HERSTELDE EENHEID BOBBIE Teddie de Beer behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT PINKSTEREN door N. DEN HOLLANDER 5) De andere kinderen thuis weten dat wel. Maar Bob heeft daar nog geen erg in. Hij gelooft alles precies, zoals Hans het zegt. Bob is ook nog maar zes jaar. Ja, Hans en Bob zijn niet de eenigste kinderen thuis, hoor! O nee! Er zijn er daar wel zeven. Hans is nummer drie. En Bob is nummer zes. Tine is nummer n. Dat is al haast een dame. Bram is nummer twee. Dat is al haast een heer. Nummer vier en vijf zijn de meisjes. Loes zit al in de zesde klas. En Ellie in de derde. Dan komt kleine Paul tje nog. Dat is nummer zeven. Die gaat nog op de moederschool. Die is nog maar drie jaar oud. XIV In een kwartiertje is Hans thuis. I iij remt vlak voor de huisdeur. Hfi zet zijn linker been op de stoep. De fiets gaat scheef. Bob ook. Hij kijkt angstig. ,,Stap maar af!" zegt Hans. „Ik kan niet," zegt Bob huilerig. „Mijn been Dan neemt Hans hem maar onder zijn arm en zet hem voor de deur neer. Hij belt. „Ga maar vast naar boven. Ik moet mijn fiets nog even wegbrengen." Zuchtend en snuivend klautert Bob de trap op. Treedje voor treedje. Zijn knie doet ook al pijn nu. Die voelt ook al zo stijf. En wat bonst zijn hoofd Het is heel gezellig in de huiskamer. Mam mie breit aan een rode jumper voor Ellie. Tine is net thuis van haar les. Ze drinkt een kopie thee. Bram leest in een krant. Paultje speelt op de grond met zijn paard en wagentje. En daar komt arme Bobbie binnen met z'n witte gezwollen gezichtje. „Ha! Bobbie!" roept Paultje blii. Mammie kijkt op. Ze wil al zeggen: Éérst uitkleden. Bob. Maar dan schrikt ze ver schrikkelijk. „Kind!" roept ze. „Kind! Wat is er ge beurd Met een vaartje rent Bob naar zijn moeder toe. Hij snikt het weer uit. Zo'n pijn! En zó stout geweest! „Ben je gevallen? Van de fiets?" Bob geeft geen antwoord. De tranen glijden langs zijn wangen. Mammie neemt hem in haar armen. Met zijn natte jasje nog aan. Tine, Bram en Paultje kijken met grote ogen. Loes en Ellie komen er ook bij staan. Die zaten in de tussenkamcr hun huiswerk te maken. Loos heeft haar penhouder nog in haar hand. En Ellie haar atlasje. XV Wat is er gebeurd? Die vraag staat in alle ogen. Maar ze weten het geen van allen. „Oh!" zegt Loes verschrikt. „Ohzegt Ellie. „Kijk zijn lippen eens! En zijn neus, zèg! En een heel gat in zijn wang, daór! Zie je wel Mammie legt haar wijsvinger op haar mond. „Sst!" betekent dat. Wees nu eens allemaal stil. Ze zegt zacht: „Hoe kómt dat nu Bob. Ver tel nu eens aan Mammie Daar komt Hans ook binnen. „Een mooi hoofd, hè?" zegt hij tegen Bram. Hij knikt naar Bobbie. „Alle kleuren van de regenboog." Moeder zegt: „Wat »R er gebeurd, Hans? Is hij van je fiets „Wel nee, Mam! Hij heeft achter een auto gezeten „Hè? Wat? Böbbie achter een... Maar dat is toch „Oh!" roepen ze allemaal. Tine ook. Dat is toch ook wel héél, héél erg. „Auto daan?" roept Paultje. „Auto stout 1 Mag auto niet doen!" Zwijgend kleedt Mammie haar stoute jongen uit. Ze geeft zijn kleren aan Paultje. Die mag ze wegbrengen. Op de kinderkapstok. Een sleutel knarst in het slot. Vader komt thuis. Met stevige stap kom hij de trap op. Hij hangt hoed en jas weg. Fluitend komt hij de huiskamer in. Direct ziet hij, dat er iets bizonders is. Hij kijkt bezorgd naar zijn kleine Bob. Wat is er met dat kind ge beurd? Hij kijkt Moeder vragend aan. XVI Niemand zegt er wat. Het is ongewoon stil in de kamer. Ze zijn allemaal onder de in druk. Wat zal Vader er wel van zeggen? Achter een auto aan. Dat is ook heel erg Alleen het snikken kun je horen. Kleine Paultje is de eerste die praat. „Pappie! Auto stout! Auto Bobbie pijn ge daan!", roept hij. Nu willen ze allemaal gaan praten. Maar Moeder is weer de wijste. Ze ziet wel, hóe erg haar stoute kind van streek is. Ze zegt: „Kom maar, dan zal Mammie je even op de divan leggen. Dan kun je wat rustig wor den." Tegen Vader zegt ze: „Ik zal straks wel ver tellen." Tine schenkt vlug een kop thee voor Vader in. Zij is vaders oudste dochter, dat merk je nu goed. Alsof Bob nog een heel klein jongetje is, draógt Mammie hem naar de zitkamer, op de divan. Ze legt de plaid over hem heen. „Leg je hoofdje maar op dit zachte kussen," zegt ze nog. „Straks kom ik je weer halen." Dankbaar kijkt de kleine jongen zijn moe der aan, Wat is ze toch lief, denkt hij. Nóóit, nóóit zal ik meer zó stout zijn. Ja, maar Bobbie... Dat kun je nóóit alléén beloven. Daar heb je hulp bij nodig. Hulp van Hèm, diedeGoede Herder is. Diè zorgt voor zijn lammetjes. Diè wil ze op het „goede pad" houden. Maar dan moeten die lammetjes ook luisteren naar Zijn stem. En Hèm heel gehoorzaam zijn. Elke dag weer. XVII Nèt is Mammie weg, of Tine komt weer bij hem. Ilicr bob je Teddie de Beer. Ilij is Toosje's troetelkind. Ze speelt toch zó graag met hem. Weet je, wie óók veel belang stelt in Ted? Dat is Jim, de hond. Maar die wil altijd zulke ruwe spelletjes met hem spe len, dal Toosje hem nooit de kans geeft om in Teddie's buurt te komen. Misschien is Jim wel een heel klein bestje jaloers op Ted want dat zijn hondjes óók wel eens, lioor! En dan is het hele maal maar beter, dal hij niet aan Teddie komt! Wani anders.....*! Nellie is al twee jaar. Ze kan al heel goed pralen en lopon dat zc kan lópen! Vader en moeder kunnen haar bijna niet bijhouden. Verleden woolc was ze in de tuin aan 't spelen. Dat doet ze graag, want in do tuin wordt 't nu zo heel mooi. 't Staat cr al vol mot mooie blociuen. Nellie kent bijna al de nomen van de bloemen; viooltjes, tulpen, seringen, sneeuwballen en nog veel meer. Zo was juist bezig al do namen op tc noemen, toen zc op eens naar boven keek. Wat was dat toch. daar hoog in de mooie blauwe lucht? O. zc begreep 't wel: 't Was een vliegmachine. (Dit moei lijke woord kan Ncllo óók al zeggen!) Zo keek en zo kook, maar dc vliegmachine was al over 't huis. En weet je wat Nellie loon deed? Ze liep gauw hel hekje uit en de straat op. En daar stond ta zó lang te kijken, dat haar nckjo cr zeer van deed. Nellie wist helemaal niet. dut haar vader gauw een plaatje van haar maakte, dat... jullie nu hier in ons klcuterkrantjc ziet staan. „Een schone zakdoek hebben, Bob?" vraagt ze. „Ja Tine." Tine weet wel, dat ze hem daar een heel groot pleizier mee doet. Ze geeft een grote opgevouwen zakdoek van Bram in zijn handje. Ze heeft er nog een drupje odeur op gedaan ook. Uit haar eigen flesje. Bob ruikt het direct. „Dank je, Tien! Fijn!" 264 ZATERDAG 30 MEI No. 22 JAARGANG 1936 En als deze slem geschied was, kwam de menigte samen cn werd beroerd; want een iegelijk hoorde hen in zijne eigene taal spreken. Handelingen 2 G. Pinksterenhet Feest der herstelde éénheid! Uit éénen bloede heeft God liet gansclie geslacht der menschcn gemaakt, om op den gehcelon aard bodem tc wonen, bescheiden hebbende de tijden, tc voren geordineerd, en dc bepalingen van luinno woning. Uit éénen bloede, dit wijst cr op, dat bij normale ontwikkeling en vermenigvuldiging alle millocnen menschcn te zilmen één leveno, organisch Geheel zonder barst of breuk gevormd zouden bobben. Uit het zuivere menscliclijko hart zou nooit ook maar iels opgekomen zijn, dat dc éénheid bedreigde, de samenhang verbrak door als een splijtzwam te werken. In die heerlijke éénheid zouden do zoo verscheiden gaven, krach ten en talenten harmonisch samengewerkt heb ben tot geluk cn heil van allen, 't zou een leven in 't Vrederijk geweest zijn. Dc zonde, die als een boos gif dc harten bedierf, heeft de menschhcid echter uiteengeslagen. Zij is in stukken en brokken gevallen. In elk dier groepen gaf niet meer dc samenbindende licfoc, maar het scheidende egoïsme voortaan den toon aan: dit werd de bezielende drijfkracht, waardoor de vervreemding steens scherper vorm aannam, cn niet zelden zoover ging, dat men elkaar hel licht in dc oogen niet gunde. Desniettemin bleef op den bodem der ziel in die verbrokkelde menschhcid het ideaal der oorspron kelijke éénheid nog altoos leven. Men poogde bet zelfs meermalen te verwezenlijken. Bij den toren bouw van Babel 't eerst, want die moest liel middelpunt worden om alles saam tc houden, 't was tevcrgecfsch. Later door de stichting der werelarijkcn, die vele volken onder één dwin gend gezag bracht,'t was tevcrgecfsch, allo wereldrijken der oudheid zijn het één na het an der ineengestort. En ook in den tegenwoordigen Volkenbond komt het ideaal der oorspronkelijke éénheid tot uiting,.wij weten allen uit droeve ervaring, hoe moeilijk het is een wezenlijke sa menbinding tot stand te brengen, en liet ideaal dei- éénheid te benaderen. Moeten wij de gedachte aan een mogelijk herstel der verstoorde éénheid dan maar laten varen a!s een bcdricgelijkcn stroom of een ijdele illusie? Ja, zoo het als een vrucht van den nobclcn arbeid dor statensmeden beschouwd wordt. Maar neen, driewerf neen, zoo wij hel herstel niet uit sluitend van mcnschcnhandcn verwachten, maar van den samenbindenden Heiligen Geest, die op hel eerste Pinksterfeest uitgestort word, cn lus- schcn dc volken een geestelijke éénheid schopt als ondergrond voor den bouw eener uilwcnoig-ziclil- barc éénheid. Lees het. Pinksterverhaal aandachtig na. Wanneer de Heilige Geest onder dc indrukwekken de teekenen van stormwind en vuurvlammen ne dergedaald is in r.o gelóövigc Gemeente, om cr nimmermeer van te wijken, stroomen de menschcn samen, die uit allerlei landon der toen bekende wereld afkomstig waren. Wij* worden wel ecus schuw, wanneer wij al die namen tegenkomen: Parthcis. Mëde'rs, Elamlctcn, iiHvoncrs van Me sopotamia, Juoca, Cnppadocië, Pontus cn Azië, FrygJö én Pamphilië, Egypte cn do dcolen van Libyc, hetwelk hij Cyrcno ligt, uitlandscho Do meinen, beide Jóden cn Jodcngcnootcn.- Krctenson en Arabieren, 't Is een lange reeks, die gij kunt beschouwen op 't Feest der ocnstelingcn als dc ver tegenwoordigers cn eerstelingen van alle volken der aarde. En als deze menschcn dc met c.en Geest vervulde discipelen aanhooren, wanneer zij ze hooren spreken, zooals dc Geest hun geeft uit. tc spreken, zie, dan ontzetten zij zich allen en verwonderen zich, want zij hoorden, dat die een voudige Galileörs dc grootc genaoewerken Gods verkondigden, een iegelijk in hun eigen taal. Ilicr is in principe de herstelde éénheid! Wat maakt méér scheiding tusschcn de volken dan juist do taal, het voertuig onzer gedachten, waar door alleen een meer inticmo gemeenschap met vreemden mogelijk is? Voor velen is de taal een schier onoverkomelijke scheidsmuur tusschcn dc volken. En als nu de Heilige Geest op den Pink sterdag, dóór oen wondere inwerking op het den ken cn daardoor ook op het spreken der disci pelen, de taai-scheiding voor een oogcnbiili op heft, ligt daarin dan niet dc profetie van een her stelde éénheid der volken door dc verkondiging dor groote werken Gods, door dc prediking des Evangelies? Zoo konion wij vanzelf tol do Zendingsgcdachto, die inderdaad onlosmakelijk met het Pinksterfeit verbonden is. lïecds onder de oude bedeeling vin den wij de belofte des Vaders, dat dc dag zou aanbreken, waarop Hij Zijnen Geest zou uitstorten over alle vleesch, cn dus niet slechts over het ééne volk Israël, 't Zou in zulk een overvloed geschieden, dat alle rangen, standen en leeftijden cr in zouden dcelcn: uwe zonen cn uwe dochters zullen profetceren en uwe jongelingen zullen ge zichten zien, en uwe ouden zullen droomen clroo- men; cn ook op mijn dienstknechten en op mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen mijnen Geest uitstorten, cn zij zullen profetceren. Deze belofte begint op den Pinksterdag in vervul ling te gaan. In welken weg dit heil der wereld gewroclu zou worden, werd reeds aangewezen door het tcoken dor verdeelde tongen als van vuur, dal zich bij de uitstorting des Gcestcs ne derzette op het hoofd van allen» die in de zaal aanwezig waren, 't ls met de tong, dal \^ij spre ken of het Evangelie verkondigen. En waar de menigte van tongen in dc Pinksterzaal naar alle zijdon verdeeld waren, naar noord cn zuid, oost en west, was het. duidelijk, dat het Evangelie van Christus als boodschap der genade naar alle he melstreken verbreid moet worden, tot aan de ein den dor aarde. F.en iegelijk der aanwezigen hoorde hen in zijne eigene taal spreken over dc groote werken Gods. In alle talen, onder allo volken, tot onder dc diepst gezonken heidenen toe, moet het woord des Urai ses en der opstanding weerklinken. En hoe zou dit kunnen geschieden, indien dc gezegende Zen- dingsarbeia niet bestond, om dc boodschap des levens uit tc dragen. Met tongen als van vuur zal het Evangelie alom, verre en nabij, verkondigd moeten worden. Niet op matten toon, maar mot den gloed des Heiligen Gccstos, cn met lie bezieling van een heilig vuur, dat de harten ontsteekt in liefde voor Christus. Waar aldus gepredikt worat in do kracht des Gcest.es, déür zal Gods Woord niet ledig vveder- kceren, maar helpt dóór mede aan hel herstel dor gebroken éénheid. <7 Een iegelijk in zijn eigen taal. Dit geldt niet uitsluitend voor do Zending. Wij kunnen cr onder eigen volk ook winst medo doen, ornaat het uit vele kringen bcstnnt, die elk liun eigen aard hebben, cn slechts met h*t Evan gelie tc bereiken zijn, indien men zo in hun eigen taal toespreekt, zonder maar ook iets van dc bood schap tc laten vallen. Dc man der wetenschap beeft eonlgszlns nndero behoeften dan de eenvoudige man uit het volk, voor wien tal van problemen, waarmede dc ge leerde zit lo tobben, heelemaal niet bestaan, spreek tot een iegelijk hunner in zijn eigen taal. Er is eveneens een tnslbaar verschil lussciicn ouderdom cn jeugd, de eerste is levenswijs en rijk aan ervaring, dc tweede staat vóór dc poort, en begrijpt nog maar weinig van dc govnren op den weg, al zijn dc laatste jaren voor vele jongeren een harde leerschool geweest. Gij zult beider nood moeten peilen, om te weten hoe gij toegang bij hen kunt vinden;spreek tot een ieder hun ner in zijn eigen taal. Er zijn onder ollcc prediking hongerende en dor stende zielen, maar ook weerstrevende en opstan dige harten. De prediker heeft vóór zich men schcn, die over hun zaligheid diep bekommerd zijn, maar ook onverschilligen cn kouden van luirf, waarbij haast geen opening te vinden is Er zijn eigengerechtigden cn werkheiligen, maar ook dis cipelen, die lijdelijk onder hun geestelijke on macht verkeeren. Er zijn hoovaardigo Farizeeërs, die in de kerk soms vlak naast do arme tolle naars zitten. Er zijn klnderkens in de genadé, ook jongelingen en zelfs vaders in Christ us. Kr zijn door on Wider voortgedreven zielen, zwak- en klcingeloovigen, cn eveneens bevestigden en ver zekerden in 't geloof, zij hébben allen deze If do genade noodig; zij is zóó rijk, dat zij zich «au dio onderscheiden behoeften kan aanpassen dc Dienaar spreke tol een iegelijk hunner in zijn eigen taal over de groote werken Goos! Looft den Geest! Hij zal niet wijken Van de Kerk, met bloed gekocht. Zijn nabijheid zal steeds blijken, Hoe de vijand woeden mocht! Vreest niet, o gezochte schapen, Vrees niet, weergevonden ziel, Zoo de nacht u overviel! Zou de Geest des Heeren slapen? Waakt Hij, schoon geen oog Hem ziet, Voor de kleine kudde niet? 253

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 11