\4rvolqvei:liaaLgil, ONS NESTJE I 'r i§ m m i 'm IP i§ s m' s 11 8 1 8 n m iü s s s m 81 13 m 81 n SP 1 ^Êb S ^b 11 n l m m li m p 1 L-.i 8 m 11 8 8 8 li m i§ g§ 8 18 m s 8 N m, m m mm S p §p' 1 8 8, S S m m i e s w m ff 1§. B i s I! 'ff üj 8 m B i m Él s m 8 li s m m door E. Dusse Met een schok werd Truida wakker uit haar middagdutje. Wat? Pas drie uur? Anders sliep ze óltijd tot hall vier. Zoo na het eten ging ze rustig mi de oude leunstoel zitten met de spinnende poes op haar breede schoot. En samen sliepen ze tot de klok half vier sloeg. Koosje, haar zuster, sliep ook. Maar die ging liever naar bed. Wie dan eerste wakker was, zorgde voor thee. Maar nu? Waar was ze toch wakker van geworden? Zou er gebeid zijn? Nog wat doezelig richtte ze haar hoofd op en luisterde. Toen hoorde ze 't: Eerst klagend, dan ongeduldig en al luider, schreide een heel jong kinderstemmetje. Truida's goedig rimpel gezicht trok toornig samen. Natuurlijk, daar hèd je 't nou alt Ze had al direct, toen bij de buurtjes een baby z'n intrede had gedaan, tegen Koos gezegd: „Daar kunnen we nog wat van beleven! Dag en nacht houen ze je wakker, die wurmen! En 't is hier zoo gehoorigl Niks gedaan; zoo'n druk huishouden naast twee ouwe menschen, dio vóór alles rust noodig hebben." Koosje had haar moed ingesproken, 't Zou nog wel losloopen. Niet alle kleine kinderen huilen. Daar had je nou Dik Trom. Koosje hield er van, leutige jongensvcrhalen te lezen. En Dik Trom vond ze 't mooiste van alle maal. Ze had het, wel wat verlegen, maar och, ze had anders toch écht niks noodig, met haar laatste verjaardag bovenaan het verlanglijstje gezet. En gekrégen ook! Nou, die Dik Trom huilde im mers ook nooit. Zelfs niet als tie uit z'n wieg of in 't water viel. ,,'t Is vóst een meisje," had Truida gesnibt. „En die huilen vijf kwartier in een uur. 'k Weet nog wel. dat jij Maar hier was Koosje haar verontwaardigd in de rede gevallen. „Zal jij wat van weten. Jij bent nu 56, en ik 54y2. Heb jij zeker zoolang ontlioucn. 'n Stalen geheugen hoor! En Moeder vertelde al tijd dat jij al blerde als er maar naar je gewezen werd." „Zie je nou wel," zei Truida toen triomfantelijk. „Nou is dat schaap er pas één dag, en nou heb ben we al ruzie. Ze zal nog maken dat we elk op ons zelf moeten gaan wonen." „Zoek jij dan maar wat anders. Ik kaïn ons ge zellig boeltje maar niet zoo één, twee, drie uit stappen. Je zult zien, met een week ben je d'r an gewend." Die nacht hoorden ze niets en Koos had vanmor gen al direct gezegd: „Nou, wie heeft er gelijk? Een jij wakker geweest? 'k Geloof eerder dat jij dat kind van hiernaast wakker gemaakt hebt. Zoo snorkte je!" Maar Truida was er nog steeds van overtuigd, dat de pasgeboren baby In hun rustig oude vrou wenhuishoudentje zou worden als een valsche trekharmonica op een vredige zomeravond. En nu zou ze tóch gelijk krijgen! Driftig stond zie op, de poes op de grond gooiend, die verschrikt onder tafel een goed heenkomen zocht. Anders deed ze heel zachtjes. Zette ze het water vast op de kachel in de kamer, 't Opendoen van deuren maakte Koosje soms wakker. En pas als 't water kookte, sloop ze naar de keuken om de theepot te halen. Ze vond het zoo fijn om Koos, die toch de jongste was, te verrassen met een kopje thee op bed. Eens was 't gebeurd dat Koosje heel zacht naar beneden gekomen was en in de keuken water had opgezet, terwijl 't hare in de kamer kookte. Truida glimlachte verteederd toen ze er aan dacht. Dio goeie zus! Maar direct daarop dacht ze weer aan haar verstoord middagslaapje. En nü deed ze niet zachtjes. Met een smak vloog de kamerdeur open en weer dicht. Keukendeur idem. Luid plenste de dikke waterstraal in de ketel. Piepend gleed de deksel over de granieten aanrecht, om met een schrille dissonant terecht te komen op de steenen vloer. Piepte dan weer tergend verder, doordat Truida het een schop gaf. In haar woede merkte ze niet, dat ze twee keer thee deed in 't kleine potje. Ze stak 't eene gaspitje aan, zette de ketel op 't andere, dat niet brandde, en gaf dat mise rabel wurm de schuld, toen het water niet aan de kook wilde komen, 't Werd er niet beter op, toen ze haar vergissing bemerkte. Koosje kwam binnen en vroeg verwonderd: „Kind, wat maak je een lawaai. Ik ben er wakker van geschrokken. Is er wat?" „Kind?Kind?", raasde Truida. „Ik kon je Moeder wel wezenl Of er wat ts? Natuurlijk is er wat! Heb ik niet gezegd, dat we geen leven meer zouen hebben met zulke buren! Eerst maakt dat wurm 't heele huis wakker, en dan krijg ik de schuld! Wat dacht je nu dat er meer lawaai maakte? Dat gebler? Of zoo'n beetje theewater Vooral te Rome kan t In de weck vóór Paschen ontzaglijk druk zijn. Op alle pleinen biedt men dan da traditionecle palmtakken ten veik oop aan. opzetten? Dat doe Ti bijna Tedere middag, en nooit word je d'r wakker vanl We moeten verhuizen! Eén van beiden: Die menschen hiernaast,óf wij. Als 't zoo blijft, overleef Ik het niet! Ik kan een boel verdragen, al zeg ik 't zelf, maar m'n rust heb ik noodig!" Koosje luisterde aandachtig. „*k Hoor nü toch niets." „Nee, natuurlijk niet! Dat is 't Juist wat je zoo dol maakt, 't Is of ze 't er om doet. Of ze expres huilt om je wakker te maken. En nou ze d'r doel maar bereikt heeft, is ze tevreden." „Ze kan toch best honger gehad hebben," pleitte Koosje nog, „of misschien was er een speld, die haar prikte." „Dan moeten we zéker weg! Als zoo'n mensch dat wurm niet eens zoo in kan pakken dat er geen spelden prikken, kunnen we nog héél wat beleven!" Koosje zweeg. Haar kalmeercnde woorden hadden geen resultaat. En met een verstoord gezicht dronk Truida haar veel te sterke thee. Ze moesten weg. Truida had het van 't begin af aan gezegd. Haar zenuwgestel zou er onder lij den. Ze kreeg geen dag of nacht meer rust. En hoewel Koosje van 't laatste nog niet veel merkte, ze zag toch wel, dat Trui steeds humeuriger werd. Met November was de huur om, en na veel wik ken en wegen besloten ze naar een andere woning uit te zien. 't Hoofd in de handen gesteund zat Karei de Groot voor het bureautje in z'n koethuis. De diepe rimpels in z'n voorhoofd en de droevig voor zich uit starende oogen bewezen, dat zijn gedachten verre van vroolijk waren. Hij zuchtte diep en begon daarna met groote passen de kamer op en neer te loopen. Hij snapte er niets van. Al zoo lang kenden ze elkaar nu en diep in z'n hart leefde al maanden de zekerheid dat Annie van hem hield. Toen ze naar 't stille dorpje verhuisde, voor de gezondheid van haar Moeder, had hij bij 't afscheid nemen haar hand vastgehouden met in z'n oogen de stille vraag, op hem te wachten. En toen had hij geweten, dat ze hem begreep. Dat ze wachten zóu. Hij kon toch niet met leege handen komen? Hij moest klaar zijn. Haar een bestaan aanbieden. En het weten dat ze van hem hield, had hem zoo blijmoedig optimist gemaakt. Gewérkt had hij. Geen moeilijk heid was te groot. Hij werkte immers voor hódr? En nu wès hij klaar. En toen hij fietste door de nieuwe wijk van de stad, en dat heerlijke huis gezien had dat te koop stond, had hij zonder er lang over na te denken, 't geld dat z'n Vader hem nagelaten had, van de spaarbank gehaald en 't huis gekocht. Heelemaal nieuw was het. De schil der was nog bezig het af te werken. En in een plotselinge opwelling had hij gezegd: „Schildert u er meteen maar de naam op. „Ons No9tje" moot het heeten." Wat voelde hij zich rijk, toen de sleutel in z'n jaszak gleed. Zoo jongensachtig blij. Telkens moest hij, zacht voor zich heen, fluisteren: „Ons Nestje. '4 Nestje van Annie en mij." Diezelfde avond was hij voor 't bureati gaan zitten. Zijn bureau, dat weldra in hun huisje zou staan, en hij had een lange brief geschreven aan Annie. Geschreven van z'n werk, van hun nestje, en van e'n groote innige liefde voor haar. Dat alles wachtte op haar komst. En of hij nu komen mocht. Eén woord maar, en hij zou bij haar zijn. Op dat woord wachtte hij nu al een week lang. 't Was onuitstaanbaar. Begreep ze dan niet, hoe hunke rend hij verlangde? Dat het martelend voor hem was, die onzekerheid? Hield ze dan niet van hem? Had hij 't dan verkeerd gelezen in die zonnig- blauwe oogen? Of was zo hein in dat stille dorp vergoten? Al de tijd van zijn werken was het Juist 't geloof aan haar liefde geweest, dat hem z'n uitersto krachten had doen inspannen. Maar nuNu was hij met lamheid geslagen. Nu was alles vergeefs geweest Dwaas idioot was hij geweest om een h u i s te koopen, terwijl hij nog geen vrouw had! *t Eenigste wat hem overbleef was een advertentie plaatsen. „Heer van goeden huize, vaste betrekking, eigenaar van geriefe lijke woning, zoekt kennisma kingenz. Met een grimmig gezicht trok hij plotseling een lade van het bureau open en haalde er een vel teekenpapier uit. Snel trok hij enkele dunne lijnen, teekende let ters, en na een half uurtje hi|;ld hij 't op een af stand. Goedkeurend knikte hij, en las half hard op: „Te huur. Te bevragen bij K. de Groot, p.jfc. Wed. E. van G ink el, Goudscljcstraat 63, alhier". Zóó was 't goed. Nog één week zou hij wachten. Dan hing hij 't papier voor de ramen van z'n „Nestje", en dan zouden alle illusies verdwenen zijn. Tergend langzaam ging de week om: do wachttijd die hij zichzelf opgelegd had. Dikwijls fietste hij door de nieuwe stadswijk. Eens voelde hij zich gedrongen om naar binnen te gaan. Liefkoozend gleden z'n handen langs de glanzende verf. Diep ademde hij de prettige geur van het nieuwe. En verlangend strekte hij wijd z'n armen uit. Maar moedeloos liet hij ze wcor zakken en kreunde; „Annie, m'n eigen Annie, ik kón je niet opgeven". Bruusk keerde hij zich om. Hij leek wel niet wijs! (Wordt vervolgd.} Ü72 KRUISWOORDRAADSEL HORIZONTAAL; Jongensnaam. Curwerk. Roem. Omroepvereeniging. Gezond verstand. Eertijds. Welgebouwd. 12. Kachel. 14. Ploegsnede. 16. Welvaart. 17. Levend vvezen. 19. Specerij. 21. Verheven. 23. Band. 25. Schel. 26. Slaapplaats. 27. Wat thans veel arbeid vraaet. 28. Akelig. VERTICAAL: 1. Wandeltuin. 2. Plechtige belofte. 3. Schetsen. 4. Tropische dieren. 5. Plezier. 6. Strijd. 13. Runderen. 15. Lyrisch gedicht 17. Lidwoord. 18. Schot (Eng.) 20. Hemellichaam. 22. Eiland in Nederl. O.-Indië. 24. Meisjesnaam. De oplossing die men ons niet behoeft toe to zenden geven wij in het nummer van volgende week. DAMRUBRiEK Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk 8 dagen na plaatsing. No. Auteur A. Wit 1. 28—23 2. 3631 3. 16-111 4. 11X44 5. 35X44 6. 45-40 7. 48-43 Dommelen. Zwart 29X18 21X43 49X40 4349 ge dwong 49—38 ad. lib. wint No. 803. Auteur: G. v. d. Meulen. Wit Zwai*t 1. 28—22 18 X 27 bedwongen 2. 56-44 40X49 3. 4540 49—35 4. 34—30 35X24 5. 29X16 wint No. 804. Auteur; A. D. J. Boerstoel. Wit Zwart 1. 28—23 19X28 2. 35-30 24X4-4 3. 39X50 28X39 4. 43X23 18X29 5. 27X20 15X24 6. 38—33 29X38 7. 37—32 38X27 8. 31X 2 wint Na 805. Auteur: O. G. van Veen. Wit Zwart 1. 31—27 33X47 2. 36-31 47X36 3 27—21 36X24 4. 21X14 19X10 6. 20X 9 14X13 6. 15X4 wint Correcte oplossingen ontvangen van: B. van Ipe- ren (14 jaarl), 's-Gravcndeel; G. J. Elve, Loosdui nen; G. Bikkel .Taczn., Noordcloos; M. C Damloo, (798—806) Oud-Vossemcer; G. Koorneef, De Lier; C W. Kicboom, Werkendam; N. den Hertog, Delft; B. Vink, Noordeloos; H. A .W. Doeser, IJssclstejn; G. W. de Groot, legerplaats Oldebroek; J. M. van Schaik, Barncvcld; J. W. van Putten, C. van Putten, legerplaats Oldebroek; C. den Otter, Delft; H. H. v. d. Leo, F. Wyminga, D. Links, F. Janson, Den Haag; Abr. Breukel J.Lzn, Rozen burg; C. H. Blofckomp, Zeist; D. van Halteren, Bunschoten; J. van Baardewijk, C. C. Goedhart, J. Hofwegen, J. do Koning, allen Rotterdam. CORRESPONDENTIE H. A. W. D. te IJ. Van harte het beste gcwenscht Dank voor uw schrijven. M. C D. Over eenige weken kunt u weer proble men inzenden. Uw andere wensch ziehier: Wie wil eon correspondentie-partij spelen met M. C. Deurloo, Oud-Vosscmecr? Schrijf dan av.p. aan zijn adres. G. W. de G. De overblijvende stand is voor Zwart verloren. 1319 b.v. verliest door Over macht, terwijl op 611 wit 3127 laat volgen (36X27) b.v. B. v. H. e. a. S.v.p. geen problemen toezenden de eerste weken. J. H. «a H. H. v, Li Uw problemen kan ik helaas niet plaats. Het probleem van laatstge- noemde is een kleine wijziging van no. 803. Vraagstuk no. 807 Een fraaie compositie van J. B. M. J. EEKHOUD, Rotterdam. 5 e e Hg - 15 25 35 45 Zwart: 3, 6, 8—11, 13, 14, 17—19, 23, 26 Wit: 22, 25, 28, 32, 3-4, 38, 40—43, 45, 46, 48. Oplossing: Wit Zwart L 42—37 18X27 2. 32X12 8X17 A 3. 18-22 17X28 4. 25—20 14X25 5. 34—30 25X34 6 40X18 13X22 7. 37—31 26X37 8. 41X 5 wint. A2 23X32 3. 88X27 8X17 4. 27—22 17X28 5. 25—20 14X25 6. 37-31 26X37 7. 41X 5 en wint. Hot >s opmerkelijk hoe deze auteur in partij- atanden, een finesse weet te vlechten wclko steeds verrast. Vraagstuk na 808 „Aprilmop"" van O. G. Van VEEN, Ede. .^cV m OPLOSSING van het Kruiswoordraadsel uit het vorig nummer Horizontaal: Part, Anna, Arno, Neer, Tak, Darm. Rans, Muts, Kade, Ido, Waan, Oost. Ende, Prae. Verticaal: Paard, Aruba, Totem, Anker, Neger, Arsis, Rit, Aba, Merwe, Ulaan, Seine, Knoop, Dessa, Engte. i. 35-30 20—25 2. 30—24 19X30 3. 28X19 13X24 t. 3934 30X28 3. 32 X 1 24-29 6. 1X34 25—30 7. 34X25 3— 9 8. 25X21 16X49 9. 50-44 49—32 (of?) 10. 48-43 32X49 11. 40—35 Remise. Voor beginners Vraagstuk na 809 Vraagstak no. 810 Auteur: JAN UDINK, Den Haag. mm Hoe kan wit winnen? Vraagstuk no. 811 Auteur: JAN UDINK, Den Haag. iTO 4b 47 48 4* 5U Dezo drie vraagstukken zijn zeer bijzonder ge schikt voor minder sterke spelers. Komt, heeren, probeert Uw krachten er eens op en doet ons de resultaten van Uw hérsen-gymnastiek eens toekomen. Succes! ,177

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 18