Op bezoek bij een Pottenbakker Gerrit den Blanken aan het werk Gerrit den Blanken aan het draaien. De schaal is in weinig oogenblikken uit een vormeloos stuk klei onder zijn soepele vingers tot een kunstwerk gegroeid. Zeg tegen Gerrit den Blanken, zooals je hern in zijn ruime lichte fabriek in Leiderdorp aan den Ilooge Rijndijk ontmoet, een jonge kerel nog betrekkelijk, de hoed achterover boven zijn lang on mager gezicht, zeg tegen hem: „Mijnheer den Blanken, U bent een kunstenaar" en hij zal het opvatten als een goed-bedoelde vriendelijkheid, waaraan overigens weinig waarde is te hechten. Weliswaar zijn er zooveel personen, ook gezag- Diubbende personen, geweest, die hem gezegd heb ben, dat hij een artist is, dat hij over de kwestie van de kenmerken van het waarachtige kunste naarschap is gaan nadenken en als je verder met Jam daarover gaat praten, dan zul je merken dat hij die kenmerken heel wel kan onderscheiden, maar om die nu op zijn eigen pottenibakkerskunst te gaan toepassen, daar is hij nog niet aan toe en misschien is het juist dat, wat de voortbrengselen zijner handen zoo nobel maakt, zóó, dat elke gewildheid of artistiekerigheid er vreemd aan blijft Wij willen intusschen wel toegeven, dat de pot- "tenbakkerkunst voor aclit-cn-negentig procent berust op techniek, maar met welke kunst is dat tenslotte niet hot geval? De meeste geraffineerde jiottendraaior en pottenbakker zul echter niet zon der die 2 pCt. inspiratie kunnen om zijn vazen en schalen onder liet kunstwerk gerangschikt te zien. I-atcn we nu eerst vaststellen, dat Gerrit de Blan ken een geraffineerde techniek bezit. Bij de pottenbakkerskunst is do verleiding groot om het een en ander aan het toeval over te laten en op die manier tot verrassende resultaten te komen. Men kun veilig aannemen, dat tal van potten en vazen, die in den kunsthandel prijken met merk waardige vlammen ln het glazuur of met won derlijke kleurencombinaties, louter tocvalsproduc- itcn zijn en hun charme te danken hebben aan dingen, die in den grond fouten zijn en waaraan de maker part nooh deel heeft. Gerrit den Blanken is er op uit het toeval bij zijn experimenten uit te sluiten en zooveel dat in zijn vermogen is zijn materiaal te gaan beheer* schen. En als men weet hoevele en verscheidene factoren bij het pottenbakken een rol spelen, dan komt men onder den indruk van de technische vaardigheid die deze kunst vereischt. De pottenbakker, die van den grond af zijn zaak in handen wil hebben, schaft zich verschillende kleisoorten aan, doch hij bepaalt zelf de menging ervan, die lang niet altijd dezelfde is, die hij deels regelt naar de temperatuur, die hij wil bereiken, anderdeels ook naar den aard der glazuur, die hij wil gebruiken en die hij tenslotte nog afhankelijk stelt van den aard der voorwerpen, die hij wil vervaardigen. Dat mengen en kneden der klei is dus al fundamenteel werk. Het is ook zwaar werk en eischt een krachtige mannenhand. En als zoo de klei naar den zin des pottenbakkers is, gaat hij voor zijn draaischijf zitten en uit een klomp klei, die hij in zijn handen neemt maakt hij wat daaruit te maliën is. Laten we veronder stellen, dat hij een schaal wil maken. Welnu, aan hel gewicht van de klomp klei voelt hij, wat daar uit geboren kan worden. Hij zet de klei neer op dp schijf en bepaalt de grootte van de voet waarop de schaal straks rusten zal en die straks met het geheel in subtiel evenwicht moet zijn. En als hij zoo de voet heeft neergezet dan vormen zijn soe pele handen uit de draaiende klomp het voorwerp waartoe hij op dat moment geïnspireerd wordt. Men moet dat draaien gozien hebben om zich er een voorstelling van te kunnen maken hoe het geschiedt. Gen it den Blanken draait meesterlijk, gelijkmatig en vast en tegelijk zoo wonderlijk soepel. Al draaiende holt hij de kleiklomp uit., trekt haar omhoog, maakt haar wijder en ver nauwt haar al naa>* hij het noodig oordeelt en onder dc gevoelige druk van zijn vingers wordt zoo tenslotte het voorwerp geboren, dat uit dat bepaalde stuk klei kon worden gevormd. Men moet dan eens zien hoe gelijkmatig de klei is ver deeld, hoe dun de rand van een schaal toeloopt, hoe dun zelf de materie is van een groote pul. Laat men niet zoo dwaas zijn het zelf ook eens te gaan probeeren. Daarvoor moet men het geheim van de veerkracht van de klei hebben doorgrond. Als de leek gaat draaien zakt de vorm reeds onder het draaien of onmiddellijk daarna ineen. Als de vorm zoo gemaakt is en gedroogd dan wordt de glazuur er op gespoten. Gerrit den Blan ken bakt niet vóór, zooals dat meestal geschiedt. Hij bezit een middel om de klei zoo samen te stellen, dat de vormen onmiddelijk na gedroogd te zijn met glazuur kunnen worden bespoten en in de oven gej>laatst. Ook dat glazuur opbrengen, waardoor de kleur van het voorwerp wordt be paald is een werk, dat voel zorg vereischt. De verschillende glazuren gedragen zich weer zeer verschillend bij verschillende temperaturen en ook de graad van poreusheid van de klei speelt hier een rol. Gerrit den Blanken koopt de rauwe gla zuur (verschillende anorganische kleurstoffen, als koper, lood-, zink- en ijzeroxyden) onvermengd en niet in allerlei samenstellingen van de fabriek en door eindeloos experimenteeren vindt hij de samen stellingen, die hem de gewcnschte kleuren geven. En als de vorm zoo haar glazuur ontvangen heeft gaat zij naar de oven en daarbij moet alweer niet de grootste zorg te werk worden gegaan. De vor men worden (meestal) in vuurvaste casettes go- plaatst, die in kolommen op elkaar worden ge- Acht en negentig procent techniek, maar dan toch twee procent inspiratie stapeld en daarna moet de oven Gerrit den Blanken heeft haar zelf gebouwd; een meester werk gelijkmatig in temperatuur worden opge voerd. Daarbij moet gewaakt tegen het neerslaan van de rook in het vuur, waardoor kooloxyden zich verbinden mot het glazuur, tegen onregel matige trok en tal van andere dingen, die op het eindproduct hun invloed kunnen hebben. Er zijn zooals reeds gezegd pottenbakkers die derge lijke toevalligheden in de hand werken, maar Gerrit den Blanken is daar de man niet voor. Zijn producten moeten de rijpe vrucht zijn van zijn eigen bezinning. Zijn streven is zijn kleur zoo zuiver mogelijk te houden, deze zoo geleidelijk mogelijk te doen vervloeien en glanzen, opdat zij do hoogst mogelijko graad van rijpheid zal bo zitten. En in dit opzicht heeft Gerrit de Blanken inder daad fraaie resultaten bereikt. Hij nam den Op de rekken in de fabriek staan potten van allerlei vorm en lcleur laatsten tijd glazuurprooven die uitnemend zijn geslaagd. Hij heeft een rood, dat doet denken aan het Chinecsohe sang de boeuf, een blauw dat soms herinnert aan het Chinoeschc poederblauw, hij heeft een zeer bevredigend geel gevonden, hij heeft een diep en stralend groen, een fijn en etherisch licht groen en een levend en teer wit met vele fijne nuances. De kunst van Gerrit den Blanken ia nobel en beheerscht, gracieus en sierlijk en hoe meer en hoe beter hij de techniek van dit vak, waarin ook do allerbeste nooit uitgestudeerd raakt, onder de knie krijgt, hoe vrijer en nobeler en rijper zal het werk van dezen kunstenaar worden. D. v. d. STOEP Fraaie specimen van liet werk van Gerrit den Blanken. Lief en Leed in de Rijkswerkinrichting Het is een aantal jaren geleden, dat de bekende schrijver Couperus een reis door Insulinde maakte en deze gelegenheid toen tevens benutte aan het Melaatschciidorp Lau-Si-Momo, gelegen op de Karo-hoogvlakte (Sumatra's Oostkust) een bezoek ie brengen. Kenigc uren werd hij toen door dit Smarte-dorp heen geleid, niet belangstelling rondziende en kennis nemende van hetgeen werd aangewend om dc inwoners van Lau-Si-Momo, waarvan de men,schen bij het leven reeds afsterven, in hun geestelijke en lichamelijke nood bijstand te bieden. Druk pratend was dc schrijver zijn rondgang aan gevangen, doch naar gelang hij afdaalde in het groote leed dier monschen en daarnaast do liefde, toewijding en zolf-opoffercnde gezindheid door schouwde van die jeugdige Zendingsfamilie en hun Inlandsche helpers, die daar hun mooie jonge leven gaven, om hen, die onherroepelijk ten doodo zijn opgeschoven, tot hun laatste levens- snik, in alles bij tc staan, wórd hij minder spraak- Jlij schreed ten laatste sprakeloos voorwaarts, bewogen zijnde over de smart die er geleden cn de hulpvaardigheid, die er ten toon gespreid werd, li 98 om bij zijn weggaan met een door tranen ver stikte stem zijn begeleider toe te voegen: „Hier op Lau-Si-Momo ben ik voor het eerst van mijn loven niet de liefde en barmhartigheid van Jezus in aanraking gekomen." Aan deze woorden, die een ontlading waren van lang verborgen teleurstelling en verwachtingen, welke tegelijk een aanklacht jegens het Christen dom inhielden, hebben wij in dc jaren, die achter ons liggen, waarin duizenden tewerkgesteldcn ons levenspad kruisten, herhaaldelijk moeten terugdenken. Want hoevèlen van hen hebben dikwijls, zij het dan ook niet andere woorden, niet dezelfde ge dachten en gevoelens geuit. Gevoelens waaruit duidelijk bleek hoe teleur gesteld zij waren over het feit, dat het Christen dom niet vermocht had do diepste verlangens hunner ziel tc peilen. Wij willen niet genera liseeren noch in alle op zichten de teleurgosteldcn in het gelijk stellen, doch zulks neemt niet weg, dat als ieder Christen in zijn omgeving had gedaan, wat zijn hand vond om to doen; menschelijker wijze gesjiroken, er heel wat minder verloren zonen zouden zijn dan thans het geval is. Want in dezen tijd van de pressie hunkeren velen naar het Vaderhuis, dat zij doelbewust en moedwillig verluien hebben, doch niet terug kunnen vinden, omdat het pad, dat ze hebben tc betreden, om er te kunnen ko men, niet behoorlijk cn doelmatig van richting wijzers cn verlichting is voorzien. Zoekende, tas tende monschen, die tevergeefs uitzien naar een richtingwijzer in do vorm van oen grijpende hand, een christelijke daad, waarin iets natrilt van de innerlijke barmhartigheid, die Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde jegens de gevallen mcnsch- heid zoo wondermooi ten toon spreidde. Want de mensehheid van onzen tijd en zulks wordt maar al te weinig in onze kringen beseft bloedt uit vele wonden, die men gereinigd, verzacht en verbonden wil zien. Doch dit moet niet geschieden op een koude, niets zeggende, vormelijke manier, zooals do rechter staat tegenover hem of haar, die het recht schond, maar als één, die weet wat het zeggen wil: verloren tc zijn geweest en gevonden te zijn geworden. En die oj) deze wijze, uit liefde tot Christus gedrongen, de over gevoelige en geprik kelde crisismensch van heden tegemoet treedt, zal zich ongetwijfeld verwonderen, hoe gebrekkig cn onvolkomen het ook wordt uitgedragen, welk een zegen God daaraan nog verbinden wil. En daarbij gaan onze gedachten onwillekeurig uit naar het begin van onzen arbeid onder de te werk gestelden, toen de geestelijke verzorger door een categorie mcnschcn moer voor oen regeerings- spion werd aangezien dan voor iemand, die trachtte hun geestelijk welzijn te bevorderen. Eén opinio, die vooral des Zondags werd uitge speeld jegens hen, die soms lust mochten gaan gevoelen de aangekondigde wij dings dienst te bo- zóeken. Trouw stonden dan eenige mannen voor <lo can tine Ie posten, een ieder bespottende en lioonende, die maar eenige neiging of aanstalten maakte liet gebouw binnen te gaan. In die weken van tegenstand hebben we toen groote bewondering gekregen voor een groepje Heilsoldaten, wier tent men te midden van de meest ruwe tegenstanders hoorde weergalmen .van het heil hun aangebracht. Strijdbare helden, die door kwaad en goed gerucht doorgingen met het de mcnschcn Zondag aan Zondag toe te roe pen: Komt ga mot ons en doe als wij! Een opwekking, die meest beantwoord werd met een algemecne gooi partij van schoenen en alles wat voor de hand lag. Niettegenstaande zulk een ontvangst hielden de Heilsoldaten daarna een bidstond cn baden of God toch door alles hoen zou willen bewerkstellen dat het Evangelie van genade en vergeving der zonde zijn loop mocht hebben en afbreken den tegenstand die geboden werd. Moedeloos zouden wij geworden zijn door do groote tegenstand, die te overwinnen viel, want men ontzag zich toondertijd niet als we des avonds op bezoek in de koeten waren, spijkers in onze autohanden te slaan, waardoor we dikwijls in het holst van den nacht aan den weg stonden. Toen hebben deze mannen door handel en wandel getoond met heel hun geloof en gebedsleven achter ons te staan. En nooit zullen wij het aangrijpende oogenblik vergeten, dat men ons op een avond verzocht een eind weegs met nun mede te gaan en daarna een zijlaantje insloegen, waar zooals men ons zeide, avond aan avond werd nedergeknield, om bij beurten heil en zegen voor de tewerkgestclden en hyn verzorger af te smeeken. Gebeden, die ongedacht en onverwacht zouden blijken verhoord te worden. Janus, een bekende vechtersbaas, hac. toen wij in het kamp arriveerden, juist voor de zooveelste maal een dwangbevel gekregen 0111 de hem op gelegde boete te betalen of ander-s eenige dagen hechtenis t-e ondergaan voor het feit, dat hij een der gezagdragers in de plaats zijner inwoning, die hem aanspoorde bij een relletje tot ooorloopen, had aangeboden, zooals men mij dat nader uiteen zette: een peut op zijn voorgevel te deponeeren. Toen we Janus er over spraken, trad al sjiocdig aan het licht, dat hij het voor zijn gezin alles be halve prettig vond, eenige dagen ojjgesloten te worden met het vooruitzicht niet weer naar de werkverschaffing te zullen uitgezonden worden. Nu har, men ons Janus altijd voorgesteld als iemand, die men beter maar kon ontloopen; doch op ons maakte hij in 't geheel niet zoo n barbaar- sche indruk als men zoo gaarne deed voorkomen. Vandaar dal we ons rustig na zijn ontboezeming tegenover hein aan tafel neerzetten met de opmer king: „Dat is een vervelende geschiedenis Janus, dat je over eenige dagen betalen moet of anders op transport gesteld worot." Even keek Janus ons onderzoekend onder zijn bril door aan, of hij zeggen wilde: meen je dat nu, of moet ik dat rangschikken onder die alge meenheden, die men al zoo dikwijls tegen me geuit heeft. „Maar Janus," zoo gingen we verder, „is er nu geen uitstel te krijgen; als je nu eens begon met te beloven je in het vervolg wat rustiger te zul len houden en als je eens vei-zocht je straf uit te mogen zitten als je wcrkverschaffings-periode achter de rug is?" Opeens is Janus een en al geladen, om met een spotlach om zijn mond ons toe te voegen: „Een pracht-advics, maar wie zou mij arme drommel als ik ben, geloovcn? Neen, meneer. Janus heeft geen crediet en ook geen centen en dus wordt het brommen geblazen." Moedeloos staart Janus naar buiten, met als eenig vooruitzicht door zijn ondoordacht optreden vrouw en kinderen nog dieper in de put te heb ben geholpen, en zelf de gevangenis in te moeten rhet al de nasleep die daaraan vast zit. „Janus, luister eens, als wij er nu eens voor zorg den, dat je dit keer de dans ontsprong, zou je ons dan op handslag willen beloven dat het 1111 voor goed en voor 't laatst is geweest je te bemoeien en 111 te laten met allerlei relletjes cn vecht partijen, waardoor jc je zelf en anderen steeds in groote moeilijkheden brengt?" „Beloven doe ik niets, maar dit wil ik u wel zeggen, als u mij helpt, zal ik in het vervolg een straatje omloopcn wanneer er ergens iets te doen is." Dit feit ging als aan loopend vuurtje door het kamp, hetgeen een wonderlijke ommekeer in dc opinie der mannen tc weeg bracht. Want de daarop volgende Zondag bleken de pos ten ingetrokken te zijn, terwijl Janus een der eersten was aie binnen stapte om de wijdings- riienst bij te wonen. Trouw is Janus gebleven in zijn belofte en in het bezoeken der samenkomsten, die hein tot een dus danige zegen zijn geworden, dat hij zich later bij het Heilsleger in eon der groote steden van ons land heeft aangesloten. En zoo heeft dit oogenschijnlijk kleine voorval niet alleen een verandering in Janus' levenshou ding te weeg gebracht maar tevens dienst moeten doen om het werk oer geestelijke verzorging in gang te doen vinden onder mannen, waarvan velen hunkerden om weer in het leger van Jezus Christus als soldaat te worden opgenomen. Een feit, dat van zoo ver-strekkende heteekonis is geweest, dat thans des Zondags de can tines cr worden op drie verschillende plaatsen samen komsten gehouden reeds lang van te voren tjokvol zitten, bang als men is geen behoorlijke zitplaats te zullen krijgen. En als wij daarbij nog bedenken, dat. voor ecnigen tijd door de mannen zelf het initiatief is genomen een inzameling te houden. 0111 tot de aanschaffing van een draagbaar orgel te komen (hetgeen be reids reeds gekocht is) waarvoor zij zelfs de hulp van H.M. de Koningin hebben ingeroepen, die zich in dit opzicht niet onbetuigd heeft gelaten, dan wordt het 011s stil te moede cn roepen wij vol bewondering voor Gods groote daden in de kam pen verricht, uit: Het is een wonder in onz' oogen, Wij zien het, maar doorgronden 't niet! J. H. HEMMERS WATERSALAMANDERS Salamandertjes vangen! Het voorjaar is aange broken en wij zien langs slooten en plassen een deel van onze jeugd zich onledig houden niet dit interessante tijdverdrijf. Verheugde uitropen weer klinken wanneer een bijzonder mooi exemplaar gevangen is. Inderdaad is het een gezellige tijd- passccring en bovendien zijn in hot aquarium tal van belangwekkende waarnemingen aan deze dieren tc doen. Zooals men weet ademen salamanders door lon- g e n. Daarom ziet men hen van tijd tot tijd eens naar de oppervlakte van het water zwemmen om versche lucht tc happen. Voor het houden van salamanders is het noodza kelijk, dat ze gelegenheid hebben om af en toe buiten het water te komen. Een dergelijke gelegen heid kan men zich scheppen door in het aquarium een eilandje van kurk te laten drijven of door een met een plateautje boven 't water uitstekende rots aan te brengen. Gedurende den zomer kan men ook volstaan met enkele stevige planten van het duitblad op den waterspiegel te laten drijven. Voor de beplanting zijn Hoornblad, Waterpest, Bronmos cn Fonteinkruid het meest aan te be velen, voornamelijk met het oog op de kuit- afzetting. Als voedsel geven we onze salamanders kleine wormen, roodo muggen-larven (in den volksmond ook bekend als „bloedwormcn", welke benaming natuurlijk onjuist is, daar het insectenlarven zijn) of groote watervlooien (daphnia's). Salamanders zijn sterk bijziende. Vermakelijk om te aanschouwen is het, wanneer zc, jacht maken de op een worm, eerst ontelbare malen mishappen, ja zelfs bij vergissing in eikaars poolen of staart bijten. Bij het voedsel zoeken speelt liet gezichts vermogen dan ook slechts een geringe rol; de £iëren- i/au oJen Klei nan lMater Ja./, nanoler Triturus (Triton)(lY[olge) vofgans fn 3 i/£jrJchillen de Sta-ottu ontwikkeling ZO X Merg root j cf.Va.ri Üuyixjr Bezoekers van den Wijdingsdiensl in het werkkamp te Lithoyen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 16