lodtOól CHR. ONDERWIJZERS IN DE DOMSTAD BIJEEN AKKERTJES DAGERAAD DINSDAG 2 JUNI 1936 DERDE BLAD PAG. 9' Drukbezochte algemeene vergadering in Tivoli Ontvangst door B. en W. van Utrecht De bekende Pinkstervergadering van Chr. Onoerwijzers en Onderwijzeresen in Neder land en Ovcrzeeschc Gewesten, wordt dit maal in Utrecht gehouden. Duizenden onderwijzers zijn naar de Dom stad gekomen teneinde de S3slc algemeene \ergadcring bij le wonen. De lieer .T. ITobma, die tientallen van Jaren zijn krachtige leiding aan deze Ver- eeniging heeft gegeven, hield hedenmiddag een afscheidsrede als voorzitter. Wijdingssamenkomst in de Domkerk Aan de vooravond van deze algemeene vergadering werd als naar gewoonte Tweede Pinksterdag een wijdingsbijeenkomst gehouden. Plaats van samenkomst was ae prachtige Domkerk. Met het zingen van Ps. 33 vs. 1 en 2 werd ile goedbezochte samenkomst geopend. Machtig orgelspel van den Domorganist den lieer II. F. Bos verhoogde het feestelijk ca chet. van deze eeredienst waarin God dank gebracht werd voor zijn weldaden aan de Yerecniging en liet Chr. Onderwijs in het algemeen bewezen. Als sprekers traden op Ds. Jhr. J. L. A. Martens van Sevenhoven, Ned. Herv. Pred. te Utrecht en Dr. H. Kaajan, Geref. Pred. te Utrecht. Ds. Martens van Sevenhoven had als onderwerp gekozen „Christus roept ons en wees er in zijn kernachtige toespraak op dat Christus ons op alle mogelijke manieren roepen kan. Een van die wijzen is het Chris telijk onderwijs. De taak van den Chr. On derwijzer is een van Goa gegeven. Dr. K a a j a 7i sprak over „Zonder Mij kunt gij niets doen". Spr. paste dit woord van den Heiland toe op liet onderwijs en wees erop dat de Chr. onderwijzer bij dit woord dag in dag uit leven moet. Met het gemeenschappe lijk zingen van Psalm 130 vers 1 werd deze indrukwekkende dienst gesloten. De organist lieeft nog eenige orgelsolos gegeven. Het was een waardige inzet van de algemeens vergadering. Begroctingssamenkomst Na afloop van de dienst in de Domkerk vond een begroetingssamenkomst plaats in de zalen van het gebouw cler Nieuwe Utrecllt- sche Courant. Drift 13. Hier was ge legen li ei q' elkander de hand te drukken en werden' de overige avonduren in gezellig samenzijn doorgebracht. Ontvangst door B. en W. in defl Domtoren Vanmorgen hebben de 'verschillende af- 'doelingen van cle Vereeniging zooals „Jaco bus", „Barnabas", „Lucas" en „Joharmes'' vergaderd. Voor hen die bij deze jnterne huishoudelijke aangelegenheden niet betrok ken zijn, was er gelegenheid een uitstapje te maken in de stad of de schoone omgeving Van Utrecht. Om twaalf uur werden de deelnemers ont vangen door het Gemeentebestuur van Utrecht in de eeuwenoude St. Michaelskapel Sn den Domtoren. De kapel, verlicht met de tooverachtige schijnsels cier kandelaars, was geheel gevuld toen de burgemeester van Utrecht, dr. G. A. W. ter P elk wijk, de aanwezigen hartelijk 'welkom heette in de stad van do congressen en een rede hield waarin hij namens het gemeentebestuur zijn vreugde uitte over het feit dat de Chr. on derwijzers naar de Domstad' hebben willen komen om hier hun algemeene .vergadering te houden. Aanwezig waren o.m. het bestuur vaü cle yerecniging en de Regelingscommissie. Tentoonstelling leermiddelen In de groote foyer van Tivoli werd om ?én uur de tentoonstelling geopend van Leer middelen. Deze expositie is met zorg samen gesteld. Bijna dertig exposanten toonea de bezoekers van de vergadering verschillende nuttige werken en wenken bij het onder wijs. De stands maken een gezellige indruk en menig onderwijzer en onderwijzeres kan hier tijdens deze dagen inlichtingen krijgen, voorgelicht worden en bestellingen doen. De een kan van den anner leeren. Dergelijke tentoonstellingen hebben op .vergaderingen als deze altijd veel succes. ALGEM. VERGADERING Eerste Zitting Dc heer Hobma spreekt zijn laatste openingsrede uit Om twee uur werd de algemeene verga- tiering geopend in de groote zaal van Tivoli welke geheel gevuld was. Na samenzang van Psalm 6S vers 9 en 17, gebed en Schriftlezing uit 1 Cor. 15, nam allereerst de voorzitter van cle Regelings commissie de heer A. .van And el, het Inleidend woord A. van Andel Dc afaeeling UI récht, aldus spreker, lie zich niet veel enthousiasme aan dc voor bereiding gezet lieert, verblijdt zich er over, dat dc Verccliiging na 10 jaren weer naar "'Jtrecht is gekomen. Spr. herinnert aan het erscheiden van zijn zeer belrcurden broe der, den heer G. van Andel, die een sieraad der rcgelingscommissic is geweest. Inzender heid richt spr. zich ook tot den voorzitter der Vereeniging, die op het punt van heen gaan staat on ook lid is van de afdeeling Utrecht. Een lid. vitaal, begeesterend, ophef fend, voorbeeldig, aan wien iict Chr. Onder ijs te Utrecht zoo onnoemelijk veel te dan ken heeft. Met de beste wcnschen voor het welslagen der vergadering besloot spr. zijn elkomstwoord en overhandigde hij den heer Hobma, die haar voor het laatst pre sideert, een prachtige fruitmand. Iict woord was thans aan den voorzitter, den heer J. II o b m a, voor liet uitsproken zijner Openingsrede Mijn openingswoord aldus ving spr. on geveer aan moet de invloed van mijn beengaan ondergaan. Ik sta hie* voor de laatste maal, meer dan 50 jaar ben ik nu lid van uw Vereeitjgiag geweest en meer dan 20 reeds heb ik daarvan mijn plaats achter de bestuurstafel. Het was voor mij een eer, maar ook" een zegen. Zal ik nu spreken van het donkere heden en de schaduwen van morgen? Ik zou bet kunnen doen, maar de optimist is hij die gelooft in Gods Almachtig wereldbestuur a het zou dan ook verregaand ondankbaar •ezen liet heden enkel als donkerheid te zien, de toekomst enkel waar te nemen door het opmerken van de schaduwen die vooruit vallen omdat de zon achter ons is! Dc positie van den onderwijzer en het Chr. Schoolwezen Onze positie is de laatste jaren wel sterk gewijzigd, aldus spr. In dc meeste gevallen zijn onze scholen althans financieel vrij van de ouders. De goede zijde hiervan is dai wij principieel kunnen vaststellen hoe in het wezen der zaak onze verhouding tót de ouders moet zijn. Zij mogen niet.enkel zijn de „kinderleveranciers" vóór onze scholen! Onze positie t.o.v. de schoolbesturen; de onafhankelijkheid is vrijwel doorgevoerd. De vrijheid op het stuk van salariecring is ab soluut verdwenen. Dat dit niet alles winst was ondervinden wij de laatste jaren den lijve. Spr. 'wees op de wantoestanden, die hcerschten en ziet nu met weerzin wat bij het Bewaarschoolonderwijs geschiedt. Het doet spr. leed dat déze dingen zoo loopen. Er is een fout in het wezen der zaak- dat mettertijd het Rijk onze hetaaisheer is. Een ideaal-oplossing vindt spr. dit voor het Chr. onderwijs niet. Iict is van groote beteekenis, óók voor het Chr. schoolwezen, dat dé on derwijzers behoorlijk gesalarieerd wor den! Tot In het Departement heeft spr/ herhaaldelijk gepleit voor een be hoorlijk traktement. En het heeft spr.- dan ook pijn gedaan dat in 'n recente uitgave van Christelijke zijde gespro ken wordt van „huidige fooicnstelsel". Het ligt voorts niet in de lijn van het Chr. Schoolwezen dat de besturen weinig meer worden dan particuliere colleges van B. en >Y. De besturen hebben zich te ont- rtï^j^rfeUjk'3 pakken voor 15 ct. Dc Domtoren te Utrecht houden van wat niet 'des bestuurs is. Wat ingrijpen in het gcheele schoolwezen betreft, is dc verhouding t.o.v. de Regeering geheel veranderd. Daardoor is beïnvloed de inrichting onzer scholen, onze arbeid, ons onderwijzer-zijn, uitgezonderd gelukkig wat dc principieels zijde aangaat. De. tijd, dat de school bevolkt werd door kinderen der ouders die de school hadden gesticht en onderhielden, is voorbij! De tijd dat.mede door de schoolgelden in niet geringe mate de noodige fondsen moes ten worden gevonden, wij herinneren ons die na u wei ijk? mccr- Wij moeten vooral het kind niet vergeten. Ik weet wel, tegenwoor dig is de stroom van paedagogische lectuur haast niet te overzien, maar dat ontheft ons niet van de taak het kind te beslu- deeren. Wij moeten wat ons gegeven werd toet sen aan dc keursteen van Gods Woord, wij moeten zijn voor het kind wat het eischt in dezer tijden nood. Spr. wil zijn openingsrede in ma jeur eindigen cn zegt dat in de strijd vooi''de vrijheid dèr school, voor wat het beginsel betreft, is gezegevierd. Ons ledental groeide tot over de 7000 en thans heeft de Vereeniging meer dan S0. afdpeliqgen. Onze yeranlwoqr delijkiicid is met die bloei gropter gewórden/ Onze positie is in vele op zichten ten goede veranderd. Do handhaving daarvan zeker niet aller minst.door actie naar buiten, maar ook door innerlijke geestelijke werking, zoodat wij ons die positie waard toonen. De ouders verwach ten wat van ons, cle besturen zien op ons, de Kerk ziet op ons en de maatschappij ziet op ons. Wee ons als het wat God verhoede mocht blijken, dat de weg van onze scholen niet leidt naar de Kerk, niet voert naar Gods .Gemeente. Grootsch is roeping cn heilig uw taak. Spr. besloot zijn rede met de woorden van Kuypcr: „Gij hebt met het schoolkind in de armen do wacht bij het kruis betrokken. Laat dat kind nooit los, laat dat kruis nooit los. En de God, die de God is van ons aller Doop, zal het u doen gelukken." (Applaus.) Op deze toespraak barstte een daverend applaus los. De heer Hobma had een ovatie in ontvangst te nemen. Vervolgens werd een hartelijk woord ge sproken tot den heer A. d e Jong, Dir. het bureau der vereeniging in verband met hot feit dat deze 25 jaar achter cle bestuurs tafel zijn plaats heeft ingenomen. De. heer de Jong ontving namens de gehecle ver eeniging een fruitmand. - Vervolgens hield Prof. ö'r. L'. van de' Horst, hoogleeraar te Amsterdam, een rede over het onderwerp: „Verband tusschen li chamelijke en geestelijke ontwikkeling". Rede Prof. Dr. L. van der Horst Zijn onderwerp preciseerende, wilde spr. de door de empire verschafte gegevens toet sende, nagaan in hoeverre lichamelijke en geestelijke ontwikkeling samengaan en in hoeverre ze eventueel elkander storen. Ons denken, waarnemen, willen hangt samen met wat van ons uitgaat. Tusschen deze twee ligt echter een veel nauwere relatie, dan oppervlakkig wordt vermoed. Met voorbeelden toont spr. aan dat kindei en of zij, die aan seniele aftakeling lijden, den schijn geven, alsof het bezig zijn noodig is, om tot juistere kennis of tot meerder in-1 zicht te komen. Overal, waar het leven zich in eenvoudiger vorm vertoont, gaat de mo toriek vooraf, of is zij althans innig ver bonden aan het psychisch kunnen. Men ziet dit bijv. in de opmerkzaamheid; het is een geestelijk èn een lichamelijk gericht zijn (liet luisteren naar een spreker). Het besproken verband is dikwijls echter zóó, dat ons leven het karakter van de daad krijgt en ons inzicht volgt. Niet Het denken controleert de daad, maar de daad schijnt onlosmakelijk aan de gedachte ver bonden en geeft zelfs voor een deel ge stalte aan de gedachte. Niet alleen in woord en gebaar, In handschrift en mimiek drukt 't gees telijk leven zich uit, maar ook in de producten van de menschelijke cul tuur; het moderne vliegtuig is even als de gothische kerk de expressie yan den menschelijken geest. In gedicht en beeldwerk, in wijsgeerig be grip en muzikaal accoord, steeds weer ont moeten we deze algemeene categorie, waar bij het geestelijke en lichamelijke als in éénen in actie treedt, en „vormgevend", „be grijpend" de natuur omzet tot iets, dat meer is dan natuur. Maar dat bezig-zijn die vormgeving is tegelijk zoo zagen we is van de grootste beteekenis voor de in nerlijke geestelijke vorming. De geestelijke vorming bedoelt de ont plooiing van ons innerlijk leven, den voort gaanden groei van ons denken, voelen cn willen. Iict is dc vorming van ons ka rakter, de evolutie van den zcdelijk-rcde lijken mensch tot drager van de hoogste cultuurgoederen/De lichamelijke vorming ziet op die eigenaardige gave van den mensch, waardoor hij in staat is, door woord en daad, door gedrag en mimiek, kortom door allerlei spierbewegingen, te openbaren wat er innerlijk in hem plaats heeft. En die twee behooren dus innig innerlijk hij elkaar. Dit vooropgesteld, moet de geestelijke vor ming nauw verband houden met de ont wikkeling van het lichamelijke. En dat niet zóó, dat het allereerst gaat om de ontwikkeling van den geest en dat de. uitdrukkingsvormen ais het afgeleide, als het bijkomstige stiefmoederlijk worden verzorgd, maar beleving en expressie, geest en atti tude, karakter en geslalte behooren zóó onlosmakelijk bij elkaar, dat de geestelijke en de lichamelijke ont wikkeling hand aan hand moeten RUBRIEK^ Prof. Dr. L. v. d. Horst lichamelijke en geestelijke vorming vast houden, omdat hij ziet. de beteekenis van de vorming van het lichamelijke voor de ontwikkeling van het geestelijk leven. Met het zingen van Gezang 2 vers 1 werd deze eerste zitting gesloten. Voor vandaag meldde het programma voorts een maaltijd in Maison Schmitz en een gezellig samen zijn in Tivoli vanavond om acht uur. Morgenochtend wordt de algemeene ver gadering voortgezet om tien uur. Des mo: gens spreekt Mr. J. J. Hangelbroek over „De opbouw van ons Chr. schoolwezen" en morgenmiddag spreekt Ds. Chr. Eer hard. Neat Herv. Pred. te Hillegom over „De so ciale taak van de Chr. school". Op een en ander komen wij morgen terug. Wie zich daarom richt op de lichamelijke ontwikkeling in haar ruimste beteekenis, werkt mede aan de geestelijke vorming zelf. In het bijzonder bij het kind. Degene, die aan de ontwikkeling van „denken" en „doen" bij 'het jonge kind leiding raag ge vén, zal in het besef van de dynamische één héld van geestelijk leven en expressie, niet alleen de waarde van teekenonderwijs en lichaamscultuur verstaan, maar ook oog hebben voor liet uitdrukkingsbeeld van een milieu, de aanraking met goede gewoonten en lichamelijke vormen. Dan gaat er van zulk een milieu een opvoedende kracht uit, die geen dressuur is, maar een cultuurvorm, waarbij lichaamshouding en spraak, hand gebaar en schrift 'uitdrukking geven, aan wat er leeft aan cultuurgoederen in de ge meenschap. Spel en gewoonte, woord en tra ditie zijn dan de dragers van geestelijke goederen, die door het samenzijn in deze levensgemeenschap kunnen worden vcrwor- Dit geldt ook" voor onze school, met name voor dc Montessorischool. Daar wordt in spel en arbeid, in school- en werkgemeenschap veel geestelijke vor ming verworven, welke zonder het ontwikkelen' van deze levensgemeen schap met haar accentuatie van de lichamelijke vorming niet zóó gemak kelijk zou worden verkregen. Daarvoor is noodig de aanraking met levende menschen, die zelf het zuivere en rijke geestelijke leven adaequaat uitdrukken in houding en woord, en spel en gebaar. Dan is het mogelijk op te voeden zonder den oorspronkeiijken aanleg van het kind ge weid aan te doen. Dan arbeiden we in school en gezin mede aan de vorming van den mensch overeenkomstig zijn wezens- structuur. dan is er nooit sprake van dres stuur, maar een eerbiedvol beschouwen van en een arbeiden aan wat in die won derlijke tweeëenheid van ziel en lichaam in het opgroeiende kind aan ons wordt onthuld. De opvoeding in gezin en school ziet dan in de lichamelijke ontwikkeling een kana- liseeren van het geestelijke, een educatie van den geest,. Wie dit verstaat, zal in onderwijs dc dynamische verbondenheid van Dr. Karsemeijcr. CHR. LETTERKUNDIGE KRINGEN Pinksterconferentie op „W oud schoten" Dr. Karsemeijer spreekt over Calvinistische invloed in onze literatuur Gedurende de Pinksterdagen heeft het Ver bond van Chr. Letterkundige Kringen in Nederland een conferentie gehouden op „Woudschoten", nabij Zeist. Zaterdagavond sprak dr. J. K a r s e m eije r, van Dordrecht, over het onderwerp: „Calvinistische invloed in de Nederlandsche Literatuur". In geen tijd perk onzer his torie, aldus spr., was het aantal over tuigde aanhan gers van Cal- vijns leer groo ter dan onge- Toch heeft deze minder heid zoo groote kracht ontwik keld, dat ze de natie èéh. Cal vinistisch stem pel gaf. Niettemin Ss er reden voor de vraag: verdient .„protes- tantsche" of „Chrk'-lijke" invloed met be- trekking tot de literatuur niet de voorkeui boven „Calvinistische"? Het Nederlandsch Protestantisme droeg in' hoofdzaak een Cal vinistisch karakter; ook bij aanzienlijk matisch verschil behield het Calvinism vloed op de geheele levenspractijk. Daarom wordt liever deze benaming behouden, ook in verband met 't gebruik van deze term op andere wetenschappelijke terreinen. Litera tuur en theologie mogèn niet worden zelvigd; de strengere normen die de laatste moet aanleggen, kunnen bij de eerste niet geiden. Ook bij leerstellige nuance is volle dige waardeering mogelijk; pas gedetailleerd onderzoek (soms buiten de literaire produc tie om) bren?t vaak dogmatische verschillen aan het licht. Zuiverheid van leer anderzijds sluit niet immer principieel vlekkelooze pro ductie in. Calvinistisch mag daarom literatuur niet identiek gesteld worden met Christelijk. Dit zou een exclusivisme kwee ken, dat de literatuur zou brengen onder de hegenomie der theologie. Objectieve der waarheid zooals de Bijbel die leert die niet uitsluitend berusten op interpretatie, moet volledige geldineskracht blijven toege kend: 'subjectieve getuigenissen onttroonen het Woord en leiden consekwent doorge voerd tot een geestelijke chaos. Noodig is onafgebroken wéerlegging buiten. De Calvinistische invloed op de lite ratuur door geen kenner geloochend wordt menigmaal tot een caricatuur mis vormd. Op onjuiste teekeningen stoot men telkens (Wirth Brugmans Bouvy Den Doolaard). De literatuur zelf levert voorbeelden van Vondel af tot Van Schendel toe. Na 1880 is de invloed van het Calvinisme sterk gereduceerd en vaak geheel verdwe nen. Merkwaardig contrast biedt de activi- 'teit op velerlei arbeid buiten de literatuur, WOENSDAG 3 JUNI HILVERSUM I 1875 M. NCRV-Uitzcndinff. 8.00 Schriftlezing. 10.30 Morgendienst door Ds. H. L. Both, Geref. Pred. te Arnhem. 11.0012.00 Orgelconcert. 12.30 Kwintetconcert. 2.30 Postzegelpraatje. 3.003.45 Zang en piano. 4.00 Trio. 5.00 Kinderuur. 6.00 Cursus psychologie door Prof. Dr. J. Waterink. 7.15 Land- bouvvpraatje door G. J. Witteveen te Broek op Langendijk. 7.45 Reportage. 8.00 Nieuwsberichten A.N.P. 8.15 De NCRV- microfoon op de locomotief, reportage. 9.30 Literair halfuur. „Vondel spreekt" door Joh. J. vanLeeuwen. 10.00 Be richten. 10.05 Het Haydn-kwartet. HILVERSUM n 301 M. VARA-Uitzending. 8.00 Gram.pl. 9.30 Keukenpraatje. 10.00 Morgenwijding VPRO. 10.15 Religieus- socialistische lezing. 11.00 RVU. Mej. J, M. Wolfson: Arbeid en studie der vrouw. 11.30 Orgelspel. 12,00—1.45 De Fliereflui ters. 2.00 Orvitropia. 2.30 Voor de vrouw. 3 00 Voor de kinderen. 6.00 „The Lucky Stars". 6.30 RVU. Cyclus „De juiste schoolkeuze" door Dr. J. Luning Prak te 's-Gravenhage. 7.15 „De Roodborstjes". 7,40 „Weer komt de Zonnestraaldag". 7.50 Lezing. 8.00 Nieuwsberichten A.N.P. 8.45 Radiotooneel. 9.45 Zang. 10.00 Nieuwsbe richten A.N.P. 10.05 VARA-Orkest. DROITWICH 1500 M. 12.05 Orgelspel. 12.35 BBC-Empire-orkest. 2,202.50 Het Vario- Trio. 3.10 Pianorecital. 3.35 Orkest. 5.05 Kwintet. 6.50 Strijkkwintetconcert. 7.10 Zoölogische causerie. 7.50 Kwintet. 8.35 BBC-Orkest. 10.50 BBC-Theater-orkest. RADIO PARIS 1648 M. 11.20 en 2.50 Orkest concert. 5.50 Orkestconcert. 8.20 Pianore cital. 9.05 Radiotooneel. KEULEN 456 M. 12.20 Orkestconcert. 1.35 Symphonie-orkest. 6.20 Omroeporkest. 8.35 Vocaal concert. 9.05 Weragkamer- orkest en solisten. BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M.: 12.20 Klein- orkest. 6.35 Pianorecital. 8.20 Ravel-con- cert. 10.3011.20 Gram.pl. 484 M.: 12.20 Gram.nl. 12 50 Salonorkest. 5.20 Harmonicamuziek. 6.50 Pianorecital. 7.35 Zang. 8.20 Omroeporkest en zang. DEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 8.30 Marschenconcert. 9.05 Vocaal concert. 9.35 Kamermuziek. 10.50 Piano en fluit. Neem foch 'n "AKKERTJE" en o! die klachten en bezwaren zullen verdwijnen, dank zij de 'buitengewone samenstelling var> ApotK Dumont. waormede de "AKKERTJES" zijn gevuld. En... Ze zijn onschadelijk Ge proeft niets. Uw maag rookt met van Streek, ze glijden naar binnen. Volgens recept van Apotheker Dumont (Adv 1 terwijl Kuyper zelfs 't verwijt is gemaakt te veel „cultuur-filosoof" geweest te zijn. Het is van beteekenis daarvan de oorzaken na te gaan. Krachtsinspanning tot het uiterste op ander terrein; van de geestkracht werd het uiterste gevergd. Kerk en school, theologie en staatkunde eischten de volle aandacht oo. Ge ïntimideerd door de overmjïdige woor<*en van een jonge groep ,die de pretentie voe- ?e 'l alleen te weten en 't eenig ware te bezit ten. De technische meerderheid der tezen- siar.aers van 't Christendom in 't algemeen maakte vreesachtig. Te weinig zelfs* ma Ig- heid heeft zich in Chr. kring op lite air gebied in de jaren 18801910 geopenbaard. Men durfde zoo weinig zichzelf zijn. Boven dien werd de roman niet algemeen a'.s kunst vorm van beteekenis erkend. Late>* tiid bracl t weer leven! Er kwamen krachten vrij. Da onontbeerlijke wisselwerking liet zien ge voelen. Wel dreigden toen voor 't Calvinis me andere gevaren, zooals spr. nader ui'een- Feuilleton (21 Boor H. KINGMANS Met een vernietigenden blad had Roelf Kefel zijn schoon zuster aangezien, toen zij de in zijn oogen onnoozele vraag aan den burgemeester richtte, doch moeder Ketel stoorde zich jdaaraan niet. „Het gevoel moet hier het zwijgen worden opgelegd, moeder. Do stad moet haar verkregen, rechten handhaven. Do Omme landen mogen daaraan niet tomen. Zij handelen verkeerd. Het toppunt is wel bereikt, nu zij nog steeds niet Zijne Excellentie els Stadhouder der Staten willen erkennen." „Maar de Ommelanden hebben zich toch aangesloten hij ils Pacificatie, burgemeester?'' merkte Münco op. „Zeker, jongeman- Doch wat zin heeft dat, als do vertegen woordiger der Pacificatie, de Stadhouder, niet wordt erkend? Ik vrees, dat het straks hard tegen hard zal gaan. Die strïj-J is te betreuren, maar wij. zullen er niet voor wijken. Wij zoeken hem niet. Doch kom, laat ons hier op dezen dag daarover niet praten- Wij gaan naar huis, vrouw. Ik wensch die hier nog blijven verder een gezelligen dag toe. Moge de Iieere ons allen zegenen." „Ik kan mij best begrijpen, dat je altijd veel Van 'den burgemeester gehouden hebt, Ililligje", zeide Roelf Ketel, toen de Magistraatspersoon en zijn gade de eenvoudige woning hadden verlaten. „Dat is nog eens een burgemeester! Een, die zich niet te hoog acht, op dezen dag bier te komen." „Ik zeg geen kwaad van burgemeester I-Iillebrands", merkte een der weinige gasten op, „wij mogen dankbaar zijn, dat wij hem als voorman hebben, hem, dc hooggeplaatste, die dc eerste Slagen moet opyangenj Maar .dat Jiij vandaag hier geweest is, komt alleen, omdat het ITilligje betreft Wanneer onze kinderen trouwden, zou de burgemeester heusch niet op bezoek komen." „De man heeft ook wel wat anders te doen", lachte Roelf Ketel, opstaand, om te vertrekken. „Natuurlijk komt het. van ITilligje. Maar dat doet aan mijn bewering niets af. Burge meester I-Iillebrands is een eenvoudig man, die ons aller ver trouwen heeft, ook van Marrigje, al kan zij het niet hebben, dat wij, als het moet, met de Ommelanden gaan vechten." Niet afwachtend het bestraffende, vermanende antwoord, dat vast komen zou, verliet hij lachend het vertrek, om als hoofdman van zijn vendel zijn plicht te gaan doen. De schaduwen van den avond gingen zich spreiden over de stad, toen allen vertrokken en moeder Ketel alleen bleef met haar zoon, dochter en schoondochter. Munco stond voor één der kleine raampjes, keek' naar buiten, waar de maan helder scheen aan bet firmament, verlichtend de smalle Gelkingestraat cn trok ITilligje naast zich- „Eindelijk mijn vrouw", fluisterde hij gelukkige „We beloven: elkaar opnieuw trouw. Trouw tot in den dood." „Tot in den dood", herhaalde Ililligje. En zij huiverde. Want de tijden waren zoo bang en donker, zoo bang en donker „De Heere zal met ons wezen, kinderen", zeide moeder Ketel, „wat er ook gebeure. Op Gods tijd zal de blijde dag komen." Voor de zooveelstc maal verbaasde Munco zich over zijn moeder: zij kon zoo somber spreken, vooral tot oom Roelf, als zij diens optimisme hekelde. En tóch sprak zij van den komen den, blijden dag. Tenslotte wist hij bet wel: bet was haar geloofsoptimisme, dat zich vastklemde aan de beloften Gods. HOOFDSTUK V 'Guislain le Baillv, de jonge, kundige particuliere secretaris van den Graaf van Renncnburg want George van Lalaing hao van zijn oom, den Proost van Oud-Munster, bet graafschao Dennenburg, gelegen tusschen Sittarü en Valkenburg, ten ge schenke gekregen, zoodat hij voortaan Rennenburg teekends, omdat die titel hooger was dan bannerheer van Ville Guislain le Bailly ordende met een slaperig gezicht nog de stukken, die zooeven waren bezorgd. Hij koesterde groote vereering voor zijn jongen, ridderlijken meester, maar kon het moeilijk in hem hebben, dat deze de gewoonte van de Groningers had aangenomen, om vroeg op te staan en den werkdag zoo vroeg mogelijk te beginnen- Bailly had de gewoonte, des avonds laat naar bed te gaan, zeker deed hij dat, wanneer hij in het wijnhuis was geweest, zoodat het vroege opstaan hem een voortdurende kwelling was. Zijn meester stond er evenwel op, dat hij te zes uur zijn werkzaamheden aanving, iets, wat de secretaris in de Zuidelijke Nederlanden nog nooit had gedaan. Er waren oogenblikken, dat hij er sterk aan 'dacht, een anderen meester te zoeken, daar het hem in Groningen, ook om andere reden, slechts matig beviel. Hij vertoefde liever in de Zuidelijke Nederlanden, waar de levenstoon opgewekter was. In het koude Noorden waren de menschen zoo kil en koel en zóó wantrouwend voor den uitlander, dat het, naar zijn meening schier ondoenlijk was, onder ben te verkeeren. Bovendien was hij goed Roomsch en verdroeg het niet, 'dat in deze streken, vooral buiten Groningen, de ketters niet alleen werden geduld, maar een zekere vrijheid hadden verkregen. Zijn meester dacht er over als hij, maar Rennenburg kon zij i gevoelens verbergen. In den kring zijner Roomsche vrienden sprak hij met afkeer en toorn over de verfoeilijke beeldenstorm, die in de Nederlanden gewoed had, maar diezelfde Rennen burg, de secretaris was er oorgetuige van geweest, liet zich tégenover den kelterschen burgemeester ITillebrands en den even grooten ketter Ufkens, den luitenant der Hoofdmannen kamer, heel anders uit. Dan sprak hij er vergoelijkend over en ooi-deelde, dat de beeldenstorm slechts het werk van het plebs was geweest, dat nu eenmaal vernielen moet, als er te vernielen valt. Bailly kende zijn meester te goed, era diens bedoelingen niet' te begrijpen; Rennenburg wilde vriend met «lke partij blijven en zóó trachten, zijn positie te verstevigen. "Tn dat laatst? moest, want zijn meester was eerzuchtig. Eigenlijk was Stad houder van het Noorden niet voldoende naar zijn zin- Als hij door zich verdienstelijk te maken, hoogerop klimmen kon, zou hij het niet latera Hij zag er nu wat in, Staatsgezind te zijn, dus was hij het Als het het karakter van Rennenburg betrof oordeelda Guislain Ie Bailly niet bepaald gunstig over zijn gebieder. Maar dat oordcel sprak hij tegenover niemand uit. Geen sterveling hai er zijns inziens mee te maken. Het groote vertrouwen, dat Rennenburg in hem stelde, zou hij niet beschamen, al was hij het niet steeds met Zijna Excellentie eens. Het liefst zou Bailly, die Roomsch was op het fanatieke af, zijn meester streng tegen de ketters rien optreden. Hij deed het niet, omdat hij gebond -n was aan cle Pacificatie van Gent, die Bailly een gruwel was. Hij' zou den dag prijzen, als die lieelc overeenkomst uit elkair spatte. En dat was volstrekt niet zoo onmogelijk, want d« Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verdroegen elkaar ze6f slecht, al was het alleen maar om het feit, dat in net Noordra zooveel ketters woonden Maar al waren er dan veel ketters ook in Groningpn en Friesland, onderling konden zij stevig ruzie maken. En dat vond Bailly nu het eenige interessante in Groningen, dat Stad cn Ommelanden zoo met eikaar overhoop lagen; zóó, dat do kerels iu staat waren, burgeroorlog le gaan maken- (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9