lodtOól
CHR. ONDERWIJZERS IN DE
DOMSTAD BIJEEN
AKKERTJES
DAGERAAD
DINSDAG 2 JUNI 1936
DERDE BLAD PAG. 9'
Drukbezochte algemeene
vergadering in Tivoli
Ontvangst door B. en W.
van Utrecht
De bekende Pinkstervergadering van Chr.
Onoerwijzers en Onderwijzeresen in Neder
land en Ovcrzeeschc Gewesten, wordt dit
maal in Utrecht gehouden.
Duizenden onderwijzers zijn naar de Dom
stad gekomen teneinde de S3slc algemeene
\ergadcring bij le wonen.
De lieer .T. ITobma, die tientallen van
Jaren zijn krachtige leiding aan deze Ver-
eeniging heeft gegeven, hield hedenmiddag
een afscheidsrede als voorzitter.
Wijdingssamenkomst in de Domkerk
Aan de vooravond van deze algemeene
vergadering werd als naar gewoonte
Tweede Pinksterdag een wijdingsbijeenkomst
gehouden. Plaats van samenkomst was ae
prachtige Domkerk.
Met het zingen van Ps. 33 vs. 1 en 2 werd
ile goedbezochte samenkomst geopend.
Machtig orgelspel van den Domorganist den
lieer II. F. Bos verhoogde het feestelijk ca
chet. van deze eeredienst waarin God dank
gebracht werd voor zijn weldaden aan de
Yerecniging en liet Chr. Onderwijs in het
algemeen bewezen.
Als sprekers traden op Ds. Jhr. J. L. A.
Martens van Sevenhoven, Ned.
Herv. Pred. te Utrecht en Dr. H. Kaajan,
Geref. Pred. te Utrecht.
Ds. Martens van Sevenhoven had
als onderwerp gekozen „Christus roept ons
en wees er in zijn kernachtige toespraak op
dat Christus ons op alle mogelijke manieren
roepen kan. Een van die wijzen is het Chris
telijk onderwijs. De taak van den Chr. On
derwijzer is een van Goa gegeven.
Dr. K a a j a 7i sprak over „Zonder Mij kunt
gij niets doen". Spr. paste dit woord van den
Heiland toe op liet onderwijs en wees erop
dat de Chr. onderwijzer bij dit woord dag in
dag uit leven moet. Met het gemeenschappe
lijk zingen van Psalm 130 vers 1 werd deze
indrukwekkende dienst gesloten. De organist
lieeft nog eenige orgelsolos gegeven. Het
was een waardige inzet van de algemeens
vergadering.
Begroctingssamenkomst
Na afloop van de dienst in de Domkerk
vond een begroetingssamenkomst plaats in
de zalen van het gebouw cler Nieuwe Utrecllt-
sche Courant. Drift 13. Hier was ge legen li ei q'
elkander de hand te drukken en werden' de
overige avonduren in gezellig samenzijn
doorgebracht.
Ontvangst door B. en W. in defl
Domtoren
Vanmorgen hebben de 'verschillende af-
'doelingen van cle Vereeniging zooals „Jaco
bus", „Barnabas", „Lucas" en „Joharmes''
vergaderd. Voor hen die bij deze jnterne
huishoudelijke aangelegenheden niet betrok
ken zijn, was er gelegenheid een uitstapje
te maken in de stad of de schoone omgeving
Van Utrecht.
Om twaalf uur werden de deelnemers ont
vangen door het Gemeentebestuur van
Utrecht in de eeuwenoude St. Michaelskapel
Sn den Domtoren. De kapel, verlicht met de
tooverachtige schijnsels cier kandelaars, was
geheel gevuld toen de burgemeester van
Utrecht, dr. G. A. W. ter P elk wijk, de
aanwezigen hartelijk 'welkom heette in de
stad van do congressen en een rede hield
waarin hij namens het gemeentebestuur zijn
vreugde uitte over het feit dat de Chr. on
derwijzers naar de Domstad' hebben willen
komen om hier hun algemeene .vergadering
te houden.
Aanwezig waren o.m. het bestuur vaü cle
yerecniging en de Regelingscommissie.
Tentoonstelling leermiddelen
In de groote foyer van Tivoli werd om ?én
uur de tentoonstelling geopend van Leer
middelen. Deze expositie is met zorg samen
gesteld. Bijna dertig exposanten toonea de
bezoekers van de vergadering verschillende
nuttige werken en wenken bij het onder
wijs. De stands maken een gezellige indruk
en menig onderwijzer en onderwijzeres kan
hier tijdens deze dagen inlichtingen krijgen,
voorgelicht worden en bestellingen doen. De
een kan van den anner leeren. Dergelijke
tentoonstellingen hebben op .vergaderingen
als deze altijd veel succes.
ALGEM. VERGADERING
Eerste Zitting
Dc heer Hobma spreekt zijn laatste
openingsrede uit
Om twee uur werd de algemeene verga-
tiering geopend in de groote zaal van Tivoli
welke geheel gevuld was.
Na samenzang van Psalm 6S vers 9 en
17, gebed en Schriftlezing uit 1 Cor. 15, nam
allereerst de voorzitter van cle Regelings
commissie de heer A. .van And el, het
Inleidend woord A. van Andel
Dc afaeeling UI récht, aldus spreker,
lie zich niet veel enthousiasme aan dc voor
bereiding gezet lieert, verblijdt zich er over,
dat dc Verccliiging na 10 jaren weer naar
"'Jtrecht is gekomen. Spr. herinnert aan het
erscheiden van zijn zeer belrcurden broe
der, den heer G. van Andel, die een sieraad
der rcgelingscommissic is geweest. Inzender
heid richt spr. zich ook tot den voorzitter
der Vereeniging, die op het punt van heen
gaan staat on ook lid is van de afdeeling
Utrecht. Een lid. vitaal, begeesterend, ophef
fend, voorbeeldig, aan wien iict Chr. Onder
ijs te Utrecht zoo onnoemelijk veel te dan
ken heeft. Met de beste wcnschen voor het
welslagen der vergadering besloot spr. zijn
elkomstwoord en overhandigde hij den
heer Hobma, die haar voor het laatst pre
sideert, een prachtige fruitmand.
Iict woord was thans aan den voorzitter,
den heer J. II o b m a, voor liet uitsproken
zijner
Openingsrede
Mijn openingswoord aldus ving spr. on
geveer aan moet de invloed van mijn
beengaan ondergaan. Ik sta hie* voor de
laatste maal, meer dan 50 jaar ben ik nu
lid van uw Vereeitjgiag geweest en meer
dan 20 reeds heb ik daarvan mijn plaats
achter de bestuurstafel.
Het was voor mij een eer, maar ook" een
zegen. Zal ik nu spreken van het donkere
heden en de schaduwen van morgen? Ik zou
bet kunnen doen, maar de optimist is hij
die gelooft in Gods Almachtig wereldbestuur
a het zou dan ook verregaand ondankbaar
•ezen liet heden enkel als donkerheid te
zien, de toekomst enkel waar te nemen
door het opmerken van de schaduwen die
vooruit vallen omdat de zon achter ons is!
Dc positie van den onderwijzer en
het Chr. Schoolwezen
Onze positie is de laatste jaren wel sterk
gewijzigd, aldus spr. In dc meeste gevallen
zijn onze scholen althans financieel vrij van
de ouders. De goede zijde hiervan is dai
wij principieel kunnen vaststellen hoe in
het wezen der zaak onze verhouding tót de
ouders moet zijn. Zij mogen niet.enkel zijn
de „kinderleveranciers" vóór onze scholen!
Onze positie t.o.v. de schoolbesturen; de
onafhankelijkheid is vrijwel doorgevoerd. De
vrijheid op het stuk van salariecring is ab
soluut verdwenen. Dat dit niet alles winst
was ondervinden wij de laatste jaren
den lijve. Spr. 'wees op de wantoestanden,
die hcerschten en ziet nu met weerzin wat
bij het Bewaarschoolonderwijs geschiedt.
Het doet spr. leed dat déze dingen zoo
loopen. Er is een fout in het wezen der zaak-
dat mettertijd het Rijk onze hetaaisheer is.
Een ideaal-oplossing vindt spr. dit voor het
Chr. onderwijs niet.
Iict is van groote beteekenis, óók
voor het Chr. schoolwezen, dat dé on
derwijzers behoorlijk gesalarieerd wor
den!
Tot In het Departement heeft spr/
herhaaldelijk gepleit voor een be
hoorlijk traktement. En het heeft spr.-
dan ook pijn gedaan dat in 'n recente
uitgave van Christelijke zijde gespro
ken wordt van „huidige fooicnstelsel".
Het ligt voorts niet in de lijn van het
Chr. Schoolwezen dat de besturen weinig
meer worden dan particuliere colleges van
B. en >Y. De besturen hebben zich te ont-
rtï^j^rfeUjk'3 pakken voor 15 ct.
Dc Domtoren te Utrecht
houden van wat niet 'des bestuurs is.
Wat ingrijpen in het gcheele schoolwezen
betreft, is dc verhouding t.o.v. de Regeering
geheel veranderd. Daardoor is beïnvloed de
inrichting onzer scholen, onze arbeid, ons
onderwijzer-zijn, uitgezonderd gelukkig wat
dc principieels zijde aangaat.
De. tijd, dat de school bevolkt werd door
kinderen der ouders die de school hadden
gesticht en onderhielden, is voorbij!
De tijd dat.mede door de schoolgelden in
niet geringe mate de noodige fondsen moes
ten worden gevonden, wij herinneren ons die
na u wei ijk? mccr- Wij moeten vooral het
kind niet vergeten. Ik weet wel, tegenwoor
dig is de stroom van paedagogische lectuur
haast niet te overzien, maar dat ontheft
ons niet van de taak het kind te beslu-
deeren.
Wij moeten wat ons gegeven werd toet
sen aan dc keursteen van Gods Woord, wij
moeten zijn voor het kind wat het eischt in
dezer tijden nood.
Spr. wil zijn openingsrede in ma
jeur eindigen cn zegt dat in de strijd
vooi''de vrijheid dèr school, voor wat
het beginsel betreft, is gezegevierd.
Ons ledental groeide tot over de 7000
en thans heeft de Vereeniging meer
dan S0. afdpeliqgen. Onze yeranlwoqr
delijkiicid is met die bloei gropter
gewórden/ Onze positie is in vele op
zichten ten goede veranderd.
Do handhaving daarvan zeker niet aller
minst.door actie naar buiten, maar ook door
innerlijke geestelijke werking, zoodat wij ons
die positie waard toonen. De ouders verwach
ten wat van ons, cle besturen zien op ons,
de Kerk ziet op ons en de maatschappij
ziet op ons. Wee ons als het wat God
verhoede mocht blijken, dat de weg van
onze scholen niet leidt naar de Kerk, niet
voert naar Gods .Gemeente. Grootsch is
roeping cn heilig uw taak.
Spr. besloot zijn rede met de woorden van
Kuypcr:
„Gij hebt met het schoolkind in de armen
do wacht bij het kruis betrokken. Laat dat
kind nooit los, laat dat kruis nooit los. En
de God, die de God is van ons aller Doop,
zal het u doen gelukken." (Applaus.)
Op deze toespraak barstte een daverend
applaus los. De heer Hobma had een
ovatie in ontvangst te nemen.
Vervolgens werd een hartelijk woord ge
sproken tot den heer A. d e Jong, Dir.
het bureau der vereeniging in verband met
hot feit dat deze 25 jaar achter cle bestuurs
tafel zijn plaats heeft ingenomen. De. heer
de Jong ontving namens de gehecle ver
eeniging een fruitmand.
- Vervolgens hield Prof. ö'r. L'. van de'
Horst, hoogleeraar te Amsterdam, een rede
over het onderwerp: „Verband tusschen li
chamelijke en geestelijke ontwikkeling".
Rede Prof. Dr. L. van der Horst
Zijn onderwerp preciseerende, wilde spr.
de door de empire verschafte gegevens toet
sende, nagaan in hoeverre lichamelijke en
geestelijke ontwikkeling samengaan en in
hoeverre ze eventueel elkander storen.
Ons denken, waarnemen, willen hangt
samen met wat van ons uitgaat. Tusschen
deze twee ligt echter een veel nauwere
relatie, dan oppervlakkig wordt vermoed.
Met voorbeelden toont spr. aan dat kindei en
of zij, die aan seniele aftakeling lijden, den
schijn geven, alsof het bezig zijn noodig is,
om tot juistere kennis of tot meerder in-1
zicht te komen. Overal, waar het leven zich
in eenvoudiger vorm vertoont, gaat de mo
toriek vooraf, of is zij althans innig ver
bonden aan het psychisch kunnen. Men ziet
dit bijv. in de opmerkzaamheid; het is een
geestelijk èn een lichamelijk gericht zijn
(liet luisteren naar een spreker).
Het besproken verband is dikwijls echter
zóó, dat ons leven het karakter van de
daad krijgt en ons inzicht volgt. Niet Het
denken controleert de daad, maar de daad
schijnt onlosmakelijk aan de gedachte ver
bonden en geeft zelfs voor een deel ge
stalte aan de gedachte.
Niet alleen in woord en gebaar, In
handschrift en mimiek drukt 't gees
telijk leven zich uit, maar ook in de
producten van de menschelijke cul
tuur; het moderne vliegtuig is even
als de gothische kerk de expressie
yan den menschelijken geest.
In gedicht en beeldwerk, in wijsgeerig be
grip en muzikaal accoord, steeds weer ont
moeten we deze algemeene categorie, waar
bij het geestelijke en lichamelijke als in
éénen in actie treedt, en „vormgevend", „be
grijpend" de natuur omzet tot iets, dat
meer is dan natuur. Maar dat bezig-zijn
die vormgeving is tegelijk zoo zagen we
is van de grootste beteekenis voor de in
nerlijke geestelijke vorming.
De geestelijke vorming bedoelt de ont
plooiing van ons innerlijk leven, den voort
gaanden groei van ons denken, voelen cn
willen. Iict is dc vorming van ons ka
rakter, de evolutie van den zcdelijk-rcde
lijken mensch tot drager van de hoogste
cultuurgoederen/De lichamelijke vorming
ziet op die eigenaardige gave van den
mensch, waardoor hij in staat is, door
woord en daad, door gedrag en mimiek,
kortom door allerlei spierbewegingen, te
openbaren wat er innerlijk in hem plaats
heeft. En die twee behooren dus innig
innerlijk hij elkaar.
Dit vooropgesteld, moet de geestelijke vor
ming nauw verband houden met de ont
wikkeling van het lichamelijke.
En dat niet zóó, dat het allereerst
gaat om de ontwikkeling van den
geest en dat de. uitdrukkingsvormen
ais het afgeleide, als het bijkomstige
stiefmoederlijk worden verzorgd, maar
beleving en expressie, geest en atti
tude, karakter en geslalte behooren
zóó onlosmakelijk bij elkaar, dat de
geestelijke en de lichamelijke ont
wikkeling hand aan hand moeten
RUBRIEK^
Prof. Dr. L. v. d. Horst
lichamelijke en geestelijke vorming vast
houden, omdat hij ziet. de beteekenis van
de vorming van het lichamelijke voor de
ontwikkeling van het geestelijk leven.
Met het zingen van Gezang 2 vers 1 werd
deze eerste zitting gesloten. Voor vandaag
meldde het programma voorts een maaltijd
in Maison Schmitz en een gezellig samen
zijn in Tivoli vanavond om acht uur.
Morgenochtend wordt de algemeene ver
gadering voortgezet om tien uur. Des mo:
gens spreekt Mr. J. J. Hangelbroek over
„De opbouw van ons Chr. schoolwezen" en
morgenmiddag spreekt Ds. Chr. Eer hard.
Neat Herv. Pred. te Hillegom over „De so
ciale taak van de Chr. school".
Op een en ander komen wij morgen terug.
Wie zich daarom richt op de lichamelijke
ontwikkeling in haar ruimste beteekenis,
werkt mede aan de geestelijke vorming zelf.
In het bijzonder bij het kind. Degene, die
aan de ontwikkeling van „denken" en
„doen" bij 'het jonge kind leiding raag ge
vén, zal in het besef van de dynamische één
héld van geestelijk leven en expressie, niet
alleen de waarde van teekenonderwijs en
lichaamscultuur verstaan, maar ook oog
hebben voor liet uitdrukkingsbeeld van een
milieu, de aanraking met goede gewoonten
en lichamelijke vormen. Dan gaat er van
zulk een milieu een opvoedende kracht uit,
die geen dressuur is, maar een cultuurvorm,
waarbij lichaamshouding en spraak, hand
gebaar en schrift 'uitdrukking geven, aan
wat er leeft aan cultuurgoederen in de ge
meenschap. Spel en gewoonte, woord en tra
ditie zijn dan de dragers van geestelijke
goederen, die door het samenzijn in deze
levensgemeenschap kunnen worden vcrwor-
Dit geldt ook" voor onze school, met
name voor dc Montessorischool. Daar
wordt in spel en arbeid, in school- en
werkgemeenschap veel geestelijke vor
ming verworven, welke zonder het
ontwikkelen' van deze levensgemeen
schap met haar accentuatie van de
lichamelijke vorming niet zóó gemak
kelijk zou worden verkregen.
Daarvoor is noodig de aanraking met
levende menschen, die zelf het zuivere en
rijke geestelijke leven adaequaat uitdrukken
in houding en woord, en spel en gebaar. Dan
is het mogelijk op te voeden zonder den
oorspronkeiijken aanleg van het kind ge
weid aan te doen. Dan arbeiden we in
school en gezin mede aan de vorming van
den mensch overeenkomstig zijn wezens-
structuur. dan is er nooit sprake van dres
stuur, maar een eerbiedvol beschouwen van
en een arbeiden aan wat in die won
derlijke tweeëenheid van ziel en lichaam
in het opgroeiende kind aan ons wordt
onthuld.
De opvoeding in gezin en school ziet dan
in de lichamelijke ontwikkeling een kana-
liseeren van het geestelijke, een educatie
van den geest,. Wie dit verstaat, zal in
onderwijs dc dynamische verbondenheid van
Dr. Karsemeijcr.
CHR. LETTERKUNDIGE
KRINGEN
Pinksterconferentie
op „W oud schoten"
Dr. Karsemeijer spreekt over
Calvinistische invloed
in onze literatuur
Gedurende de Pinksterdagen heeft het Ver
bond van Chr. Letterkundige Kringen in
Nederland een conferentie gehouden op
„Woudschoten", nabij Zeist. Zaterdagavond
sprak dr. J. K a r s e m eije r, van Dordrecht,
over het onderwerp: „Calvinistische invloed
in de Nederlandsche Literatuur".
In geen tijd
perk onzer his
torie, aldus
spr., was het
aantal over
tuigde aanhan
gers van Cal-
vijns leer groo
ter dan onge-
Toch heeft
deze minder
heid zoo groote
kracht ontwik
keld, dat ze de
natie èéh. Cal
vinistisch stem
pel gaf.
Niettemin Ss
er reden voor de vraag: verdient .„protes-
tantsche" of „Chrk'-lijke" invloed met be-
trekking tot de literatuur niet de voorkeui
boven „Calvinistische"? Het Nederlandsch
Protestantisme droeg in' hoofdzaak een Cal
vinistisch karakter; ook bij aanzienlijk
matisch verschil behield het Calvinism
vloed op de geheele levenspractijk. Daarom
wordt liever deze benaming behouden, ook
in verband met 't gebruik van deze term op
andere wetenschappelijke terreinen. Litera
tuur en theologie mogèn niet worden
zelvigd; de strengere normen die de laatste
moet aanleggen, kunnen bij de eerste niet
geiden. Ook bij leerstellige nuance is volle
dige waardeering mogelijk; pas gedetailleerd
onderzoek (soms buiten de literaire produc
tie om) bren?t vaak dogmatische verschillen
aan het licht. Zuiverheid van leer anderzijds
sluit niet immer principieel vlekkelooze pro
ductie in. Calvinistisch mag daarom
literatuur niet identiek gesteld worden met
Christelijk. Dit zou een exclusivisme kwee
ken, dat de literatuur zou brengen onder de
hegenomie der theologie. Objectieve
der waarheid zooals de Bijbel die leert
die niet uitsluitend berusten op interpretatie,
moet volledige geldineskracht blijven toege
kend: 'subjectieve getuigenissen onttroonen
het Woord en leiden consekwent doorge
voerd tot een geestelijke chaos.
Noodig is onafgebroken wéerlegging
buiten. De Calvinistische invloed op de lite
ratuur door geen kenner geloochend
wordt menigmaal tot een caricatuur mis
vormd. Op onjuiste teekeningen stoot men
telkens (Wirth Brugmans Bouvy
Den Doolaard). De literatuur zelf levert
voorbeelden van Vondel af tot Van Schendel
toe.
Na 1880 is de invloed van het Calvinisme
sterk gereduceerd en vaak geheel verdwe
nen. Merkwaardig contrast biedt de activi-
'teit op velerlei arbeid buiten de literatuur,
WOENSDAG 3 JUNI
HILVERSUM I 1875 M. NCRV-Uitzcndinff.
8.00 Schriftlezing. 10.30 Morgendienst
door Ds. H. L. Both, Geref. Pred. te
Arnhem. 11.0012.00 Orgelconcert. 12.30
Kwintetconcert. 2.30 Postzegelpraatje.
3.003.45 Zang en piano. 4.00 Trio. 5.00
Kinderuur. 6.00 Cursus psychologie door
Prof. Dr. J. Waterink. 7.15 Land-
bouvvpraatje door G. J. Witteveen te
Broek op Langendijk. 7.45 Reportage. 8.00
Nieuwsberichten A.N.P. 8.15 De NCRV-
microfoon op de locomotief, reportage.
9.30 Literair halfuur. „Vondel spreekt"
door Joh. J. vanLeeuwen. 10.00 Be
richten. 10.05 Het Haydn-kwartet.
HILVERSUM n 301 M. VARA-Uitzending.
8.00 Gram.pl. 9.30 Keukenpraatje. 10.00
Morgenwijding VPRO. 10.15 Religieus-
socialistische lezing. 11.00 RVU. Mej. J,
M. Wolfson: Arbeid en studie der vrouw.
11.30 Orgelspel. 12,00—1.45 De Fliereflui
ters. 2.00 Orvitropia. 2.30 Voor de vrouw.
3 00 Voor de kinderen. 6.00 „The Lucky
Stars". 6.30 RVU. Cyclus „De juiste
schoolkeuze" door Dr. J. Luning Prak
te 's-Gravenhage. 7.15 „De Roodborstjes".
7,40 „Weer komt de Zonnestraaldag". 7.50
Lezing. 8.00 Nieuwsberichten A.N.P. 8.45
Radiotooneel. 9.45 Zang. 10.00 Nieuwsbe
richten A.N.P. 10.05 VARA-Orkest.
DROITWICH 1500 M. 12.05 Orgelspel. 12.35
BBC-Empire-orkest. 2,202.50 Het Vario-
Trio. 3.10 Pianorecital. 3.35 Orkest. 5.05
Kwintet. 6.50 Strijkkwintetconcert. 7.10
Zoölogische causerie. 7.50 Kwintet. 8.35
BBC-Orkest. 10.50 BBC-Theater-orkest.
RADIO PARIS 1648 M. 11.20 en 2.50 Orkest
concert. 5.50 Orkestconcert. 8.20 Pianore
cital. 9.05 Radiotooneel.
KEULEN 456 M. 12.20 Orkestconcert. 1.35
Symphonie-orkest. 6.20 Omroeporkest.
8.35 Vocaal concert. 9.05 Weragkamer-
orkest en solisten.
BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M.: 12.20 Klein-
orkest. 6.35 Pianorecital. 8.20 Ravel-con-
cert. 10.3011.20 Gram.pl.
484 M.: 12.20 Gram.nl. 12 50 Salonorkest.
5.20 Harmonicamuziek. 6.50 Pianorecital.
7.35 Zang. 8.20 Omroeporkest en zang.
DEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 8.30
Marschenconcert. 9.05 Vocaal concert.
9.35 Kamermuziek. 10.50 Piano en fluit.
Neem foch 'n "AKKERTJE"
en o! die klachten en bezwaren
zullen verdwijnen, dank zij de
'buitengewone samenstelling var>
ApotK Dumont. waormede de
"AKKERTJES" zijn gevuld. En...
Ze zijn onschadelijk Ge proeft
niets. Uw maag rookt met van
Streek, ze glijden naar binnen.
Volgens recept van Apotheker Dumont
(Adv 1
terwijl Kuyper zelfs 't verwijt is gemaakt te
veel „cultuur-filosoof" geweest te zijn. Het
is van beteekenis daarvan de oorzaken na te
gaan. Krachtsinspanning tot het uiterste op
ander terrein; van de geestkracht werd het
uiterste gevergd. Kerk en school, theologie en
staatkunde eischten de volle aandacht oo. Ge
ïntimideerd door de overmjïdige woor<*en
van een jonge groep ,die de pretentie voe- ?e
'l alleen te weten en 't eenig ware te bezit
ten. De technische meerderheid der tezen-
siar.aers van 't Christendom in 't algemeen
maakte vreesachtig. Te weinig zelfs* ma Ig-
heid heeft zich in Chr. kring op lite air
gebied in de jaren 18801910 geopenbaard.
Men durfde zoo weinig zichzelf zijn. Boven
dien werd de roman niet algemeen a'.s kunst
vorm van beteekenis erkend. Late>* tiid
bracl t weer leven! Er kwamen krachten vrij.
Da onontbeerlijke wisselwerking liet zien ge
voelen. Wel dreigden toen voor 't Calvinis
me andere gevaren, zooals spr. nader ui'een-
Feuilleton
(21
Boor H. KINGMANS
Met een vernietigenden blad had Roelf Kefel zijn schoon
zuster aangezien, toen zij de in zijn oogen onnoozele vraag
aan den burgemeester richtte, doch moeder Ketel stoorde zich
jdaaraan niet.
„Het gevoel moet hier het zwijgen worden opgelegd, moeder.
Do stad moet haar verkregen, rechten handhaven. Do Omme
landen mogen daaraan niet tomen. Zij handelen verkeerd. Het
toppunt is wel bereikt, nu zij nog steeds niet Zijne Excellentie
els Stadhouder der Staten willen erkennen."
„Maar de Ommelanden hebben zich toch aangesloten hij ils
Pacificatie, burgemeester?'' merkte Münco op.
„Zeker, jongeman- Doch wat zin heeft dat, als do vertegen
woordiger der Pacificatie, de Stadhouder, niet wordt erkend?
Ik vrees, dat het straks hard tegen hard zal gaan. Die strïj-J
is te betreuren, maar wij. zullen er niet voor wijken. Wij zoeken
hem niet. Doch kom, laat ons hier op dezen dag daarover niet
praten- Wij gaan naar huis, vrouw. Ik wensch die hier nog
blijven verder een gezelligen dag toe. Moge de Iieere ons allen
zegenen."
„Ik kan mij best begrijpen, dat je altijd veel Van 'den
burgemeester gehouden hebt, Ililligje", zeide Roelf Ketel, toen
de Magistraatspersoon en zijn gade de eenvoudige woning
hadden verlaten. „Dat is nog eens een burgemeester! Een, die
zich niet te hoog acht, op dezen dag bier te komen."
„Ik zeg geen kwaad van burgemeester I-Iillebrands", merkte
een der weinige gasten op, „wij mogen dankbaar zijn, dat wij
hem als voorman hebben, hem, dc hooggeplaatste, die dc eerste
Slagen moet opyangenj Maar .dat Jiij vandaag hier geweest is,
komt alleen, omdat het ITilligje betreft Wanneer onze kinderen
trouwden, zou de burgemeester heusch niet op bezoek komen."
„De man heeft ook wel wat anders te doen", lachte Roelf
Ketel, opstaand, om te vertrekken. „Natuurlijk komt het. van
ITilligje. Maar dat doet aan mijn bewering niets af. Burge
meester I-Iillebrands is een eenvoudig man, die ons aller ver
trouwen heeft, ook van Marrigje, al kan zij het niet hebben, dat
wij, als het moet, met de Ommelanden gaan vechten."
Niet afwachtend het bestraffende, vermanende antwoord,
dat vast komen zou, verliet hij lachend het vertrek, om als
hoofdman van zijn vendel zijn plicht te gaan doen.
De schaduwen van den avond gingen zich spreiden over de
stad, toen allen vertrokken en moeder Ketel alleen bleef met
haar zoon, dochter en schoondochter.
Munco stond voor één der kleine raampjes, keek' naar buiten,
waar de maan helder scheen aan bet firmament, verlichtend
de smalle Gelkingestraat cn trok ITilligje naast zich-
„Eindelijk mijn vrouw", fluisterde hij gelukkige „We beloven:
elkaar opnieuw trouw. Trouw tot in den dood."
„Tot in den dood", herhaalde Ililligje. En zij huiverde. Want
de tijden waren zoo bang en donker, zoo bang en donker
„De Heere zal met ons wezen, kinderen", zeide moeder Ketel,
„wat er ook gebeure. Op Gods tijd zal de blijde dag komen."
Voor de zooveelstc maal verbaasde Munco zich over zijn
moeder: zij kon zoo somber spreken, vooral tot oom Roelf, als
zij diens optimisme hekelde. En tóch sprak zij van den komen
den, blijden dag. Tenslotte wist hij bet wel: bet was haar
geloofsoptimisme, dat zich vastklemde aan de beloften Gods.
HOOFDSTUK V
'Guislain le Baillv, de jonge, kundige particuliere secretaris
van den Graaf van Renncnburg want George van Lalaing
hao van zijn oom, den Proost van Oud-Munster, bet graafschao
Dennenburg, gelegen tusschen Sittarü en Valkenburg, ten ge
schenke gekregen, zoodat hij voortaan Rennenburg teekends,
omdat die titel hooger was dan bannerheer van Ville Guislain
le Bailly ordende met een slaperig gezicht nog de stukken, die
zooeven waren bezorgd.
Hij koesterde groote vereering voor zijn jongen, ridderlijken
meester, maar kon het moeilijk in hem hebben, dat deze de
gewoonte van de Groningers had aangenomen, om vroeg op
te staan en den werkdag zoo vroeg mogelijk te beginnen-
Bailly had de gewoonte, des avonds laat naar bed te gaan,
zeker deed hij dat, wanneer hij in het wijnhuis was geweest,
zoodat het vroege opstaan hem een voortdurende kwelling was.
Zijn meester stond er evenwel op, dat hij te zes uur zijn
werkzaamheden aanving, iets, wat de secretaris in de
Zuidelijke Nederlanden nog nooit had gedaan.
Er waren oogenblikken, dat hij er sterk aan 'dacht, een
anderen meester te zoeken, daar het hem in Groningen, ook
om andere reden, slechts matig beviel. Hij vertoefde liever in
de Zuidelijke Nederlanden, waar de levenstoon opgewekter was.
In het koude Noorden waren de menschen zoo kil en koel en
zóó wantrouwend voor den uitlander, dat het, naar zijn meening
schier ondoenlijk was, onder ben te verkeeren.
Bovendien was hij goed Roomsch en verdroeg het niet, 'dat
in deze streken, vooral buiten Groningen, de ketters niet alleen
werden geduld, maar een zekere vrijheid hadden verkregen.
Zijn meester dacht er over als hij, maar Rennenburg kon zij i
gevoelens verbergen. In den kring zijner Roomsche vrienden
sprak hij met afkeer en toorn over de verfoeilijke beeldenstorm,
die in de Nederlanden gewoed had, maar diezelfde Rennen
burg, de secretaris was er oorgetuige van geweest, liet zich
tégenover den kelterschen burgemeester ITillebrands en den
even grooten ketter Ufkens, den luitenant der Hoofdmannen
kamer, heel anders uit. Dan sprak hij er vergoelijkend over en
ooi-deelde, dat de beeldenstorm slechts het werk van het plebs
was geweest, dat nu eenmaal vernielen moet, als er te vernielen
valt.
Bailly kende zijn meester te goed, era diens bedoelingen niet'
te begrijpen; Rennenburg wilde vriend met «lke partij blijven
en zóó trachten, zijn positie te verstevigen. "Tn dat laatst?
moest, want zijn meester was eerzuchtig. Eigenlijk was Stad
houder van het Noorden niet voldoende naar zijn zin- Als hij
door zich verdienstelijk te maken, hoogerop klimmen kon, zou
hij het niet latera Hij zag er nu wat in, Staatsgezind te zijn,
dus was hij het
Als het het karakter van Rennenburg betrof oordeelda
Guislain Ie Bailly niet bepaald gunstig over zijn gebieder. Maar
dat oordcel sprak hij tegenover niemand uit. Geen sterveling hai
er zijns inziens mee te maken. Het groote vertrouwen, dat
Rennenburg in hem stelde, zou hij niet beschamen, al was hij
het niet steeds met Zijna Excellentie eens. Het liefst zou Bailly,
die Roomsch was op het fanatieke af, zijn meester streng tegen
de ketters rien optreden. Hij deed het niet, omdat hij gebond -n
was aan cle Pacificatie van Gent, die Bailly een gruwel was. Hij'
zou den dag prijzen, als die lieelc overeenkomst uit elkair
spatte. En dat was volstrekt niet zoo onmogelijk, want d«
Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verdroegen elkaar ze6f
slecht, al was het alleen maar om het feit, dat in net Noordra
zooveel ketters woonden
Maar al waren er dan veel ketters ook in Groningpn en
Friesland, onderling konden zij stevig ruzie maken.
En dat vond Bailly nu het eenige interessante in Groningen,
dat Stad cn Ommelanden zoo met eikaar overhoop lagen; zóó,
dat do kerels iu staat waren, burgeroorlog le gaan maken-
(Wordt vervolgd).