pus koi'l vetheid Henschen uit de Kleine Stad door G. A. van Dorp Oud moedertje. Ze zit, rillerig van de kou in de kleine achterka- mer van haar keurig huisje bij een petroleum- jkacheltje. Haar hoofd gloeit, maar haar voetea zijn koud als ijs. Oud vrouwtje is ze stilaan geworden met diepe rimpels in 't nietig gezichtje. Zij staat aan de kant ,van 't leven nu. 't Is of dat leven haar uitgestoo* ten heeft. Alleen in haar oogen is nog helderheid, De geest is sterker dan haar afgetobde lichaam. iToch, ongec.acht vlug, dribbelt ze in de morgen uren door haar huis, loopt de stad in, de winkels af. Ze weet precies waar ze dit of dat 't voordoe- iigste krijgen kan. Wanneer zo eindelijk moe ge dribbeld zitten gaat, vermenigvuldigen zich in haar de gedachten. 'Als ieder oud en moegezwocgd mensch loeft ze in 't verleden. Ofschoon 't heden haar moeite en ver driet, meer dan genoeg, bezorgt. Maar het verleden heeft voor haar een bijzondere bekoring. Dit heeft haar veel gegeven en nu leeft ze op haar ouden dag, als mcnschje-allccn, nog in Veel zorg. Daar is de angstig voor de wereld verborgen ar moe, die haar menigmaal 't uitzicht naar boven beneemt. Soms laat ze zich willoos gaan, klaagt in zclfmedelijaen over de menschen, klaagt eigen lijk over God. 't Eerste, klagen over de menschen en wat die baar aandoen, durft ze best hardop, maar 't andere duwt ze altijd terug, dat is influistering van den Booze. De menschen hebben haar opzij geschoven, uit de kring waar ze thuishoort. En dat is heel hard als jo oud bent. Vroeger, toen haar man nog leefde, was 't goed. Samen hadden ze heel hun loven de zaak gedre ven. Ze is er ingestapt als fleurig bruidje, er uit gegaan als vrouw op jaren. Maar 't was er góed. Ze stonden Jaap cn zij midden in 't leven. Telden mee. Gegoede burgormcnschcn waren zo Als ze er aan denkt, en er gaat geen achtermid dag voorbij dat ze 't niet doet, glimrnert er nog een beetje trots in haar. Als 't er op aan kwam moch ten dc klanten in de winkel haar nog liever dan baar man. Maar Jaap was een beste vakman, daar niet van. .Wel eens een tikkeltje kort als een klant zeurde en er achter nog veel werk wachtte. Zij dribbelde maar, nooit was haar iets te veel, ook de I kiant moest tevreden hun winkel uitstappen. De zaak was gegaan. Zij hadden ook oe beste jaren meegemaakt. De hypotheek was afgelost, Jaap had nog wat stukjes kunnen koopen voor de oude dag. „Als we oud zijn, moeder, bouwen we een mooi huisje, neemt de jongen dc zaak over cn gaan we van de renten leven". Eu ze waren oud geworden. De jongen was ge trouwd, een flink, handig vrouwtje, geknipt voor de zaak. t' Huisje had zwager gebouwd. Keurig, 'n echt burgerhuisje, maar do kosten met 't extra bijwerk, waren nog al opgcloopen. Eater had ze wel eens gedacht: zou dat oen voor teeken geweest zijn. Superstitie of bijgeloof, was ze dan opgeschrokken. Jaap, haar man, had maar een jaartje m'nheer gespeeld. Ze ziet hem nog dc deur uitstappen voor dc wandeling. Keurig om door een ringetje to halen, zwaaiend z'n zwarte stok met zilveren knop. En 's avonds kwamen er kennissen om een kopjo thee. Ze moesten hun nieuwe spulletje toch zien. Soms dacht ze wel eens net als die koning uit de Schrift: „is dit niet 't grootc Babcl dat ik ge bouwd heb". En dan schrok ze op. Haar dochters, de een was verpleegster parti- .cuiicrdc de andere coupeuse, kwamen met vriendinnen, brachten nog meer fleur cn vertier. Ja, cn toen ineens werd Jaap ziek. Longontste king, in een paar oagen was 't afgcloopen. Weken was ze verdoofd geweest onder den slag. 't Ge beurde soms nog tegen etenstijd dat ze uitzag aan de deur, of Jaap nog niet kwam. *t Eene onheil volgde op 't andere. Er moest boo- !de(bereddering plaats hebben. Zwager Gerritzen, de wethouder, zou 't wel in orde brengjn met den notaris. 'l IJzeren kisije kwam op tafel. Zenuwachtig mor relde ze met het sleuteltje. Daar zat haar rijk- bom in. Maar dat was rijkdom waar de mot wel bijkomt. Zwagers gezicht betrok hoe langer hoo meer. Eindelijk zei hij: „Anne, jo man is dood, en 'twas een ijverige harde werker, maar 'k merk nu van gclazoken had hij geen verstand, niet zooveel". Ea hij knipte met z'n vinger. 212 „Wat daar in zit is op 't oogenblik amper duizend gulden waard, 't is te hopen dat de zaak goed blijft gaan, anders weet ik niet". Dat was de tweede slag. En weer 'n jaar later kwam de derde. Niet plomp verloren, maar stilletjes aan sluipend. Op een avonc kwam de jongen en aan z'n gezicht zag ze wel dat er wat haperde. „Neen moeder", stelde hij gerust, „thuis is 't goed, maar de zaak gaat achteruit, de huur moet ver minderd worden". Wat! Haar zaak? Achteruit? Kon niet! Was 't zijd eigen schuld! „Och neen, moeder", weerde hij af", de concur rentie van de groote zaken, ae filialen, is moor dend". Ze had er niets van begrepen. Ze vermin derde de huur eens en later alweer eens, en wat ze niet eens wist, was dat 't jonge gezin schulden maakte. Haar zoon en haar dochter probeerden 't met een „heer op kamers", leefden zelf met kleine Jaap in 't dompige achterkamertje. Even leek 't of 't gaan zou. Mis! De kostganger vertrok, de kosten waren te- .vcrgeefsch geweest. Ja, en 't slot was dat ze nu heelemaal geen huur meer kreeg, en dat de voorraden weg waren. Ze kwam niet meer in haar winkel, de leege vakken grijnsden haar aan. Ten einde raad had ze de zeer in waarde gedaalde stukken aan zwager Gerritzen verkocht. Of de jongen 't geroken had. Ze had 't contante geld nog geen uur in huis of hij kwam om van moeder 500 gulden te leenen. De schuldeischers dreigden rnet faillissement. Hij bad en smeekte, zij gaf. En ze wist dat de toe stand hopeloos was. Gierig sioot ze de rest weg en als ze een briefje wis selde ze moest toch eten had ze een gevoel of ze stal. De tuinman was met een rekening ge komen, de grondbelasting en de erfpacht had den er een heele nap afgenomen en vanmorgen was ze 't laatste gele briefje gaan wisselen. Twee voddige briefjes van tien en een paar blinkende guldens waren al wat ze over hao. En haar onbezwaarde huis. Zou 't zoover komen dat ze dat opeten moest? Haar dochters. Ja, die hadden meer dan genoeg om voor zich zelf te zorgen. De particuliere ver pleegster was dol gelukkig wanneer zij ten min ste eonige maanden in 't jaar eigens als vacantie- zuster werken kon. Heele tijden was ze zonder. De andere, de coupeuse, was al maanden cn maan den werkloos, mokte en teerde haar weinige spaarcenten in. Was ze nog maar thuis! Wilde ze niet, voor geen geld ter wereld wilde die terug naar de kleine stad. Liever op een armzalig zol derkamertje in Amsterdam verkommeren dan haar moeder tot last zijn. Ja, oaar zat spirit in. Als haar zoon zoo was. Maar niet aan denken. Ec wordt haar, oude eenzame vrouw, niets gespaard. Naaste verwanten zeggen vaak: eigen schuld, de jongen is in weelde groot gebracht, 't Vak lecren?, Hol maar. Een beetje prutsen, maar dat was dan ook alles. En 't is toch haar kind. Ze kan hem toch niet op straat zetten. En als ze 't deed, wie huurde een huis, een afgetakelde zaak. En oat in deze moei lijke tijd. Om 't petroleumkacheltje zit 't oude vrouwtje cn; schreit. Ze voelt zich van God en menschen verla ten. Vroeger, toen alles nog in ie fleur was, kwa men de kennissen graag. Nu ziet ze bijna nie mand meer. En bitter beseft ze, ze zou niet als .vroeger naar behoopen ontvangen. „O God, hoe moet het toch!" bidt ze half hardop, want de nood overvalt haar. Ze zal straks nog om onderstano bij de diakens komen! En haar man was ouderling geweest. Was er ner gens uitkomst. Twee briefjes van tien en wat blinkende guldens. Dan is 't op. Heeft ze niet meer. Ze kan 't zich haast niet voorstellen dat 't bittere werkelijkheid is .Vroeger deed ze wel eens of ze niet meer had. Dan stelde ze vast, m'n huishouding mag niet meer dan zoo en zooveel kosten. Een prettig spel was dat. Nog met wat guldens in ae beurs doen of je niets meer hebt, er 't eind van de week mee willen 'ïaler. Maar, dan had je 't rustige gevoel, als 't niet ging, wel dan ging het niet en daarmee uit Toen was 't spel; nu is 't werkelijkheid. En ze moet toch eten, al is 't nog zoo'n beetje. En do gas- en licht rekening komt, en als 't nog kou- cci wordt moeten er kolen komen. Ze kan niet En alleen nog maar: twee briefjes van tien en wat H I zacht is ?n fluistering in haar: C.on is er ook nog. Ja, God is cr ook nog. En boven de nooden cn zor gen uit gfoat ëens, als een vlam 3e zekerheid dat God zal zorgen. Zwager Gerritzen zit aan 't bed van zijn vrouw- Zwager Gerritzen woont in een keurig huis op eerste stand. Als je ook wethouder bent en niet onbemiddeld. Hij is verstandiger geweest dan zwa ger Jaap. Zijn vermogen ligt vast in onroerend bezit zonder zilveren dak. Zeker, de inkomsten Eijn ook sterk verminderd. Maar alles bij elkaac kunnen ze er best komen. Houden nog over. En kinderen hebben ze niet. Een zware bezoeking ia de ziekte van zwager Gorritzens vrouw. „Hoort u eens," heeft de dokter gezegd, „heele* snaai flink wordt uw vrouw niet meer. Zij kan (heel oud worden met haar kwaal maar de huis houding doen, daar is geen sprake meer van." En tooh is zwager Gerritzen z'n vrouw nog maae even zestig. Zwager Gerritzen zit aan 't bed van zijn vrouw: cn overlegt „Een dienstbode, Gerritzen, nooit, zoo'n jong ding antouwen." Gedecideerd komen de woorden er uit, zeker met oen jongenskop en dan 't heele huis. „Praat er me niet van, Gerritzen." Dan ineens weet Gerritzen het! „Wel Geer, vraag je zuster" 't Slaat daar pal tusschon hen. Anne, bij hen ia huis. Zijn ze beiden gered. Zal ze willen? Natuurlijk, zegt Gerritzen, natuur lijk, wat graag. Gerritzen weet 't precies, ze zal zoowat aan 't eind van haar contanten zijn. Maar Geer woct dat nog niet zoo. Gerritsen kent 'Anne niet zoo in de puntjes. Anne droeg altijd! 't hart nog al hoog. En je hebt menschen die lie ver half verhongeren dan iets van een ander al is 't dan je blooaedgen zuster aannemen. „Gerritzen, je mag wel voorzichtig zijn als je .vraagt". „Gerritzen, je moet zeggen, dat Anne mij er eed dienst mee doet, zul je?" Gerritzen knikt, wat drommel nog en toe, Anno mag dankbaar zijn. Maar in zulke zaakjes had zijn Geer altijd een fijne neus. Hij zal dan maar doen alsof I 't Oude vrouwtje zit in de schemering om 't pe troleumkacheltje. Ze moet 't avondeten klaar mar ken. Voor haar alleen! Licht opsteken? Licht kost geld, en brood, al besmeer je 't dan maar met een smeerseltje van de goedkoopste margarine, kost ook geld. Anne suft, de petroleumlucht in de kamer maakt haar dof in haar hoofd. Dan schrikt ze op. Daar stapt een in do gang. Hoorhij komt nader. AVat wil die bij haar? „Ilé Anno, waar zit je meid, maak eens licht!" Dat is Gerritzen, zwager Gerritzen. Die mag niets weten, hoe moet ze nu toch. 't Licht flakkert op, Gerritzen stapt binnen, begrijpt alles maar denkt aan zieke Geer. Net doen alsofja, ja, hij zal Rustig op z'n gemak gaat hij zitten. „Jonge, jonge, wat eon keurig spulletje toch hier". Gerritzen stopt zijn pijp. Nu moet hij er mee voor den dag Hij zit als een kereltje dat den meester wat vrar gen wil. Aarzelend steekt hij van wal. „Anne, zou je ons een plezier willen doen?" Anne spitst haar ooren. Wat, Gerritzen zal tocK niet in verlegenheid zitten, Gerritzen weet toch wel dat ze arm is. „Als 't kan, Gerritzen, graag", zegt zo aarzelend. En Gerritzen steekt manmoedig van wal. Anne's gezicht klaart op, 't is of con onzichtbare hand over haar gelaat strijkt, de rimpels trekken weg. Neen toch niet, niet van do menschen verlaten en (nog veel minder van God. Anne neemt 't aan. Wanneer? „Och, 'k zou zeggen, kom morgen maar. 't Andere bepraten we met ons drieën wel". In Anne's oogen springen zoowaar tranen. Gerritzen vindt 't alles bij elkaar wat moeilijk en stapt op. Oud moedertje is alleen in haar keurig achter kamertje. Lichtglansjos spelen over de gewreven meubeltjes. Morgen hier weg, dat is hard, neen dat is uitkomst. In 't huis van Gerritzen en Geer weer wat te zorgen hebben. En net als vroeger in de winkel, een waschvrouw en een werkster. Anne is dankbaar cn rijk. Zooals een kind een verworven schat bekijkt zoo ligt ze de halve nacht wakker cn bekijkt haar geluk. Ze willen graag dat ze komt, God is goed. Nu mag ze weer midden in 't loven staan. ,Vlug staat zo op als do dag gloort, Anne dribbelt naar 't huis op de eerste stand en zwager Gerrit zen verwelkomt haar of de vreugde en de dank baarheid geheel aan hun kant is. Er zijn verstandige lieden die iedereen weten te exploiteeren, er zijn nóg verstandiger lieden, die iedereen dio zij kennen, kunnen ontberen. Openhartigheid hindert zelden dengene die haac aanhoort, maar veelal hem, die haar betracht. Men moet in Let leven nooit twee keer dezelfdo 'domheid begaan. Waarom zou incn ook. De keuze js immers groot genoeg. WAT DEZE WEEK DE AANDACHT TROK DONDERDAGAVOND Prinsessedag en redelijk goed weer. Een Oranjezonnetje, omkranst door witte wolken aan een blauwe hemel. Frisch, vriendelijk voorjaarsweer. Leven in de lucht, op de wei, in het water. Het kon slechter. Een uitbundige feestdag is Prinsessedag nog niet geworden. Zij staat nog in de schaduw van haar Moeder om wie Nederland zich trouwer dan ooit concentreert. Nationaal gevoel, dat helaas soms overslaat in natio nalisme, groeit met de dag en de consekwen- ties daarvan zijn vele. Men leze cr de...... roode vers maar op na. Berichten over het Koninklijk Huis vinden er een goede plaats; nationale verdediging is geen artikel meer om mee te spotten. 't Gaat nog een beetje onwennig; maar als een nieuwe kruiser bezichtigd wordt, dan leest men iets heel anders dan enkele jaren geleden. Het leven gaat zijn gang: wij viefden heden de verjaardag van de Prinses. Maarook de dood rust niet; hij blijft zijn werk doen. Een groot man in de S.D.A.P., Dr Wibaut, werd weggenomen en ging de weg van alle vleesch. Hij was, zoo werd ons verteld, volkomen eenswillend met zijn lot; hij was los van de aardsche dingen, kon alles overgeven en was bereid te sterven. Hoe schoon zou het zijn. wanneer wc moch ten lezen God. in plaats van lot. Maar de ongeloofsbelijdenis van Dr Wibaut belet ons dat ten eenenmale. In zijn jeugd heeft hij geknield voor het kruis; Multatuli heeft dat 'geloof vernietigd en blijkbaar volkomen uit geroeid uit het jonge hart. En de macht van het ongeloof blijkt bij dit sterfbed: men sluimert rustig in. Hierin schuilt voor ons een ernstige roep stem. Natuurlijk belet de kloof in levensovertui ging ons niet óm te waardeeren wat Dr 'Wibaut heeft gedaan. Hij heeft recht op erkentelijkheid, want hij heeft, naar zijn beste weten cn met breedheid het goede voor land en volk nagestreefd. Aan verachtelijke demagogie maakt hij zich niet schuldig; daarvoor was hij veel te eerlijk en te za kelijk. Daarom stond hij ook heel ver van de com. munisten af, die hun heil zoeken in relletjes en niet in opbouwende arbeid. Is het niet verschrikkelijk wreed en dom, dat zij heel de kop van Noord-Holland op stelten zetten door arbeiders in. werk verschaffing tot staken aan te sporen? Dat herinnert levendig aan dc roekelooze, onverantwoordelijke stakingen in de veen? derijen. nu een halve eeuw en langer ge leden. waarbij men zich ook niet bekort* merde om de qevolgen; maar het is nog veel erger en dommer. In werkverschaffing star ken, dLw.z.: ik bedank voor steun, ik ver honger liever. En wanneer men geen mede lijden had met de misleiden, of. althans met de gezinnen, dan zou men dat verzoek moe ten tnwüligen. In schrille tegenstelling met dit booze gedoe staat de bange vrees, waaronder oudere ar beiders bij de Kwatta-fabriek gebukt gaan, dat hun plaatsen door jongeren ingerujmen zullen worden, opdat de fabriek zal kunnen concurreeren. Dit is wel een zeer droevig crisisverschijnsel. De directie dezer fabriek heeft, evenals de jubileerende firma Verkade, de naam een goed, sociaal-voelend werkgever te zijn. Om de jongens te helpen, nam zij maatregelen de meisjes van lieverlede te vervangen door jongens, die ledig langs de straten lonpen. Maar dat deze jongens de vaders van gezin nen moeten verdringen, dat stond niet in haar program. Gaat het die weg op, dan is de ellende niet te overzien. Natuurlijk, de jongeren moeten geholpen worden; hoe eer en meer hoe beter. Doch niet om de winsthonger te bevredigen. Dat is geen sociale arbeid, zooals de opening van het achtste werkkamp te Chaam. Prach tig, niet waar, dat de collecte vóór de Werkloozen-Centrale zoo schoon resultaat opleverde. We zijn al over de ton. Men denke in dit verband ook aan de toe nemende criminaliteit. Het is waarlijk geen wonder, dat het aantal misdadigers groeit. Armoede en leeg loopen werken dat in de hand. Laat ieder toch al het mogelijke doen om de werkloosheid te verzachten Want dat is waarlijk de geescl van onze tijd. tvcel kwaads van verschillende kennissen Iegelijk* En dit is het wat Geertje héét. Het maakt haar kregelig. En haar welsprekend heid leidt het gesprek in goede banen. Ook komt ze er gerust voor uit, als ze 't niet met do klanten eens is. Ze durft haar meeningen ver dedigen. Als jo zoo naar haar kijkt, is 't niets dan een klein, handig meisje. Je geeft haar zestien jaar. Maar haar oogen zijn ouder. Die zie je als je met haar praat Danweet je niet meer, hoe oud En haar hart is jong. (Wordt vervolgd) ZIELKUNDIGE EN OPVOEDKUNDIGE BRIEVEN 3) AUTO-SUGGESTIE. Volgens afspraak gaat het dus dezen keer over de mcthode-Coué zelf. Een zevental ideëen zijn daar bij merkwaardig: le. Allereerst werd door Coué de verbeelding aangewezen als de regelende macht in lichaam en ziel van den mensch. Die verbeelding doordringt met haar invloed, vol gens Coué, niet alle en het bewuste, maar ook het onderbewuste leven, waardoor de vormende krach ten van alle lichaamsorganen worden beheerscht; de bloeoso-mloop, de klierafscheiding, de weefsel vorming, het vernietigen van schadelijke kiemen. Wie overtuigd is van de regelende, opbouwende taak van bet onderbewuste zielsleven en van den invloed, dien de verbeelding daarop heeft is tevens overtuigd, dat door die scheppende verbeel ding ook de gezonde werking der organen ver sterkt kan worden en dat stoornissen van aller lei aard kunnen worden voorkomen en genezen* 2e. Hiermee was dan aan de patiënten tevens dui delijk gemaakt dat niet ae suggestie van een ander ons kan helpen, maar alleen de door. onszelf aanvaarde gedachte; m.a.w. voor Coué bestond de macht der suggestie al leen in zooverre, als ze aanleiding wordt tot het ontstaan van zelf-suggestie. Suggestie was dus voor hem alleen maar een b e- g i n, een a a n 1 e i d i n g tot de eigenlijke methoae. Dat drukte hij z'n patiënten telkens weer op het hart; hij wees den naam van „wonderdokter" en zelfs van „geneesheer" altijd af; hij beschouwde zich meer als een wegwijzer en ging daarbij vrien delij k-optimistisch te werk, zonder oenige aan spraak te maken op geldelijke belooning, of eer cn roem, 3e. Vervolgens werd aan de patiënten duidelijk gemaakt, dat de meest geschikte tij den van den dag, om het onderbewustzijn te beïnvloe den, waren: de tijd direct na het ontwaken en de tijd onmiüdcllijk vóór het inslapen. Juist op die overgangsmomenten, als 's morgens de onbewuste slaaptoestand wijkt voor het klare dag-bewustzijn en 's avonds, als het dag-bewustzijn aan 't ver vagen is, om straks geheel onder te gaan in den stroom van het onderbewuste leven. 4 '4e. De meest volledige rust en 1 ij de 1 ij k h ei'd werd daarbij óoor Coué voorgeschreven. Neerlig gend met geheel ontspannen spieren moet, volgens hom, de patiënt elke inspanning vermijden en vol komen willoos blijven. Want één van de hoofdgedachten in de methode- Coué is, dat niet de wil, maar uitsluitend de verbeelding te hulp geroepen moeten woroen. De opvatting van Coué (en van Baudouin) is, dat zoodra de w i 1 ingespannen wordt, onmiddellijk de verbeelding daartegenover ontwaakt; de gedachte „ik wil" wordt dan tegengewerkt nooc de gedachte „maar ik kan niet"; cn in zulke ge vallen van conflict tussohen wil en verbeelding wint het volgens Coué de verbeelding altijd. Hij nam zelfs deze „wet" aan: „In een conflict lusschen wil en verbeelding neemt de verbeelding toe in verhouding met het quadraat van den wil"* (cLw.z. als de wil in den strijd twee of drie maal zoo sterk zich inspant, wordt de verbeelding vier of negen maal zoo sterk en werkt den wil dus steeds sterker tegen). Het gaat hier natuurlijk niet om de getallen; dc bedoeling is duidelijk ge noeg. De houding van den patiënt mag dus niet anders dan passief zijn. Hij moet alleen, in vol ver trouwen op z'n genezing, de .voorgeschreven autosuggestie toepassen. j 5e. Deze voorgeschreven suggestie is een alge- meene formule en loopt dus niet over da b ij zonderheden van oen eiekte. Coué wilde namelijk één gevaar bij de auto-sug gestie voorkomen, n.l., dat de patiënt een ver* koord aanvalspunt zou kiezen in z'n strijd tegen de ziekte. Eén voorbeeld: wie p ij n in den mond heeft ea deze pijn wegsuggcreeren zou, loopt gevaar, dat de o o r z a a k, bv. een verborgen kaakverzwering zon der pijn doorzet, zoodat de gevolgen van z'n han delwijze heel ernstig kunnen wezen. Bijzonoere suggesties keurde Coué dan ook niet af, als die door oen dokter werden aangeraden; inaar overigens dient, volgens hem, de zieke zich' te houden aan de algemeen© formule: „Tous les jours, tous les points de vuo je vais de mleux en inieux"; „lederen dag ga ik in alle opzich ten steeds vooruit"; of: „Alle dagen wora ik in alle opzichten al beter en beter"). Volgens Coué is deze auto-suggestieve gedacht© voldoende om alle onderbewuste krachten iu actie te zetten en beterschap te verkrijgen. 6e. De herhaling van den suggestieven zin moet de gedachte aan beterschap or in hameren. Die herhaling is een merkwaardige „ontdekking" van Coué. Twintig keer achtereen moet in snel tempo de genoemde zin herhaald worsen, zonder cenige wilsinspanning en in de rustige overtuiging beter te worden. Dat lijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar om die overtuiging mogelijk te maken, wordt juist de verbeelding te hulp geroepen en niet de wil. De patiënt moet zich voorstellen, dat nij beter wordt; de gedachte van geheel gezond to zullen zijn moet hij rustig volhouden tijdens de suggestie en daarom moet de herhaling snel ge beuren, zoodat tegengestelde gedachten geen kans krijgen er tusschen te komen'. Om alle inspannnig en afleiding te vermijden, kwam Coué er zelfs toe het tellen van de her halingen overboilig te maken. Daartoe beval hij 't gebruik aan van een touwtje, waarin twintig knoopen gelegd zijn en dat men gemakkelijk knoop voor knoop van de eene hand naar de an dere kan laten gaan(t). Dit lijkt dus veel op het gebruik van de „rozenkrans" bij het tellen van de gebeden der Roomschen. 7e. Coué beschouwde zijn methode niet alleen: als geneesmethode, maar ook als opvoe dingsmiddel. Hij heeft aanbevolen, dat de moedors '6 avonds na het inslapen van haar kinderen op ongeveer één meter afstand van 't kinderledikant op rusti- gen, zekeren toon suggesties zouden geven, niet alleen ten opzichte van den groei, de spijsver tering, enz., maar ook ten opzichte van de rust, het gedrag, den arbeid, het karakter, enz. der kin deren; en hij wilde, dat de vijf- zes-jarigen reeds vertrouwd gemaakt zouden worden met het ge bruiken van de bovengenoemde „algemeene for mule", die, in haar algemeenheid, evengoed het zedelijk-redelijk gedrag zou kunnen beïnvloeden als de lichaamsgesteldheid Zelfs verwachtte Coué veel van 't toepassen van zijn auto-suggestieve methode bij jeugdige gevan genen, die in rustig vertrouwen in de toekomst et zich door moesten leeren richten op een boter en nuttig leven in de maatschappiji Na dit beknopte overzicht der auto-suggestiev© methode van Coué zullen vele lezers critische op merkingen bij zich voelen opkomen. En terecht. Want al valt het niet te ontkennen, dat door de suggestie en auto-suggestie van Coué cn Baudouin genezingen tot stand gekomen zijn, die aan het wonderlijke grenzen, toch past hier ue uiterste voorzichtigheid. .Vooreerst hangt veel af van de suggestibiliteit van de patiënten, al beweren de aanhangers dezer methode, dat meer dan 90 pet der menschen vat baar is voor de gunstige uitwerking ervan. Ten tweede leidt 't gebruik van deze methode zoo licht tot uitstel van het zoeken van deskun dige medische hulp. Denk u maar eens een door zettende blinde-oarnvontsteking in, die zich al leen in wat pijn openbaart en die men tracht to bezweren door auto-suggestiel Hoe licht kan er, een levensgevaarlijke buikvlicsontsteking volgen dooreigen schuld. Ten derde wordt ook bij het aanwenden van dezo methode liet Godsvertrouwen ondermijnd ooor het steunen op eigen krachten. Zelfs verscheen er in Engeland een boek, waarin niet de persoon :van Coué vergeleken werd met dien van onzen Heiland, maar wel zijn werkwijze. Intusschen ia een dergelijke „verklaring" van Jezus' wonderen al van zeer ouden datum, komenoe van rationa listische zijde; en dergelijke vergelijkingen zeggen meer over de onkunde van enthousiaste volgelin gen, dan dat ze pleiten tegen het ernstig optreden ,van Coué, Baudouin, mej. Kaufmant en anderen* Conclusie: de auto-suggesticvo methode van Coué heeft, toegepast onder leiding van een arts, waaraevolle elementen in zich. Alleen maar: de medici voelen er meestal weinig ivoor. Dordrecht P. VAN DUIJVENDÏJK Schijnbaar argeloos, maar toch vol waarzaamheid zit de broedende ooievaar in Artis op het nesU 209

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15