zaterdag 4 april 1936
derde blad pag. 9
ZOO SPRAK
De Wethouder voor de
Volksontwikkeling.
Men sohrijft ons:
Daar wordt in de laatste tijd wel eens de
opmerking vernomen, dat het peil van het
gesproken woord in onze Overheidslichamen
niet meer van zoo hoog gehalte is als vroe
ger wel het geval was. Hoewel gevaar voor
overdrijving steeds mogelijk is, kan echter,
zeer tot onze spijt, niet worden ontkend, dat
tot het maken van een dergelijke opmerking
inderdaad reden aanwezig i6.
WU ontleenen een voorbeeld aan het zoo
juist verschenen officieel verslag van de zit
ting van den Gemeenteraad van Rotterdam
van 19 Maart j.l.
Het bevat het gesprokene over de benoe
ming van een hoofd aan de tweede buiten
gewone school voor l.o., ten aanzien waar-
van door den heer Nivard namens de Rccht-
sche Raadsclub oen verklaring is afgelegd,
waarin bevreemding wordt uitgesproken
over het feit, dat een condidaat, die in 1933
hij een soortgelijke benoeming no. 2 stond
en toen door den heer Ratté zoozeer was
aanbevolen, thans in het geheel niet op de
voordracht voorkomt, doch wel een vooraan
staande figuur in de s.d.ap.
Dit was van de zijde der Rechtsche Raads
club een scherpe aanval, maar de heer
hJivard. bleef, zooals vanzelf spreekt, geheel
in de vorm. Niet echter de heer Ratté
(ad.). Wij halen uit zijn verdediging slechts
deze zinsnede aan (pagina 158 van het ver
slag) „Dan huilt iedereen mede met de wol
ven in het bosoh, maar God beware je,
als die wolven zelve de buit te pakken heb
ben".
Niet alleen, dat de manier van spreken
buitengewoon irriteerend en laag bij de
grond is, maar vooral het feit, dat deze ba
nale verdediging nog met een vloek moest
worden verstevigd, is schandelijk. Niet in
bet minst waar hier gesproken is door een
wethouder voor de volksontwikkeling.
Wij vestigen op dit symptoom van erger
lijke verwording, gepleegd door iemand, die
voor de s.d.a.p in de Gemeenteraad van
Rotterdam een zetel bezet, de aandacht.
Instelling van een
Rijksverkeersinspectie
In de Memorie van Antwoord aan de
Tweede Kamer inzake het wetsontwerp wij
ziging van de wet op de openbare vervoer
middelen zegt de minister, dat het hem ver
heugt, dat de voorgestelde wijziging als een
verbetering wordt beschouwd, en volgaarne
geeft hij de verzekering, dat hij een spoedige
algemeene regeling van het openbare ver
voerwezen zal bevorderen, zoodra de voor
stellen der Centrale Commissie hem zullen
hebben bereikt
Van de thans aan de orde zijnde wijziging
van de wet openbare vervoermiddelen meent
de minister nog gebruik te moge.n maken
voor het aanbrengen in deze wet van een
formeele wijziging. Een dezer dagen zal nl.
in overeenstemming met de bovengenoemde
centrale commissie bij den raad van state
een ontwerp koninklijk besluit aanhangig
worden gemaakt, waarbij een rijksverkeers
inspectie zal worden ingesteld, ter vervan
ging van het huidige rijkstoeziclit op de
spoorwegen.
Voorgesteld wordt, deze naamswijziging
ook aan te brengen in de artikelen 2 en 13
van de wet openbare vervoermiddelen,
waarin gesproken wordt van „het toezicht
op de spoorwegen".
Leger en Vloot
Een secretaris in *t goud
Heden is aan den heer B. de Jager,
adj. ond. officier, Spoorstraat 3his, Utrecht,
secretaris van de Nat Chr. Onderofficieren-
Vereeniging, de gouden medaille voor 36
jarige trouwe dienst voor Staat, Koningin
en Vaderland uitgereikt
Het spreekt vanzelf, dat bestuur en leden
van bovengenoemde organisatie, voor welke
de heer De Jager zooveel deed, zich bij
deze gelegenheid niet onbetuigd lieten.
Beleedigende pamfletten
Naar wij van bevoegde zijde vernemen,
zajn de inbeslagnemingen van een tweetal
pamfletten van de N.S.B., nl. dat, waarin
een afdruk voorkomt van de plaat in „Do
Notenkraker" van 18 Februari 1932. waar
op de minister-president, dr. Colijn, staat af
gebeeld en dat onder het opschrift „wij zijn
de eer en het geweten der natie", welk pam
flet in hoofdzaak is gericht tegen de S.D.A.P
niet geschied op last van de justitie, doch
heeft de politie zulks gedaan, teneinde van
hoogerhand te doen uitmaken, of het ver
spreiden van pamfletten, waarin aanhalin
gen van door andere partijen tegen de
Overheid of bepaalde groepen der bevolking,
geruite beleedigingen voorkomen, welke niet
strafbaar waren voor het inwerkingtreden
van art 137a W. v. S., nu onder het bereik
der strafwet vallen.
Het onderzoek hieromtrent ls gaande.
Nederland en Ned.-Indie
moeten economisch samenwerken
Ieder gebiedsdeel moet het
andere zooveel mogelijk helpen
Interessante mededeelingen
van Mr. G. H. C. Hart
Indië's export een hoeksteen
voor Nederlands welvaart
Onder presidium van den heer A. J.
Lievegoed, chef van den Regeerings-
persdienst, is gistermiddag in het Ko
loniaal Instituut te Amsterdam een
zeer belangrijke en interessante confe
rentie met persvertegenwoordigers ge
houden, waarbij in hoofdzaak het
woord is gevoerd door Mr. G. H. C.
Hart, directeur van het departement
van Economische Zaken in NederL
Indië.
Deze bereisde Regeerlngsambtenaar, die
Insulinde door en door kent, heeft van de
Indische Regeering de delicate opdracht
ontvangen om hier te lande besprekingen te
houden over de economische samenwerking
tusschen moederland en koloniën, meer bij
zonder Oost-Indië. Aan die samenwerking
hapert wel het een een ander en vandaar de
wensch van den Gouverneur-generaal dat
Mr. Hart zich in hoofdzaak zou verstaan met
den Minister van Koloniën, Dr. H. Colijn.
Het standpunt van onzen Minister-presi
dent is, dat ieder gebiedsdeel van
de Rijkseenheid zooveel mogelijk
het andere moet helpen. Dat geldt
voor de gebieden in de Oost zelf, en is ook de
goede regel tusschen het moederland en de
Koloniën. Binnen de Rijkseenheid, oordeelt
Min.Oolljn, past geen egoïstische
belangenpolitiek, maar moet
worden gestreefd naar weder-
zijdsche behartiging van belan
gen. De Indische Regeering en in het alge
meen de toonaangevende Indische kringen
zouden het begrip wederzijdsch" gaarne nog
meer zien benaderd en toegepast, en vandaar
de reis van Mr. Hart.
Deze verklaarde, dat de Minister van Ko
loniën en ook andere Ministers op
buitengewoon sympathieke wijze
aan het slagen van Mr. Harts opdracht heb
ben medegewerkt. Dr. Colijn, niet minder
voortreffelijk kenner van Indië, was niet ver
ontrust door zekere scherpte, waarmee de
Indische publieke opinie zich ook in de pers
pleegt te doen booren. Z-Exc, kan deze wat
luidrustige wijze van zeggen onder de tropi
sche zon begrijpen.
Indië toch, heeft Mr. Hart ons op aange
name wijze uiteengezet, bracht in de crisis
jaren aanzienlijke offers, die hier te lande
z.i. niet voldoende wórden gewaardeerd. D e
gr oo te massa in Nederland heeft,
zeide hij, nooit wezenlijke belang
stelling voor Indië gehad.
Het zou voor ons blad heel wat moeilijker
zijn, interesse voor Indië bij de lezers te
webken, Indien niet <ie trouwe zorg van het
Christenvolk voor de zending de afstand tus
schen blank en bruin aanmerkelijk had ver
kleind. Zelfs moet worden gezegd, dat de
geestelijke band niet is los te denken van de
economische belangen van het Rijk aan gene
zijde van den evenaar, wier behartiging de
Indische regeering voor bijzondere moeilijk
heden plaatst
Welke offers heeft Indië zich getroost?
Laat Mr. Hart het ons zeggen:
Indië's exportwaarde is meer dan getiër-
ceerd. De begrooting van uitgaven is bijkans
gehalveerd; salarissen en loonen van Over
heid en particulieren zijn met 3050pCt
teruggebracht; de middelen zijn, ondanks ri
goureuze belastingverhoogingen en vele
nieuwe heffingen, tot belangrijk minder dan
de helft teruggeloopen. De vaste lasten van
rente, aflossing, pensioenen, wachtgelden,
e.d. zijn, ondanks de zeer welkome, in het
moederland geëffectueerde conversies, een
looden last geworden van bijna 50 pet der
uitgaven-begrooting. De werkgelegenheid is,
geheel onafhankelijk van den bevolkings
aanwas, in de 5 crisisjaren van ongeveer VA
millioen met ongeveer 600.000 teruggeloopen.
Wij in Nederland, aldus ongeveer het al
gemeen oordeel, meenen ons nu toch wel te
hebben aangepast aan het lagere sociaal-
economische niveau! Mr. Hart denkt hierover
een weinig anders. Als er van aanpas
sen sprake is dan heeft Indië
zulks ge'daanl
Indië is straatarm
Nu vindt Indië het zeer vleiend wanneer
het op den schouder wordt geklopt wegens
zijn radicale aanpassingspolitiek, maar juist
dit wekt het gevoel dat de groote massa in
Nederland geen denkbeeld er van heeft, hoe
zeer deze aanpassing iDdië heeft aangegrepen.
Inderdaad is Indië aangepast, maar het is
straatarm. Meer dan ooit zwoegt de Indische
Regeeringom de belangen juist van de groote
massa bevolking te verzorgen.
Intusschen is de afgevaardigde van het
Plein te Buitenzorg overtuigd, dat zijn tocht
niet tevergeefs is geweest
Op het gebied van de handelspolitiek doet,
naar zijn overtuiging, Nederland ongetwij
feld sedert eenigen tijd meer voor Indië
dan omgekeerd. Men gaat steeds meer uit
van de gezonde idee, dat Indië's export een
hoeksteen ook van Neêrlands welvaart be-
teekent
Mr. Hart hoopt dat de Nederlandsche en
Indische regeeringen de politiek van wed er-
zij dsche behartiging der belangen zoodanig
zullen uitbouwen, dat met redelijke wen-
schen van beide zijden wordt rekening ge
houden. Vooral ook gelet wordt op de ver
schillen in draagkracht, weerstand en maat
schappelijke structuur.
Actueele Indische vraagstukken
Bij de verdere besprekingen vond Mr.
Hart gelegenheid het een en ander mede te
deelen omtrent eenige actueele Indische
vraagstukken. In de eerste plaats over
de verhouding tot Japan.
De Indische spreker zeide h$t .oprechtte
betreuren, dat 'Japan de kans om" met een
van zijn béste consumenten tot overeenstem
ming te komen, tot dusverre niet_ heeft be
nut, Vooral ook omdat hij overtuigd is, dat
tusschen beide landen zeer aangename han
delsrelaties zullen kunnen ontstaan.
Intusschen Is door de krachtige beveili
ging van den Indischen export en door den
steun aan de opkomende jonge Indische in
dustrie de Japansche import wel wat terug
gedrongen. Op den duur, meende spr. zal
Japan grootere behoefte hebben aan de In
dische agrarische producten. Japan zal in
Indië een goede klant moeten blijven zien.
In aansluiting hierop betoogde Mr. Hart,
dat men in Indië midden in het probleem
der industrialisatie zit, omdat er groote be
hoefte aan werkgelegenheid is, al meende
hij. dat niet industrie maar export de v
naamste bestaansbron moet blijven en
worden.
Een algemeen plan voor industrialisatie
verklaarde de heer Hart niet te hebben me
degebracht, toen hij 4 weken geleden her
waarts kwam.
Toch gewaagde spr. met genoegen van de
grootere interesse voor Indië in Twente en
Tilburg voor de weefindustrie. Van deze in
dustrie in Indië heeft hij wel eenige ver
wachting. Dat de Twentsche nijverheid ge
steund zal worden, achtte spr. gelukkig. Met
de Japansche industrie hoopt men voorts
eerlang toch wel in sommige artikelen te
kunnen concurreeren.
Door zijn dichte bevolking Is Java voor
industrie het aangewezen land. Spr. wees
rog op het belang van de Nederlandsche
industrie om zich in Indië behoorlijk te doen
vertegenwoordigen, zooals het buitenland
reeds lang doet. Indië is niet meer voor ons
het gemakkelijke afzetgebied van vroeger.
Men moet de Indië markt zelf bezoeken.
De economische toestand
achtte Mr. Hart in de buitenbezittingen
gunstiger dan op Java, waar de millioenen-
bevolking geen economische ruggegraat heelt
en wier toestand daarom zorg baart Ais de
rijstoogst mislukt moet het gouvernement
direct bijspringen In verband hiermede is
de import van rijst tegengegaan en betrek;
men binnen Indië dit product over en weer.
De Regeering voorkomt zooveel mogelijk
dat in plaats van één inlander vier Javanen
van één bordje rijst gaan eten. Zij bevordert
krachtig de voedselvoorziening op Java, w»ar
die het meest noodig is. Ook hand aait de
Regeering een behoorlijken rijstprijs nede
om te groote verarming tegen te gaan Jver-
ai, tot in de dessa toe, heeft de Regeering
waarnemingsapparaten.
Dat door de voorgestelde hoogere rechten
op koffie deze belangrijk duurder zal wor
den. wilde Mr. Hart niet aannemen. Hij wees
er op, dat de koffiecultuur in Indië er -:eer
bedenkelijk voorstaat ponder steun gaat ieze
cultuur dood, want zich zelf saneeren kan ze
niet.
In de uitingen tegen deze hoogere
heffing zag de heer Hart onwil om
voor Indië een offer te brengen
van eenige millioenen. Hier te lande
wordt meer Braziel-koffie gedronken,
zeide hij, maar Nederland moet de
Indische koffiecultuur steunen in het
belang van den producent en van de
inlanders.
Het is te waardeeren, dat Mr. Hart vóór
zijn terugkeer de hier genoemde Indische
aangelegenheden van eerste orde met: de pers
heeft besproken. Terecht is hem hiervoor
clank gebracht
Als de lezer deze beschouwingen c
denkt is Mr. Hart met een Indië-vliegtuig
van de K.L.M., reeds een flink eind op weg
naar de tropen.
UIT OOST-INDIE
Vice-President van den Raad
van Ned. Indië
Ontslag aangevraagd
BATAVIA, 3 April. (Aneta). Dr. Meyer
Ranneft Vice-President van den Raad
van Ned.-Indië, vroeg ontslag uit 's Lands
dienst met ingang van 23 Juni a.s. Hij is
voornemens dienzelfden maand met de „Si-
bajak" voorloopig naar Holland te vertrek,
ken.
De heer Meijer Ranneft begon zijn ambte
lijke loopbaan in 1907 als adspirant-contro-
leur in de residentie Kedoe en voltooide zijn
loopbaan bij den actieven bestuursdienst in
1926 als resident ter beschikking van den
gouverneur van Midden-Java.
Den 15den Mei 1929 werd hij benoemd tot
voorzitter van den Volksraad, in welk colle
ge hij te voren het Europeesche B. B. verte
genwoordigde. Hij is als voorzitter krachtig
opgekomen voor de staatkundige rechten van
den Volksraad, waarbij hij zelfs geen conflic
ten met de regeering ontweek.
Den 29sten Maart 1933 werd hij benoemd
tot vice-president van den Raad van Ned.-
Indië als opvolger van den heer C. W. Boden
hausen. Zijn verdiensten vonden officieel en
openlijk erkenning in zijn benoeming tot of
ficier in de orde van Oranje Nassau en rid
der in de Orde van den Ned. Leeuw. Den
26en April 1932 benoemde de senaat der
Universiteit van Amsterdam hem bij gelegen
heid van haar jubileum tot doctor in de han
delswetenschappen honoris causa.
De tocht van den
Gouverneur-Generaal
Te Medan aangekomen
LANGSA, 3 ApriL (Aneta). Volgens het
programma kwam de Landvoogd 30 Maart te
Takengon aan, waar hij tot 1 April verbleef.
Tevoren had liet gezelschap zich even te Bi-
reuen opgehouden. Door den regen moesten
de volksspelen der Gajoeërs vervallen. Tij
dens het verblijf te Takengon bracht het ge
zelschap een bezoek aan het hars- en terpe-
tijnbedrijf. alsmede aan de dennenbosschen;
Z. E. maakte een autorit naar Boerni Melitan
vanwaar men een mooi uitzicht heeft. Dins
dagavond had een receptie plaats in de So
ciëteit Takengon, gevolgd door een diner.
De Landvoogd bracht in den avond voorts
nog een bezoek aan de cantine van de ma
rechaussees, waar het fluitorkest van de ma
rechaussees krontjong-liederen ten gehoore
bracht. Het bezoek van Z. E. wekte groot
enthousiasme.
Woensdagmiddag vertrók de Gou
verneur-Generaal en zijn gevolg naar
Lbo Seumawe. Onderweg, te Bireuen,
vernam de Landvoogd het treurig be
richt omtrent het overlijden van het
lid van den Raad van Ned.-Indië, den
heer Van Aken. In verband hiermede
werden de muziek-uitvoeringen te Lho
Seumawe en Lang sa afgelast. Wel wer
den in beide plaatsen recepties gehou
den.
Tijdens de rit Lho SeumaweLangsa op 2
April werd nog de Gou vernemen ts-caout-
chouc-onderneming aangedaan, waar het ge
zelschap door den administrateur werd ont
vangen.
Te halfeen kwam men te Langsa aan,
waar, evenals te Lho Seumawe, de eerewacht
van de infanterie, welke stond opgesteld,
werd geïnspecteerd. Des avonds was er recep
tie in de Sociëteit.
PADANG SIDEMPOEAN, 3 ApriL (Ane
ta). Hedenmorgen arriveerde de Gouverneur-
Generaal met zijn gevolg op de grens
Sumatra's Oostkust. Hij werd uitgeleide ge
daan door de Atjehsche autoriteiten en ver
welkomd door den Resident van Sumatra's
Oostkust.
Vervolgens reed het gezelschap door naar
het kantoor van de BPJVI. te Brandan, waar
een overzicht van het bedrijf werd gegeven.
Te ongeveer twaalf uur arriveerde het gezel
schap te Bindjei, waar een kort bezoek werd
gebracht aan den Sultan van Langkat en
waar een inspectie plaatsvond van de Lang-
katsche eerewacht.
Nerveus en Overspannen
Onrustig en Slapeloos
Gebruik hiertegen de Zenuwstillende en Zenuwsterbende
Mijnhardt's Zenuwtabletten
Blazen Buisje 75 cent. Bij Apoth. en Drogisten
Ingezonden mededeeling
Om 1 uur kwam het gezelschap te Medan
aan. Ook hier werd de bij de woning van
den Resident opgestelde eerewacht van mi
litairen geïnspecteerd.
Wijlen Edeleer van Aken
herdacht
Door den Raad van Ned.-Indië
BATAVIA, 3 ApriL (Aneta). Hedenmor
gen vond de wekelyksche vergadering plaats
van den Raad van Ned.-Indië, welke werd
bijgewoond door den vice-president Dr.
Meyer-Ranneft. Dr. Meyer Ranneft herdacht
het verscheiden lid van den Raad, den heer
Van Aken, op de volgende wijze:
„Ik wil geen opsomming geven van de
standplaatsen waar hij diende en van het
geen hij in zijn diensttijd verrichtte. Dit ge
schiedde reeds elders. Ik wil alleen den man
herdenken, toegerust met voortreffelijke
eigenschappen, wiens benoeming in dit col
lege nog zoo kort geleden door ieder, die ter
zake deskundig mag worden geacht, in het
geheele land werd toegejuicht En toege
juicht met reden. Als bestuurder had hij zijn
sporen verdiend".
Spr. memoreerde de kracht van den over
ledene, welke hij alleen toonde wanneer dat
noodig was, doch die altijd aanwezig was. De
overledene was rustig en verstandig, even-
wichtig en bekwaam. Hij kende het leven en
de menschen, doch bü het opdoen van die
kennis was hij volstrekt gaaf van karakter
gebleven. Hij had al die eigenschappen, wel
ke een goed bestuurder kenmerken: een fijn
gevoel voor de verhoudingen, een snel be
grip, een gemakkelijkheid van bewegen en
verdraagzaamheid.
Op Atjeh had hij van dit alles op bijzon
dere wijze blijk gegeven. In den Raad vai
Ned.-Indië was hij noodig. In de Buitenge
westen zijn thans enkele groote vraagstukken
op den voorgrond gekomen, welke nauw
gezette en voortdurende aandacht vragen, als
bestuurshervorming, rubber, Nieuw-Guinea
en nog andere. Het gaf ons, en ons niet al
leen, een rustig gevoel van Aken in ons mid
den te hebben en hem op Batavia te weten.
Hij zelf heeft met gemengde gevoelens zijn
nieuwe plaats ingenomen.
Niet omdat niet ieder, die hem ken
de, niet zeker wist dat hij die taak
voortreffelijk zou vervullen, maar het
was alleen ómdat deze laatste gouver
neur van Atjeh zich zoozeer één voel
de met het gewest waar hij veertien
van zijn beste jaren In zijn leven
heeft doorgebracht Zoozeer voelde hij
zich één daarmee, dat nu op zijn ver
zoek het stoffelijk overschot naar Atjeh
is vervoerd; een beteekenisvol nobel ge
baar van hem, een zoo geheel natuur-
**ïijkè- gesté, '-dit laatste verzoek, deze
laatste daad.
Het is een feit van diepe beteekenis voor
het geheele Nederlandsche bewind, dat juist
dit land van Atjeh, waarvan de naam in
onze Archipel zulk een bijzondere klank
beeft, tot laatste rustplaats is gekozen voor
dit lid van den Raad van Ned.-Indië, door
dezen bestuurder bil uitnemendheid. Het zijn
deze en soortgelijke gedachten welke ons ver
vullen bij dit herdenken en welke ons ver
vulden op het moment dat wij hem naar
Priok brachten. Onze gevoelens van groote
deelneming gaan uit raar het zwaar getrof
fen gezin. Wij voor ons achten het een voor
recht voor den Raad en voor onszei ven hem
in ons midden te hebben gehad.
DE VERDEDIGING VAN
TANDJONG-PRIOK
Er wordt met man en macht aan gewerkt
De „Java-Bode" meldt:
Sinds eenigen tijd wordt te Tandjong-
Priok en verder langs de geheele kust van
de Baai van Batavia door troepen van de
Genie met man en macht gewerkt (zelfs
wordt vaak des nacht doorgewerkt) aan het
aanleggen van defensie-werken ten behoeve
van de verdediging van Tandjong-Priok.
Deze werken bestaan uit verschillende uit
voeringen voor defensie-doeleinden en het
geen daarvan voor het publiek zichtbaar is
(zooals aan den Zee-boulevard en Zeezicht
te Pasar Ikan) houdt eveneens daarmede ver
band.
De diverse werken zijn door de Genie aan
het A-I.A.-Bureau hier ter plaatse onder-
uitbesteed, doch het toezicht op de uitvoe
ring berust uiteraard bij de Genie zelve.
In het belang van -ie defensie is het niet
gewenscht bijzonderheden omtrent den aard
dezer werken mede te deelen.
ZONDAG 5 APRIL
BLOEMENDAAL 245,9 M. Uitzending vaa
Kerkdiensten uit de Geref. Kerk.
10.00 v.m. Voorganger: Ds. Joh. C. Brus-
saard. Tekst: Joh. 19 26 en 27.
5.00 n.m. Voorganger: Cand. H. de Wit,
van Santpoort Tekst: Openb. 22 20a: De
wederkomst van Christus. 1. Waarom Hij
wederkomt. 2. Hoe Hij wederkomt 3.
Waartoe Hij wederkomt. Zingen: Ps. 113
1 en 3, Gez. 23 3, Ps. 102 14 en 16,
Ps. 96 8 en 9, Ps. 130 3.
MAANDAG 6 APRIL
HILVERSUM 1 1875 M. NCRV.Uitzending.
8.00 Schriftlezing. 8.15—9.30 Gram.pl.
10.30 Morgendienst door Ds. N. P. E. G.
van Uchelen. Ned. Herv. Pred. te
Hilversum. 11.00 Chr. Lectuur. 1130
Friesch halfuur. 12.30 Ensemble Van der
Horst en Gram.pl. 2.00 Voor de scholen.
2.45 Causerie. 3.153.45 Gram.pl. 4.00
Bijbellezing. 5.00 Trioconcert. 7.00 Be
richten. 7.15 Reportage. 780 Vragenhalf-
uur. 8.00 Berichten. 8.15 Evangelisatie-
Samenkomst. 9.45 Orgelspel. (Om 10.00
Berichten). 10.30—11.30 Gram.pL
HILVERSUM O 301 IVL Algen». Programma,
verzorzd door de AVRO. 8.00 Gram.pL
10.00 Morgenwijding. 10.30 Groninger Or-
kestvereen. 12.15 Cantabilé-orkest. 2.00
Orgelconcert. 3.30 Omroeporkest. 7.40
Causerie. 8.00 Berichten. 9.00 Rotte's Man
nenkoor. 9.20 Omroeporkest en solist,
10.15 Renovakwintet. 11.00 Berichten.
DROITWICH 1500 M. 12.05 Orgelconcert.
12.50 Ziceunermuziek. 180 Orkest. 385
piano-recital. 4.20 Orkestconcert en solist.
5.05 Viool en piano. 5.35 Orkest. 6.50
Piano-recitaL 7.10 Lezingen. 880 Piano-
recitaL 10.35 Gevar. programma. 11.05
Het Bridgewater Harpkwintet
RADIO-PARIS 1648 !\L 11.20 Orkestconcert.
480 Orkestconcert. 9.05 Kwartetconcert,
zang en piano.
KEULEN 456 M. 11.20 Orkestconcert. 1285
Nedersaks. Symphonleorkest. 1.35 Schram
melmuziek. 5.20 Orkestconcert. 780 Om-
roepkleinorkest. 9.00 Omroeporkest. 9.50
Viool en piano. 10.20—11.20 Orkestconcert.
BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M.: 12.50 Zi-
geunermuziek. 1.502.20 Gram.pL 7.20
Gram.pl. 8.20 Omroeporkest. 10.3011.20
Gram.pL
484 M.: 12.20 Orgelconcert 12.50 Klein-
orkest. 1.502.20 Gevar. programma. 580
Omroeporkest. 6.35 Hoorspel. 880 Sym-
phonieconcert
OETTTSCHLANDSENDER 1571 M. 7.30 Het
Omroeporkest. 8.30 „April", maandover
zicht 9.50 Kwartetconcert.
VTILKAAN-GEROMMEL
Merkwaardig natuurverschijnsel
Vrijdagmorgen tusschen half vier en vier
uur is de Semboeloeng in Zuid-Banjoewangi
weer eens aan het spoken geweest. Dit ge
beurt enkele keeren in het jaar. Het merk
waardige hierbij is, dat het gerommel op
treedt vlak na een flinke regenbul. Gevaar
levert het vulkaantje echter niet op, meldt
de „Ind. Crt". Tevens wist men het blad
mede te deelen. dat het opmerkelijk is, dat
het Zuideliik deel van Straat Bali den mor
gen, na het gerommel en ook vele dagen
daarna, krioelt van kleine vischjes. de z.g.
1 emoe roe. A raison van een cent de honderd
worden de vischies van de hand gedaan.
Vaak bliiven duizenden lemoeroes onver
kocht die dan weer in het zilte nat worden
teruggeworden.
Officïeele Berichten
ONDERSCHEIDINGEN
Verleend ls de ^eren
Orde Oranje-Nassau, l_ J
drlkeen. te Leiden: benoemd la tot officier la
de Orde van Oranje-Nasaau, de heer mr H. J.
i der Steur, te Doa
HOOFDSTUK I
(1
Koningin Candacé vlucht bij nacht
Een heldere tropische maan verlichtte de hooglanden van
Ethiopië. De Ethiopiër die op wacht stond kon in dat maan
licht zelfs voorwerpen op tamelijk verren afstand met gemak
onderscheiden. Hij stond daar bewegingloos, turend naar een
kleine bewegende figuur, die van boschje naar boschje scheen te
kruipen, nu weer eens zich verbergend achter den stam van
een boom, dan weer achter een beschermende rots.
De schildwacht liet zich op den grond zakken. Zijn rechter
hand omklemde vaster zijn scherpe speer, terwijl zijn linkerhand
beschermend voor hem uit» hield een ruw schild uit rhinoceros-
huid.
Plotseling werd de stilte van den pacht verstoord door den
lang aangehouden roep van een hyena. Met een zucht van ver
lichting rees de schildwacht weer op uit z'n waakzame houding
en beantwoordde dien roep met den roep van de wijfjes-hyena.
Een oogenblik later stond die donkere figuur naast den schild
wacht. De man v.us zoo plotseling te voorschijn gekomen, dat
het wel leek of hij uit de aarde opgedoken was.
„Alles goed, Ras Daraba?" vroeg de schildwacht op een
angstigen fluistertoon. Uit zijn houding tegenover den verkenner
sprak de eerbied, die de soldaat koestert voor zijn meerdere.
„Alles is goed, voor deze nacht tenminste, Tasamma" was het
antwoord. „De troepen van den vijand vieren hun feest van de
volle maan. Ze roepen de zon, maan en sterren aan om morgen
hun bondgenooten te zijn. Ik verwacht een aanval van hen
tegen zonsopgang. Let goed op."
Zonder geluid te maken ging hij verder naar een groep hutten,
die scherp afgeteekend stonden tegen den horizon, aan den voet
van de zacht-glooiende helling van een heuvel. -*e hutten aan
den rand van het dorp waren ruwe bouwsels van modder en riet
met daken van gevlochten gras. Hier sliepen do soldaten met
hun vrouwen en kleine kinderen.
„Slaap zacht, kinderen" mompelde Daraba, toen hij behoed
zaam verder sloop, naar het midden van het dorp. „Helaas,
misschien brengt de morgen de eeuwige slaap voor ons allen."
Ook zijn eigen hut., waarin zijn vrouw en zijn zoontje sliepen,
ging hij voorbij. Midden in het dorp, op de meest beschermde
plaats, die het laatst door den vijand genomen kon worden,
stond een ronde hut van groote afmetingen. Flinke soldaten
bewaakten dit gebouw dat het tijdelijke verblijf was van de
Koningin dor Ethiopiërs. Hun naakte voeten maakten neuwa
lijks geluid, terwijl ze daar heen en weer liepen. Hun donkere,
bijna naakte lichamen waren haast niet te onderscheiden in de
schaduw van het overhangende dak.
„Halt! Wi komt daar?" vroeg één van die schildwachten op
bevelende toon.
„Ras Daraba", antwoordde de verkenner.
„Kom nader en geef het wachtwoord"
„Menelik, zoon van Salomo en Scheba", antwoordde Daraba
op zachten toon, terwijl hij een soort sjaal verwijderde, die hy
op zijn verkenningstocht in het kamp van den vijand als een
masker voor z'n gezitht gedragen had. Zijn gelaat, opgeheven In
het licht van de maan, was nu duidelijker te zien. Hij was een
groote, licht-zwarte en indrukwekkend uitziende hoofdman. Hij
had de manier van optreden van iemand, die gewoon is bevelen
te geven. In zijn oogen was de moedige uitdrukking, die den
hoofdaanvoerder van de troepen van Koningin Candacé past.
Maar op zijn gezicht stond niet de aanmatiging, de hardheid
en wreedheid van een barbaarschen generaal te lezen. Integen
deel, zijn gelaat deed zachtheid blijken, een liefdevolle belang
stelling in het welzijn van zijn volk en zelfs een zekere wee
moedigheid hun eigen, die een waarheid zoeken, die hun altijd
schijnt te ontsnappen.
De schildwacht ging op zij.
„Koningin Candacé wacht op uw komst, generaal", zei hij
eerbiedig. Daraba ging het portaal door en trad een rijk
bekleed vertrek binnen.
Er hjng een zwakke geur van specerijen uit Indië, van kost
bare parfums uit Arabic in do lucht Van het altaar dat rechts
van het portaal stond steeg wat rook op. En bij dat altaar
stond een priester, die op een eentonigen dreun de gebeden op
zei, die over den vijand betoovering moesten brengen.
Daraba ging naar een geïmproviseerde troon, waarop een
vrouw zat Dat was de Koningin der Ethiopiërs. Daraba knielde
onderworpen aan haar voeten en wachtte op haar bevel om op
te staan.
„Sta op, Ras Daraba!" Haar stem liet merken, dat ze ontroerd
was. „Mijn bezorgdheid voor u is zoo groot geweest, dat de
slaap van mijn oogen verbannen werd. Ge hebt uw leven ge
waagd. dat zoo kostbaar is voor uw vaderland en voor uw
Koningin. Waarom hebt ge dat gedaan? Is uw tocht van
waarde geweest?"
„Het was voor mijn Koningin, dat ik naar het kamp van onze
vijanden, de Berbers, ging, o Koningin!" antwoordde Daraba
„Aan een ondergeschikte bevelen een taak te vervullen, vz..r
voor ik zelf terug zou schrikken uit vrees voor mijn leven, zou
tamelijk laf van me geweest zijn. Wat ik-gehoord heb, is van
waarde. Majesteit Onze zaak staat er hopeloos voor. De Berbers
zullen ons zeker tegen zonsopgang aanvallen. <Iu al zinRen ze
hun overwinningsliederen. Hoor! Hun feestzangen, waarin 50
roepen tot de geesten van de zon, de maan, de sterren, de
rivieren en de boomen, zelfs van de rotsen en heuvels waarop
wij gelegerd zijn, zijn nu al te hooren."
Ze luisterden gespannen. Heel zwak klonk in de verte het
geluid van de gewijde trommen, het zingen van de medicijn
mannen, het geschreeuw van de strijders.
Ras Daraba luisterde een oogenblik met gefronste wenk
brauwen, on sprak dan op wanhopige toon: „Het geschreeuw
schijnt nader te komen als van een leger op marsch."
„Vertel me gauw alles wat gij gezien hebt bij uw spionnaga
In het kamp van den vijand", zei de Koningin.
„Helaas, mijn koningin", antwoordde de generaal, „het zou
goed geweest zijn als u nooit de hoofdstad. Aksoem, verlaten
had om te reizen door het land van de heidensche Berbers Daar
in Uw paleis zou alles veilig geweest zijn, en een groot loge*
zou tot Uw dienst ges'avn hebben om Uwe Majesteit te bescher
men. Hier in dit dorp. het verst verwijderde van alle dorpen
van Uw koninkrijk, met alleen maar een klein 'eger strijders,
staan we tegenover een overweldigende overmacht van de
heidenen. Laat me U aanraden, mijn Koningin, Uw pelgrims-
tocht naar het Heilige Land op te geven. Vlucht, terwijl het nog
mogelijk Is. naar de Heilige Stad. naar Aksoem."
Zijn ernstige, overredende stem ging over in gefluister.
„Ik ben in het kamp van den vijand geweest in de vermom
ming van een Berber. Daar nam ik deel aan hun heidensche
feesten. Ze verlangen er hevig naar de groote rijkdommen en de
onmetelijke schatten in hun bezit te krijgen, die U. naar tij
vermoeden, meegenomen hebt op Uw pelgrimstocht naar
Jeruzalem. Het is waar, dat wij steunen op den waren God. op
Jehova. Maar helaas, mijn geloot is zwak. ik zie niets 'dan
rampen voor ons. Ik zie de troepen van den vijand morgen feest
vieren op de overblijfselen van dit dorp." (Wordt vervolgd).