveel geld heb je al verdiend?... Hij stelde zijn vragen met gerekte pauzes van zenuwsloopende spanning. Harry keert 't hoofd naar de donkere wand. Zijn handen maken een afwerend gebaar. Zijn adem gaat hijgend snel. Stormachtig woelt zijn bloed als een gloeiende lavastroom door zijn trillende zieke lichaam. *t Boii6t in zijn hoofd... O, "dreigt te bersten1* Koude angstzweetdroppels parelen op zijn voor* hoofd. Hij wordt geslingerd in peillooze diepten- en meegenomen naar ijle hoogten. En aldoor, grijnst hij hem toe, de daemon met zijn wreede oogen en zijh minachtende mond. Harry voelt dat 't einde van de strijd nadert... Zijn krachten nemen af... Hij geeft alle weerstand op... Hij verwacht het einde... De dood... Hij krimpt ineen! als in afwachting. En 't einde komteeiï snerpende pijn in zijn borst. Zijn lichaam schokt. Een rilling gaat door zijn uitgeputte lichaam* Hol en zwaar worstelt de hoest door zijn pijnlijke tecrc keel. Hij grijpt zijn zakdoek... Zijn hand beeft* „O God... help... Hecre Jezus... vergeving..." Bloed... op 't witte laken... Hij duizelt. Rillend valt hij achterover in 't kussen. Zoo is 't goedDaar is de rust, de weldadige rust. Is dit 't einde? Gewonnen of verloren? Ver vlucht de daemon aan de horizon van zijn bewust* zijg... Zon... lente... blijheid... Hier is 't vredig. Zal hij hier altijd mogen zijn? Haastig komt moedertje Anna aan, 't glaasje wa* ter trilt op 't schoteltje... 't Valt... „Harry... Harry... Vader... O God help ons...* Zij valt op haar knieën voor 't bed... ,,Harry.„ Harry"... zegt haar bevende stem... Ze staart lang bijna wezenloos naar hem en 't teere rood van zijn bloed. Als zo opkijkt ziet ze vader staan... gebogen..* zwijgend... Zijn oogen zijn nog leeger nog doffer nog verdrietiger dan vroeger... en de diepe groef om zijn mond ligt nog dieper gegrifd „Vrouw... God kent ons..." anders zei hij niets..* In 't huis driehoog is een groot leed. De gordijntjes zijn dichtgeschoven in 't kleine zijkamertje Buiten is 't leven van de stad... Krassende trams, gillende claxons, rinkelende fietsbellen. 't Licht van de straat schemert naar binnen door een kleine kier en lichtflitsen van auto's vegen telkens even langs 't plafond. In 't witte bed ligt Harry... zijn oogen zijn dicht..s roerloos... In de deur staan twee gebogen mcnschen... Ze spreken niet... Hollandsche Gereformeerden in Frankrijk Met Ds. J. Maaskant op reis Men schrijft ons uit Parijs: De broederlijke geest, die onder de Hollandsche Gereformeerden te Parijs leeft, en de enthousiaste verhalen, die me waren gedaan over het werk, dat onder de „verstrooiden" wordt verricht, had den in me de begeerte gewerkt, om deze arbeid eens in oogenschouw te nemen en om persoonlijk kennis tc maken met enkele landgenootcn, die in Frankrijk hun bestaan hebben gc\onden. Daar toe was geen beter middel denkbaar, dan om den „spil" van de Gereformeerde actie in dit land, Ds J. Maaskant, op een van zijn ï'ondreizcn te vergezellen. Een verzoek in die richting was door mij even vlug en spontaan gedaan als door hem vriendelijk aanvaard. Behalve dat ik me thans zelf op de hoogte kon stellen, was de bron van alle informaties in de nabijheid. Het kost nu en dan eenige moeite, om Ds Maaskant uit zijn tent te lokken. Zijn bescheidenheid, die onder de „Fran- eche" Hollanders welhaast spreekwoordelijk is, weerhoudt hem, om over zijn zegenrijke arbeid al te zeer uit te weiden. Maar toen het ijs gebro ken was, werden er bijzonderheden verteld, die in staat waren, met ontzag te vervullen. Het is feitelijk onjuist, om hier te spreken van „bijzonder heden", want het bleek spoedig, dat het werken iai Frankrijk voor een predikant bestaat uit een eindelooze reeks van merkwaardige momenten. (Bijzondere correspondentie) Wij, Hollanders, weten in den regel, welke af- stunden door onze dominé's en zendelingen in ons Indiö moeten worden afgelegd, willen ze de ge- loovigen bereiken. Maar zijn wc ons er wel van bewust, dat er in ons eigen werelddeel een land is, waar onze broeders en zusters, 250 in getal, welhaast op gelijke afstanden van elkaar wonen, als in onze ovcrzeesche gebieden het geval is? Het reisje, dat de schrijver van deze artikelen met Ds Maaskant maakte, was „slechts" 150 K.M., de afstand van Rotterdam naar Zwolle. Van de mcnschen, die we bezochten, zegt men in Frank rijk, dat ze wonen „in de buurt van Parijs", 's Morgens waren we in de Parijsche kerk, 's mid dags verlieten we de drukke wereldstad, reisden enkele uren per spoor en autobus, en 's avonds werd gepreekt in een stille boerenhoeve, voor een vijftal gezinnen, dat uit de omtrek was samen gekomen. De volgende morgen, 9.15, liepen we weer op de breede boulevards. Dit is een blik in het dagclijksche leven van een „predikant onder de verstrooiden". Men kan zeg* gen, dat de gezinnen, die ditmaal bezocht werden, „naast de deur" wonen, wanneer men bedenkt, dat er anderen zijn, die hun woning en hun be drijf hebben op 500 K.M., op 600 K.M., ja zelfs op 660 K.M. afstand van do Fransche hoofdstad!. Reizen van 150 of 170 K.M. zijn zeer „normaal". liet kcrkgcbouiit in de Rue Lelcain te Parijs, Al met al heeft Ds Maaskant bij zijn werk onder Hollandsche Gereformeerden in Frankrijk een 25.000 K.M. afgelegd, dus reeds aanmerkelijk meer dan de helft van de omtrek der aarde. Men denke echter niet, dat dit geheel per trein is geschied. „Als iemand verre reizen doet, dan kan hij veel verhalen." Ds Maaskant is van deze stelling een bewijs. Merkwaardig reeds is het, hem te hooren spreken over de velerlei soorten van vervoermid delen, waartoe hij in de „binnenlanden", bij ge brek aan spoor of autobus, zijn toevlucht moet nemen. Niet zelden zit hij 100 K.M. achterop een motorfiets. Meermalen loopt hij 20 K.M. per dag. Eens hadden een boer en hij, ver van de bewoonde wereld, de beschikking over één fiets, te licht van constructie om beiden te dragen. Goede'raad is duur, maar bij dc arbeid onder de „verstrooiden" moet de grootste zuinigheid betracht. In dit ge val konden trouwens de financiën geen oplossing brengen. Dc nood maakte ook thans vindingrijk. Het gevolg was, dat een van hen het rijwiel be steeg, terwijl dc ander flink doorstapte. De fiets rijder spoedde zich voort, wierp een eind verder het voertuig in het gras, en stapte op zijn beurt verder. De andere naderde, besteeg het rijwiel, passeerde de wundelaar, wierp een eind verder de fiets in het gras. en zoo voort, tot het einddoel werd bereikt. Dc reizen per trein worden zooveel mogelijk des nachts gemaakt, want tijd is geld. Wil men een goed inzicht hebben in liet karakter van het werk onder de „verstrooiden", dan ver- getc men niet, dat het hier betreft de arbeid onder leden van Christus' gemeente, en niet evangclisutie of zending. Het doel is niet, om bui tenstaanders voor de kerk tc winnen. Dc taak van don predikant in Frankrijk is veeleer een behou dende. Hieruit volgt reeds, dat dc verzorging dezer geloovigcn aanspraak hoeft op steun, zelfs voordnt gedacht wordt aan middelen tot uitbrei ding der kerk door prediking aan afgewekenon en heidenen. De beteekenis van dit behoudende ka rakter is duidelijk voor ieder, die weet aan welke gevaren van afdwaling vooral alleenwonende jongelui in en om Parijs bloot staan. Hieruit moge niet geconcludeerd, dat het werk van een dominé onder dc verstrooiden negatief van inhoud is. Zulks is in de loop der jaren wel duidelijk aangetoond. De gehccle organisatie van Hollandsche Gereformeerden in Frankrijk i6 vruoht van speurzin en combinatievermogen. Een geestelijk verzorger van geloofsgenooten in den vreemde kan men vergelijken met een detective. Toen Ds Maaskant de arbeid onder de „ver strooiden" begon, kende hij slechts het adres van een tweetal verpleegsters to Versailles. Door ge ruchten en verhalen, die vaak vanuit, Holland tot hem doordrongen, kon hij vernemen, waar zich nog andere geloofsgenooten bevonden. Waar schijnlijk uit onkunde met het werk in en om Parijs verzond men in het eerst veelal geen attes taties van hen, die naar Frankrijk vertrokken waren. Thans is dit anders geworden. Het gevolg is, dat het arbeidsveld van dezen predikant, naast zijn eigenlijke gemeente te Brussel, 250 Hol landers ten Zuiden van de Belgisch-Fransche grens Het Verecnigings- gebouw in de Rue Lekain te Parijs. omvat, een getal, dat dus een aanmerkelijke hoogte heeft bereikt, vooral als men bedenkt, dat dikwijls honderden K.M. moeten worden afgelegd, wil men op een eenzaeie boerenhoeve een enkel gezin bereiken. Deze 250 broeders en zusters zijn verspreid over het gansche land. Allereerst is daar de groep te Parijs. Hiervan is het aantal uiteraard steeds vlottend, omdat ze voor een groot deel bestaat uit personen, die slechts voor kortere tijd Frank rijk bezoeken. Toch treft men ook in en om de hoofdstad naast de „toeristen" enkele vaste ge zinnen aan. In het Noorden wonen te Lille zes gezinnen, op 260 K.M. afstand van Parijs. Meer ten Zuiden, te Cambrai, het vroegere Kamerijk, wonen drie families, en te St. Quentin één. Nor- mandië telt twee gezinnen, de streek Eure vier, en het gebied Ome zes. Deze laatste wonen telkens weer 10 of 15 K.M. uit elkaar, en de afstand, die hen van Parijs scheidt, is 150 K.M. Ook te Benu- vais woont een gezin. Ten Oosten van Parijs wo nen vijf families in de Yonne, en de overigen worden gevonden in het Zuiden, te Bordeaux, ie Bergerac, te Montauban. Deze laatste plaats ligt 660 K.M. van de hoofdstad des lands. Deze afstanden geven een eerste indruk van het leven in den vreemde. Ze bewijzen reeds, dat de Hollanders veelal geheel op zichzelf zijn aange wezen. Hulp van bekenden moet in de meeste gevallen worden ontbeerd. Dat onze landgenooten er zich echter goed doorheen weten te slaan zul len we in een volgend artikel met bewijzen aan- toonen. Dan hebben we eveneens gelegenheid om nader in te gaan op de arbeid onder deze „ver strooiden" zelf. Ook de eventueele emigratie-moge lijkheden voor Hollandsche landbouwers komen aan de orde. DE STERRENHEMEL IN AUGUSTUS Vallende sterren in Augustus Dc kaartjes 6tellen elk het halve hemelgewelf voor, boven den noordelijken en zuidelijken hori zon, in den stand van 15 Augustus 's avonds te negen uur. De Poolster geeft het noorden aan. De circumpolaire sterrenbeelden, op het noord kaartje binnen de gebogen lijn, staan op onze breedte altijd boven den horizon. De pijlen op de kaartjes geven de richting van de hcmeldraaiing aan. De sterrenbeelden In het oosten staat de vierhoek van Pegasus, in Ihet westen schittert Arcturus, de helderste ster uit Boötes. De Groote Beer daalt in het N.W. en in het westen gaan Leeuw en Maagd onder, ter wijl in het oosten Ram en Visschen opkomen. Do heldere sterren Deneb, Wega en Altair in Zwaan, Lier en Arend staan hoog in het zuiden. Dc sterrenbeelden Hercules en Slangendragcr, hoewel geen enkele ster van de eerste grootte be vattend, toch gemakkelijk herkenbaar, zijn het zuiden reeds gepasseerd. De ecliptica staat laag boven den zuidelijken horizon; het kruisje in den Schutter geeft de plaats der zon aan op 22 December. De Melkweg staat hoog aan den hemel. Algolminima zijn waarneembaar, li Aug. te 2 uur v.m. en 16 Aug. te 11 uur. Vallende sterren De maand Augustus is rijk aan „vallende sterren". Deze benaming, nu eenmaal ingeburgerd, is ove rigens geheel onjuist. Het behoeft geen betoog dat sterrenhemellichamen van ontzaglijke afmetingen met zeer hooge temperatuur en op enorme afs:an- den van de aarde niet zoomaar kunnen vallen of „verschieten". Een vallende ster is een voor werpje van steenachtige of metaalachtige 6amen- -tclling en van geringe afmeting, zoo ter grootte b.v. van een noot of erwt of nog kleiner, dat vanuit de ruimte met groote snelheid de «lamp kring der aarde binnendringt. Tengevolge van de hitte, ontstaan door de wrij ving met de luchtlagen, geraakt zulk een „mete oor" of luchtsteen in gloeiing en is meestal reeds verbrand of verpulverd voor de aardoppervlakte is bereikt. Van „meteorieten" of metroorstecnen spreekt men wanneer zulke „vallende" lichamen van veel grootcr afmeting en van honderden tor in hoogst zeldzame gevallen, duizenden kilogram men gewicht zijn en dan ook de aai doppervlakte treffen. Waarom zijn nu echter op bepaalde datums, van uit bepaalde richting, zoo b.v. in de eerste helft van Augustus, vooral 9—13 Augustus, overvlpedig vallende sterren te verwachten? De algemeen aangenomen verklaring is do vol gende. De zon wordt behalve door de bekende planeten ook omcirkeld door vele kometen, licha- \- alle mogelijke hellingen op het vlak der aardbaan staan. Nu is geconstateerd dat kometen, onder den invloed van de zonne-attractie, ontleden en over gaan in „kometengruis". Deze ontledingsproducicn verspreiden zich op den duur over de gehecle vroegere kornetenbaan. Waar nu de aardbaan de „meteorenbaan" snijdt zal de aarde op dat punt aangekomen, getroffoi worden door een régen van „vallende sterren', zooals dit in begin Augustus het geval is. De figuur verduideliikt een en ander. De baan der 'aarde, welke laatste in ccn twaalftal maanden de zon omcirkelt wordt voorgesteld door dc gesloten lijn. (Zooals men weet is de aardbaan nagenoeg cirkelvormig, zoodnt men zich moet voorstellen, het stelsel min of meer van „terzijde" te zien.) De gestippelde strook stelt een gedeelte der mete orenbaan voor, die sterk elliptisch en veel grootcr clan de aardbi.an is en op deze helt. De vallende sterren in Augustus heeton de Per seiden, naar het sterrenbeeld Perseus, waarin de radianthet schijnbare uitstralingspunt der Augus- tus-meteoren, ligt. Dc zon, de maan en de planeten De zon treedt 23 Aug. in het teeken Maagd, maar staat dan in het sterrenbeeld Leeuw, r.kl. 10 u., deel. 11 gr. De volle maan van 3 Aug. staat in den Steenbok, bet eerste kwartier van 25 Aug. in den Schorpioen. Mercurius wordt in den loop der maand avondster maar zal moeilijk te zien zijn. Venus, recht loopend in den Leeuw, is evenmin zichtbaar. MarsK rechtloopcnd in den Kreeft, komt aan het einde der maand een paar uren voor dc zon op. Jupiter, nagenoeg in stilstand in den Schorpioen, gaat te middernacht onder. De planeet blijft de aandacht trekken daar zij helderder is dan de sterren der eerste grootte. Satumus, in den Waterman, is den goheelen nacht zichtbaar. Voor zomertijd moeten alle tijdsopgaven een uur later worden gesteld. 349

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 14