o
am
rG!
NAAR HET ZUIDERLAND
AKKERTJES
DAGERAAD
MAANDAG 29 JUNI 1936
r TWEEDE BLAD PAG. 5'
TH. M, KETELAAR f
Zaterdag is in den ouderdom van
72 jaar in de Ned. Hcrv. Diaconessen-
inrichting aan den Overtoom te Am-
sterdam overleden de heer Theo-
door M at hieu Ketelaar, het be
kende Vrijz.-Detnocratische Kamerlid.
De heer Ketelaar, de nestor van de Kamer,
werd op 6 Mei 1864 te Amsterdam geboren.
Hij werd opgeleid tot onderwijzer aan de
Gemeentelijke Kweekschool te Amsterdam
en volgde daar de lessen van 1S781882. In
laatstgenoemd jaar werd hij als 3de onder
wijzer aangesteld en doorliep de verschil
lende graden tot 1ste onderwijzer (18S9).
Tot 1897 bleef hij bij het onderwijs. In Ja
nuari 1S90 werd hij benoemd tot algemeen
secretaris van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers, welke functie hij tot 1907 bleef
vervullen. Tevens was hij redacteur van het
orgaan van dien Bond, „De Bode".
In 1897 werd de heer Ketelaar tot lid
van de Tweede Kamer gekozen voor het toen
malige District Amsterdam V en zag sinds
dien telkens zijn mandaat hernieuwd. Zelfs
in 1913, toen de S.D.A.P. IS van haar can-
didaten gekozen zag, bleef Amsterdam V
Ketelaar trouw en werd hij bij herstemming
met ruim 1000 stemmen meerderheid boven
zijn tegencandidaat, tevens een collega, de
roode heer A. H. Gerhard, herkozen.
Tot lid van de Provinciale Staten van
Noord-Holland werd hij in 1905 gekozen. Op
1 Maart 1907 werd hij benoemd tot school
opziener in het arrondissement Hilversum
en bekleedde deze functie tot 1912. In het
zelfde jaar van zijn benoeming tot school
opziener werd hij ook lid van den Amster-
damsohen Gemeenteraad. Van 1912 tot 1923
was hij lid van de Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland. In 1923 werd hij opnieuw lid
van Amsterdam's raad en zag zich van 1925
—1927 het ambt van Wethouder voor Onder
wijs en Kunstzaken toegewezen. Tot op he
den was hij lid van den Raad.
Sedert de oprichting was hij bestuurslid
der Vrijzinnig-Democratische Kiesvereeni-
ging te Amsterdam.
Zijn verkiezing tot Tweede Kamerlid had
destijds plaats onder eigenaardige omstan
digheden. Na de kiesrechtuitbreiding nam
hij op 21 September 1897 in de Kamer zit
ting. Bij de periodieke verkiezingen in dat
jaar was hij in herstemming gekomen met
den bekenden Mr. N. G. Pierson, die even
eens in dat jaar met Goeman Borgesius zijn
naam aan het toen saamgestelde Ministerie
verbond.
Oorzaak van zijn verkiezing was o.a. het
ijverig werken van zijn collega's, de leden
van den Bond van Nederlandsche Onder
wijzers. Ook genoot hij den steun van de
Roomsch-Katholieken. Dr. Schaepman, die
in Amsterdam candidaat was gesteld en in
herstemming kwam met Pijnappel, had ge
adviseerd, dat de Roomschen in Amsterdam
V op Ketelaar zouden stemmen, opdat de
radicalen de Roomschen zouden helpen.
Blijkbaar had men liever den betrekkelijk
bekenden schoolmeester Ketelaar in de Ka
mer dan den liberalen econoom van grooten
üaam Pierson.
Niet alleen in het politieke leven, maar
Ook op ander terrein was de overledene
werkzaam. In 1906 werd hij tot penning
meester van het Centraal Genootschap voor
Kinderherstellings- en Vacantiekolonies ge
kozen. Bij zijn zilveren jubileum van dat
Genootschap werd hij door verschillende or-'
ganisaties op grootsche wijze gehuldigd,
waarbij duidelijk uitkwam, dat merr veel
waardeering voor hem en zijn werk had. De
zilveren medaille van de stad Amsterdam
werd hem toen aangeboden.
Sinds 31 Augustus 1905 was de heer Kete
laar ridder in de orde van den Nederland-
6ohen Leeuw.
Met Th. M. Ketelaar is de onbetwiste
nestor der Tweede Kamer heengegaan. Se
dert 21 September 1897 was hij lid en hij
bleef het onafgebroken; dat wil dus zeggen
bijna 39 jaar. Er zijn nu nog twee oudge
dienden, nl. de heeren Duymaer van Twist
en K. ter Laan, doch zij verschenen „pas
op 17 Sept. 1901 in de Kamer en Ketelaar
was hen dus met een zittingsperiode voor.
Hij was een man van grooten bedrijve.
In de tijd toen men nog meende, dat een
Op en aan de Oude Wereldzee
iv
Alvorens aan boord te gaan, zijn wij nog
over de Tangersche markt gewandeld. Als
men dat tenminste wandelen wil noemen.
Het is meer een afwisselend schuiven en
stilstaan. Want het is er een dicht gekrioel
van menschen, die telkens tegen elkaar aan
dringen. Aan de slanke lijn, waar onze klee
ding zoo goed ze dat kan, voor zorgt, heeft
zoo'n Marokkaan maling. Ten eerste is daar
zijn wijd uitbollende mantel, ten tweede zijn
breedgerande stroohoed. Erg geschikt tegen
zonestralen, erg lastig voor de passage. En
de paden zijn niet breed; der verkooperen
tal is groot. Berbers zitten er bij hun kip-
penstal letje, kooplui uit Fez, Rabat en Meh-
nes bieden u zwaarden en lederwerk te koop
aan, vrouwen uit de bergen presenteeren u
eieren, kuikens en meloenen.
We naderen de aanlegplaats. Daar liggen
een paar van die heeren des lands aan den
kant van de straat lekker te dutten; 't is er
ook zoo warm.
We zijn allen aan boord en varen door de
Straat Gibraltar, tu6schen de Zuilen van
Hercules door. De Dempo vaart de baai bin
nen. Vóór ons ligt op en in de hooge rots
punt de vesting. In 1704 hebben Engelschen
en Hollanders haar samen veroverd; zij is
sedert in het bezit van de Engelschen, niet
van ons. Hier vóór Gibraltar sneuvelde in
1607 onze kloeke Heemskerk; hij liet de eer
aan 't land, in Amsterdam (in de Oude
Kerk) het lijf en hier 't leven
Wij varen, komen nu in de Middelland-
sche Zee, die Kuyper herdoopte in „Oude
Wereldzee". De maohinisten noodigen ons
uit om de machinekamer te zien. Ontzaglijk:
een ruimte van meer dan 30 M. lang, 20 breed
en hoog. En vol motoren en cylinders, heele
rijen. En vol geraas en gestamp, dat
hooren en zien vergaan: van den hard spre
kenden verklaarder verstaan wij zoo goed
als geen woord. Tot besluit: een lange wan
deling langs een der beide schroefassen, die
ons naar Marseille draaien. Wij staan ver
baasd, dat wij van al dat daverend lawaai
boven niets hebben gemerkt, 's nachts in de
stilte enkel een zacht geronk.
Er is ook een dokter aan boord. Gewoon
lijk heeft hij het niet volhandig; alleen in
't begin van de reis, als reizigers moeten
wennen aan de keuken, moet hij aan hen te
pas komen. Ook lezen wij op 't aanplakbord,
of en wanneer het zwembad open is, dat
zich op het bovendek bevindt. U ziet, lezer,
er is hier heel wat te koop: er is een kap-
III stond in ons blad van 23 Juni
perszaak, een wasschcrij, een winkel van
byouterieën, een radio-station en meer
schoons.
's Morgens 7 uur zijn wij in Marseille; wij
zullen het maar wagen. Wij gaan van boord
met een dankbaar hart: geen wind gehad,
veel zon, een vlakke zee, geen kwaad pen
sion. Alleen den laatsten nacht had hei
schip wat gehobbeld. Booze tongen zeggen,
dat de Golf van Lyon net zoo lastig is als de
van ouds beruchte Golf van Biskave, hel
..kerkhof der zeelieden".
Wij staan op de kade met onze pakken.
Hebben het laatste oogenblik aan boord ver
nomen. dat de taxi's staken. En wij zitten
10 K.M. van het station, waar wij naar iop
moeten. Onze -medereizigers van de Reisver-
eeniging zijn fortuinlijk. Zij kunnen door:
hun autobus (van de P.L.M., d.w.z. van de
spoorwegmaatschappij) rijdt. Maar wij!?
Wijs beleid helpt ons: er gaat een hotel
auto, één maar. Die laten de stakers pas
seeren. Zoo komen we, waar we wezen moe
ten.
In Nice: de Promenade des Anglais (d.w.z.
de Boulevard der Engelschen) is een zeld
zaam schoon e wandeling; met de aansluiten
de Promenade des Etats-unis, is zij een goed
uur lang, de Avenue do la Victoire is een
gezellige winkelstraatmaar wij gaan lie
ver de bergen in.
Wij rijden naar de Gorges du Loup d.w.z.
de kloven van het rivieirtje de Loup (wolf).
Op de helling van de berg aan de overzij van
het dal ligt het dorpje St. Paul; net, op een
afstand gezien, een uitgebrand en uitge
moord dorp. Niet de gladde muurtjes, de
roode en blauwe daken, de witte kozijnen, de
frisch gelapte, glanzende ruiten, de heldere
gordijntjes van onze Nederlandsche dorpjes;
de raamopeningen kijken u aan als holle,
blinde oogen, de muren zijn vuilgrauw met
overal wonde-plekken in de pleistering; de
armoe kijkt u tegen uit de vlekkige muren
en de smalle straatjes; zij kijkt u aan uit de
kleine kerkjes, de schamele schooltjes, uit de
dorpsstationnetjes.
En toch het is niet zoo arm als het lijkt.
De Fransohman weirkt ijverig en is hoogst
zuinig. Wij staan ergens stil op den weg:
onze chaufeur wijst op een dorpje in de
hoogte. Het ligt op een steil oploopenden
berg, boven op den smallen top. Kijk, zegt
hij, dat is Vésuban, dat dorpje heeft, toen in
den oorlog de Bank van Frankrijk de bur
gers opriep hun goud bij haar te deponeeren,
het meeste goud ingebracht van alle dorpen
hier in de Zee-Alpen. Ik kijk voortaan met
wat andere oogen naap die slordig gepleister
de muren.
Wij rijden ter hoogte van 400 Meter boven
den zeespiegel. Voor ons rijst een steile rots
op en boven daarop ligt een dorpje, Gourdon,
900 Meter hoog. Daar moeten we naar toe.
Het lijkt een echt roofnest; het is het ook
wel geweest. Trouwens, haast alle dorpen
liggen, net als in Palestina, op de toppen
dar bergen; daar is men veilig. Hier huisden
in oude tijden de Mooren. Daarna kwamen
de Christelijke heeren, die Christelijk waren
op hun manier. Ik denk aan den graaf \an
Bouil, die in zijn hooge burcht de heele we
reld, ook den hertog van Savove dorst
trotseeren. Je suis le comte de Beiiil, je fais
ce que je veulx, ik ben de graaf van Beuil,
ik doe, wat ik wil. De goeie man kwam
ten slotte aan de galg terecht Wij rijden
langs steile rotsen, schieten door tunnels
en onder overhangende rotsen door. In aller
lei kleuren: meest grijs, ook geel of bruin of
rood. We gaan langs diepe afgronden, ijzig
diolit langs den rand. Vooral als we moeten
laten passeeren. Als men door zijn ruitje
kijkt, ziet men geen weg meer, enkel de
diepte. Maar onze chauffeur peddelt maar
door op zijn weg met duizend bochten. Ook
wij kennen dip; onze wegen moeten zich op
dijk en in polder voegen naar rivieren en
vaarten, hier moet de weg zich schikken
naar de bergen. Vaak moet hij diep een zij
dal inbuigen om aan het eind er van of over
een brug den overkant te bereiken. Dan
weer moet onze auto naar boven. Als epn kat
klautert ze op tegen de steile rots. Langs
een weg met wel tien scherpe zig-zag-boch-
tcn, telkens wendend met scherpe draaien
van wel drie honderd graden en meer: haar
speldbochten noemt men ze. Wij weten, dat
onze auto straks dezelfde krulletjes moet
maken bij het naar beneden gaan. Wij rijden
verder; als we hier naar beneden kijken,
zien wij langs de beek, een 200 Meter lager,
een tweeden weg kronkelen, evenwijdig aan
de onze; straks zullen de twee elkander ont
moeten daar beneden.
Wij kijken uit de hoogte in een gToote kom
met rondom bergen; ik schat de middellijn
op een 25 K.M. Beneden: een aardig stadje,
een zoo goed als droge rivier met een breed
bed van keien, op de hellingen overal aar
dige landhuisjes: net een groote bouwdoos.
Even later zitten wij zelf in een kom: voor
en achter, links en rechts, hooge rotsen.
Maar onze chaufeur weet wel een gaatje;
het is wel smal, maar wij komen er uit
Wat veirder: rechts van ons de blauwe zee
en een schiereiland, geheel groen, bezaaid
met roode huisjes; aan het eind een vuur
toren: Kaap Ferrat.
We staan even stil. Waarlijk, daar hebben
we weer dat felle disputeeren van de lieden
des lands, met stem en oogen en handen.
Maar 't loopt best af; wij herinneren ons, dat
we hier dicht zijn bij het land van Tartann
de Tarascon, den naar roem en daden dor
stenden piraatheid, over wien Daudet vertelt
v. W.
vakvereeniging „neutraal" kon zijn, was hij
secretaris van de Bond van Ned. Onder
wijzers en als zoodanig zeer populair. Voor
de opheffing van de onderwijzersstand heeft
hij veel gedaan. In latere jaren zou hij in de
roode bond niet meer op zijn plaats geweest
zijn. Indertijd sprak men van de „Bond van
Ketelaar".
De liefde voor het onderwijs is bij Kete
laar nooit verflauwd. Éigenlijk openbaarde
hij daarin steeds al zijn kracht; hetzij hij
deel nam aan de onderwijswetgeving; hetzij
hij in vereenigingen opkwam voor 't zwakke
en rustbehoevende kind; hetzij hij als school
opziener of wethouder werkzaam was.
Mede daaraan dankte hij dan ook zijn
groote populariteit in alle kringen der be
volking; waar nog bij kwam, dat hij wel
sterk politiek georiënteerd was en gook zijn
persoonlijke gebreken had, maar naar aller
oordeel een onbaatzuchtig en eerlijk, mensch
was.
Bij zijn heengaan erkennen we gaarne,
dat hij onpartijdig-eerlijk stond tegenover 't
bijzonder onderwijs, met hart en ziel de pa
cificatie was toegedaan en niets liever zou
zien dan een vreedzame concurrentie tus-
schen de verschillende richtingen van on
derwijs. Wij als voorstanders van het bij
zonder onderwijs hebben dat te waardeeren
in iemand, die met liefde hing aan de open
bare school en in de laatste jaren de ach
teruitgang van dit onderwijs moest con-
stateeren.
„S.O.S. GEEF ONS WERK"
Een boek van den heer
D. C. A. Bout
Ds C. van der Zaal sóhrijft ons:
De heer Bout, geestelijk cultureel verzor
ger in de Rijkswerkverschaffing, schreef dit
boek. Hij is bij de lezers van ons blad be
kend, o.m. door de pakkende schetsen, wel
ke hij in ons Zondagsblad schreef. Die wa
ren onbedoeld een aanbeveling voor dit boek,
Minister Slotemaker de Bruine schreef er
een warm gesteld inleidend woord inl Biedt
dit niet voldoende waarborg, dat ons goede
waar geleverd wordt?
Keurig ziet het werk er uit en de prijs is
opzettelijk laag gehouden.
De titel zegt reeds, wat de bedoeling ls. De
schrijver heeft de ellende van de werkloozen
gezien en gepeild. Hij is er door aangegre
pen. Zijn ziel dringt hem tot schrijven. Zijn
boek is een noodkreet. Aan geheel Nederland
draagt hij het werk op, omdat ieder in staat
is, om iets voor da-zwaar-beproefden te doen.
Neen, zoek hier niet een aanval op onze
Regeering in. De schrijver weet van nabij,
hoe veel in ons land voor de getroffenen
wordt gedaan. Hij weet dit naar waarde te
schatten. Hij voert echter een warm pleidooi,
om goed doende niet te vertragen. En hij
ziet èn voor onze Regeering, maar ook voor
het particulier initiatief nog vele mogelijk
heden. Daarom roept hij op, om nog meer te
doen dan reeds gedaan werd
Naast verschillende beschouwingen, waarin
vooral uitkomt, hoe de werklooze over deze
onderwerpen denkt, geeft hij een aantal
sdhetsen. Ze zijn uit het leven gegrepen. Gij
ziet de menschen, zooals hij ze zag. Ze krij
gen voor U gestalte. Al lezend is het, of gé
ze zelf ziet en hoort. En ongemerkt gaat ge
meelijden, meestrijden, meeworstelen en ziet
ge. wat ge voor hen doen kunt.
De schetsen staan niet zonder verband
naast elkaar. In de wereld van werkloozen
wordt ge binnengevoerd. De menschen met
hun verschillende zorgen ziet ge zooals zij
zich openbaren. Eir zijn er onder hen, die
zwaarmoedig en vereenzaamd zijn. Anderen
die met zielenadel hun last dragen. Ook
treft ge er aan, die gekruid met humor hun
leed vertolken en verbergen. Zelfs ziet ge er
onder hen, die als christenen anderen nog
tot steun zijn.
Het eerste hoofdstuk teekent de groote
gevaren zoowel stoffelijke als geestelijke
Uitgave H. H. Kok Bz., Zwolle.
F 11 Vleeschschotels met Soep
k II \en Diverse Groenten als:
II II Soep - Biefstuk - Dop. - Aard.
Soep-Oester-Sperb.-Aard.
CENT Soep - Carb. - Snijb. - Aard.
NA 3 UUR 10 CENT HOOGER
COOP. RESTAURANT
A'DAM, MOLENPAD 2 b.d. Leidschegracht
waarmee de werkloozen bedreigd worden ten
ondergang. Doch al dadelijk ziet ge ook het
beeld van Christus verschijnen. Hij is de
trroote medelijdende Hoogepriester. Voor
Hem is geen nood te groot, waaruit Hij niet
helpen wil en kan. Dit maakt hot boek tot
een steun vootr hen, die door zorgen gebogen
gaan.
Het volgende hoofdstuk grijpt u aan, als
ge met een 50-jarige meetrekt om werk te
zoeken. Hoe groot ook zijn teleurstellingen
zijn, waar hij overal hoort: „Voor U geen
plaats!" toch acht hij steun minderwaardig.
Het derde hoofdstuk doet u zien, hoeveel
bezwaren en eevairen aan het stempelen ver
bonden zijn. Kees blijft daaraan weerstand
bieden, Nuchtere, rake opmerkingen weet hij
te plaatsen over de stempellokaaltaal.
Hoofdstuk 4 toont Moos, die geniet van
de sociale zorg; maar die als simulant de
lasten van de werkverschaffing niet wenscht
te dragen. Naast hem treft ge een blijmoedig
Christen aan, wien de economische moei
lijkheden bijzaken zijn. Hij is rijk in Hem.
die een eeuwig erfdeel is.
Een volgend hoofdstuk laat u zien een, die
door het aangrijpend leed aan het vereen
zamen is.
De woelige tijden worden ons geteekend
m welke weerslag ze hebben op de te werk
gestelden. Woord en daad maken bij hen
gelukkig een groot verschil.
Niet alle schetsen loop ik met u door. Al
leen enkele duidden we aan, om u te doen
zien welk een verscheidenheid van personen
en zaken dit boek biedt, 't Zal wel overbo
dig zijn, om er bij te voegen, dat het ook de
nood van Ie jeugdwerkloosheid niet vergeet,
evenmin als de geestelijke verzorging van
oud en jong. De problemen van de bewoners
uit de groote stad, zoowel als die van het
platteland, van de zeelieden als van de bin
nenvaartschippers worden scherp geteekend.
Ten slotte wordt alles te zaam getrok
ken. Ge zitt een zee van ellende. Er is een
wereldnood. Drenkelingen dreigen om te
komen.
Hun nood wirdt onze nood. Hun spanning
Gij kunt op reis niet buiten een
lakdoosje met „AKKERTJES" want
dan hebt U die snelle pijnstillers
direct bij de hand tegen hoofdpijn,
kiespijn, "wagenziekte", senuwpijn.
Koker met 12 Btuks 63 ct. Zakdoosje, 8 stuks 30 cU
(Adn.)
onze spanning. Wie kan dit boek zonder ont
roering lezen?
Het moet gelezen worden door staatslie
den en nredikanten, door jongeren en oude
ren, dnor hen, die werk hebben en die werk
loos zijn.
Het is een boek voor onzen tijd. Het heeft
>ns veel te zeggen.
Zooals de bekende Negerhut een bood
schap had aan de were'. zoo heeft het dit
boek. Want ellende teekenen is niet moei
lijk. Doch ora in de donkerheid licht te
ontsteken wel.
Het is den schrijver gegeven, om dit te
doen. Men wordt niet tot wanhoop gedre
ven. maar er op gewezen, hoe de hoop weer
kan herleven. Den menschen wordt hun
taak gewezen; maar de uitkomst moet ver
acht worden van Hem, die deze alleen kan
geven. Zulk een boek bestaat er nog niet.
Het is eigensoortig. Zulke werken geven het
geen on dit terrein noodig is.
Moge het spoedig zijn weg vinden. Wij
men de lezing warm aanbevelen.
Ds van der Zaal hoopt Woensdag 1
Juli des avonds van 6—6.30 voor de N.C.R.V.
(300,1 M.) over dit boek te spreken.
Belgische onderscheidingen
De Belgische gezant, de heer Ch. Mas
kens, heeft Zaterdagmiddag in de Belgische
legatie de volgende onderscheidingen uitge
reikt, welke verband houden met de Belgi
sche wereldtentoonstelling van 't vorig jaar:
Grootkruis der Orde van Leopold: dr J. C.
Koningsberg-er, oud-minister van Koloniën.
Grootofficier In de Kroonorde: prof. L A. t
Roven, oud-minister van Defensie.
Commandeur ln de Kroonorde: W. A_ Engel-
brecht, voorz. Kamer van Koophandel te Rot
terdam.
Commandeur ln de Orde van Leopold II: mr
J. Draayer. directeur Rijkswaterstaat; dr P. C.
Witte, referendaris bij Dep van Buitenl. Za
ken: H. IF. R. Snoek, secr.-pennlngm. van de
Nederl. Vereen, voor Tentoonstellingsbelangen;
Ir F. H. E. Gulje, voorz. Alg. R.K. Werkge
veravereen Iglng en C. A. J. Begeer, directeur
der NV. Begeer.
Officier in de Kroonorde: L. F. Brltsel, voorz
Alg. Ned. Zulvelbond; B. G. D. Muyt, referen
daris bü het Dep. van Koloniën; Ir W. L. Uter-
mark. alg. conservator bü het Kol. Instituut;
Ir N. Th. Koomans. dir. Havenberlrüf te Rot
terdam; J. C. M. Mensing, voorz. Ned. Tuln-
bouwraad: L. H. Perquln, voorz. Kath. Radio-
Omroep; lr D. Roosenburg, architect; C. E
Hagens. dir. N.V. SIderlus en Ir N. P. de Koo,
Ingenieur.
Ridder ln de Kroonorde: Ir J. J. M. Aange-
nendt. Ingenieur RUkswaterstaat: drs C. Eygen-
raam, secretaris sub-comm. Land- en Zuivel
der hfederl. deelneming; lr J. Denys, architect
en J. F. A. EUch. dir. Intern. Gewapend Beto.i
"lappü-
iel; F. W. Loos. dir. der firma Loos; J. E.
Lloni. assuradeur en W. de Graaf, chcf-boekh.
der firma Heldring en Pierson.
KUBCIEI^»
DINSDAG 30 JUNI
HILVERSUM I 1875 M. KRO-Uitzending.
11.30—12.00 Godrd. halfuur. 12.15 Gr.pL
en KRO-Orkest. 2.00 Vrouwenuur. 5.10
KRO-orkest. (Om 5.45 Felicitatiebezoek
en om 6.15 Zwemeursus). 7.00 Berichten.
7.15 Causerie over „Blindenzorg". 8.00
Berichten ANP, Mededeelingen. 8.10 KRO
Melodisten en de 4 Goossensens. 9.20
Voor onze Marinemannen een nieuw
tehuis. 9.25 KRO-Melodisten. 9.45 Sted.
orkest Maastricht. 10.30 Berichten ANP.
10.35 Gr.pl. 10.40 Sted. orkest Maastricht.
10.30 Berichten ANP. 10.35 Gram.pl.
10.40 Sted. orkest Maastricht. 11.0012.00
John Kristels orkest.
HILVERSUM D 301 M. AVRO-Uitzendinr.
6.307.00 RVU. 10.00 Morgenwijding.
Gram.pl. 10.30 Piano-recital. 11.00 Huish.
wenken. 11.30 Ensemble „Romania" en
soliste. 1.00 Omroeporkest. 1.45 Omroep
orkest. 2.30 Declamatie. 3.00 Knipcursus.
4.00 Zang en piano. 4.30 Kinderkoorzang.
5.00 Kinderhalfuur. 5.30 De Octophoni-
kers. 6.30 „Wat gebeurt er te Genève
met de sancties". 7.00 Omroeporkest. 7.30
De Staalmeesters. 8.00 Berichten ANP.
8.15 „AVRO's bonte Dinsdagavondtrein
gevar. programma. 11.00 Berichten ANP.
11.4512.00 Laatste uitzending uit de
oude studio.
DROITWICH 1500 M. 11.20 Orgelspel. 12.35
Het BBC-Schotsche orkest en solist. 1.55
Frank Biffo's kwintet en soliste. 3.35
Jack Wilsons kwintet. 4.20 Causerie. 5.50
Overzeesche radio-toespraken. 6.50 BBC-
Militair-orkest en solist. 7.35 Declamatie.
7.50 Het Parkington-kwintet. 9.20 Berich
ten.
RADIO PARIS 1648 M. 11.20 Orkestconcert.
5.50 Orkestconcert. 11.3512.35 Populair
concert.
KEULEN 456 M. 1.35 Orkest en solist. 5.20
Omroepkleinorkest. 7.20 Omroepkoor en
solisten. 8.30 Omroeporkest.
BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M.: 12.50 Salon-
orkest. 5.20 Klein-orkest en gram.pl. 8.20
Symphonieconcert.
484 M.: 12.50 Klein-orkest. 5.20 Salon-
orkest. 8.20 Omroeporkest mm-v. solisten.
DEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 10.00 R.
Strausz-concert. 10.20 Berichten. 10.50
Cello en piano. 11.05 Weerbericht 11.20
12.20 Koor- en orkestconcert
Is benoemd tot Grootkruis ln de Kroonorde;
prof. dr lr H. C. J. H. Gellssen. minister van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart.
Voorts zün benoemd tot Grootkruis In de
Orde van Leopold II: mr M. P. L. Steenberghe,
oud-mlnlster van Econ. Zaken en Ch. I. J. M.
Weiter. oud-minister van Koloniën.
Tot commandeur ln de Kroonorde: A. Th.
Lamping, dir. Handelsaccoorden; J. E. v Roven
alg. secretaris der P.T.T. en Gottfr. H. Crone,
voorz. Kamer van Koophandel te Amsterdam.
Tot commandeur ln de Orde van Leopold II:
lr C. J. van Dusseldorp. lid firma Heldring en
Pierson; H. P. Gelderman C.M.zn, alg. voorz.
Ned. Verbond van Werkgevers: F. L. van der
Bom. voorz. Chr. Werkgeversver. en A. Pies-
man. dir. K.L.M.
Tot Officier In de Kroonorde: E. D. v Dissel,
dir. Staatsboschbeheer; prof. lr D. Dresden,
dir. der N.V. Mach.fabrlek Jaffa; L. Boog-erd,
dir. Gem. Handelsinrichtingen te Amsterdams
C. R. T. baron Krayenhoff. voorz. Alg. NederL
Vereen, voor Vreemdel.verkeer; dr A. H. Phi
lips. hoofdcommies dep. van Handel, Nijverheid
en Scheepvaart en S. Th. J. Teppema, Idem.
Tot Officier In de Orde van Leopold H: T. sj
bü het Dep. van Buitenl. Zaken.
MIJNHEER PIMPELMANS GAAT „EN PENSION"
71. Daar lag namelijk de stoel nog, die
hem daarstraks naar zijn hoofd gegooid was.
Mijnheer Pimpelmans nam hem op. Op wel
ken schedel hij terecht zou komen, kon hem
niet scheler.. Als zijn woede maar gekoeld
was! Kinderen, kinderen, past toch op, dat
je je nooit kwaad maakt, want je ziet. hoe
licht een mensch tot dingen komt, die hij
nooit meer goed kam maken 1
72. Zzzzl Daar ging de stoel! Hij kwam
precies op het presenteerblad van Tinus
terecht, zoodat het heele blad mitsgaders
biefstuk, aardappelen, peentjes en doperw
tjes hem als 't ware uit de handen gemaaid
werd. Timus' haren rezen er van to berge,
OndertussChen waren ook de andere pen
siongasten naderbij gekomen.
(Wordt Woensdag vervólgd\
Feuilleton
door H. KINGMANS
Daarop vertelde de oud-burgemeester, hoe hij den vorigen
Avond den Stadhouder onomwonden over de loopende geruchten
had gepolst en welk antwoord hem "regeven was.
„Nog eens, of het van belang is, weet ik niet, ataar gij allen
Üient op de hoogte te zijn."
„Burgemeester" Roelf Ketel nam bruusk ^het woord
„gelooft u dat antwoord van den Gouverneur?"
,,'k Heb het alleen meegedeeld, opdat ge het weten zoudt",
was het diplomatieke antwoord.
„Neem me niet kwalijk, burgemeester, maar daarmede komen
we niet verder. Als u meent, dat er niets zal voorvallen, dan
behoeven wij ook geen wacht meer te houden."
Roelf Ketel sprak wat korzelig: eerst wilde de burgemeester
het' niet gelooven! toen was hij er van overtuigd en nu scheen
hij weer te wankelen in zijn meening
,,'k Heb het alleen volledigheidshalve meegedeeld. Mijn per
soonlijke meening is, dat onze waakzaamheid niet mag
.verslappen."
Het gelaat van Roelf Ketel klaarde op.
„Dan is het in orde, burgemeester. Dat is ons aller meening.
ïk geloof niets van de mededeeling van den Gouverneur. Hij
zal een Judas blijken te zijn."
Fresinga was het er volmaakt mede eens, al zeide hij hst
niet De verklaring over zijn aanwezigheid was gezocht geweest.
De waarheid was, dat Abelsz hem had meegedeeld, dat er dien
nacht iets gebeuren zou. Zoo spoedig de ketters naar Luis
waren gegaan, moest hij gewaarschuwd worden. Dan zou hij
onmiddellijk den Gouverneur op. dfi hoogte brengen, waarna ds
aanslag wel geschieden zou. Het geheel Roomsche burgervendel
had de wacht.
De nacht verliep als de vorige nachten. Te vier uur ging
men uiteen in de overtuiging, dat weer een morgen zou aan
breken, zonder dat iets was voorgevallen.
Roelf Ketel, vergezeld van Munco en Fresinga, liep over
de Groote Markt, die geheel verlaten was. Het silhouet van
den slanken Martenstoren stak af tegen de donkere lucht, die
nog geen morgengloren vertoonde. Uit de hoofdwacht scheen
licht Overigens sliep de stad.
Roelf Ketel was vol bewondering voor den ouden burge
meester, die had meegedeeld, dat hij niet meer naar bed zou
gaan.
Midden op de Markt scheidden zich de wegen der drie
mannen: Munco sloeg de Gelkingestraat in, Roelf Ketel de
Ebbingestraat, beiden met het doel, nog eenige uren te gaan
slapen.
Fresinga daarentegen, nadat hij zich er van vergewist had,
dat de Ketels werkelijk verdwenen waren, spoedde zich naar
de voorstad Schuutendeep, waar Abelsz hem in een wijnhuis
bescheiden had. Hij vond er den spion met een aantal schuu-
tcnschuuvers, die kennelijk onder den invloed waren.
„Zijn ze naar huis?" informeerde Abelsz.
„Op twee na allen vertrokken."
„Gced. Houd die kerels bezig en breng ze over een klein
uurtje naar de. Markt"
Ijlings verdween hij, om weldra op te duiken voor het
Stadhouderlijk verblijf, waar men hem onmiddellijk bij den
Gouverneur aandiende. De bedienden van den Stadhouder
waren, naar hij opmerkte, allen gewapend. Hij zag ook een
aantal vreemde soldeniers en musketiers, sinds een week in
de stad gesmokkeld en verborgen bij burgers. Den Gouverneur
vond hij in volle wapenrusting, doch niet krijgshaftig. Het viel
hem op, dat Lalaing zeer bleek zag.
„Ik kan Uwe Genade meedeelen, dat de ketters de woning
in de Heerestraat verlaten hebben."
Op dat oogenblik trad Guislain le Bailly binnen. Hij was niet
gewapend, daar hij aan den aanslag niet zou deelnemen.
„De weg is vrij, Bailly", sprak Rennenburg gejaagd. „Waar
schuw den hopman."
De geheimschrijver, die verheugd was, dat nu eindelijk aan
het talmen van zijn gebieder een eind was gekomen, had er
aan medegewerkt den aanslag fn scène te zetten, zoodat hij
precies wist, wat hij te doen had.
Eenige oogenblikken later bevond hij zich in de hoofdwacht
en sprak fluisterend met den hODman, die in alle stilte zijn
mannen last gaf, de toegangen der straten, die op de Markt
uitkwamen, te bezetten. Verder zond hij een bode naar een
bevrienden hopman, die er in toegestemd had, met een deel
van zijn vendel op het eerste gerucht toe te schieten.
Van het Schuutendeep naderde Fresinga met een getal
burgers, die schik hadden in wat te komen stond en voor het
noodige lawaai zouden zorgen.
Vijf uur sloeg de klok van den St Martenstoren, toen, nog
steeds bleek als een lijk, Rennenburg te paard de Groote Markt
kwam opstuiven, gevolgd door enkele andere ruiters.
Schor klonk zijn stem, toen hij riep: „Staat bij, staat bij, goed9
burgers, heden ben ik eerst recht Stadhouder dezer landen;
Iaat ons nu volbrengen, wat tot dienste zijner Majesteit en onze
eigen bescherming noodig ia"
De bevelen rolden dan van zijn lippen.
Drie voor de hoofdwacht staande veldstukjes werden ge
laden. Om den schijn te geven, van reeds meester der stad te
zijn, gaf hij order, de trompetten te steken en de trom te roeren,
terwijl enkele ruiters door de voornaamste straten moesten jagen
om verslagenheid te weeg te brengen.
Burgemeester Hillebrands zat gebogen over eenige perkamen
ten, toen het gerucht tot hem doordrong: trompetgeschal, trom
geroffel, het jagen van eenige paarden door de Keerestraat,
Hij wist genoeg, snelde naar het vertrek, waar zich nog een
drietal gewapende mannen bevond, die ook waren opgespron
gen en riep hen toe: „Naar de Markt, 't is er niet pluis."
Dan nam hij haastig afscheid van zijn goide, die wakker was
geschrokken en eerst eenigermate besefte, wat er pebeurde, toen
de burgemeester reed9 op de Markt was aangeland.
Daar snelde op hetzelfde moment Roelf Ketel toe en nog
eenige andere vrienden, die met geweld door het cordon van
het de straat afzettende deel van het burgervendel waren ge
broken.
„Déé.r te de verrader, burgemeester", zeide Roelf Ketel, wijzend
op Rennenburg, die als een bezetene te paard over de Markt
rende. „Moet er geschoten worden?"
Hij legde zijn musket aan, dat onmiddellijk werd neergeslagen
door het zwaard van een ruiter, die toesnelde. Meerdere soldaten
en Spaanschgezinde burgers kwamen toeloopen. Tet werd een
wirwar van strijdende lieden, zoodat Ketel van den burgemees
ter gescheiden werd.
Eén van Rennenburgs dienaren, den burgemeester kennend,
schoot den ouden magistraat, die wilde trachten zijn vrienden
te verzamelen, pardoes door het hoofd, zoodat de forsche ge
stalte tegen de straatkeien smakte, zieltogend.
Een ruiter joeg over het lichaam, een ander trapte er op. De
ingewanden puilden er uit
„Heere, God, ik beveel mijn zielstamelde burgemeesteB
Hillebrands.
En hy gaf den geest
„Munco, Munco!**
Hilligje porde haar vastslapenden man naast haar wakker.
„Hè, wat
Dan hoorde hij het rumoer, was klaar wakker, sprong uit dl
bedstede en haastte zich kleeren aan te trekken.
ÏWordt vervolgd), J