Clkm ixyeJmv (m.MMehkiftmb
cThm^i^
De roep van het verleden
Ontspannings
Lectuur
Oude Inrijhekken en Poorten
door M. Veren. Uitgave van La
Rivière en Voorhoeve te Zwolle
Een uitnemend geslaagde familieroman.
Hanna Tels reeds op jeugdigen leeftijd wees
geworden, vindt een aangenaam tehuis bij
Oom Bernard Storm, den zwager van haar
overleden stiefvader
Oom Bernard is een godvruchtig en wijs
man, die vol liefde, met veel tact en zon
der eenige baatzucht Hanna's opvoeding
poogt te voltooien.
Een jeugdvriend van Storm, Theo bold
Platen, is plotseling door een groote erfenis
een vermogend man geworden. Het blijkt
echter spoedig, dat bij Platen en zijn vrouw
bevestigd wordt de waarheid van 't spreek
■woord, dat het sterke 'beenen zijn, die de
weelde kunnen dragen.
Hoewel uiterlijk godsdienstig blijvend,
neemt het weelde-leven hen zóó in beslag,
dat zij op niets anders bedacht zijn, dan
een aanstaand huwelijk van hun zoon Ge
rard met een meisje uit voornamen stand.
Mevrouw Platen meent voor haar zoon
een keuze te moeten doen en laat daarom
geen gelegenheid voorbijgaan, om Gerard in
kennis te brengen met Grace Smith. Boven
dien laat ze niet na bij Mevrouw Storm er
op te zinspelen, dat een verloving van haar
zoon met Grace te verwachten is. En Me
vrouw Storm weet op haar beurt Hanna te
doen verstaan, dat Gerard Platen in geen
geval een. meisje beneden zijn stand zal
nemen, en heeft daarmee de heimelijke be
doeling een verloving te bewerken van
haar zoon Peter met Hanna.
Maar Hanna blijft vertrouwen op Gerard,
die haar de belofte van trouw heeft gege
ven, al zal de vervulling dier belofte moe
ten wachten tot het tijdstip, waarop hij een
zelfstandige positie heeft verworven.
Sephan, een broer van Grace, een licht
zinnig jongmensch, maakt geregeld het hof
aan Hanna. Wanneer hem dit niet gelukt,
wreekt hij zich op Hanna, door haar voor
te liegen, dat de verloving van Gerard met
Grace een voldongen feit is.
Hierdoor is Hanna gekrenkt in haar tee-
«derste gevoelens voor Gerard. Zij ontwijkt
hem zooveel mogelijk en ontneemt hem elke
gelegenheid, om van zijn blijvende liefde
en trouw tegenover haar blijk te geven.
Zelfs stemt zij toe in een verloving met
Peter, niet zoozeer omdat zij oprechte liefde
;voor Peter heeft, als wel om te laten zien
haar afkeer van Gerard, die haar zoo diop
gegriefd heeft door het breken van zijn
belofte tegenover haar.
Door dit schromelijk misverstand is het te
begrijpen, dat Gerard zich daarna verlooft
met Grace, die inderdaad vele eigenschap
pen bezit, welke haar tot een lieve en zorg
yolle huisvrouw kunnen maken.
Gerard heeft werkelijk een gelukkig hu
welijksleven met Grace. Zelfs, wanneer
Stephan op zijn sterfbed tegenover Gerard
belijdenis doet van zijn maar al te goed
gelukten boozen toeleg, dan vervult wel
weemoed het hart van Gerard, maar be
derft in geen enkel opzight zijn verhouding
tot Grace, die toch zoo geheel onlbewust aan
Hanna zooveel leed had berokkend.
Het huwelijk van Peter met Hanna is
minder gelukkig. Plichtmatig is ze een
Voorbeeldige vrouw geweest voor Peter,
maar de rechte verhouding ontbrak, waar
toe zeker 'het hoogst onaangename karak
ter van Peter veel heeft toe bijgedragen.
In de kracht des levens wordt Peter door
Üen dood weggenomen, die op zijn stervens
sponde Hanna om vergeving vraagt voor
het vele stille leed, dat hij haar berokkend
beeft.
Hanna, met haar fijn besnaarde ziel en
haar echt Christelijke levensopvatting drukt
een kus op het voorhoofd van haar ster
venden man, als bewijs, hoezeer ze van
harte hem vergeeft.
Als Hanna als predikantsweduwe in finan
deel moeilijke omstandigheden komt en
daardoor haar zoon Bert onmogelijk verder
kan laten studeeren, begint de levensweg
voor moeder en zoon bij den dag moeilijker
1* worden..
Ten einde raad, waagt zij het, naar Ge
rard te gaan ,om diens bemiddeling in te
roepen voor een passende betrekking voor
baar zoon Bert.
Bij dit onderhoud wordt het misverstand
opgehelderd, dat in de jeugdjaren tot zulk
een droeve scheiding had geleid. Maar geen
bittere wrok vervult beider hart tegenover
de menschen, die op zoo listige wijze hun
geluk verstoord hadden. Ze erkennen Gods
leiding, ook in de onedele gedragingen van
hen, aan wier zorgen ze in hun jeugd wa
ren toevertrouwd.
Bert Storm wordt door Gerard Platen in
'de gelegenheid gesteld verder te studeeren.
En als Bert openlijk tegenover den heer
Platen erkent, hoezeer hij en Platen's doch
ter, Sigrid, elkaar oprecht liefhebben, dan
stemt de heer Platen van harte toe tot ver
loving.
De ontiknooping van dezen boeiend ge
schreven roman vindt men hierin, dat Ge
rard en Hanna den roep van het verleden
vervuld zien, wanneer ze, hoewel geen man
«n vrouw geworden zijnde, toch als weder
zijdsche grootouders den doop van hun
kleinzoon Gerard mogen bijwonen.
Psychologisch fijn doorvoeld geeft deze
roman een stuk levenswerkelijkheid.
Psychologisch en literair is o. m. juist zoo
fijn geteekend, dat waarlijk hoogstaande ka
rakters weten te verbergen, wat bij open
baarwording anderen zoo onnoodig diep zou
kunnen achokken. Daarom blijft voor Grace
verborgen de vroegere liefdesbetrekking tus
schen Gerard en Hanna. En als Bert na
Hanna's dood den Bijbel van zijn moeder
in handen neemt en zijn oog 'n verschrom
peld takje Edelweis ontdekt, dan moet Bert
vol verwondering erkennen, hiervan niets te
begrijpen, omdat zijn moeder nooit veel ge
reisd had.
llaar grootvader Platen weet er zooveel
te meer van. Hij had het zelf in de liefde
zijner jeugd voor Hanna meegebracht van
zijn Alpenreis. Maar hij blijft de herkomst
van dit takje Edelweis als een geheim in
zijn hart bewaren.
Deze roman geeft ongekunsteld een stuk
levenswerkelijkheid weer. Dat blijkt uit de
hooghartigheid van Theobald Platen en
zijn vrouw, waardoor ze tot in hoogen
ouderdom door den hun eens zoo plotseling
in den schoot geworpen rijkdom zóó over
stag geraakt waren, dat ze zelfs zoo moge
lijk het huwelijk tusschen hun kleindochter
en Bert Storm nog wilden verhinderen.
Deze roman, hoewel niet als tendez-
temaa bedoeld, heelt niettemin een nitne
.mende strekking. Hij laat oos zien hoezeer
fKet noodig is, dat onze volwassen kinderen,
hoewel in gebondenheid aan Gods
ordinantiën, nochtans een vrije keuze moe
ten doen, als het betreft hun hoogste aard
sche levensbestemming, nt liet huwelijk.
,,De roep van het Verleden" is een boek,
dat ons onder het lezen boeit door zijn
ongekunsteldheid, en tegelijk aangrijpt door
zijn diepen ernst. Het zijn de feiten, die
spreken en waarschuwden.
Vacantia van het „Ik", door Ds.
A. G. Barkey Wolf. J. N. Voor
hoeve te Den Ilaiag.
Dit kleine, doch fraai uitgevoerde boekje
an 32 pagina's behoort tc* de serie „Bran-
v dcitde Kaarsen", wel
ke bedoelt getuige
nissen te geven van
levend Christendom.
Aanleiding tot het
schrijven van dit
boekje was liet lezen
van Paul Keilers ro
man, getiteld: „Fe
rien vom Ieh". In
dezen roman wordt
verteld van een Sa
natorium, waar oe
mcnschcn tot her
stel van gezondheid
Ds .4. G. Barken Wol/vacanlie van het
„Ik" moeten nemen.
Zij moeten heel hun geestelijke en ongees
telijke bagage afgeven bij de deur. Geld,
sleutel, zakmes, vulpen, courant, alles wordt
voor enkele weken over boord geworpen.
Zulk een retraite en rust goeft verloren
arbeidskracht terug en dat te meer, wan
neer die rusttijd volgens Paul Keiler posi
tief benut wordt, om den dieperen vrede met
God te zoeken.
Terecht oefent Dr Barkey Wolf eenige
critiek uit op dezen roman. Hij wijst erop,
dat de mensch niet slechts vacantie,
maar verlossing van het „Ik" behoeft,
en dat hiertoe noodig is de levende werke
lijkheid van de genade van onzen Heere
Jezus Christus, Die stierf aan het kruis en
daardoor ons met God verzoende.
Zóó wordt deze bespreking van Paul Kei
lers boek inderdaad een getuigenis van
levend Christendom, omdat ze ons heenwijst
naar Christus, met Wien wij gekruisigd moe
ten worden, opdat Hij in ons zou leven.
Toch stuitten we onder het lezen van dit
werkje op een tegenstrijdigheid, waarvoor
we geen oplossing kunnen vinden.
Op pag. 23 zegt de schr., dat hij niet wil
oordeelen, of Keiler voor zijn persoon de
diepe werkelijkheid van de genade van on
zen Heere Jezus Christus kende. Alleen con
stateert hij, dat het zwijgen daarover hem
onbevredigd liet.
Hoewel wij gaarne erkennen, dat het oor
deelen over personen ons niet toekomt, deed
het ons wat vreemd aan, op pag. 16 te lezen,
dat bij zulk een ernstige leemte in Keilers
boek, de schr. toch vasthoudt, dat Keiler
spreekt uit het geloof van den Bijbel en van
Paulus.
lntusschen belet ons deze opmerking niet,
om groolc waardeering te hebben voor dit
boekje, dat er ons aan herinnert, dat de
verlossing van het „ïk" noodzakelijk is voor
onze zaligheid en eveneens onmisbaar voor
de praktijk van het echt Christelijk lev
Gezanten van Christus, door Dr
Ir H. G. van Beusekom. J.
Voorhoeve te 's-Gravenhage.
Dit boek behandelt in negen hoofdstuk
ken de verschillende moeilijkheden, aan hei
Zendingswerk eigen.
Het spreekt van de noodzakelijkheid van
een zelfbewuste roeping en wijst op de voort
durende zelfopoffering, welke de Zendings-
arbeid eisclit. De zendeling moet den Joden
een Jood en den Grieken een Griek wor
den, zonder daarbij in het minst af te doen
van het Evangelie, dat Jezus Christus de
eenige Verlosser en Zaligmaker is. Deze vol
komen overgave aan de hem door God op
gedragen taak mag den zendeling echter
niet maken tot een onevenwichtig mensch,
die door blakenden ijver voorbijziet, dat
periodieke rust en ontspanning dringend
noodzakelijk zijn. Anders handelt hij, zegt Dr
v. Beusekom. even dwaas, als de vuurtoren
wachter, die de olie, bestemd voor het vuur
torenlicht, weggeeft aan zijn arme buren,
welke goedhartigheid ten slotte uitloopt op
een gedoofd vuurtorenlicht.
Heilige bezieling, gepaard met groote nuch
terheid van geest, kenmerken dit uitnemend
Zendingswerk.
DE VROUW MET HET EENE TA
LENT, door Mevr. A. van Hoogstra
tenSchoch. H. A. van Bottcnburg,
Amsterdam.
De hoofdfiguur in dezen roman is Mar-
griete van Bygaardt. Margriete is in menig
opzicht geheel verschil'end van baar beide
zusters. Éra en Sacha hebben beide lust tot
studie, maar Margriete heeft daarvoor geen
aanleg. Wel heeft ze een haar passende op
voeding gehad en ze kent ook vrij goed de
moderne talen, doch a'les schijnt er op te
wijzen, dat dit meisje zonder eenig diplo
ma ongeschikt zal worden voor een levens
positie, welke haar in staat kan stellen, om
in eigen onderhoud te voorzien.
En dat nog wel, als de nood aan den man
komt, door het overlijden van haar vader.
Na enkele mislukte pogingen tot het vin
den van een betrekking komt ze door be
middeling van haar leerares in typen als
secretaresse in dienst bij een beroemd
schrijver.
Margriete moge over weinige talenten be
schikken, ze heeft de schoonste gave, welke
een vrouw kan bezitten, n.l. in zelfopoffe
rende liefde zich geven aan en voor anderen
Naief en kinderlijk vertrouwend op Gods
Een nieuw boek van J. Verheul Dzn.
MERKWAARDIGE OUDE INRIJ
HEKKEN, ALSMEDE POORT- EN
HOOFDINGANGEN UIT DE 17e, 18e
EN 19e EEUW IN EN OM ROT
TERDAM.
De heer J. Verheul Dzn., In Rotterdam
zoo overbekend als architect en oud-raads
lid, is reeds jaren lang onvermoeid bezig
de schoonheid van Rotterdam, zoowel in
natuur als bouwkunst, zooveel mogelijk te
bewaren.
Met weemoed in het hart heeft hij T moe
ten zien, dat veel landelijk schoon en veel
merkwaardigs op architectonisch en cultuur,
historisch gebied werd gesloopt voor bouw
grond-exploitaties of voor den aanleg van
breed e, grijsgrauwe asphaltbetonwegen, noo
dig voor het tegenwoordig alles beheer
schen de moderne snelverkeer.
Lang niet altijd was dit sloopen strikt
noodzakelijk te achten. Met eenigen goeden
wil had nog veel moois uit het verleden
bewaard gebleven kunnen worden, dat óf
uit historisch oogpunt óf uit aesthetisch
oogpunt, het dubbel waard was, niet onder
sloopershand te vallien.
Het is heuscih geen star conservatisme,
dat den heer Verheul er toe dringt, om door
7. Verheul V.zn
zijn studies op bouwkundig gebied, In oude
bouwwerken in Rotterdam en omgeving, den
band aan vroegere eeuwen te bewaren.
Naast een modern stadhuis en beursge
bouw heeft niet minder menige oude gevel
recht van bestaan. Alleen reeds histori
sche zin moet ons doen ijveren voor
het behoud van zooveel moois uit vorige
tijden. Het heden is de schakel tusschen
verleden en toekomst. Wie dat in het oog
houdt, kan niet zoo gemakkelijk alles uit
het verleden doen verdwijnen. Op het ter
rein der schilderkunst worden kunstproduc
ten van oude meesters zorgvuldig bewaard
in musea. Doch waarom wordt dan, wat
bouwkunst betreft, in Rotterdam zooveel
gesloopt, dat herinnert aan het verleden?
Terecht merkt de heer Verheul op, dat geen
stad in ons land zóó arm is aan oude bouw
kunst, als Rotterdam.
Zeker, een gebouw als de St. Laurenskerk
spreekt nog na vele eeuwen tot ons van
hetgeen onze voorvaderen'op het gebied der
bouwkunst konden presteeren. Evenwel, niet
enkel het grootsche en monumentale, ook
de voorbeelden van meer eenvoudige en on
gekunstelde architectuur kunnen van betee
kenis zijn.
Echte kunst kenmerkt zich door den zin
voor het harmonische. Zelfs een inrijhek
of toegangspoortje moet in uiterlijk en bouw
wijze volkomen in harmonie zijn met het
geitouw en zijn omgeving. En antieke inrij
hekken en toegangspoorten leveren het be
wijs, hoezeer in het verleden met die onver
anderlijke wet van echte kunst is rekening
gehouden.
Gedane zaken nemen echter geen keer.
Wat gesloopt is, kan slechts in zooverre aqn
de vergetelheid ontrukt worden, dat het in
beeld gebracht werd, vóór dat het verdween.
De heer Verheul hoeft daarom recht op
dankbare erkenning van allen, die evenals
hij, liet bejammeren, dat zooveel schoons
leiding in haar leven, maakt ze zich geen
anstige zorgen, wanneer ziekte van den
schrijver haar werkkring als secretaresse
onnoodig maakt.
Dan vindt ze weer werk bij Mevrouw
Aldemenlin. Deze bejaarde dame is rijk ge
zegend met aardsche goederen. Zo kan veel
weldoen en doet dat ook inderdaad. Maar
bij dat alles blijft haar leven somber.
Margriete echter brengt een gansch an
dere sfeer in het huis van Mevrouw, omdat
ze het geheim ontsluiert van het gevoel van
onvoldaanheid bij Mevrouw van Aldemenlin
Niet de gave alleen, maar het daarbij per
soonlijk inleven in den nood van anderen
geeft voldoening.
Fijn teekent de Schr., hoe zelfs in de
grootste toewijding nog een zeker egoïsme
kan schuilen. Dat blijkt wel bij Mechteld
die haar zoo goed als blinden broer Schelto
zoo uitnemend verzorgt Mechteld kan liet
niet dulden, dat een ander haai' plaats bij
Schelto zou innemen. 1-Iet kost Mechteld
zielestrijd, om dat egoïsme te overwinnen.
Margriete's leven vindt ten slotte zijn
hoogtepunt, wanneer ze als vrouw van den
blinden Schelto zich kan uitleven in opoffe
rende liefde en toewijding.
Mevr. van Hoogstraten-Schoch geeft 5n
dezen boeiend geschreven roman ons lec
tuur, die opheft en ons een ideaal voor
oogen stelt, dat hoewel nimmer volkomen
te bereiken toch niet vruchteloos behoeft te
worden nagestreefd.
Alleen wil het ons voorkomen dat de Schr.
ons Margriete wel wat al te idealistisch
teekent. Margriete is in dit boek gelijk een
fee, die met haar tooverstaf slechts even
aan te raken heeft, om de somberste omge
ving in een vroolijke sfeer te herscheppen.
Deze opmerking belet ons echter niet dit
mooie boek warm aan te bevelen. Naast de
sombere werkelijkheid van het leven, dat
zoo dikwerf vol is van moeite en verdriet
vinden we in dit boek ook geteekend de re
aliteit van het Christelijk geloof, dat aan
het leven glans geeft, glans, die door de
teleurstelling des levens niet kan worden
verdonkerd.
Tot de belangrijke uitgaven, welke bij de
firma J. N. Voorhoeve verschijnen, mag de
serie „Fakkeldragers" wel in bijzondere ma
te vvorden gerekena. In deze serie zagen
reeds acht boeken hellicht, die levensbe
schrijvingen gaven van bekende persoon
lijkheden op het gebied van in- en uitwen
dige zending.
Thans verscheen een negende deel, dat
een levensbeschrijving geeft van John
Weslev, den vader van het Methodisme.
Dr Norel geeft in dit werk in populairen
vorm het resultaat van een veelomvattenoc
studie over een man, die van groote bctce-
kenis geweest is voor het godsdienstig leven
in Engeland en wiens invloed ook ver hui
ten Engeland zich heeft doen gelden.
De schr. laat ons zien, hoe Wesley's pre
diking, waarin de cisch tot bekeering een
voorname plaats innam, een rijk gezegende
reactie was op den geest van het Rationa
lisme, dat op het eind der 18e eeuw den
weg baande tot ongeloof en revolutie.
Evenwel, bij groote waardeering voor
Wesley's prediking, wijst Dr Norel ook op
de gevaren, welke er schuilen in het Metho
disme, dat Armtniaansch in wezen, zoo ge
makkelijk leidt tot werkheiligheid en per
fectionisme.
Gaarne bevelen we dit boek warm aan,
niet het minst, omdat de schr. bij het licht
der historie ons laat zien, hoe „Leger des
Heils" en „Oxfordjbeweging" zijn te beschou
wen als uitloopers van het oude Methodis
me. Hij toont ons de geestelijke gevaren,
welke het eenzijdige in deze bewegingen
meebrengt, doch erkent tevens, dat God Zich
blijkbaar ook van mensohelijke eenzijdig
heden bedient tot de komst van Zijn Ko
ninkrijk.
HYPOTHEKEN EN WONINGMARKT
IN NEDERLAND, door Ch. Glasz.
(Publ. No 15 van het Ned. Eeon. In
stituut). De Erven Bohn; Haarlem '35.
Het vraagstuk van de beteeken is van de
conjunctuurbeweging voor de markt van
vaste goederen in Nederland is de laatste
jaren van steeds grooter beteekenis gewor
den. 1-Iet is de verdienste van den heer
Glasz, dat zijn studie verschijnt juist op een
oogenhlik, dat daaraan groote behoefte be
staat. De literatuur is in dit opzicht steeds
stiefmoederlijk bedeeld geweest en steeds
sterker heeft zich de wenschelijkheid van
een analytische studie doen gevoelen.
De studie van den heer Glasz leert ons
de ontwikkeling kennen van het hypotheek
bankbedrijf sinds het midden der vorige
eeuw en werpt een helder licht op de pro
blemen, waarvoor dit bedrijf zich onder de
huidige omstandigheden ziet gesteld. De
schrijver komt tot de conclusie, dat zich in
ons land het particulier initiatief sterk
heeft doen gelden, waardoor zonder wette
lijke regeling een zeer gespecialiseerd en
„zuiver" gehouden bedrijf kon ontstaan. Het
nadeel van dit stelsel wreekt zich ech
ter in een gebrek aan samenwerking, dat
in het bijzonder tot uiting gekomen is bij de
plaatsing van pandbrieven en bij de poli
tiek van uitzetting der hypotheken. Immers
werd de onderlinge concurrentie niet getem
perd hetgeen tengevolge had dat er een
zeer sterke overproductie van middenstands
woningen ontstond.
De geschiedenis van het bedrijf der hypo
theekbanken splitst de schrijver in een pe
riode vóór en na 1922. Vooral na 1922 is het
in snel temjx> „excelsior" gegaan. De ge
plaatste bedrijven stegen van 1922 tot 1931
van f 623 milliocn tot f 1037 millioen, een
expansie die inderdaad enorm is te noemen.
De toenemende concurrentie tusschen de
verschillende categorieën leidde tot een
schifting van de hypotheekmarkt, met als
gevol gdat de „duurste" hypotheekbanken in
het algemeen zich de volgende posten za
gen toegevoerd: 1. de groote posten, waar
voor de andere groepen minder belangstel
ling hadden: 2. de posten, waarvan de eige
naar van het onderpand zich met een lage
hypotheek niet tevreden kon stellen; 3. de
poften met erfpachtrecht.
Bijzondere aandacht wijdt de schrijver
aan de specialisatie op de groote steden,
waarna belangrijke feitelijke gegevens wor
den verstrekt omtrent den toestand van de
woningmarkt in de drie groote centra Daar
bij wordt aangetoond, welke groote dispa
riteiten zijn ontstaan tusschen de verschil
lende elementen, welke voor de prijsvor
ming op dit gebied van beteekenis zijn.
Aan het slot geeft de schrijver enkele
richtlijnen omtrent de toekomst van het be
drijf der hypotheekbanken in Nederland,
waarbij hij tot de conclusie komt, dat over
heidsbemoeiing op den duur niet uit kan
blijven, mede met het oog op de groote be
dragen, die in het bedrijf geïnvesteerd zijn.
Deze studie kan als een belangrijke bij
drage tot de kennis van de uitbreiding en
financiering van ons woonapparaat wor
den beschouwd.
VITAMINEN, een levensbelang?
door J. G. Menken. Uitgave:
Bosch Keuning. Baarn.
Als nummer 74 van de bekende Libellen
serie verscheen dit boekje, dat op heel po
pulaire wijze iets mededeelt over het ont
dekken van de vitainvnen en over de betee
kenis er van voor het organisme in het al
gemeen. Verder wordt de waarde van ver-
verloren ging, oindat hij althans door beeld
en beschrijving nog gered heeft, wat anders
zelfs als historie nog zou verloren gaan.
Hij biedt ons in zijn laatstverschenen
werk reproducties van gemaakte aquarellen
an oude inrijhekken en toegangspoorten
n en om Rotterdam en geeft ons hierbij
beschouwingen, welke overvloedig getuigenis
ggen van sterk ontwikkeld kunstgevoel
grooten historischen zin. Hij laat ons
zien, hoe zelfs een inrijhek of poortje een
bepaald cachet geeft aan de bezitting, waar
toe ze behooren.
Gelukkig heeft hij ons ei.'rele grootere
of kleinere bouwwerken kurni n laten zien,
welke nog niet verdwenen zijn. En het zou
de grootste voldoening voor uem zijn, in
dien zijn arbeid er toe mc ht bijdragen,
dat ze in de toekomst bewaa.d bleven.
Let eens nauwkeurig op de reproductie
van het nog altijd bestaande koopmanshuis
aan de Nieuwehaven N.Z. 59. Dit prachtige
pand is in Lodewijk XV-stijl opgetrokken,
waabbij de decoratieve wandbekleeding het
wint van het constructieve principe. Zoowel
in de architectuur als in. de decoratie uit
zich de liefde voor gebogen vormen. Hoe
fraai is b.v. de grote houten kroonlijst met
in weelderige blad/vormen gesneden consoles
En wie op Zondag rustig kan wandelen
langs de Nieuwehaven, moet wel getroffen
worden door den aanblik van de dubbele,
met snijwerk versierde deuren en het als
kantwerk uitgevoerd houten snijwerk, dat
het glas van het bovenlicht in kleine vak
ken verdeelt.
Of wie op een mooien vacantiedag wat
verder gaat en wandelt langs de boerderij
aan den Rotterdamscheweg 155 te Delft, hij
blijft als van zelf staan om het poortge
bouwtje van de z.g. Hammenboerdcrij wat
nauwkeuriger te bezien.
Den naam ontleent deze woning aan de
Hammenlbrouwerij, indertijd aan het Achter
om gevestigd, die den vorm heeft van een
ham en thans nog den naam van „De Ham'*
heeft behouden.
Paulus van Beresteyn Met in 160S het
poortgebouwtje bouwen en daarbij de twee
hammen in de zwikken boven de poort
opening aanbrengen, ten teeken, dat de daar
achter liggende woning „De Hammen wo
ning" was. Het is een merkwaardig uniek
overblijfselvan den oud-Hollandschen bouw
trant, dat sinds 1608 gaaf en goed Is be
waard. En er is voor gezorgd, dat tusschen
het oude poortje en de daarachter gelegen
nieuwe boerderij geen disharmonie is ont
staan.
Maar heusch niet enkel een mooie oude
gevel of poort, ook een eenvoudig oud in
rij hek kan ons boeien door zijn schoonen
bouw. Kijk maar eens naar d. t hek van de
roegere buitenplaats „Leeu /enhof" aan
den Delfweg te Overschie. Doorspronke
lijke eigenaar van deze buit mplaats was
Mr. v. d. Staal, burgemeester van Rotter
dam. De buitenplaats werd vermoedelijk
reeds in 1645 aangelegd.
In 1798 kwam ze in handen van den heer
Suerraondt, wiens erfgenamen het in i828
ïrkochten aan Jacob Hooge; brugge.
De forsche, eenvoudig gem< tselde hekpij-
lers, waartegen het hooghr.'gjo met aijn
ijzeren ballustraden zoo mooi aansluit, ge
ven aan het inrijhek het cachet van statig
heid, die voornaam en tegelijk rustig aan
doet. Boven op de pijlers zijn in een vier
kant geplaatste wapenschilden aangebracht,
die een kroon dragen. De wapens zijn
helaas! verdwenen. Waarschijnlijk zijn het
de wapens geweest van Mr. v. d. Staal en
diens echtgenoot^ H. P. Meerman, beiden
afkomstig uit Rotterdam, 't Is te hopen, dat
de thans achterover zakkende pijlers eerst
daags in behoorlijken toestand gebracht
worden. Dat is inderdaad meer gewenscht
dan afbraak, waardoor opnieuw iets ty
pisch schoon in de onmiddellijke omgeving
van Rotterdam zou verloren gaan.
Met deze twee reproducties hebben we
slechts een kleinen greep gedaan uit het
inderdaad mooie boek van den heer Ver
heul.
Het geheele werk geeft niet minder dan
44 afbeeldingen op kunstdrukpapier. En de
daarbij gevoegde beschrijvingen zijn hoogst
interessant.
Moge dit uitnemende werk van den heer
Verheul er toe bijdragen dat Rotterdam bin
nen zijn grenzen of onmiddellijke omgeving
niet verder in achterstand kome bij andere
steden van ons land, wat betreft oude,
mooie bouwwerken.
Naast den auteur heeft ook de uitgeefster,
de N.V. Stemerding en Co. te Rotterdam,
recht op een woord van dankbare waar
deering voor de royale en keurige uitvoe
ring van -dit belangrijke wex-k.
schillende vitaminen nagegaan, n.l. van de
vitaminen A, B, C, D en E. Vitaminen F en
G worden op pag. 3 wel als bekend ge
noemd, terwijl op de mogelijkheid, dat er
nog meer zijn gewezen wordt, maar bijzon
derheden daarover zijn nog niet bekend.
In het besluit roert schrijver nog even
in de beteekenis van hormonen die naar
meer en meer blijkt met de vitamenwer-
king in betrekking staan. Doch met aan
artsen kenmerkende voorzichtigheid in het
zich uiten, wordt over alles slechts heel
vaag gesproken.
Er is inderdaad nog heel veel, dat op.
hcldering vraagt, vandaar ook, dat men
geen breede beschouwing krijgt in dit boek
je. Misschien is het zelfs wel wat fll te sim
pel voor hen dje belangstellen in vitaminen
en vi tam menwerking.
De teekeningen in de marge langs do
tekst hadden als al te kinderachtig beter
weggelaten kunnen worden.
DE THEORIE VAN HET ZOET-
WATERAQUARIUM door J Sy-
brandi. Amsterdam W. Versluis.
In de laalste tijd neemt de belangstelling
voor het aquarium bij het Nederlandsche
publick in sterke mate toe. In verschillende
huizen ziet men dan ook het aquarium als
kamerversiering en tevens als een bron van
prettige natuurstudie. Dit brengt natuurlijk
mede. dat er boeken, boekjes cn „handlei
dingen" verschijnen, die soms ook wel een3
handleidingen zijn en toch ook wel eens,'
als men ze noodig heeft, ons in de steek
laten.
Meestal wordt aan de theorie, die aan het -
houden en verzorgen van het aquarium tert
grondslag ligt te weinig of in het geheel
geen zorg besteed.
Met het bovengenoemde hoekje wil pijl
de schrijver in deze bestaande leemte voor
zien. zooals hij het zich voorstelt. Of eert
boekje van even 60 pagina's bovengenoem.
de titel met reclit mag voeren, zou gegron- L,n
de tegenspraak kunnen verwekken. Maar ]anj
geen tegenspraak verwachten wc, als wa
beweren, dat de bezitters van aquaria aaq
dit boekje veel zullen hebben.
Over de visschen wordt niet gesproken,
het gaat over het aquarium als woonplaats 'J"1
voor de visschen. Dus over de inrichting} *P'
de plaats, de verzorging, de beplanting, de^lc
planten, de verwarming, de bodem en/.
Aardige en duidelijke penteekeningeu vef tor
klaren heel juist de tekït.
De aquariumbezitler zal cr veel Uanf,
hebben.
REGLEMENTEN VOOR DE BINNENI
VAART, verzameld door K. ^alo^ lem
mons, 2e druk. Uitg. N.V. Drul.keri| ule
y.h. H. Born, Assen.
Van deze reglementen, die verzameld we
den door den hoofdredacteur van het woelt)
blad „Schuttevacr", den heer K Salomons,
bleek een tweede druk noodzakelijk. Ilierin
is rekening gehouden met de verschillend©
wijzigingen en veranderingen. Het eerste
deeltje omvat wetten en algemeene voor
schriften, het tweede bijzondere reglen;en«
ten en voorschriften voor de rivieren, en,'
het derde bijzondere reglementen voor r.jks- pinf
kanalen en -havens. Een vierde deeltje, be pie:
vattende „Provinciale reglementen en ver
ordeningen", is ter perse. Werkjes als hier
genoemd rechtvaardigen zichzelf voldoende
ia het gebruik.
ptrl
ijke
l»rt
DE VLAAMSCHE GIDS
In dit nummer trekt vooral de aandacht Lei
©en artikel van M. Rutten, over Henrietta
Roland Holst, de „dichteres van de ase< t
Mevr. Roland
Holst zegt in haar a'
boekje over Gor
ter, dat bij de ont
wikkeling van al
le groote dichters
dit gemeenschap
pelijke te zien is:
ze eaat nu zinne
lijk en wellui
dend voor
vorm naar gees-h,„
telijke ontheffing
van de werkelijk
heid. Rutten acht
Mevr. Rola.nd
Hoist's laai sta
bundel Tus
schen Tijd en
E euwighe id
tot het tweede stadium te behooren.
Deze bundel is een trilogie:
1. U i t h e t i n n er 1 ij k rij k. Alle smar-lBin1
ten, ook die om leed en strijd in de wereld! etas
verwerkt de dichteres in haar „innerlijk *>hi
rijk". Er is geen heil dan in wat met „onze fid
kern" verband houdt. Uitgeroeid moeten
worden zinnelijkheid en egoïsme. Door as
cese moet het „innerlijk rijk" worden
sterkt.
2. Rondgang door het Jaar. Hier-'
uit is het „ik" haast geheel verdwenen,
„opgelost in een organisch samengroeien
met al do verschijnselen der natuur". In
Rondgang door het jaar bereikt'
de ware natuurlyriek een hoogtepunt.
3. VanTijd naar Eeuwigheid.
De dichteres bereidt zich voor op de groote!
overgang. Haar vervult een verlangen „tcruj^
te zinken in den moederschoot van God".
Mevr. Roland. Holst
„Ik voel dat sterven naderkomt,
en voel mij nog zóó ver van U, God,
zoo verstrikt in de dingen der wereld,
Spreekt tot mij, opdat haar geruisch
verstomp
Leid mijn voeten, die nog aarz'len, tot
de beemden, van uw dauw bepaereld".
Rutten vindt in deze laatste bundel van
Mevr. Roland Holst veel gedachten en ge
voelens verwant aan die van Karei van de
Woestijne.
„Haar uitzonderlijke beteekenis, aldus do
schrijver, ligt wellicht juist in die stille dis
cipline van geest en hart, die in vers.
strophe en gedicht zoo verheven onze gevoe
ligheid gebonden houót, dat we niet anders!
kunnen dan ons verrijkt te voelen, dan ons
blij te weten in de schaduw van een rijk
mensch te zijn getreden."
„Met Tusschen tijd en eeuwig
heid schijnt deze wijze vrouw het begin
van haar geestelijk eindstadium te zijn inge
treden. Vooralsnog eindigt haar ontwikke
lingscurve op een zuivere, onvermengde my
stieke hoop, op een mystieke drift, die
inderdaad toelaat haar, althans met betrek
king tot dit gedeelte van haar poëzie, een
dichteres van d'e ascese te noemen".
De slotsom, waartoe Rutten kómt. n.L
deze. dat mevr. Roland Holst een geeste
lijke zuster van Hadewijch genoemd kan
worden, miskent echter het diep en beslis
send verschil tusschen het doodsverlangen
en de wensch toe te vliegen recht op het
onneetlijk licht van de eerste en het geloof
in cn de overgave aan een persoonlijk God
in het offer van Christus, dat wij aantr-Uea
hij de Middeleeuwsche mystica.