(Van fr
en
Een nieuw boek van Sigrid Undset
m
SbdoA vxlJmi
Ontspannings
Lectuur
DINSDAG 21 APRIL 1936
„Elf Jaar" door Sigrid Undset,
uit het Noorsch door A. Basenau.
Uitg. J. M. Meulenhoff, A'dain, 1936
I
Het tijdstip, waarop een mensch zijn jeugd
ontdekt, zal uiteraard nog al uiteenloopen.
Het hangt er in de meeste gevallen van af,
hoe ons leven geleid wordt en wónneer de
momenten (of jaren) van stilte komen,
welke ons de bezinning brengen.
Het is een bekend feit, dat vooral ouden
fvan dagen vermogen terug te leven in de
Sigrid Undset
jaren der jeugd. Zelfs als de heugenis aan
gebeurtenissen in later jaren begint te ver
flauwen, is he>t, alsof het leven der eerste
twaalf jaren hoe langer hoe meer uit de
mist van het onderbewustzijn opdoemt en
scherpe contouren krijgt.
Vroeger of later (meestal later) zien wij,
menschen, dat de draden van ons leven
schier alle terug voeren naar het begin
toen wij het leven leefden naar onze aard,
toen wij nog tegen het leven aan-zagen
toen wij wellicht reeds veel voelden, van
hetgeen wij nu als volwassenen, begrijpen.
In onze Nederlandsche literatuur bezitten
we een heele reeks van auto-biografische
„jeugdlevens"'.
Ik noem slechts het onvolprezen paapje"
van Jac. van Looy, het zuivere „Marietje"
van Marie Sohmitz. Carry van Bruggen's
joodsch-overdadige „Huisje aan dc sloot"
(het boek met een innige sfeer van jooösch
familieleven), en een voorbeeld uit de
meer onder ons bekende letterkunde: „lob
jes avontuurlijke jeugd." van de, mensche
lijker wijze gesproken, te vroeg ontslapen
G. Schrijver.
Wat dit laatste boek betreft: de auteur
stierf betrekkelijk kort na het publiceeren
van zijn jeugdherinneringen, vijftig jaar
oud.
Al deze genoemde werken dragen auto
biografische kenmerken, d.w.z.: De auteurs
beschreven hun eigen jeugd in romanvorm.
Van niet elke roman over een kinder
leven kan dit gezegd worden.
„Bartje" van Anne de Vries bijvoorbeeld,
bevat zeker véél jeugdherinneringen, doch
men vergist zich, waneer men meent dat de
auteur van .Bartje" de geschiedenis van
zijn eigen jeugd heeft verteld.
Om nu .Bart je" nog even vast te houden
(het ligt ons immers van alle „kinder
levens" waarmee de literatuur is verrijkt,
nog het meest versch in het geheugen), als
we „Bartje" naast „Elf Jaar" leggen, dan
wed ik tien tegen een, dat de gemiddelde
lezer meer door de kleurige vertelling
van Anne de Vries zal geboeid worden, dan
door het zeer uitvoergie relaas van de bij
zondere schrijfster, Sigrid Undset.
Hoe komt dat?
Ten eerste reeds door het verschillende
uitgangspunt: Anne de Vries heeft zich niet
gebonden aan de geschiedenis van zijn
eigen jeugd, wat bij Sigrid Undset wel het
geval is, blijkens duizend en één „korte
trekjes", waarvan de schrijfster, die overi
gens tóch niet bang is van „volume" blijk
baar geen afstand kon doen, doah die de
lezer niet zoo bar interesseeren.
Maakte Anne de Vries dus een goed ge
bruik van de onmisbare factor van het „ef
fect" (wat hij met alle smeuïge vertellers
gemeen heeft), bij Sigrid Undset ontbreekt
het „effect" ten eenenmale.
Bovendien heeft de Vries veel werk ge
maakt van de volwassenen, welke bij Und-
sct moer op de achtergrond blijven. Bij haar
gaat het doelbewust om het meisje Ingvild,
dat zij zelf was en om de herinneringen die
zij, als volwassen vrouw, zelf moeder van
kinderen, heeft aan de eerste elf jaren van
haar leven.
Over haar leven
Sigrid Undset zal 2 Mei a.s. haar vier en
.Vijftigste verjaardag vieren.
Iemand, die haar in 1932 bezocht, vertel
de: „Zij maakt ook als menseh een zeer bij
zondere indruk. Zij is teruggetrokken en
Goor en door ernstig. Zij kent slechts de
ernst van het leven, evenals haar grootste
romanfiguur: Kristin Lavransdochter. Mijn
verzoek, om haar woning te zien, werd ge,
weigerd.
Het was mij echter niet onbekend, dat het
particuliere leven van de schrijfster niet
altijd gelukkig geweest was. Van haar man
A. C Svarstad, heeft zij zich reeds lang la
ten scheiden. Zij heeft twee zoons en een
dochter Maren-Charlotte, die ongeneeslijk
zielsziek is."
„Nu was mij reeds in de stad verteld", al-
cAis de interviewer, „dat de schrijfster ge
bukt gaat onder de gedachte, dat de ziekte
van haar geliefd dochtertje een straf voor
haar zonden is, waarom zij dan ook daar
voor boet door tal van zwakzinnige kinde
ren in haar huis op te nemen en te verzor
gen.
Daarom mag ook niemand de kamers van
de twee verdiepingen tellende dubbele villa
zien."
Aanvankelijk voelde zij het leven en haar
omgeving slechts aan als Noorsch, wat des
te opmerkelijker is, daar haar moeder een
Decnsche was, en zij sind6 haar elfde jaar
(na de dood van haar vader, de Noorsche
archeoloog Undset) uitfluitend onder de In
vloed van haar moeder stond.
Later veranderde de ondergrond van haar
werken en wel vanaf het oogblik, dat zij
daarin van het tegenwoordige, naar het
verleden overging en haar groote historische
romans gnig schrijven. Van die tijd dateert
haar belangstelling voor Scandinavi
sche onderwerpen.
Betreffende haar overgang tot de R.K.
kerk zei de schrijfster:
„Mijn overgang tot het Katholieke geloof
was het noodzakelijke gevolg van mijn
denkwijze en levensbeschouwing. Ik ben
echter geen bekeerlinge, in die zin, dat ik
mij eerst van een ander geloof los moest
maken, voordat ik tot het Katholicisme kon
komen. In mijn jeugd was ik paganistisch
gezind, al was ik protestantsoh gedoopt.
Mijn katholieke geloof is geen dwang, doch
een behoefte van de ziel."
„De volle ernst van het leven heb ik lee-
ren kennen, toen ik na het afloopen van
een middelbare handelsschool te Oslo, negen
jaar lang op een kantoor gewerkt heb.
Ik heb de strijd meegemaakt, die de tegen
woordige vrouw niet de moderne vrouw,
maar de vrouw van deze tijd moet voe
ren om vrouw te kunnen blijven.
Daarom verlang ik ook in mijn werken,
dat de vrouw blijft binnen de grenzen, wel
ke haar door de natuur zijn gesteld. Want
aan de vrouw stelt het leven de allergroot
ste eischen. De vrouw moet zich onderwer
pen aan de wetten der natuur, anders gaat
zij onder. Voor haar is de schoonste vreug
de de moederweelde en het grootste geluk
het moedergeluk."
Om haar nieuwste boek „Elf Jaar" goed
te begrijpen, om er wat méér aan te hebben
dan waarvoor het zich presenteert, is het
van belang te weten wat wij hierboven, als
levensbijzonderheden weergaven.
P. J. R.
Di'. G. C B er kou wer, KARL
BARTH. J. H. Kok, N.V., Kampen
1936.
Men zou kunnen weasohen, dat dit boek
eerder geschreven was geworden, om den
invloed dien het dan had kunnen uitoefenen.
Echter, zooals thans het boek voor ons
ligt, kon het ook weer niet eerder geschre
ven zijn, want nu is het bij tot op den
tegenwoordigen tijd en heeft het rekening
kunnen houden met verschijningen en ver
schijnselen, welke in verband met staan
met deze theologie, van de beide laatste
jaren, ook in ons eigen land. Weliswaar wil
Barth niet geacht worden exponent te zijn
van een richting of school, maar tot nu toe
staat hij toch in het middelpunt van de dis
cussies, die zich bewegen rondom wat men
dan in onzen tijd noemt de- dialectische
theologie, en ook de verschillen die zich
daarin voordoen, kunnen bijna niet anders
dan van uit Barth belicht worden, temeer
waar hij zelf in zijn grootere of kleinere ge
schriften bijna altijd op die verschillen re
flecteert.
Het boek Van Dr. Berkouwer, ofschoon
gehouden binnen het niet al te groote bestek
van 300 blz., mag op een zekere volledigheid
aanspraak maken, daar het niet alleen de
„leer" van Karl Barth behandelt (Barth
spreekt ergens zelf van „mijne leer van het
Woord Gods"), maar ook het standpunt van
Barth uiteenzet tegenover het Roomsch-Ka-
tholicisme en het Nieuw-Protes tantieme (dat
is bij Barth niet alleen het .liberale" Pro
testantisme van de 19e eeuw, maar eigen
lijk de geheele geschiedenis van de Theolo
gie na de Reformatie), en vervolgens na
gaat, welke reacties zijn optreden gewekt
heeft bij mede- en tegenstanders in binnen-
en buitenland. Vanzelfsprekend, dat in een
boek, dat in ons land uitkwam, daarbij
vooral de namen van Noordmans, Miskotte
en Haitjema sterk naar voren komen. Van
bijzondere belangrijkheid is ongetwijfeld het
gedeelte dat tot opschrift heeft: Barth
HaitjemaKuyper.
Dr. Berkouwer vindt als grondmotief van
Barth's theologie het thema van de vrijheid,
souvereiniteit en actualiteit van God in Zijn
openharing. Naar ons voorkomt, zou men
ook andere grondbeginselen van de dialec
tische theologie als uitgangspunt van be
schouwing kunnen nemen, zooals de dias
tase, of het oneindig qualitatief verschil tus-
sohen God en mensch, heeft Indirect karak
ter der openbaring of de verborgenheid in
de openbaring, de paradox, de leer van tijd
en eeuwigheid, van verzoening en recht-
vaardigmaking enz. Maar in de eerste plaats
zou in den grond der zaak dat alles toch
weer op hetzelfde neerkomen, gelijk iemand
niet geheel zonder reden heeft opgemerkt,
dat Barths theologie in al haar deelen
eigenlijk niet anders is dan een met schit
terend vernuft uitgewerkte tautologie, en
ten tweede geeft het standpunt dat dc schrij
ver innam in het genoemde grondmotief,
hem gelegenheid tot. een bijzonder rake im
manente critiek, als hij nl. aantoont, dat
Barth. door niets te willen weten van
Schrift als .gegeven" openbaring, zelf met
zijn eigen uitgangspunt in strijd komt.
Wat de methoae in 't algemeen betreft,
hadden wij echter gaarne gezien, dat de
Schrijver meer expliciet had geargumen
teerd uit Schrift en belijdenis; niet dat zijn
betoog zakelijk niet Schriftuurlijk en in
overeenstemming met de belijdenis zou zijn,
maar met de tekst van beide wordt bijna
niet gewerkt.
Dit neemt echter niet weg, dat wij met
het boek zeer ingenomen zijn. Het getüi'gt
van groote belezenheid en van scherp weten
schappelijk denken. Daarbij schrijft Dr Ber
kouwer helder en belijnd, wat bij een zoo
moeilijk onderwerp te meer te waard ee-
ren is.
Wij achten de verschijning van groote
Eenzaamheid. Door Dr. J. H. Gun
ning J.Hz., redacteur van „Pniël".
Uitgave van Adm. Pniël te Leiden.
Ten decle overdrukken uit Pniël, ten
deele nieuwe bijdragen. Als een recensie
alleen ten doel had, aan te kondigen, dan
ware te volstaan met één woord: Gunning.
Maar we zouden niet graag de gelegenheid
laten voorbijgaan, om, nu de schaduwen
den levensavond ovet den beminden
schrijver zich lengen, nog eens te wijzen
op de geheel eenige manier waarop hij tot
de menschen van onzen tijd spreekt. Ook
weer heeft hij in de volheid van zijn
warme hart niemand vergeten: eenzamen
immers zijn niet alleen in cel of zieken
kamer; hij heeft ook een woord voor de
abnormalen, de leelijken van uiterlijk, werk-
loozen, teleurgestelden m het huwelijk,
ouden van dagen, weduwen, Zendelingen en
Evangelisten, diaconessen, vorsten, moe
ders van misdadigers, blinden en dooven,
slachtoffers van den oorlog.
En dan laat hij boven het mineur van al
dit leed het majeur van Goddelijke ontfer
ming en liefde uitstralen, eindigend met
;n sterkend Halleluja.
Een kostbaar boekje, waarvan de grijze
prediker, evenals van zoovele andere
schrifturen, de voldoening moge hebben, ten
zegen te zijn. Wel treffend wordt aan dezen
vrome bevestigd: „In hun ouderdom zullen
zij nóg frisch en groen zijn".
Dr Karl Barth
beteekenis voor de theologie, en voor meer,
in ons land. Wel was reeds op verschillen
de punten door Nederlandsche theologen,
wellicht beter en grondiger dan in ©enig
ander land, de critiek ingezet. Bijzonder zijn
te dien opzichte te noemen de dissertaties
van Prof. Schilder en die van Dr Berkou
wer zelf. -Maar wat nog ontbrak, was een
niet al te breed en toch min of meer Volledig
#ystematisch-critisch overzicht, principieel-
wetenschappelijk doorgedacht en toch door
beheersching van de stof zoo uitgewerkt, dat
ook degenen voor wie het lezen van disser
taties te bezwaarlijk is, het zouden kunnen
gebruiken. Wel gaf Prof. Haitjema ook een
boek uit, dat in overzicht het geheele op
treden van Karl Barth behandelde, maar
ten eerste is dit werk uit den eersten tijd
van de opkomst der dialectische richting,
en is er sedert heel wat voorgevallen, waar
mee dus toen nog niet kon gerekend worden,
en ten tweede is de schrijver daarvan
slechts zwak-critisch ingesteld op zijn
derwerp, over 't geheel begroet liij het op
treden van Barth met zeer groote ingeno
menheid. Voor wie Indertijd dit boek lazen,
kan het niet anders dan zeer interessant
zijn. thans Dr. Berkouwer te lezen.
Het werk van Dr. Berkouwer verdient oi.
ten volle door vertaling ook in andere lan
den voor degenen die in de geestelijke be
weging onzer dagen belang stellen, toegan
kelijk te worden gemaakt. De enorme in
vloed van Barth brengt het gevaar mede,
dat ook daar in het buitenland, wviar ver
nieuwde belangstelling voor Calvijn open
baar wordt, een gansch verkeerde voorstel
ling van het Calvinisme ingang vindt.
Het zou te wenschen zijn, dat daartegen
van uit ons land een dam kon worden op
geworpen. Ennaar het ons voorkomt, zou
dit boek, zij het met het oog daarop eenig*
zins omgewerkt, mede daartoe kunnen dier
stig zijn. G. IL
GELOOFSKRACHT IN LEVENS-
SMART, door Da L H. v d MEIDEN
Chr. Geref. Pred. te 's-Gravenhage.
D. J. van Brummen Dordrecht
Onder bovenstaanden titel schreef De. v.d.
Meiden een bundel meditaties, speciaal voor
onze zieken en ouden van dagen.
Met grooten ernst wijst de schr. op d«
noodzakelijkheid en den rijkdom van het za
ligmakend geloof, dat alleen waren troost
kan bieden in dagen, waarop krankheid of
ouderdomsgebreken het leven zoo diep kun
nen neerdrukken.
Natuurlijk bedoelt de Schr. hiermede al
lerminst dat het geloof in den bloeitijd van
het leven van minder beteekenis zou zijn
Alleen wil hij doen zien, hoe in krankheid
en ouderdom, als het natuurlijk leven zoo bit
tere teleurstelling brengt, de waardij van het
geloof bijzonder heerlijk uitkomt in de open
baring van kracht en levenssmart. Niet, als-
Da L. H. d. Meiden.
of het geloof in ziohzelve verdienstelijkheid
zou bezitten. De onmogelijkheid hiervan
wordt duidelijk aangetoond, als de Schr. er
allen nadruk op legt, dat het geloof een gave
Gods is.
Maar het geloof verbindt met Christus,
den eenigen en volkomen Zaligmaker, Die
Zijn volk in den nacht des lijdens psalmen
in het hart en op de lippen legt, psalmen
van dankbaarheid en blij vooruitzicht.
Gaarne bevelen we dit ernstige en troost
volle boek aan.
Slechts een enkele opmerking. Op pag. 116
wordt de Heilige Geest de tweede persoon
genoemd In de heilige Drieëenheid. Wij ver
moeden dat hier een sohrijf- of drukfout ge
maakt is. Want we nemen ten volle aan,
dat de Schr. met ons den Heiligen Geest
erkent als den derden Persoon, Die volgens
de Schrift uitgaat van den Vader en den
Zoon.
Ds. van der Meiden biedt ons een troost
vol boek, omdat hij enkel het licht van
Gods Woord laat vallen op den Christus-
Consolator.
Dalmeyers Modellen-Correspondent
Uitgave van de administratie van
Dnlmeyers Cursussen, Amsterdam
Bandoeng.
Wij ontvingen „Dalmeyers Modellen-Cor
respondent". Waar in het moderne zaken-
léven de correspondentie meer en meer ge
standaardiseerd wordt, tullen velen aeze
uitgave met blijdschap begroeten. Be
halve een groot aantal modellen worden be
sproken systemen en voordeelen van een mo
dellen-boek, samenstelling en gebruik daar
alsmede de behandeling der correspon
dentie.
Het Plan van den Arbeid, door
Prof. Mr. P. A. Diepenhorst. Uit
gave van J. H. Kok N.V. te Kam
pen.
In de serie ..Maatschappelijke vraagstuk
ken van den dag" is als nieuw nummer ver
schenen een studie van Prof. Mr. P. A.
Diepenhorst, over: „het plan van den ar
beid". In 80 bldz. wordt een rijk geargumen
teerd overzicht gegeven over de kenmerken
de bestanddeelen van het plan, waarbij het
wordt behandeld als een voortzetting van
het Fransche néo-socialisime en het Belgi
sche plan-de Man. Al is er plaats voor waar
deering ten opzichte van de gewijzigde hou-
Prof. Mr P. JL Diepenhorst
ding der sociaal-democratie tegenover vele
andersdenkenden, toch worden tegen het
plan zelf drie bezwaren met name genoemd:
aangetoond wordt dat de theoretische grond
slag, de koopkrachttheorie, onbetrouwbaar
is; gelaakt wordt het lichtvaardig optimis
me bij het wegcijferen van practische moei
lijkheden; en geteekend wordt de verkeerde
geest die Plan en Planbeweging doortrekt
We meenen. dat dit boekske, waarin men
naast eenige reeds eerder gemaakte opmer
kingen ook veel nieuws kan aantreffen, in
staat is, om in kort bestek een indruk te
geven van het Plan van den arbeid, en dat
,het helder aantoont, waarom het socialis
tisch product over het algemeen voor invoe
ring ongeschikt is.
GRONDWETTEN VAN NEDERLAND,
verzameld door Mr. G. W. Bannier.
N.V. Uitgevers-Maatschappij W. E. J.
Tjeenk Willink, Zwolle.
Mr. G. W. Bannier deed er een goed werk
aan, de teksten der achtereenvolgende
staatsregelingen en grondwetten sedert 1795
te verzamelen. Te beginnen met do Verkla
ring der rechten van den mensch en burger
wordt zoodoende een helder overzicht ge
geven over de onderscheidene constituties,
die ons land heeft gehad. Een werk als dit
leent er zich uitnemend toe, om bij een
onderzoek naar .een kwestie van actueel be
lang, de wijze na te gaan, waarop vroeger
een en ander was geregeld of ook niet ge
regeld. De verzameling van Mr. Bannier
onderscheidt zich hierin van die van Mr.
Huhrechta, dat niet, zooals in het laatste
werk, de verschillende correspondeerende
artikelen uit de achtereenvolgende grond
wetten achter elkaar worden vermeld, wat
natuurlijk het overzicht vergemakkelijkt,
maar dat de constituties in haar geheel op
genomen zijn, waardoor de verzameling
zich meer leent tot historisch onderzoek.
Mede kunnen daaraan dienstbaar zijn
geschiedkundige inleidingen, waarvan elke
grondwet door Mr. Bannier is voorzien.
Aan het slot zijn o.a. opgenomen, verschil
lende proclamaties en besluiten, de zittin
gen der Staten-Generaal en de Kamerontbin
dingen sedert 1848, en met name ook de
schets van Van Hogendorp en de Unie van
Utrecht. Wij meenen, dat het opnemen van
deze beide stukken bijzondere vermelding
verdient Het geheel is van een voorwoord
voorzien door Jhr. Mr. B. C. de Savomin
Lobman.
DE XIKe EEUW, door Dr. H. A.
Enno van Gelder. Tweede, omge
werkte druk. Groningen, P. Noord-
hoff.
Het voorbericht bij de tweede druk meldt,
dat nog al belangrijke wijzigingen zijn aan
gebracht Daarbij is in het algemeen naar
beknoptheid gestreefd. Hoewel nog al wat
geschrapt is, telt het werk toch nog 370
bladzijden. Het boek dient zich aan als
„Leerboek der Algemene en Vaderlandse
Geschiedenis van 17S9 tot heden voor de
hoogste klassen van de Hogere Burger
school met 5-jarige cursus en het gymna
sium". Tot de allerlaatste tijd toe heeft de
schrijver bijgewerkt
DE LOTGEVALLEN VAN KOMEET,
MIJN APPELSCHIMMEL, door M.
JaCKEL. Uit het Duitsch vertaald
door J. G. RAS. Uitgave van
Drukkerij Edecea te Hoorn.
In dit verhaal worden we in gedachten
verplaatst in Zuid-Afrika tijdens den groo
ten wereldoorlog.
Ofschoon ver verwijderd van Europa, sloe
gen de vlammen van den Europeeschen
oorlogsbrand ook naar Zuid-Afrika over. En
het ergste was zeker wel, dat het Afrikaan-
sche volk, in 1900 zoo hecht vereenigd in
den hangen strijd tegen Engeland, thans
bitter verscheurd werd door onderlinge ver
deeldheid.
Een Duitsch Zendeling, hoewel krijgsge
vangene, kreeg niettemin verlof zijn arbeid
als Zendeling in het Noord-Westen van
Transvaal voort te zetten.
Op zekeren dag ontving de zendeling on
verwacht bezoek van een boer, die hem
vroeg om onderdak en tevens een muilezel
in bruikleen begeerde. Als onderpand kon
de Zendeling op vrij grooten afstand een
paard laten halen.
Het dier was erg vermagerd en zag er
deerniswekkend uit. Door flinke voeding en
degelijke verzorging kwam het spoedig bij
en bewees den Zendeling uitstekende dien
sten bij zijn arbeid des vredes als prediker
des Evangelies.
De lotgevallen van Komeet, het op bijzon
dere manier verkregen paard, zullen onze
jongens ongemeen interesseeren. En de Schr.
weet daaraan op onderhoudende wijze te
verbinden de geschiedenis van zijn zen-
dingsarbeid, vol moeilijkheden en gevaren.
Het verhaal eindigt inet den dood van 't
trouwe dier, dat als oorlogsoffer moet val
len en zelfs nog na zijn dood zijn meester
dienst bewijst, want een brullende leeuw
heeft door het verslinden van het dierenlijk
zich schijnbaar tevreden gesteld, terwijl an
ders de ruiter zeker een prooi geworden
was van dien koning des wouds.
Het. is een spannend veThaal, dat inzon
derheid door onze jeugd gaarne gelezen zal
worden.
Met dit boek handhaaft „Edecea" haar
roem van lectuur te geven, die goed en
goedkoop is.
practijken moet men niet trachten te vergoe
lijken. En dat zij „in Spanje voor eeuwen
de Katholieke levenshouding heeft bewaard"
is het niet merkwaardig dat van alle Wester-
sche landen, juist in Spanje en Frankrijk,
waar het Katholicisme zich met behulp van
Inquisitie en vervolgingen van de Protes-
tantsche concurrentie heeft ontdaan, het
eerst de revolutionnaire gedachten tot ont
plooiing zijn gekomen? Denk aan ae Fran
sche revolutie! Welk land heeft Sovjet Rus
land de hand der innige broederschap ge
reikt? En waar worden ook op dit oogen-
blik weer katholieke kerken in brand gesto
ken en de priesters mishandeld?
Niet in de landen, waar het Protestantis
me aan de Inquisitie een halt heeft toego-
roopen: Nederland, Engeland, Duitschland,
Zwitserland, maar daar, waar de Inquisitie
.de Katholieke levenshouding voor eeuwen
heeft bewaard".
Wij zijn bereid aan te nemen, dat Philips
III en Spanje beter waren dan wij vanuit
Nederlandsch-Protestantsch standpunt hem
immer hebben gezien, maar men moet geen
zwart wit noemen.
Wie teveel bewijzen wil, bewijst niets!
Den Gulden Wlnckel
Maart 1936
Onze Taaltuin
Jan Grauls zet xjjn behandeling der oude
zegswijzen van Pieter firüegel voort Dit
maal is de uitdrukking „hij cüst het rincx-
ken vander dueron" aan de beurt Prof.
Over diep schrijft over zinsvormen en woord
vormen; Bezoen over het notitieboekje
Lijst van Twentsch© woorden
dat Gallee voor zijn Geldersch-Overijsselsch
Woordenboek benut moet hebben.
Prof. van Mierlo wijst op het gevaar van
verwarring bij de voornaamwoordelijke aan-
duiding, indien men het onderscheid in
woordgeslacht laat varen. Prof. Overdiep
op de dramatische bewogenheid van het
slot van Hooft's: H endrik de Grote.
Boekenschouw
Pater van Heugten boeit als immer zijn
lezers met een van geest sprankelend hoofd
artikel. Het analyseert het moderne levens
gevoel, door niemand zoo sterk beïnvloed
als door Nietzsche.
„Met het prijsgeven der Christelijke le
venswaarden moest de Europeesche cultuur
wel tot in haar basis geschokt worden."
Het moderne levensgevoel manifesteert
zich ook steeds driestor in de kunst, over
welke van Heugten dit oordeel velt: „De
goddelijke liefde heeft aan het ruimste quan
tum der literaire werken van deze eeuw niet
'f geringste aandeel: de markantste en voor
uitstrevendste dozer werken zijn onbanmhar-
tig en genadeloos als Lucifer zelf. Zij zijn
verwant met den geest der Demonen van
Dostojefski".
Prof. Rail leidt bij het Nederlandsche pu
bliek in Theodor Haecker, de beste woord
kunstenaar die het Katholieke Duitschland
onzer dagen bezit en Ellen Russe licht ons
in omtrent do jongste Italiaansche litera
tuur.
Het artikel De Spaansche Mystiek
is ons niet sympathiek. In de rubriek Kin
derboeken wordt fel vonnis gestreken
over Hoogewerf's Met Piet Hein naar
de West, omdat deze schrijver „zijn stiel
misbruikt om jeugdige fantasieën met his
torische laster te vergiftigen." We laten de
verdediging van Hoogerwerffs' boek, dat
overigens een goed geschreven en psycholo
gisch zeer aanvaardbaar jongensboek is, dat
door jonge lezers verslonden wordt, gaarne
aan den auteur over. Of er óp Piet Hem's
Vloot Spaansche spionnen als Slome Steven
zijn geweest, kan blijken uit de officieele
bescheiden, wij achten het niet alleen moge
lijk, maar zéér waarschijnlijk. Spionnage was
ook in die tijd zeker van weerszijden der
oorlogvoerenden een der meest geliefkoosde
onbloedige wapenen, om den vijand afbreuk
te doen. Dat de Jezuieten niet op de hand
der Staten waren, wie neemt hen dat kwa
lijk? En dat een Katholieke Brabander als
Steven een kettersohen jongen op een een
zaam eiland neerslaat, is ook al niet onbe
grijpelijk.
En toch verstaan we de bezwaren van
Roomsche zijde tegen dergelijke boeken.
Maar nu moet men weer niet in een ander
uiterste vervallen! En daaraan ontkomt pa
ter van Gestel niet, als hij in navolging van
dr. Brouwer een lofzang aanheft op Philips
II en het Katholieke Spanje van diens tijd.
Neen, de Inquisitie behoefde niet „door
onkunoe en onwelwillendheid" geïncrimi
neerd te worden, de Inquisitie was en is en
blijft een schandelijk onmenschelijke en
mensch on tee rende instelling. Laten de Ka
tholieken dit maar eerlijk erkennen. Ver
volging van andersdenkenden met gruwelij
ke folteringen, verbeurdverklaring van goe
deren enz. is een schandstuk, onverschillig
of het door Romeinsche keizers, Roomsche
Pausen of Russische communisten geschieot
of het in de 3e, de 16e of de 20e eeuw plaats
vindt. Inquisitie met ül haar afschuwelijke
Rein Blijstra liet zich interviewen. Even
als Albert Helman woont Blijstra in Spanje,
waar hij als journalist werkt. Hij beklaagt
zich over het Hollandsche publiek om de
weinige aandacht, welke het geeft aan zijn
schrijvers:
„Ons volk lijdt aan een ontstellend gees
telijk analphabetisme en om door dien
weerstand heen te bijten moet. men hier een
heel groot man zijn". Noen, dan Spanje!
„Een sigarettenverkoopster Op de Ram-
bla herkent de waarde van een bankbiljet
slechts aan het plaatje, een krantenverkoop
ster kent de verschillende bladen niet uit
elkaar, maar welk een eerbied betoonen de
ze menschen jegens wetenschap en kunst!"
Vooral de religieuse kunst, zouden wij er
bij willen voegen. Kijk maar eens naar do
foto's die dezer dagen ons weer bereikten
en die kerken toonen welke door de kunst
gevoelige. Spaansche analphabeten grondig
erden geruïneerd.
Neen. meneer Blijstra, Uw vergelijkingen
gaan wel een beetje mank. Dat een groot
deel van ons volk weinig van literatuur
moet hebben is aan andere factoren te
wijten dan aan „ontstellend geestelijk an
alphabetisme". Overigens zou het interes
sant zijn, als de uitgevers eens de kaarten,
op tafel wilden leggen. Dan zou statistisch
zuiver blijken, hoeveel boeken er jaarlijksch
worden verkocht en welke plaats de litera
tuur in die verkoop inneemt. Wij zijn er
zeker van, dat het resultaat van een derge
lijk onderzoek het odium, dat Blijstra en
velen met hem op ons volk legt, minder
verdiend zou blijken te zijn dan het er do
schijn van heeft
Gerth Schreiner komt er tegen op, dat
men onze artisten aanduidt als de Holland
sche Velasquez, de Hollandsche Hauptmann
e.d.
Leo Wijnberg heeft Professor N. A. Don
kersloot geïnterviewd.
„Het meest aldus de nieuwe hoogge
leerde die nu acht jaar in Zuoz, in het
Engadin, heeft geleefd en gewerkt lokt
mij de onbelemmerde studiemogelijkheid,
waartoe het nieuwe ambt mij in staat stelt
en die ik met beide handen zal aanpakken,
want er liggen nog héél wat studieplannen
op vervulling te wachten. En dan het
contact met een jongere generatie, die ik
nu eens nadrukkelijk op bepaalde woorden
en ideeën uit de Nederlandsche literatuur
zal kunnen wij zen 1"
Raptschinsky besluit zijn studie over Go-
goy en zijn „Revisor", een knappe teekening
van figuur en werk van dezen Russischen
moralist, voorlooper van TolstoL
J. G Bloem prijst Donker's Gestalten
van Tachtig. Huber Noordt stelt den
Zwitserschen wijsgeer Endres aan ons voor.
Dewijs handelt over Beum's Souvenirs
sur 1' a f f a ir e, n.l. de veroordeeling van
Dreijfus. Voorts eenige uitvoerige boekbe-
oordeelingen.
Ontvangen Boeken
Jos. Brusse-van Hulzen. H*t stee-
nen Hutje. Uitg. W. L. en J. Brusse's Uitge
versmaatschappij N.V., Rotterdam.
S c h i N a i An. De roovers van het I Jang
Schan Moer. Uit het Duitsch vertaald door
A. Demaeckere. Uitg. Wereldbibliotheek
N.V., Amsterdam-Sloterdijk.
Frederik van Eeden. Ellen, een lied
van de smart. Achtste druk. Uitg. W. Ver-
sluys N.V., Amsterdam.
Ds,J. J. Buskes Jr. Het evangelie in de
Wereld van Heden. Uitg. H. J. Paris, Am
sterdam.
„Het Chrstendom bedreigd door ras
senwaan en jodenhaat", met een inlei
ding van Antoon van Duinkerken. Tweede
druk. Uitg. N.V. Uitgevers Mij. Fidelitas-
Amsterdam.
Dr. J. H. Gunning J. H.zn. Onder open
Heuvel. Bloemlezing uit zijn geschriften,
bijeengebracht door N. G Croïn-Lamain.
Tweede, herziene en vermeerderde druk.
Uitg. La Rivière en Voorhoeve, Zwolle
J. Chr. R o m ij n. Stemvorming en metho
disch spreken. Uitg. J. H. Kok N.V. to Kam
pen.
Van de firma J. B. Woltcrs te Groningen
ontvingen wij een aantal leer- en leesboek
jes. Dr. C. Br o u w e r en Dr. G. R a s schre
ven een .Nieuwe Duitse spraakkunst" in
drie deeltjes met bijbehoorende oefeningen.
Van W. en J. Uittenbogaard kwam van
de pers „Wort und Satz, eine Sammlung
Wörter und idiomatische Notizen für den
Schulgebrauch en van W. Uittenbo
gaard en A. J. Drewes Jr. ..Petit Re-
cueil de mots et de notes idiomatiques a
l'usage des écoles".
G P. Dijksterhuisen J. Zuidweg
verzorgden .Deutsche Gedichte für die
oberen Klassen".
Voorts ontvingen wij van dezelfde firma
„Leesboek voor de eerste klas van gymna
sium enz." door W. Krameren „Aardrijks
kundige leer. en werkschriften voor de la-
gpre school" door P. B a k k u m, P. A.
D i e 1 s en H E g g i n k, deel III Ned. Oost
en West-Indie".
De firma W. Versluys N.V. te Amsterdam
zond ons herdrukken van het „Rekenboek
voor de lagere school" door P. J. Bouman,
en J. G v. Z e 1 m en wel het derde, vierde,
vijfde, achtste, tiende, elfde en twaalfda
deel. Voorts een „Leesboek voor de Christe
lijke MU.L.O. in Indië" door J. J. Le
C1 e r c q en G. J. R. P. O o s t e n g a, eerste
deel.
P. J. Bouman en J. G van Zelm.
Rekenboek voor de Lagere school, eerste
cleel, negen en twintigste druk en elfde deel,
twee en derstigste druk. Uitg W. Versluys
N.V., Amsterdam.
Dr. J. Schüngel: Natuurkunde voor ILB.S.
en Gymnasium, herzien door Ir W. Jonker
gouw. Eerste deel. vijfde druk. Uitg. N.V.
Robijns en Cie, Wageningen.