pus koi'l vetheid
Henschen uit
de Kleine Stad
door G. A. van Dorp
Oud moedertje.
Ze zit, rillerig van de kou in de kleine achterka-
mer van haar keurig huisje bij een petroleum-
jkacheltje. Haar hoofd gloeit, maar haar voetea
zijn koud als ijs.
Oud vrouwtje is ze stilaan geworden met diepe
rimpels in 't nietig gezichtje. Zij staat aan de kant
,van 't leven nu. 't Is of dat leven haar uitgestoo*
ten heeft. Alleen in haar oogen is nog helderheid,
De geest is sterker dan haar afgetobde lichaam.
iToch, ongec.acht vlug, dribbelt ze in de morgen
uren door haar huis, loopt de stad in, de winkels
af. Ze weet precies waar ze dit of dat 't voordoe-
iigste krijgen kan. Wanneer zo eindelijk moe ge
dribbeld zitten gaat, vermenigvuldigen zich in
haar de gedachten.
'Als ieder oud en moegezwocgd mensch loeft ze in
't verleden. Ofschoon 't heden haar moeite en ver
driet, meer dan genoeg, bezorgt.
Maar het verleden heeft voor haar een bijzondere
bekoring. Dit heeft haar veel gegeven en nu leeft
ze op haar ouden dag, als mcnschje-allccn, nog in
Veel zorg.
Daar is de angstig voor de wereld verborgen ar
moe, die haar menigmaal 't uitzicht naar boven
beneemt. Soms laat ze zich willoos gaan, klaagt
in zclfmedelijaen over de menschen, klaagt eigen
lijk over God.
't Eerste, klagen over de menschen en wat die
baar aandoen, durft ze best hardop, maar 't andere
duwt ze altijd terug, dat is influistering van den
Booze.
De menschen hebben haar opzij geschoven, uit de
kring waar ze thuishoort.
En dat is heel hard als jo oud bent.
Vroeger, toen haar man nog leefde, was 't goed.
Samen hadden ze heel hun loven de zaak gedre
ven. Ze is er ingestapt als fleurig bruidje, er uit
gegaan als vrouw op jaren.
Maar 't was er góed. Ze stonden Jaap cn zij
midden in 't leven.
Telden mee. Gegoede burgormcnschcn waren zo
Als ze er aan denkt, en er gaat geen achtermid
dag voorbij dat ze 't niet doet, glimrnert er nog een
beetje trots in haar. Als 't er op aan kwam moch
ten dc klanten in de winkel haar nog liever dan
baar man.
Maar Jaap was een beste vakman, daar niet van.
.Wel eens een tikkeltje kort als een klant zeurde
en er achter nog veel werk wachtte. Zij dribbelde
maar, nooit was haar iets te veel, ook de I
kiant moest tevreden hun winkel uitstappen.
De zaak was gegaan. Zij hadden ook oe beste
jaren meegemaakt. De hypotheek was afgelost,
Jaap had nog wat stukjes kunnen koopen voor de
oude dag.
„Als we oud zijn, moeder, bouwen we een mooi
huisje, neemt de jongen dc zaak over cn gaan we
van de renten leven".
Eu ze waren oud geworden. De jongen was ge
trouwd, een flink, handig vrouwtje, geknipt voor
de zaak. t' Huisje had zwager gebouwd. Keurig,
'n echt burgerhuisje, maar do kosten met 't extra
bijwerk, waren nog al opgcloopen.
Eater had ze wel eens gedacht: zou dat oen voor
teeken geweest zijn.
Superstitie of bijgeloof, was ze dan opgeschrokken.
Jaap, haar man, had maar een jaartje m'nheer
gespeeld. Ze ziet hem nog dc deur uitstappen voor
dc wandeling. Keurig om door een ringetje to
halen, zwaaiend z'n zwarte stok met zilveren knop.
En 's avonds kwamen er kennissen om een kopjo
thee. Ze moesten hun nieuwe spulletje toch zien.
Soms dacht ze wel eens net als die koning uit de
Schrift: „is dit niet 't grootc Babcl dat ik ge
bouwd heb".
En dan schrok ze op.
Haar dochters, de een was verpleegster parti-
.cuiicrdc de andere coupeuse, kwamen met
vriendinnen, brachten nog meer fleur cn vertier.
Ja, cn toen ineens werd Jaap ziek. Longontste
king, in een paar oagen was 't afgcloopen. Weken
was ze verdoofd geweest onder den slag. 't Ge
beurde soms nog tegen etenstijd dat ze uitzag aan
de deur, of Jaap nog niet kwam.
*t Eene onheil volgde op 't andere. Er moest boo-
!de(bereddering plaats hebben.
Zwager Gerritzen, de wethouder, zou 't wel in orde
brengjn met den notaris.
'l IJzeren kisije kwam op tafel. Zenuwachtig mor
relde ze met het sleuteltje. Daar zat haar rijk-
bom in. Maar dat was rijkdom waar de mot wel
bijkomt. Zwagers gezicht betrok hoe langer hoo
meer.
Eindelijk zei hij: „Anne, jo man is dood, en 'twas
een ijverige harde werker, maar 'k merk nu van
gclazoken had hij geen verstand, niet zooveel". Ea
hij knipte met z'n vinger.
212
„Wat daar in zit is op 't oogenblik amper duizend
gulden waard, 't is te hopen dat de zaak goed
blijft gaan, anders weet ik niet".
Dat was de tweede slag.
En weer 'n jaar later kwam de derde. Niet plomp
verloren, maar stilletjes aan sluipend.
Op een avonc kwam de jongen en aan z'n gezicht
zag ze wel dat er wat haperde.
„Neen moeder", stelde hij gerust, „thuis is 't goed,
maar de zaak gaat achteruit, de huur moet ver
minderd worden".
Wat! Haar zaak? Achteruit? Kon niet! Was 't zijd
eigen schuld!
„Och neen, moeder", weerde hij af", de concur
rentie van de groote zaken, ae filialen, is moor
dend". Ze had er niets van begrepen. Ze vermin
derde de huur eens en later alweer eens, en wat
ze niet eens wist, was dat 't jonge gezin schulden
maakte.
Haar zoon en haar dochter probeerden 't met een
„heer op kamers", leefden zelf met kleine Jaap in
't dompige achterkamertje. Even leek 't of 't gaan
zou.
Mis! De kostganger vertrok, de kosten waren te-
.vcrgeefsch geweest.
Ja, en 't slot was dat ze nu heelemaal geen huur
meer kreeg, en dat de voorraden weg waren. Ze
kwam niet meer in haar winkel, de leege vakken
grijnsden haar aan.
Ten einde raad had ze de zeer in waarde gedaalde
stukken aan zwager Gerritzen verkocht. Of de
jongen 't geroken had. Ze had 't contante geld
nog geen uur in huis of hij kwam om van moeder
500 gulden te leenen. De schuldeischers dreigden
rnet faillissement.
Hij bad en smeekte, zij gaf. En ze wist dat de toe
stand hopeloos was.
Gierig sioot ze de rest weg en als ze een briefje wis
selde ze moest toch eten had ze een gevoel
of ze stal. De tuinman was met een rekening ge
komen, de grondbelasting en de erfpacht had
den er een heele nap afgenomen en vanmorgen
was ze 't laatste gele briefje gaan wisselen. Twee
voddige briefjes van tien en een paar blinkende
guldens waren al wat ze over hao.
En haar onbezwaarde huis. Zou 't zoover komen
dat ze dat opeten moest?
Haar dochters. Ja, die hadden meer dan genoeg
om voor zich zelf te zorgen. De particuliere ver
pleegster was dol gelukkig wanneer zij ten min
ste eonige maanden in 't jaar eigens als vacantie-
zuster werken kon.
Heele tijden was ze zonder.
De andere, de coupeuse, was al maanden cn maan
den werkloos, mokte en teerde haar weinige
spaarcenten in. Was ze nog maar thuis! Wilde ze
niet, voor geen geld ter wereld wilde die terug
naar de kleine stad. Liever op een armzalig zol
derkamertje in Amsterdam verkommeren dan
haar moeder tot last zijn. Ja, oaar zat spirit in.
Als haar zoon zoo was. Maar niet aan denken. Ec
wordt haar, oude eenzame vrouw, niets gespaard.
Naaste verwanten zeggen vaak: eigen schuld, de
jongen is in weelde groot gebracht, 't Vak lecren?,
Hol maar. Een beetje prutsen, maar dat was dan
ook alles.
En 't is toch haar kind. Ze kan hem toch niet op
straat zetten. En als ze 't deed, wie huurde een
huis, een afgetakelde zaak. En oat in deze moei
lijke tijd.
Om 't petroleumkacheltje zit 't oude vrouwtje cn;
schreit. Ze voelt zich van God en menschen verla
ten. Vroeger, toen alles nog in ie fleur was, kwa
men de kennissen graag. Nu ziet ze bijna nie
mand meer. En bitter beseft ze, ze zou niet als
.vroeger naar behoopen ontvangen.
„O God, hoe moet het toch!" bidt ze half hardop,
want de nood overvalt haar. Ze zal straks nog om
onderstano bij de diakens komen!
En haar man was ouderling geweest. Was er ner
gens uitkomst.
Twee briefjes van tien en wat blinkende guldens.
Dan is 't op. Heeft ze niet meer. Ze kan 't zich
haast niet voorstellen dat 't bittere werkelijkheid
is .Vroeger deed ze wel eens of ze niet meer had.
Dan stelde ze vast, m'n huishouding mag niet
meer dan zoo en zooveel kosten. Een prettig spel
was dat. Nog met wat guldens in ae beurs doen
of je niets meer hebt, er 't eind van de week mee
willen 'ïaler.
Maar, dan had je 't rustige gevoel, als 't niet
ging, wel dan ging het niet en daarmee uit
Toen was 't spel; nu is 't werkelijkheid.
En ze moet toch eten, al is 't nog zoo'n beetje. En
do gas- en licht rekening komt, en als 't nog kou-
cci wordt moeten er kolen komen. Ze kan niet
En alleen nog maar: twee briefjes van tien en wat
H I zacht is ?n fluistering in haar: C.on is er
ook nog.
Ja, God is cr ook nog. En boven de nooden cn zor
gen uit gfoat ëens, als een vlam 3e zekerheid
dat God zal zorgen.
Zwager Gerritzen zit aan 't bed van zijn vrouw-
Zwager Gerritzen woont in een keurig huis op
eerste stand. Als je ook wethouder bent en niet
onbemiddeld. Hij is verstandiger geweest dan zwa
ger Jaap. Zijn vermogen ligt vast in onroerend
bezit zonder zilveren dak. Zeker, de inkomsten
Eijn ook sterk verminderd. Maar alles bij elkaac
kunnen ze er best komen. Houden nog over. En
kinderen hebben ze niet. Een zware bezoeking ia
de ziekte van zwager Gorritzens vrouw.
„Hoort u eens," heeft de dokter gezegd, „heele*
snaai flink wordt uw vrouw niet meer. Zij kan
(heel oud worden met haar kwaal maar de huis
houding doen, daar is geen sprake meer van."
En tooh is zwager Gerritzen z'n vrouw nog maae
even zestig.
Zwager Gerritzen zit aan 't bed van zijn vrouw:
cn overlegt
„Een dienstbode, Gerritzen, nooit, zoo'n jong ding
antouwen." Gedecideerd komen de woorden er uit,
zeker met oen jongenskop en dan 't heele huis.
„Praat er me niet van, Gerritzen."
Dan ineens weet Gerritzen het! „Wel Geer, vraag
je zuster"
't Slaat daar pal tusschon hen. Anne, bij hen ia
huis. Zijn ze beiden gered.
Zal ze willen? Natuurlijk, zegt Gerritzen, natuur
lijk, wat graag.
Gerritzen weet 't precies, ze zal zoowat aan 't eind
van haar contanten zijn.
Maar Geer woct dat nog niet zoo. Gerritsen kent
'Anne niet zoo in de puntjes. Anne droeg altijd!
't hart nog al hoog. En je hebt menschen die lie
ver half verhongeren dan iets van een ander
al is 't dan je blooaedgen zuster aannemen.
„Gerritzen, je mag wel voorzichtig zijn als je
.vraagt".
„Gerritzen, je moet zeggen, dat Anne mij er eed
dienst mee doet, zul je?"
Gerritzen knikt, wat drommel nog en toe, Anno
mag dankbaar zijn.
Maar in zulke zaakjes had zijn Geer altijd een
fijne neus.
Hij zal dan maar doen alsof
I
't Oude vrouwtje zit in de schemering om 't pe
troleumkacheltje. Ze moet 't avondeten klaar mar
ken. Voor haar alleen! Licht opsteken? Licht kost
geld, en brood, al besmeer je 't dan maar met een
smeerseltje van de goedkoopste margarine, kost
ook geld.
Anne suft, de petroleumlucht in de kamer maakt
haar dof in haar hoofd. Dan schrikt ze op. Daar
stapt een in do gang. Hoorhij komt nader.
AVat wil die bij haar?
„Ilé Anno, waar zit je meid, maak eens licht!"
Dat is Gerritzen, zwager Gerritzen. Die mag niets
weten, hoe moet ze nu toch. 't Licht flakkert op,
Gerritzen stapt binnen, begrijpt alles maar denkt
aan zieke Geer. Net doen alsofja, ja, hij zal
Rustig op z'n gemak gaat hij zitten. „Jonge, jonge,
wat eon keurig spulletje toch hier". Gerritzen
stopt zijn pijp. Nu moet hij er mee voor den dag
Hij zit als een kereltje dat den meester wat vrar
gen wil.
Aarzelend steekt hij van wal.
„Anne, zou je ons een plezier willen doen?"
Anne spitst haar ooren. Wat, Gerritzen zal tocK
niet in verlegenheid zitten, Gerritzen weet toch
wel dat ze arm is.
„Als 't kan, Gerritzen, graag", zegt zo aarzelend.
En Gerritzen steekt manmoedig van wal. Anne's
gezicht klaart op, 't is of con onzichtbare hand
over haar gelaat strijkt, de rimpels trekken weg.
Neen toch niet, niet van do menschen verlaten en
(nog veel minder van God. Anne neemt 't aan.
Wanneer?
„Och, 'k zou zeggen, kom morgen maar. 't Andere
bepraten we met ons drieën wel".
In Anne's oogen springen zoowaar tranen.
Gerritzen vindt 't alles bij elkaar wat moeilijk
en stapt op.
Oud moedertje is alleen in haar keurig achter
kamertje. Lichtglansjos spelen over de gewreven
meubeltjes. Morgen hier weg, dat is hard, neen
dat is uitkomst. In 't huis van Gerritzen en Geer
weer wat te zorgen hebben. En net als vroeger
in de winkel, een waschvrouw en een werkster.
Anne is dankbaar cn rijk.
Zooals een kind een verworven schat bekijkt zoo
ligt ze de halve nacht wakker cn bekijkt haar
geluk.
Ze willen graag dat ze komt, God is goed. Nu mag
ze weer midden in 't loven staan.
,Vlug staat zo op als do dag gloort, Anne dribbelt
naar 't huis op de eerste stand en zwager Gerrit
zen verwelkomt haar of de vreugde en de dank
baarheid geheel aan hun kant is.
Er zijn verstandige lieden die iedereen weten
te exploiteeren, er zijn nóg verstandiger lieden,
die iedereen dio zij kennen, kunnen ontberen.
Openhartigheid hindert zelden dengene die haac
aanhoort, maar veelal hem, die haar betracht.
Men moet in Let leven nooit twee keer dezelfdo
'domheid begaan. Waarom zou incn ook. De keuze
js immers groot genoeg.
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
DONDERDAGAVOND
Prinsessedag en redelijk goed weer. Een
Oranjezonnetje, omkranst door witte wolken
aan een blauwe hemel. Frisch, vriendelijk
voorjaarsweer. Leven in de lucht, op de wei,
in het water.
Het kon slechter.
Een uitbundige feestdag is Prinsessedag nog
niet geworden. Zij staat nog in de schaduw
van haar Moeder om wie Nederland zich
trouwer dan ooit concentreert. Nationaal
gevoel, dat helaas soms overslaat in natio
nalisme, groeit met de dag en de consekwen-
ties daarvan zijn vele. Men leze cr de......
roode vers maar op na. Berichten over het
Koninklijk Huis vinden er een goede plaats;
nationale verdediging is geen artikel meer
om mee te spotten.
't Gaat nog een beetje onwennig; maar als
een nieuwe kruiser bezichtigd wordt, dan
leest men iets heel anders dan enkele jaren
geleden.
Het leven gaat zijn gang: wij viefden heden
de verjaardag van de Prinses. Maarook
de dood rust niet; hij blijft zijn werk doen.
Een groot man in de S.D.A.P., Dr Wibaut,
werd weggenomen en ging de weg van alle
vleesch.
Hij was, zoo werd ons verteld, volkomen
eenswillend met zijn lot; hij was los van
de aardsche dingen, kon alles overgeven en
was bereid te sterven.
Hoe schoon zou het zijn. wanneer wc moch
ten lezen God. in plaats van lot. Maar de
ongeloofsbelijdenis van Dr Wibaut belet ons
dat ten eenenmale. In zijn jeugd heeft hij
geknield voor het kruis; Multatuli heeft dat
'geloof vernietigd en blijkbaar volkomen uit
geroeid uit het jonge hart. En de macht
van het ongeloof blijkt bij dit sterfbed: men
sluimert rustig in.
Hierin schuilt voor ons een ernstige roep
stem.
Natuurlijk belet de kloof in levensovertui
ging ons niet óm te waardeeren wat Dr
'Wibaut heeft gedaan. Hij heeft recht op
erkentelijkheid, want hij heeft, naar zijn
beste weten cn met breedheid het goede voor
land en volk nagestreefd. Aan verachtelijke
demagogie maakt hij zich niet schuldig;
daarvoor was hij veel te eerlijk en te za
kelijk.
Daarom stond hij ook heel ver van de com.
munisten af, die hun heil zoeken in relletjes
en niet in opbouwende arbeid.
Is het niet verschrikkelijk wreed en dom,
dat zij heel de kop van Noord-Holland op
stelten zetten door arbeiders in. werk
verschaffing tot staken aan te sporen?
Dat herinnert levendig aan dc roekelooze,
onverantwoordelijke stakingen in de veen?
derijen. nu een halve eeuw en langer ge
leden. waarbij men zich ook niet bekort*
merde om de qevolgen; maar het is nog veel
erger en dommer. In werkverschaffing star
ken, dLw.z.: ik bedank voor steun, ik ver
honger liever. En wanneer men geen mede
lijden had met de misleiden, of. althans met
de gezinnen, dan zou men dat verzoek moe
ten tnwüligen.
In schrille tegenstelling met dit booze gedoe
staat de bange vrees, waaronder oudere ar
beiders bij de Kwatta-fabriek gebukt gaan,
dat hun plaatsen door jongeren ingerujmen
zullen worden, opdat de fabriek zal kunnen
concurreeren.
Dit is wel een zeer droevig crisisverschijnsel.
De directie dezer fabriek heeft, evenals de
jubileerende firma Verkade, de naam een
goed, sociaal-voelend werkgever te zijn. Om
de jongens te helpen, nam zij maatregelen
de meisjes van lieverlede te vervangen door
jongens, die ledig langs de straten lonpen.
Maar dat deze jongens de vaders van gezin
nen moeten verdringen, dat stond niet in
haar program. Gaat het die weg op, dan is
de ellende niet te overzien.
Natuurlijk, de jongeren moeten geholpen
worden; hoe eer en meer hoe beter. Doch
niet om de winsthonger te bevredigen. Dat
is geen sociale arbeid, zooals de opening
van het achtste werkkamp te Chaam. Prach
tig, niet waar, dat de collecte vóór de
Werkloozen-Centrale zoo schoon resultaat
opleverde. We zijn al over de ton.
Men denke in dit verband ook aan de toe
nemende criminaliteit. Het is waarlijk geen
wonder, dat het aantal misdadigers groeit.
Armoede en leeg loopen werken dat in de
hand. Laat ieder toch al het mogelijke doen
om de werkloosheid te verzachten Want
dat is waarlijk de geescl van onze tijd.
tvcel kwaads van verschillende kennissen Iegelijk*
En dit is het wat Geertje héét.
Het maakt haar kregelig. En haar welsprekend
heid leidt het gesprek in goede banen.
Ook komt ze er gerust voor uit, als ze 't niet met
do klanten eens is. Ze durft haar meeningen ver
dedigen.
Als jo zoo naar haar kijkt, is 't niets dan een
klein, handig meisje. Je geeft haar zestien jaar.
Maar haar oogen zijn ouder. Die zie je als je met
haar praat Danweet je niet meer, hoe oud
En haar hart is jong.
(Wordt vervolgd)
ZIELKUNDIGE EN
OPVOEDKUNDIGE BRIEVEN
3) AUTO-SUGGESTIE.
Volgens afspraak gaat het dus dezen keer over de
mcthode-Coué zelf. Een zevental ideëen zijn daar
bij merkwaardig:
le. Allereerst werd door Coué de verbeelding
aangewezen als de regelende macht in lichaam en
ziel van den mensch.
Die verbeelding doordringt met haar invloed, vol
gens Coué, niet alle en het bewuste, maar ook het
onderbewuste leven, waardoor de vormende krach
ten van alle lichaamsorganen worden beheerscht;
de bloeoso-mloop, de klierafscheiding, de weefsel
vorming, het vernietigen van schadelijke kiemen.
Wie overtuigd is van de regelende, opbouwende
taak van bet onderbewuste zielsleven en van den
invloed, dien de verbeelding daarop heeft is
tevens overtuigd, dat door die scheppende verbeel
ding ook de gezonde werking der organen ver
sterkt kan worden en dat stoornissen van aller
lei aard kunnen worden voorkomen en genezen*
2e. Hiermee was dan aan de patiënten tevens dui
delijk gemaakt dat niet ae suggestie van een
ander ons kan helpen, maar alleen de door.
onszelf aanvaarde gedachte; m.a.w.
voor Coué bestond de macht der suggestie al
leen in zooverre, als ze aanleiding wordt tot het
ontstaan van zelf-suggestie.
Suggestie was dus voor hem alleen maar een b e-
g i n, een a a n 1 e i d i n g tot de eigenlijke methoae.
Dat drukte hij z'n patiënten telkens weer op het
hart; hij wees den naam van „wonderdokter" en
zelfs van „geneesheer" altijd af; hij beschouwde
zich meer als een wegwijzer en ging daarbij vrien
delij k-optimistisch te werk, zonder oenige aan
spraak te maken op geldelijke belooning, of eer
cn roem,
3e. Vervolgens werd aan de patiënten duidelijk
gemaakt, dat de meest geschikte tij den
van den dag, om het onderbewustzijn te beïnvloe
den, waren: de tijd direct na het ontwaken en
de tijd onmiüdcllijk vóór het inslapen. Juist op die
overgangsmomenten, als 's morgens de onbewuste
slaaptoestand wijkt voor het klare dag-bewustzijn
en 's avonds, als het dag-bewustzijn aan 't ver
vagen is, om straks geheel onder te gaan in den
stroom van het onderbewuste leven.
4
'4e. De meest volledige rust en 1 ij de 1 ij k h ei'd
werd daarbij óoor Coué voorgeschreven. Neerlig
gend met geheel ontspannen spieren moet, volgens
hom, de patiënt elke inspanning vermijden en vol
komen willoos blijven.
Want één van de hoofdgedachten in de methode-
Coué is, dat niet de wil, maar uitsluitend de
verbeelding te hulp geroepen moeten woroen.
De opvatting van Coué (en van Baudouin) is, dat
zoodra de w i 1 ingespannen wordt, onmiddellijk
de verbeelding daartegenover ontwaakt; de
gedachte „ik wil" wordt dan tegengewerkt nooc
de gedachte „maar ik kan niet"; cn in zulke ge
vallen van conflict tussohen wil en verbeelding
wint het volgens Coué de verbeelding altijd.
Hij nam zelfs deze „wet" aan: „In een conflict
lusschen wil en verbeelding neemt de verbeelding
toe in verhouding met het quadraat van den wil"*
(cLw.z. als de wil in den strijd twee of drie maal
zoo sterk zich inspant, wordt de verbeelding vier
of negen maal zoo sterk en werkt den wil dus
steeds sterker tegen). Het gaat hier natuurlijk
niet om de getallen; dc bedoeling is duidelijk ge
noeg.
De houding van den patiënt mag dus niet anders
dan passief zijn. Hij moet alleen, in vol ver
trouwen op z'n genezing, de .voorgeschreven
autosuggestie toepassen. j
5e. Deze voorgeschreven suggestie is een alge-
meene formule en loopt dus niet over da
b ij zonderheden van oen eiekte.
Coué wilde namelijk één gevaar bij de auto-sug
gestie voorkomen, n.l., dat de patiënt een ver*
koord aanvalspunt zou kiezen in z'n strijd tegen
de ziekte.
Eén voorbeeld: wie p ij n in den mond heeft ea
deze pijn wegsuggcreeren zou, loopt gevaar, dat de
o o r z a a k, bv. een verborgen kaakverzwering zon
der pijn doorzet, zoodat de gevolgen van z'n han
delwijze heel ernstig kunnen wezen.
Bijzonoere suggesties keurde Coué dan ook niet
af, als die door oen dokter werden aangeraden;
inaar overigens dient, volgens hem, de zieke zich'
te houden aan de algemeen© formule: „Tous les
jours, tous les points de vuo je vais de mleux
en inieux"; „lederen dag ga ik in alle opzich
ten steeds vooruit"; of: „Alle dagen wora ik in alle
opzichten al beter en beter").
Volgens Coué is deze auto-suggestieve gedacht©
voldoende om alle onderbewuste krachten iu
actie te zetten en beterschap te verkrijgen.
6e. De herhaling van den suggestieven zin
moet de gedachte aan beterschap or in hameren.
Die herhaling is een merkwaardige „ontdekking"
van Coué. Twintig keer achtereen moet in snel
tempo de genoemde zin herhaald worsen, zonder
cenige wilsinspanning en in de rustige overtuiging
beter te worden.
Dat lijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar
om die overtuiging mogelijk te maken, wordt juist
de verbeelding te hulp geroepen en niet de
wil. De patiënt moet zich voorstellen, dat nij
beter wordt; de gedachte van geheel gezond to
zullen zijn moet hij rustig volhouden tijdens de
suggestie en daarom moet de herhaling snel ge
beuren, zoodat tegengestelde gedachten geen kans
krijgen er tusschen te komen'.
Om alle inspannnig en afleiding te vermijden,
kwam Coué er zelfs toe het tellen van de her
halingen overboilig te maken. Daartoe beval hij 't
gebruik aan van een touwtje, waarin twintig
knoopen gelegd zijn en dat men gemakkelijk
knoop voor knoop van de eene hand naar de an
dere kan laten gaan(t). Dit lijkt dus veel op het
gebruik van de „rozenkrans" bij het tellen van
de gebeden der Roomschen.
7e. Coué beschouwde zijn methode niet alleen:
als geneesmethode, maar ook als opvoe
dingsmiddel.
Hij heeft aanbevolen, dat de moedors '6 avonds
na het inslapen van haar kinderen op ongeveer
één meter afstand van 't kinderledikant op rusti-
gen, zekeren toon suggesties zouden geven, niet
alleen ten opzichte van den groei, de spijsver
tering, enz., maar ook ten opzichte van de rust,
het gedrag, den arbeid, het karakter, enz. der kin
deren; en hij wilde, dat de vijf- zes-jarigen reeds
vertrouwd gemaakt zouden worden met het ge
bruiken van de bovengenoemde „algemeene for
mule", die, in haar algemeenheid, evengoed het
zedelijk-redelijk gedrag zou kunnen beïnvloeden
als de lichaamsgesteldheid
Zelfs verwachtte Coué veel van 't toepassen van
zijn auto-suggestieve methode bij jeugdige gevan
genen, die in rustig vertrouwen in de toekomst et
zich door moesten leeren richten op een boter en
nuttig leven in de maatschappiji
Na dit beknopte overzicht der auto-suggestiev©
methode van Coué zullen vele lezers critische op
merkingen bij zich voelen opkomen.
En terecht. Want al valt het niet te ontkennen,
dat door de suggestie en auto-suggestie van Coué
cn Baudouin genezingen tot stand gekomen zijn,
die aan het wonderlijke grenzen, toch past hier ue
uiterste voorzichtigheid.
.Vooreerst hangt veel af van de suggestibiliteit van
de patiënten, al beweren de aanhangers dezer
methode, dat meer dan 90 pet der menschen vat
baar is voor de gunstige uitwerking ervan.
Ten tweede leidt 't gebruik van deze methode zoo
licht tot uitstel van het zoeken van deskun
dige medische hulp. Denk u maar eens een door
zettende blinde-oarnvontsteking in, die zich al
leen in wat pijn openbaart en die men tracht to
bezweren door auto-suggestiel Hoe licht kan er,
een levensgevaarlijke buikvlicsontsteking volgen
dooreigen schuld.
Ten derde wordt ook bij het aanwenden van dezo
methode liet Godsvertrouwen ondermijnd ooor het
steunen op eigen krachten. Zelfs verscheen er in
Engeland een boek, waarin niet de persoon
:van Coué vergeleken werd met dien van onzen
Heiland, maar wel zijn werkwijze. Intusschen ia
een dergelijke „verklaring" van Jezus' wonderen
al van zeer ouden datum, komenoe van rationa
listische zijde; en dergelijke vergelijkingen zeggen
meer over de onkunde van enthousiaste volgelin
gen, dan dat ze pleiten tegen het ernstig optreden
,van Coué, Baudouin, mej. Kaufmant en anderen*
Conclusie: de auto-suggesticvo methode van
Coué heeft, toegepast onder leiding van een arts,
waaraevolle elementen in zich.
Alleen maar: de medici voelen er meestal weinig
ivoor.
Dordrecht P. VAN DUIJVENDÏJK
Schijnbaar argeloos, maar toch vol waarzaamheid
zit de broedende ooievaar in Artis op het nesU
209