indfeiP kranl lelierkündiqé RubUek IC Lectuur en Leven door A. L. van Hulzen II. Welke waarde heeft nu goede lectuur voor het leven? Constantijn Huygcns vluchtte naar zijn biblio theek, om wat hij noemt het dagelijksch geklap'* te ontvluchten. Boeken waren hem gidsen, vertrouwde vrienden. Ze leidden hem naar en door een andere wereld. Ze deden hem het platvloensche, het materieele vergeten en gaven hem innerlijke rust en vreugde. Dit is de zegen, die lectuur aan het leven schen ken kan. Het kan niet van allé lectuur gezegd worden, dat ze het leven zegent In Huygcns* tijd was het boekengevaar zeker minder groot dan in onzen tijd, hoewel ook toen niet alles door den beugel kon. Een boek, dat tot nadenken brengt, aanlei ding is tot zelfcritiek. dat de ware levenskunst leert, worat later nogeens weer ter hand genomen. Veel wordt er van vergeten. Maar de hoofdzaak heeft zich in de ziel verankerd. Een woord, een daad. een karakter, een houding, een verhouding, een waarschuwing en nog zooveel meer hebben ons gegrepen en laten ons niet meer los. Een enkele gedachte uit een vers blijft ons bij. Een waarheid, een schoonheid, die trof, wordt ons persoonlijk bezit, ons onvervreemdbaar eigen dom. Wie de goede gewoonte heeft, aanteekeningen te maken van wat hem bijzonder greep, van wat door hem heen ging, van wat hij bewaren wil, heeft iets gedaan voor zijn vorming. Hier zijn natuurlijk graden. Niet ieder kan zich dompelen in het proza van de beste stilisten aller eeuwen, genieten van het vers, dat de dichters aller tijden zongen. Maar er zijn goede boeken te over. Boeken, die het leven dienen en in behoorlijk Nederlandsch geschreven zijn. En wie zich inspannen wil, om uit wat zwaarder gebouwd werk, dan de epische kunst in onzen tijd pleegt te geven de gedachten te puren, kan meer bereiken dan men oppervlak kig zou denken. Wie in staat is, een pittig hoofdartikel van zijn krant te verstaan, kan ook wel een oud of nieuw werk, dat letterkundige waarde heeft, genieten. Elke tijd heeft zijn eigen lectuur en elk volk krijgt de boeken, die het verdient. Het boek geeft meer dan levensvulling; het voedt op; het werkt mee aan de levensvorming. Kr verscheen heel wat lectuur over de natuur, over haar openbaringen en haar geheimen. Over dier en plant, over de schoonheid in onze jaargetijden. Het is lectuur, die ons bepaalt bij Gods grootheid in de schepping, die ons doet na denken over eigen leven, die ons dieren en plan ten doet beminnen en verzorgen. Goede boeken over onze rijke historie zijn niet enkel nuttig, omdat ze onze kennis verrijken, geven ons ook den band te voelen aan het voor geslacht. doen ons het goede zoeken voor ons volk en ook voor de andere volken. Leeren ons, dat door gerechtigheid een volk verhoogd wordt en door de zonde vernederd. Wie nadenkt over eigen leven en over dat van allerlei levenskring, stuit op moeilijke vragen. Het leven zelf zijn ontstaan, bestaan, uitbloeien i6 één probleem. Het heeft zijn idealen, zijn droomen, zijn practische ervaring, zijn teleurstellingen. Dit is zijn geschiedenis. Maar die geschiedenis grenst aan het eeuwige, dat realiteit wordt, als de deuren van den tijd dichtslaan. Zooals de sterrenhemel die onzichtbaar is, zoolang de zon onze wereld verlicht, zijn vonken vertoont, zoodra de avond valt. Mevrouw Roland Holst zong van deze reali teit in haar prachtig verzenboek: Verzonken Grenzen. Ze lost het probleem niet op, al zegt ze diepe waarheden, die het leven dienen kunnen en ons tot bezinning brengen. Wie alleen is met zichzelf, wie de drukte durft ontvluchten, weet er alles van. Hij voelt de be hoefte aan steun, aan hulp. aan kracht. En ook hier heeft goede lectuur waarde voor het leven. En hier vooral weegt de vraag naar de kwaliteit van het boek, in betrekking tot de diepere behoef ten van den mensch. Om die kwaliteit gaat het altijd. Zelfs al bij het kinderboek. Want ook dit moet door de waarheid gedragen worden. Ook hier is het de bewogenheid in de ziel van de(n) auteur geweest, die het goede boek deed schrijven. Het kind zelf voelt deze din gen fijn aan. Het kleinere zoowel als het grootere kind. In het kinderboek inoet het leven worden gezien, zooals het wezenlijk is, niet vermooid en niet verleelijkt. Het gaat hier in wezen om hetzelfde waarom het ook gaat in het boek voor ouderen. En omdat het daarom gaat, moet elk hoek van het hoogere en diepere levensbeginsel openbaring zijn. We zijn hier bij bot positief Christelijke boek, dat de Christelijke levensgedachte draagt. Waarom deze gedachte er nooit dik op mag liggen of er aan moet haken, maar er ziel van moet zijn. Het is deze levens- en wereldbeschouwing, die in ile lectuur haar niet te overschatten waarde heeft voor het leven van allen dag. Deze levens- en wereldbeschouwing, die in de onrust der tijden rust geeft en te midden van de machteloosheid kracht en waar het leven waggelt en wankelt, houvast en steun. Van Oldenburg betreurt het in zijn werkje over Van Deyssel, dat de liefde van dezen schrijver slechts uitging naar het woord, dat eens vergeten wordt en naar het leven, dat eens sterven moet Da Costa heeft met scherper woorden de perspro- «hikten becritiseerd, die het geloof aan het onzien lijke den mensch trachten te ontnemen. De medal je heeft een keerzijde. Lectuur kan het leven zegenen, maar ze kan het ook vernielen. Ze kan de fantasie door frissche schoonheid adelen, maar haar ook bederven. Er zijn ook boeken voor de vergifkast Al wil ik gelooven, da«t dit werk met een goede bedoeling kan geschreven zijn. Maar ik vrees, dat hier het oude rijmpje geldt: „Voor de ondeugd wilt gij afschuw wekken, Maar beeldt haar af met zulke trekken Dat zij zich zelf bewonderen leert." Als dergelijk werk literaire waarde heeft men kan ook met reden betwijfelen of kunst wel los gedacht kan worden van het zedelijk-goede als dergelijk werk literaire waarde heeft, is het er des te gevaarlijker om. Vondel waarschuwde: „De dingen zijn niet, als ze schijnen. De worm zit binnen lekker ooft En levend' kleur bedekt venijnen. Hij doolt zeer licht, die licht gelooft. In Paradijzen nestien slangen. De slangen hangen boven 't hoofd, Waar goude' en blozende appels hangen. Dies wacht uw vingers .wacht uw hand. Noch vat den dood niet met uw tand.'* Ook is er lectuur, die onder goede leiding gelezen, waarde kan hebben voor het jonge leven, terwijl ze zonder die leiding kwaad kan doen. Zoo vaak moeten de gevallen afzonderlijk beoordeeld wor den. En niemand moet zoo hoog staan, dat hij meent, immuun te zijn voor het zondegif. De mcnschelijke vrijheid wordt begrensd door vaste beginselen, die God in het leven legde. Deze gedachte moet grondslag zijn voor alle lectuur, die het leven uitbeeldt. En dan mag een auteur de levensmislukking teekenen en het levenskwaad, mits hij deze werkelijkheden laat beheerschen door «ie waarheid. En dit kan alleen, als hij zelf critisch staat tegenover de zonde. Deze zonde zien we dan niet als een zwakheid, min of meer verschoonbaar, maar als een schulcL De persoonlijke verantwoordelijkheid wordt dan niet verdoezeld. Ik heb in dit opstel geen bepaalde boeken genoemd maar eindig toch met den Bijbel te noemen. Omdat ik dan raak de diepste diepte van het menschelijk verlangen. De Bijbel is het boek voor alle tijden en alle menschen. Een geschenk van den hemel aan de aarde. Hij behoort tot de wereldliteratuur. Maar Is meer dan literatuur. Hij 6telt de voorwaarden voor het waarachtig menschelijk geluk en is hierdoor het boek voor allen: voor rijken en armen; voor ge leerden en onontwikkelden; voor het paleis en de stulp. Wie bewust leeft, zal hebben opgemerkt, dat. de Bijbelwoorden in het leven als woorden der waar heid bewezen worden. Bij het licht van den Bijbel leeren we pas het leven kennen. De Bijbel geeft aan het leven perspectief. Omdat de inhoud van dit Boek Jezus Christus ïs, de Verlosser, de Zaligmaker.. En wie Hem vond, ziet in den Bijbel de waarden voor het tegenwoordige en het toekomende leven- De Heilige Schrift zegt ons, dat ook in donkere tijden de mensch bewaard kan blijven bij den levensmoed. En wij6t ook den weg voor de enkelen en de volken om het leven weer op te heffen uit den nood. Noemt de liefde het leidend beginsel, dat voor eiken levenskring geldt. Als dit aanvaard wordt, is het leven gered. Omdat dan weer op rechtheid en rechtvaardigheid den levenstoon aangeven. Uw belangstelling waard) Gemengde huwelijken bij Indianen In de „Arkansas Gazette" werd onlangs de aan dacht gevestigd op het groot aantal gemengde huwelijken bij de Indianen, wat hun ras nog spoediger zal doen uitsterven dan thans reeds door de blanken, de Europeesche ziekten en het vuurwater het geval is. In de territoriums leven ongeveer 350.000 Indianen, welke stammen dik wijls zeer rijk zijn door kudden, mijnen, akkers enz. De leden dezer rijke stammen worden veelal Amerikansch burger en mogen zich dan buiten de territoriums vestigen. Hun rijkdom verlokt menige blanke tot een huwelijk met de eertijds zoo machtige vijanden. Zooals vanzelf spreekt, zijn de kinderen uit deze huwelijken nog meer geneigd tot een huwelijk met het blanke ras. Zui ver liuliaansche huwelijken zijn dan ook uiterst zeldzaam eu bovendien met weinig kinderen ge zegend. Het balsemen der lijken bij de Egyptenaren In vroeger eeuwen werden de lichamen der ge storvenen in Egypte gebalsemd, omdat volgens «Ie opvattingen in dien tijd, de ziel bleef voortle ven zoolang het lichaam in stand bleef. De Egyp tische koningen werden bijgezet in de bekende pyraniiden. Een Fransch chemiker heeft nauw keurige onderzoekingen gedaan welke conservee- ringsmiddelen de Egyptenaren gebruikten. Hij vond o.a. styrax, een hars afkomstig van den ain- ber-boom, mastic, een welriekende har» van den masticboom en nog andere harssoorten. Ook as phalt werd gebruikt. Bij de ontleding dezer hars soorten ontdekte hij o.a. bcnzoc-zuren, vanille en suikers. Dat deze conserveeringsmiddelen van uitstekende hoedanigheid waren, demonstreert het feit, dat de mummies gebruikt voor liet on derzoek duizenden jaren oud zijn. renhoop een doek te leggen en er behoedzaam op te gaan liggen met het oor stijf tegen den mierenhoop aangedrukt. Een ander natuuronder zoeker echter bestrijdt deze meening heftig. Vol gens hem kunnen mieren geen geluid voortbren gen, omdat de organen hiervoor ontbreken. Dat op bovengenoemde wijze geluiden vernomen wer den, was volgens hem liet zacht geruisch dat dc mieren maakten door hun gekrioel door elkaar heen. Wanneer hun verblijfplaats op de een of andere wijze gestoord wordt, worden de mieren onrustig, wat zfch uit in een „massabeweging**, waardoor zachte geluiden ontstaan Dat deze ge luiden als een uiting van tevredenheid beschouwd worden vond hij meer dan belachelijk. Herdenking Fahrenheit's sterfdag Aanstaande 16 September zal het 200 jaar geleden zijn, dat Daniel Gabriel Fahrenheit to 's-Gravenbage is overleden. Terwijl over Reamur en Celsius menige publicatie van hun tijdgenoo- ten is verschenen, i.s de levensloop van Fahren heit altijd in het duister gebleven. In den laat steen tijd hebben Prof. Dr Ernst Cohen cn mevr. Dr. W. A. T. Cohen—de Meester een aantal nieuwe bronnen gevonden, die hun met het weinige, dat bokend was over den man, die in de oogen van de wereld slechts een eenvoudig glas blazer is geweest, stof hebben geleverd voor een publicatie, welke bij de herdenking van Faann- hcits sterfdag als uitgave van de Koninklijke Academie van Wetenschappen bij de Noord- Hollandschc Uitgeversmaatschappij te Amsterdam zal verschijnen. <7 Kunnen mieren tonen voortbrengen Dr. Manicriich te Wcencn heeft indertijd als een vaststaand feit aangenomen, dat mieren zachte geluiden kunnen voortbrengen, die beschouwd moeten worden als een uiting van tevredenheid. De proeven werden genomen door over een mie- Kan een mensch zonder vet leven? De Decnsche voedingsspccialiteit Hindhede heeft grondig onderzocht dc vraag, of de mensoh zonder vet kan leven. Gedurende 16 maanden leefden zijn proefpersonen uitsluitend van brood, aard appelen, kool, rabarber, appelen, zonder dat zij ook de geringste hoeveelheid vet kregen. De hoe veelheid vet, die zij in het bovengenoemde voed sel tegen wil en dank binnen kregen, bedroeg hoogstens 2.1 h 2.3 gram per dag. Hun hoofd- voedscl bestond uit eiwit. Dit vetlooze dieet bleek absoluut zonder nadeelige gevolgen, in tegenstel ling met het vroeger geconstateerde feit, dat menschen niet buiten vet kunnen. Hindhede ver klaart deze tegenspraak, dat in het toegediende voedsel vitaminen ontbraken, welke strikt nood zakelijk zijn en in vcrsche groenten in aanzien lijke mate aanwezig zijn. 346 DE BLAUWE BENDE Door M. A. M. Renes-Boldingh 28) Stil en verlaten ligt het wijde steppenland om hen heen. Wat rose wolkjes drijven vreedzaam aan het verechemcrcnde hemelblauw; een enkelo vage gestalte gaat huiswaarts, vermoeid van de arbeid; gebogen. De nacht heeft een wonderlijke sprake, in deze afgelegen streken, waar het gedruis der grote, drukke wereld nog niet is doorgedron gen. Ze drijft de gedachten der mensen uit naar de onzienlijke dingen, naar God en hetgeen Hij werkt. Ook deze jongens denken aan den Heere; ieder op zijn eigen wijze. Maar allen voelen ze, hoe uit veel kwaad van hun zijde, veel goeds is voortgekomen. Dat is Gods genade, denken ze en ze verwonderen zich erover, dat ze nog nooit eerder geweten hebben, hoe genadig God wel is voor zijn mensen kinderen. Dokter Felix Muller zit voor in de open auto, naast den chauffeur. Dc kleine Isak heeft hij op zijn knieën; de magere Jan Minek zit ingedrukt tussen hem en de brede gestalte van Harms vader. Een wijle ziet ook hij het avondlijke steppcnlani aan zijn ogen voorbijtrekken; dan sluit hij zijn vermoeide oogleden voor een korte poos. „Wat een genot, dat ik nu even niet hoef te piekeren en te zorgen," denkt hij. „Wat een genot, dat die auto ons nu zo veilig en zeker naar Taroetoeng brengt, en dat ik er zelf niets aan hoef te doen." Langs de grote weg, met de autolichten al aan, naderen ze spoedig hun bestemming. „Dadelijk naar liet ziekenhuis? Hoe had u dat ge dacht?" vraagt de vadei achter 't stuur. „Ja, naar 't ziekenhuis; daar geven we de bsido jongens af en daarna ga ik meteen door naar dokter van Swaenesteyn. Vervelende boodschap, die ik daar te brengen heb. U weet niet, hoo ik daar tegen op zie." ,,'t Kan meevallen," is het antwoord, dat als troost bedoeld is. 't Valt ook mee. 't Valt zó erg mee, dat het dokter Muller als een bijzondere gave van God wil toe schijnen. 't Is immers ook niet zó, dat God met dc erge levensdingen dc ondergang der mensen be werken wil. Hij heeft ze nodig om hun Zijn lessen te leren, en leren moeten allen, groot en klein, de een zo goed nis de ander. 't Grote zendingsziekenhuis neemt de beide patiën ten vriendelijk op. Een kamertje wordt voor hen in gereedheid gebracht en de arts, die het chirur gisch gedeelte verzorgt, staat gereed voor zijn onverwachte, nieuwe taak. Na een kort maar ernstig onderzoek hoort dokter Muller uit zijn mond, dat de toestand der jongens heel bevredi gend is, en dan maakt hij zich op voor het zware bezoek aan de familie van Swaenesteyn. En ook «tót valt mee. Dc vader, die alleen thuis is, is blijkbaar zozeer van Flipje's ondeugendheid over tuigd, dat het ongeluk hem heelemaal niet zo erg bevreemd. De genomen maatregelen lijken hem uitstekend en hij bedankt zeer beleefd collega Muller voor al zijn moeite. En wanneer deze van hem afscheid neemt, maakt Flipje's vader zich meteen gereed, om zijn zoon in het ziekenhuis te gaan bezoeken. „Dat zal Flipje prettig vinden," zegt dokter Mul ler warm. „Ik geloof, dat Flipje zich vaak e>n- zaam voelt, verkeerd begrepen, uit zijn voegen ge licht. En dat dét de voornaamste ooi-zaak is van zijn humeurigheid en brutaliteit." „Hij mist zijn eigen moeder," zegt meneer van Swaenesteyn op aanmerkelijk ernstiger toon. „Mijn tweede vrouw is eigenlijk te jong voor hem. Die begrijpt hem niet; ze houdt ook niet van kinderen. Tja, wat zal ik eraan doen „Maar zijn eigen vader heeft hij toch nog?" waagt de jonge dokter zacht te zeggen. Met die eenvoudige woorden gaan de beide heren uit elkaar. De een naar het ziekenhuis, naar zijn enigen jongen, die daar met een gebroken been ligt. Die dood had kunnen zijn, wanneer de hemclsche machten het niet genadig hadden ver hoed. Veel heeft dc dokter zich nooit om de God delijke dingen bekommerd. Eerder heeft hij Gods hand altijd met opzet van zich afgewezen. Maar in zulke ogenblikken van nood komen de oude gedachten uit zijn kindertijd wocr bij hem boven. Dood, zijn FlipjeArm klein kereltje. „Hij heeft zijn eigen vader toch nog." Die woorden blijven maar in zijn oren naklinken. Als een bood schap komen ze tot hem, als een waarschuwing. „Ja, Flipje," antwoordt hij in gedachten, „je vader komt hoor, Je vader komt terug tot zijn enigen jongen; er moeten betere tijden voor je aanbreken, mijn arme verwaarloosde kereltje." JUMBO Zo leert de dokter al vast zijn les, terwijl hij naar het ziekenhuis wandelt. Eén van de lessen, die voor vandaag in Gods bedoeling lagen. En onderwijl vervolgt de heer Felix Muller te voet zijn weg naar Pea Radja. De auto is hem van harte aangeboden, maar hij verkoos te lopen. „Beter voor mijn zenuwen," heeft hij glimlachend gezegd. Donker is zijn weg, maar lichter en lichter wor den zijn gedachten. Er zijn van die mensen, die af en toe een heel helder inzicht krijgen in de gedachten Gods en tot die bevoorrechten behoort de jonge zendingsarts. Als van een hemels schijn sel ziet hij de voorbije dag overgoten. Moedin, die nog net op het nippertje gered kon worden; het bijbellezen en gebed met het Batakgezin de ootmoedige ernst van de blauwe bendede laatste vraag, die hij aan Flipje's vader heeft dur ven stellen, en die zijn werk wel doen zal „Gods gedachten zijn altijd zeer goed," zegt hij hardop. Dan versnelt hij zijn pas in een plotseling verlangen om met vertrouwde, gelovige vrinden alle dingen van de veelbewogen dag te bespreken. En wanneer hij eenmaal in het gastvrije zende- lingshuis is aangekomen, kan hij zijn schone ge dachte van onderweg wel uitjubelen. Want daar wacht een vliegbrief hem op. Een vliegbrief van zijn Mary; en die schrijft hem met van vrolijke haast dansende letters, dat ze de boot reeds be sproken heeft, die haar naar hem toe zal brengen, op zijn post in het warme, vreemde land. „De papieren zijn alle in orde," schrijft ze. „En mijn koffers zijn gepakt, gereed om morgen ver zonden te worden. Over veertien dagen vertrekt de boot van Amsterdam en over zes weken ben ik bij je. Denk toch eens, over zes weken al!" Ze schrijft hem nog veel meer en iedere zin doet hem zingen van geluk. Brengt hem des avonds ook op zijn knieën voor God, die het Licht doet voortkomen uit de duisternis en die niet moede wordt altijd maar weer goede gaven uit te strooien over Zijn mensenkinderen. In 't stille witte ziekenhuisvertrekje vouwen ook Moedin en Flipje hun handen en bidden mee met de lieve hoofdzuster, die tussen hun bedden is gezeten. Ze bidt om hulp en genezing voor de beide jongensom vermindering van al het lijdenom veel genade en wijsheid voor de dokters. Ook voor de vaders en de moeders bidt ze die thuis zijn gebleven en misschien zo'n grote bezorgdheid in hun hart met zich mee dragen Ook de woningen in Taroetoeng, waar de blauwe bende thuis hoort, bobben veel gebeden gehoord. Van de ouders, die hun kinderen gezond en wel terug hebben gekregen; en van die kinderen zelf, zoals ze uit schaamte en dankbaarheid tot den Heere hebben gestameld. Om vergeving cn gene zing, om hulp tegen dat boze in eigen hart, dat hen op zo gevaarlijke, moordende wegen mee voeren kan. Er wordt veel gebeden in Batakland, sedert Christus er met Zijn genadeschatten is komen wonen. Ook op de wijde nachtdonkere steppe, waar de waterval sterker bruist en een gure wind om de eenzame dorpjes dwaalt, gaar smekende handen omhoog. Van een vader en een moeder en een stokouden Ompoe Wordt vervolgd Dat was een leuke dag: een fietstocht met mees ter. 't Was prachtig weer en de tocht ging langs een schitterende weg. Een mooie stad werd bezocht, vol van grachten en oude gebouwen; en meester vertelde wat daar vroeger allemaal gebeurd was. Allemaal kregen ze een heerlijk glas ranja. En toen weer naar huis. Vijf van 't leuke clubje zie je op 't plaatje hier boven. Ze hadden een reuze-dag gehad. Die ze niet gauw vergeten zullen. Weet je nog, dat de kinderen Op-de-Ruit naar de Diergaarde waren geweest? Deze olifant hebben ze ook gezien. Hij heet Jumbo en zijn geboorte land is Indië. Een Indische olifant dus. Dat kuu je o.a. zien aan het gemis van zijn twee groote slagtanden (snijtanden, wist je dat?) en zijn be trekkelijk kleine oren. Hoe goedig kijkt hij uit zijn ogen! Hij zal dan ook geen vlieg kwaad doen. Maar probeer niet hem te plagen of boos te maken, andersNu, dan kun je hem beter een eindje uit do weg gaan, want zijn sterke slurf (eigenlijk zijn lang uit gegroeide neus) en zijn grote, plompe voeten zijn geduchte wapens, waar je niet veel tegen be ginnen zou. 351

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12