De A.R. Landdag te Amsterdam DAGERAAD MAANDAG 6 TULÏ 1936 BTDERDE BL'AD PAG. 9 Geestdriftig samenzijn van tienduizend mannen en vrouwen in Artis. Opwekking voor de verkiezing in 1931 Hartelijke huldiging van Dr Colijn DE MORGENVERGADERING De opening Prachtig weer was het, toen do voorzitter van de Centrale A.-R. Kies- vereeniging „Nederland en Oranje" te Amsterdam, de heer J. Deutekom, de Antirevolutionaire landdag in den tuin van Artis opende. r Ofschoon we van de drie redevoeringen, rs morgens op den Landdag gehouden, in (ons blad van Zaterdag reeds verslag gaven, [■willen we hier toch nog even op de oohtend- [samenkoinst terugkomen. Even voor den officicelen aanvang, te 11 uur, terwijl de voorzitter achter het preekgestoelte had plaats genomen, weer- lonk het Wilhelmus, dat door de duizenden anwezigen staande werd meegezongen, lechtig was dit moment evenals het aan- èffen van den beginzang, Psalm 68 2 en 7, toen de. geweldige schare aldus haar saamhoorigheid als deel van ons volk en ls eigen principieels groep vertolkte. Tegenover de spreekplaats in de muziek tent. met planten, bloemen en vlaggedoek "raai aangekleed stond een groote bestuurs- Sfel. Behalve de sprekers van 's morgens en et Bestuur der Centrale, waaronder wet- ouder G. Baas Kzn., hadden hier plaats ge nen de heeren Mr. A. Bruch, lid van Staten, en L. Harms Jr., namens het rovinciaal Comité van A.-R. Kiesvereeni- ingen in Noord-Holland; verder Ds. J. Fok- ema, spreker in de middagvergadering, en rof. J. W. Geels, lid van het Centraal 1 A.-R. Kiesvereenigingen. De redevoeringen werden meermalen door geestdriftig applaus onderbroken. De uitspraak van Ds. Bijleveld b.v. dat de Christenen, ongeacht hunne ker kelijke belijdenis, één zijn en moeten f zijn in het uitkomen voor het A.-R. beginsel, verwierf enthousiaste instem- mdng. De voorzitter bracht aan heel de A.-R. pers ~n woord van hartelijken dank vopr hare edewerking tot het slagen van dozen land- g. Hij wekte op tot krachtigen steun aan !eze pers. Een heerlijk gezicht vond de voor- itter het, alom in het rond de talrijke ver- adering te kunnen overzien, broeders en usters van hetzelfde huis. Minister de Wilde komt de morgenvergadering reeds door 4000 personen bezocht, tijdens de pauze tde het vol. Toen Minister de Wilde "hen de menschen zichtbaar werd en ioh begaf naar de bestuurstafel, betuigde al dichter bezette vergadering door een 'haar applaus hare ingenomenheid met et hooge ministerieele bezoek. Tegelijk zette e muziek het lied van Da Costa in en "aarna was het gezang niet van de lucht, otdat de machtige stem van den president er middagsamenkomst aller aandacht tot ich trok. E MIDDAGVERGADERING erweldigende opkomst Mr. Bijleveld opent Toen deze de mid dagsamenkomst opende, bleek de opkomst overwel digend. Geen plek op het vergader- terrein was onbezet Een zee van menschen was rondom te zien. Men stond dicht aaneengegroept. Vele hon derden versmaadden de zitplaatsen in de serre en zijzalen, en groepten zich in dichte drommen rondom den zeer wijden kring van hen, die in duizend tallen rond de sprekersplaats waren Mr. Bijleveld Nadat gezongen was Psalm 42 3, riep de voorzitter de vele duizenden een harte lijk welkom toe op dezen schoonen middag. Mr. Bijleveld las een paar passages voor uit een brief van Prof. Rutgers, die zich, naar hij schreef, er op verheugd had, op dezen middag te kunnen presideeren, maar door zijn ziekte tot zijn groot leedwezen verhin derd was Dr. Colijn namens de vergadering het welkom toe te roepen. Deze dag, ging spreker voort, zij ons een sterking om in Gods kracht voort te gaan op den weg, dién Hij van ons eischt. Hetkara k- ter dézer ver- gaderingligt.it de voorberei ding van de ver- k ie zing i n 1937. waarbij wij letten op den nood ons volk en ons ver lustigen in Gods trouw, die van geen wankelen weet eli op Zijn bel.often, die Christus ja en amen in Christus ja en amen zijn. Dan komt in de harten van onze helden, van onze vrouwer zelfs van onze kinderen het oud vertrouwei terug. Dan komen wij weer onder 'len indruk van ons levenwekkend en leven b< warend A.R. beginsel. God stelle daartoe ook dezen middag als het middel, waardoor wij worden oa;.:.d. Wij begroeten onzen Minister de Wihie. die op onzen eenvoudigen landdag wezig wil zijn (applaus). Dairdoor w de band met minister de Wilde -\a onze andere voormannen vaster aangevi'er-j. Daarom begroeten we onze Kamerleden onze mannen van wetenschap, onze predi kanten; daarom begroeten wij, zei spr.. U allen, de borst getooid met de eene natio nale kleur, met Oranje (applaus). Daarom beginnen we niet voor we IIM. de Koningin en Prinses Juliana enzen zegenwensch hebben gezonden. Telegram aan H.M. de Koningin De voorzitter stelde nu voor het volgend telegram te zeilden, waartoe met donderend applaus werd besloten ,De Antirevolutionairen, in toogdag b Amsterdam in Artis bijeen, betuigen Uwe Majesteit en Haar Huis eerbiediglijk hun liefde en aanhankelijkheid, en bidden Gods zegen af over Uw regiment in dezen don keren tijd." Rede J. C. C. van Dijk Na de openingsrede van den voo "zUter betrad als eerste spreker het spreekge stoelte de heer J. J. C. v a n D ij k, lid van j Tweede Kamer. Hij wees de saamgestroomde menigte op den ernst der tijden, op de vele verande ringen waarvan wij getuigen zijn. Dankbaar mogen wij wezen, dat in ons land nog zoo veel ons door God gelaten is. In de eerste plaats noemt het tegenwiordig Kabinet, aan hoofd waarvan staat onze leider, die in de huidige sociaal- economische moei ten dit Kabinet gezag en vrijheid te handhaven door kwaad en goed gerucht. Elke illegale onwettige actie wordt de pas afgesneden. In ta,l van landen heerscht een revolutionaire geest, die zich op Sovjet- Rusland richt. Er is voorts een strouniing, die aansluiting zoekt bij het nationaal socialisme. Het is niet de taak der Regee ring om deze stroomingen op zich zelf te keeren; dat is, roept spr uit., de taak von U en van mij. Op financieel en economisch terrein handhaaft de Regeering zooveel mogelijk de bronnen van bestaan en zorgt zij voor wcrkloozensteun. Ons land kan de verge lijking met het buitenland schi'/erond doorstaan. Zie naar België! Plannen maken kunnen we allemaal. Aan luidruchtige leuzen is evenwel geen gebrek. Wat in het Plan van den Arbeid element van beteeke- nis is, was reeds belichaamd in wat de Regeering doet en deed. Qok van de eigen erve is bereikt. Marine en leger mogen blijken te zijn, als in de dagen van De Ruyter, de waarborgen voor onze eiligheid (applaus). Wat 1937 ons brengen zal", ligt in het duister. We hebben af te wachten, maar hierin ligt een prikkel te meer om onze beginselen uit te dragen in ons geheele volk, omdat in en door die beginselen de eere wordt toegebracht aan God en den Heere Jezus Christus. Staat op de bres voor deze beginselen, spoort spr. aan; en ga er een gedurig gebed op voor onze Koningin en voor Dr. Colijn, onzen A.-R. leider. Hij verricht zijn werk door goed en ook door kwaad gerucht var de allerslechtste soort. Maar gij, aldus ba- sloot spreker, zijt vooral gekomen om hem te huldigen en gij zult hem straks laten merken hoe gij hierover denkt (daverend applaus). Tijdens het zingen van een paar verzen van het „Zij zullen het niet hebben' werd gecollecteerd om de onkosten van den land dag te dekken. Uit alle oorden oorden was men per trein, per IraS óf per fiets naar. "den Landdag^ i gelogen. De Markers waren per boot naar, Amsterdam gekomen, t" Ds. J. Fokkema do nationale veiligheid een belangrijk probleem voor onze Repee- ring. Ls van groot gewicht. Internationaal worden de gevaren steeds grooter. De Volkenbond is ernstig verzwakt. Het is niet in alle opzichten recht vaardig den Volkenhond den afloop van den bloedigen strijd om Abessiniö, gegrond op volslagen onrecht, toe te schrijven. Hadden de aangesloten staten zich aan zijn besluiten gehouden, dan zou deze afloop vermoedelijk anders zijn geweest. De weermacht van ons land besprekende, zette,spr. uiteen, dat deze op de belangrijke, punten van ons Tand ons volk most be- veiljgen (applaus). Zoowel Nederland als Indië moeten beschermd worden doot een krachtige weermacht als eisch van dezen tijd. Dit Kabinet heeft deze zaak aange grepen door een defensie fonds, ook voor Indië, waardoor een redelijke verdediging Rede Ds. J. Fokkema Het woord was aan Ds. J. Fokkema. predikant van de Ned. Herv. Gemeente te Amstelveen, die sprak over het onderwerp „Opdat zij één zijn". Van een massale samenkomst als deze, aldus Spr., gaat een machtig saamhoorig- heidsgevoel uit Het vuur der liefde, zoo dikwijls latent, slaat naar buiten uit en getoond wordt dat wij doordrongen zijn van de rijkdom van ons beginsel. Vooral in dezen tijd mag een verslapping ge vonden worden, nu zoo veel verwarring der geesten wordt aan schouwd. Wij, antirevolutionairen hebben een sterke phalanx te vormen tegen de mach ten van ongeloof en duisternis. En wij be lijden daarbij beginselen, welke ons geven vastheid en sterkte en boven alles zeker heid. Ons program van beginselen, het is meer dan eens tegenover degenen die. ons bestrij den betuigd, is in overeenstemming mei wat in Gods Woord ons is geopenbaard. En dat heef' de partij altijd nagestreefd en zij doet dat nog. En ook in de toekomst zal zij onder leiding van Dr. Colijn de doelstelling niet laten varen. En daarom, wacht u voor uiteendrijvende invloeden. Een gemeenschappelijke kracht binde ons, tot het welzijn van ons volk. Het antirevolutionaire volk versta zijn roepirur. Dat volk zoeke elkander steeds weer en 6teeds meer. Ja, het ontmoete elkaar op den onwrikbaren bodem der heerlijke beginselen. De Heere Jezus bad: „opdat zij één zijn". Dat houdt voor ons een roeping in. die 'erkaaam heeft te worden als een eisch es geloofs. Wie niet vergadert, verstrooit. Die den Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwën. Dat beziele pns, dat drijve ons tot een uitdragen van ons beginsel ook op het terrein van het staatkundig leven. Tijdens deze rede was het één afwachten in de komst van den minister-president Op een gegeven moment weerklonk handge klap en gejuich, maarde minister was er nog niet Intusschen wekte de rede van Ds. Fokkema, evenals die van den heer Van Dijk te voren, vele malen hartelijk applaus. van onizen kant nog meer toegewijde, nog meer verdiepte actie. Wij danken ons mu ziekcorps. Velen hebben zich aan dezen landdag gewijd, wij vergeten er in liefde geen. Telegram Landdag Almherk Tijdens zijn slotrede las de voorzitter Het volgende, met applaus ontvangen telegram Kiesvereenigingen en PropagandacluHs, in landdag vergaderd te Almkerk, onder voorlichting van generaal Duymaer van Twist. Mr. Diepenhorst en Ds.-Beens, wen- schen U een welgeslaagden dag en brengen een hartelijken groet aan Dr. Colijn." DE KOMST VAN DR. COLIJN Allen rezen op van hun zitplaatsen. Van alle zijden wuifden duizenden handen den minister-president toe. Met moeite baande Dr. Colijn zich een weg door de dichte menigte. De juichkreten zwollen aan tot een ovatie, toen Z.Exc. zióh vertoonde op de spreekplaats, en nu voor ieder zicht baar was. Toen de stormachtige toejuichingen ten slotte ophielden, kon de minister-president het langverwachte woord tot het aandachtig luisterende auditorium van circa 10.000 hoorders richten. Een verslag van deze rede vindt men op pag. 1. Slotrede Mr, Bijleveld De Voorzitter. Mr. Bij 1 eve 1 d, sprak nu nog een bijzonder woord. Onze toogdag zei hij, is wonderlijk geslaagd. Gods liefde gaf ons het schoone weer, Gods goedheid dezen ontróerenden dag. Wij danken allen, die er voor hebben gezwoegd en wij vatten dien dank samen in de namen van Roosjen en Zijlstra. (Applaus.) Mannen van naam hébben ons als sprekers gediend, Spr. dankt ze allen. Hun arbeid drage onder Gods bestel zijn vruchten in De kroon op deze dag Een ding, vervolgde Mr. Bijleveld, was de kroon op dezen dag. Dat was het feit, dat U, Exc. Colijn, wildet ko men en ons hebt aangemaand tot rust en onbewogenheid. Er is één rust, di9 we evenwel ook op Uw bevel niet zul len aannemen (hilariteit en applaus), U willen we vanmiddag duidelijk en in goed Hollandsch zeggen, dat we U liefhebben (applaus en gejuich), om dat U een van de onzen bent en U zich dit nooit geschaamd heeft. Laten ze dat allen, van welke pluimage ook, goed hooren. Dat zeggen we van U, die onze leider zijt en blijft Die liefde is in de laatste dagen niet verminderd. U werdt uitgenoodigd een paar maan den geleden toen er nog niet zóóveel vuil aan de lucht was als de laatslo weken. Uw beginsel is met modder bespat En daarom vandaag geen rust en onbewogenheid (daverend applaus). Dachten ze soms, dat A.-R. geen bloed meer in de aderen hebben? Dachten ze soms, dat ze met vuil konden gooien en wij er niet meer waren? (Storm achtige toejuichingen.), Wat is de grond en het fundament van. deze liefde? Dat is de band van dat wonderrijke, levenwekkende beginsel, dat' in Nederland door Gods gunst tot openba ring mocht worden gebracht Geplant' 'door Groen j door Kuyper eil Idemburg ontwikkeld, door U Exc. in prak tijk gebracht en niet onder den korenmaat; gezet Te midden van ons allen hebt U daarom thans ons beginsel kunnen uiteen zetten en ons aangespoord 't toe te passen in den nood van eiken dag, wars van suc« cesjacht Aan den drager en toepassér van dat beginsel moeten ze niet raken, want ze drijven ons al dichter bij elkaar en bij zal omstuwd worden door een muur van beginsel-liefhebbers. (Donderend ap plaus). Spr. huldigde mevrouw Colijn, die wg vandaag zeggen, dat we ook haar liefheb ben en in het gebed gedenken. Zij stelt haar man tot die toepassing van het begin sel in staat. (Applaus). Met het beleid van onze Regeering int dezen crisistijd is ons A.R. volk het zoo vari harte eens. Daar is nog een volk, dat ;Uwe' Exc. draagt in zijn gebed, omdat het dit beginsel ziet als een zegen voor volk enl vaderland. Sprekende over Twee stoere werkers, 'die tevreden mogen zijn. De organisators van den Landdag: links naar rechts de heeren A. B. Roosjen en H. R. Zijlstra hef apenplaatje fn Vova zegt spr.: een kinderhand is gauw gevuld» als je niet grappiger kunt zijn, moet j» het er mee doen. (Algemeens vroo* lij k h e i d). Ze hebben zich een kooi vergist. Er is hier ook nog een leeuwenkooi. (Groot6 hilariteit). Het kon wel eens zijn, dat vooral de jongeren zich openbaren als leeuwenwelpen. En dat zal noodig zijn. Daarom besloot spr. hier vandaan om als jonge, krachtige leeuwen te staan om onzéa leider. Met prof. Rutgers wenscht spr. hen* e herinneren aan de eerste drie verzei* •an Psalm 25, die hij daarna voorleest. Moedig als jonge leeuwen geve God ons der* verkiezingsstrijd inte gaan en Exc., ein digde spr., nog 'éénmaal willen we het U zeggen: God houde U door Zijn genade aart Hem en ons verhonden. Voor en rondon* U willen we deze worsteling ingaan eü daarom zingen we U toe: De Heer zal U steeds gadeslaan..»» V i Wie nog zat, stond nu op en plechtig aangrijpend klonk deze bekende zegenbede den grijzen minister-president tegen. Daarmee was de landdag ten einde ge bracht. Mr Bijleveld ging voor in een krach tig dankgebed __t_ De hulde aan het slot Terwijl het lied van Da Costa nog eenmaal werd aangeheven, schreden Dr Colijn en zijn echtgenoote, minister De Wilde en het Bestuur door de dichte hagen der partijgenooten, welke zang in luid gejubel overging. In de Konings zaal wuifde de minister-president de menschen toe, die herhaaldelijk toe juichingen deden weerklinken. In dê vestibule deed men onder luide juich kreten den minister-president en zijn echtgenoote uitgeleide. De schoone landdag was ten einde. Ieder was meer dan voldaan. Met deze schitterende manifestatie Heeffi de Amsterdamsche kiesvereeniging 't hart van het A.R. volk gestolen. ONVOORWAARDELIJK .11# Feuilleton :c=o floor H. KINGMANS „Natuurlijk doet de Graaf Van Nassau dat, als" Munco fearzelde even. „Als het plan voor uitvoering vatbaar is. De Graaf is niet (bang, integendeel, hij is uitermate dapper. Niet voor niets jnoemt men hem den held van Noordhorn, waar wij stevig gevochten hebben. Maar hij is zeer voorzichtig en waagt zich biet in een avontuur, dat bijna zeker tot mislukking gedoemd is" i „Dat vergen we ook niet van hem. Ons plan kan zeer goed plagen. Weet je wel, dat er aan de poorten van Groningen Verbazend slap wacht gehouden wordt?" „Niets van bekend", zeide Munco. „Nu, het is zoo. Bij alle poorten, maar bij de A-poort al eel slecht, 'k Heb het nauwkeurig nagegaan, 't Is onze edoeling, met een troepje mannen, die we in de stad smok- élen, de A-poort te overmeesteren. Dan moet de Graaf met een klein leger vlak in de buurt zijn. En Groningen is ons. pi, wat zeg je van dit plan?" 1 ,,'t Is gewaagd, maar 't is ook uitvoerbaar", stemde Munco jtoe. Het plan kwam hem zeer aanlokkelijk voor. Hij kon het zich schier niet indenken, dat de mogelijkheid van verrassing [bestond. En tóch was de stad alleen bij verrassing te nemen, pit den mond van den Graaf zélf had hij onlangs nog vernomen (dat een stelselmatige belegering eenvoudig uitgesloten was. I „Kun je bewerken, dat wij zoo spoedig mogelijk bij den [Graaf toegelaten worden, Munco?" „Ik zal er'direct werk van maken, oom." „Maar mond dicht", waarschuwde Van Ewsum. Iets, wat Munco zoo vanzelfsprekend vond, dat hij er niet op antwoordde De jonge hopman liet er geen gras over groeien, doch meldde feich onmiddellijk bij den Graaf Van Nassau, wien hij in kor'.e Strekken het plan van zijn oom meedeelde. Hij deed het op geestdriftige wijze, maar Willem Lodewijk Van Nassau, hoe jong ook nog, liet zich niet meesleepen; oordeelde integendeel het plan zeer gewaagd en niet gemakkelijk voor uitvoering .vatbaar. „Hopman Ketel", vroeg hij plotseling, zijn sprekende oogeo op den officier gericht houdend, „kan ik je oom vertrouwen?" „Onvoorwaardelijk, Uw Genade. Een trouw, onverschrokken Gereformeerde, wien het alleen te doen is, om Groningen aan de zijde der Unie te brengen." „Ook een voorzichtig man?" Nu aarzelde Munco niet zijn antwoord. Inderdaad Voor zichtig kon hij zijn oom niet noemen, noch met den mond, noch met de daad. Zijn moeder had het haar schoonbroeder zoo vaak verweten. „Dit is toch wel een onderneming, om de grootste voor zichtigheid te betrachten, Uw Genade", ontweek hij een rechtstreeksch antwoord. „Inderdaad", glimlachte Willem Lodewijk. ,.De vraag is echter of de hoofdpersoon voorzichtig i s. In elk geval, breng straks de beide heeren bij mij. Je kunt er bij blijven." Met eenige nauw verholen nieuwsgierigheid bekeken, toen zij het mooie vertrek van het Stadhuis van Dokkum betraden, Roelf Ketel en Onno van Ewsum den vijf-en-twintigjarigen Stadhouder van Friesland, over wien veel gesproken werd en wiens roem alom in het Noorden verbreid was. Zo hadden hem nog niet ontmoet en zagen een breed ge schouderde figuur. Ja, de schouders waren hoog en het boven lichaam in verhouding te kort. Zijn ovaal hoofd was ietwat te groot. Hij was ver van knap en als rij hem, wat onwillekeurig geschiedde, vergeleken met den knappen Renncnburg, dan zoek de Nassauer bi} dezen in het niet. Zonder plichtplegingen rees de breede figuur uit zijn zetel en hinkte op de twee Groningers toe. Want bij het beleg van Coevorden was zijn been door een kanonskogel gedeeltelijk verbrijzeld, waardoor hij mank geworden was. Bij de gure weersgesteldheid, die het Noorden vaak kenmerkt, leed hij hevige pijnen aan het been. Met warme hartelijkheid drukte Willem Lodewijk beide mannen de hand. En toen had hij hen voor zich ingenomen. Want een paar klare, trouwhartige, wonderlijk levendige oogen blikten in de hunne, met groote warmte. Het inderdaad niot- knappe gelaat werd naar den achtergrond gedrongen door da sprekende oogen, die schenen te lezen in hun ziel. Willem Lodewijk van Nassau wees stoelen aan en hinkfo dan terug naar zijn zetel. Munco bleef staan. „Hopman Ketel heeft mij het doel van uw komst mede gedeeld. Meent gijlieden werkelijk, dat Groningen bij verrassing te nemen is?" „Als God helpt, Uw Genade, is de stad ons", antwoordde Roelf Ketel vol geestdrift „Die beperking moet er eerst bij. Maar we mogen niet roekeloos te werk gaan. Hoe stelt ge u den aanslag voor?" Uitvoerig deelde daarop Onno van Ewsum mede, welk plan was uitgedacht. Met vijftien man van zijn op de Eems liggend oorlogsschip wilde hij op slinksche wijze de stad binnenkomen en die verborgen houden tot het meest gunstige tijdstip was aangebroken- Tusschen twee en vier uur des nachts was de A-poort al heel slecht bewaakt. Het zou een handomdraai werk zijn, dan met vijftien man de wacht te overrompelen. Als de Graaf dan met een leger de stad genaderd was, kon men hen?, binnen laten. Met groote belangstelling luisterde de Graaf Van Nassau toe, terwijl hij inmiddels een kaart van Noord-Drente en Groningen bestudeerde. „Zal aan die vijftien mannen worden gezegd, waarom zij de stad worden binnengesmokkeld?" vroeg hij. „Dat zou niet verstandig zijn, Excellentie", antwoordde Van Ewsum. „Hun opdracht wordt, tegen flinke belooning te helpen, om een rijk koopman uit de stad te ontvoeren." Willem Lodewijk Van Nassau glimlachte goedkeurend. „Juist. Hoe minder menschen het weten, hoe beter. Wanneer ik met het plan instem, vertel ik hoogstens twee bevelhebbers, wat het doel van den tocht is. Maar ik stem nog niet toe. T.»t morgen wil ik mij beraden. Zijn er soldaten in Groningen?" Roelf Ketel yertelde, dat het Stadsbestuur yan Groningen nog steeds op het standpunt stond, dat geen vreemde soldaten zich in de stad mochten bevinden. De burgervendelen verricht ten den bewakingsdienst. Alleen in de voorstad Schuutendeep bevond zich een half vendel voetvolk, maar dat deed nooit dienst aan de A-poort, De Stadhouder van Friesland ging niet over ijs van een nacht. Hij informeerde nog naai tal van bizonderlieden omtrent de gedragingen eii gewoonten van Verdugo en van de Stadsbestuurders. Hij voelde zeer zwaar zijn verantwoorde lijkheid, een besef, dat hem kenmerkte sinds hij op ^eventieti- jarigen leeftijd de Hoogeschool te Heidelberg had verlaten en met zijn vader, Jan van Nassau, oudste broeder van Prins Willem van Oranje, naar de Nederlanden was gekomen, oral opgenomen te worden in de leerschool van den Zwijger, die voor hem als een vader was geweest en wiens dochter, Prinses Anna, hij liefhad, als de appel van zijn oog. Op verlangen van zijn oom had hij zich, na het verraad van Rennenburg, naar het Noorden begeven, waar hij eldra de als aangewezen Stadhouder van Friesland werd. In de Friesche Staten had hij te kampen met hevige partijschappen, waartusschen hij met overigens aangeboren Staatsmanswijheid laveerde. Daarbij mocht niet uit het oog worden verloren het groote doel: do bevrijding van Groningen, als inleiding op de bevrijding van het geheele Noorden. Een zware last torste hij op de breede, hooge schouders, een last, nog verzwaard door den dood van dea Prins van Oranje, het vorige jaar in Delft vermoord, als gevolg van den ban, over hem uitgesproken door Koning Filips. Dat ontzettend gebeuren had hem machtig aangeg:epen en alleen zijn sterk Godsvertrouwen had hem het droeve feit berustend doen aanvaarden. Zeer bevriend met zijn jongen neef Maurits van Nassau, had hij met dezen gezworen, het werk van den vennoorden Prins voort te zetten, waarbij En^elands Koningin, die den Graaf van Leicester naar de Nederlanden zond, helpen zou, iets, waarmede de beide Nassauers slechts matig ingenomen waren, daar zij van vreemde hulp weinig verwachting hadden- (Wcrdt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9