zaterdag 4 april 1936 derde blad pag. 9 ZOO SPRAK De Wethouder voor de Volksontwikkeling. Men sohrijft ons: Daar wordt in de laatste tijd wel eens de opmerking vernomen, dat het peil van het gesproken woord in onze Overheidslichamen niet meer van zoo hoog gehalte is als vroe ger wel het geval was. Hoewel gevaar voor overdrijving steeds mogelijk is, kan echter, zeer tot onze spijt, niet worden ontkend, dat tot het maken van een dergelijke opmerking inderdaad reden aanwezig i6. WU ontleenen een voorbeeld aan het zoo juist verschenen officieel verslag van de zit ting van den Gemeenteraad van Rotterdam van 19 Maart j.l. Het bevat het gesprokene over de benoe ming van een hoofd aan de tweede buiten gewone school voor l.o., ten aanzien waar- van door den heer Nivard namens de Rccht- sche Raadsclub oen verklaring is afgelegd, waarin bevreemding wordt uitgesproken over het feit, dat een condidaat, die in 1933 hij een soortgelijke benoeming no. 2 stond en toen door den heer Ratté zoozeer was aanbevolen, thans in het geheel niet op de voordracht voorkomt, doch wel een vooraan staande figuur in de s.d.ap. Dit was van de zijde der Rechtsche Raads club een scherpe aanval, maar de heer hJivard. bleef, zooals vanzelf spreekt, geheel in de vorm. Niet echter de heer Ratté (ad.). Wij halen uit zijn verdediging slechts deze zinsnede aan (pagina 158 van het ver slag) „Dan huilt iedereen mede met de wol ven in het bosoh, maar God beware je, als die wolven zelve de buit te pakken heb ben". Niet alleen, dat de manier van spreken buitengewoon irriteerend en laag bij de grond is, maar vooral het feit, dat deze ba nale verdediging nog met een vloek moest worden verstevigd, is schandelijk. Niet in bet minst waar hier gesproken is door een wethouder voor de volksontwikkeling. Wij vestigen op dit symptoom van erger lijke verwording, gepleegd door iemand, die voor de s.d.a.p in de Gemeenteraad van Rotterdam een zetel bezet, de aandacht. Instelling van een Rijksverkeersinspectie In de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer inzake het wetsontwerp wij ziging van de wet op de openbare vervoer middelen zegt de minister, dat het hem ver heugt, dat de voorgestelde wijziging als een verbetering wordt beschouwd, en volgaarne geeft hij de verzekering, dat hij een spoedige algemeene regeling van het openbare ver voerwezen zal bevorderen, zoodra de voor stellen der Centrale Commissie hem zullen hebben bereikt Van de thans aan de orde zijnde wijziging van de wet openbare vervoermiddelen meent de minister nog gebruik te moge.n maken voor het aanbrengen in deze wet van een formeele wijziging. Een dezer dagen zal nl. in overeenstemming met de bovengenoemde centrale commissie bij den raad van state een ontwerp koninklijk besluit aanhangig worden gemaakt, waarbij een rijksverkeers inspectie zal worden ingesteld, ter vervan ging van het huidige rijkstoeziclit op de spoorwegen. Voorgesteld wordt, deze naamswijziging ook aan te brengen in de artikelen 2 en 13 van de wet openbare vervoermiddelen, waarin gesproken wordt van „het toezicht op de spoorwegen". Leger en Vloot Een secretaris in *t goud Heden is aan den heer B. de Jager, adj. ond. officier, Spoorstraat 3his, Utrecht, secretaris van de Nat Chr. Onderofficieren- Vereeniging, de gouden medaille voor 36 jarige trouwe dienst voor Staat, Koningin en Vaderland uitgereikt Het spreekt vanzelf, dat bestuur en leden van bovengenoemde organisatie, voor welke de heer De Jager zooveel deed, zich bij deze gelegenheid niet onbetuigd lieten. Beleedigende pamfletten Naar wij van bevoegde zijde vernemen, zajn de inbeslagnemingen van een tweetal pamfletten van de N.S.B., nl. dat, waarin een afdruk voorkomt van de plaat in „Do Notenkraker" van 18 Februari 1932. waar op de minister-president, dr. Colijn, staat af gebeeld en dat onder het opschrift „wij zijn de eer en het geweten der natie", welk pam flet in hoofdzaak is gericht tegen de S.D.A.P niet geschied op last van de justitie, doch heeft de politie zulks gedaan, teneinde van hoogerhand te doen uitmaken, of het ver spreiden van pamfletten, waarin aanhalin gen van door andere partijen tegen de Overheid of bepaalde groepen der bevolking, geruite beleedigingen voorkomen, welke niet strafbaar waren voor het inwerkingtreden van art 137a W. v. S., nu onder het bereik der strafwet vallen. Het onderzoek hieromtrent ls gaande. Nederland en Ned.-Indie moeten economisch samenwerken Ieder gebiedsdeel moet het andere zooveel mogelijk helpen Interessante mededeelingen van Mr. G. H. C. Hart Indië's export een hoeksteen voor Nederlands welvaart Onder presidium van den heer A. J. Lievegoed, chef van den Regeerings- persdienst, is gistermiddag in het Ko loniaal Instituut te Amsterdam een zeer belangrijke en interessante confe rentie met persvertegenwoordigers ge houden, waarbij in hoofdzaak het woord is gevoerd door Mr. G. H. C. Hart, directeur van het departement van Economische Zaken in NederL Indië. Deze bereisde Regeerlngsambtenaar, die Insulinde door en door kent, heeft van de Indische Regeering de delicate opdracht ontvangen om hier te lande besprekingen te houden over de economische samenwerking tusschen moederland en koloniën, meer bij zonder Oost-Indië. Aan die samenwerking hapert wel het een een ander en vandaar de wensch van den Gouverneur-generaal dat Mr. Hart zich in hoofdzaak zou verstaan met den Minister van Koloniën, Dr. H. Colijn. Het standpunt van onzen Minister-presi dent is, dat ieder gebiedsdeel van de Rijkseenheid zooveel mogelijk het andere moet helpen. Dat geldt voor de gebieden in de Oost zelf, en is ook de goede regel tusschen het moederland en de Koloniën. Binnen de Rijkseenheid, oordeelt Min.Oolljn, past geen egoïstische belangenpolitiek, maar moet worden gestreefd naar weder- zijdsche behartiging van belan gen. De Indische Regeering en in het alge meen de toonaangevende Indische kringen zouden het begrip wederzijdsch" gaarne nog meer zien benaderd en toegepast, en vandaar de reis van Mr. Hart. Deze verklaarde, dat de Minister van Ko loniën en ook andere Ministers op buitengewoon sympathieke wijze aan het slagen van Mr. Harts opdracht heb ben medegewerkt. Dr. Colijn, niet minder voortreffelijk kenner van Indië, was niet ver ontrust door zekere scherpte, waarmee de Indische publieke opinie zich ook in de pers pleegt te doen booren. Z-Exc, kan deze wat luidrustige wijze van zeggen onder de tropi sche zon begrijpen. Indië toch, heeft Mr. Hart ons op aange name wijze uiteengezet, bracht in de crisis jaren aanzienlijke offers, die hier te lande z.i. niet voldoende wórden gewaardeerd. D e gr oo te massa in Nederland heeft, zeide hij, nooit wezenlijke belang stelling voor Indië gehad. Het zou voor ons blad heel wat moeilijker zijn, interesse voor Indië bij de lezers te webken, Indien niet <ie trouwe zorg van het Christenvolk voor de zending de afstand tus schen blank en bruin aanmerkelijk had ver kleind. Zelfs moet worden gezegd, dat de geestelijke band niet is los te denken van de economische belangen van het Rijk aan gene zijde van den evenaar, wier behartiging de Indische regeering voor bijzondere moeilijk heden plaatst Welke offers heeft Indië zich getroost? Laat Mr. Hart het ons zeggen: Indië's exportwaarde is meer dan getiër- ceerd. De begrooting van uitgaven is bijkans gehalveerd; salarissen en loonen van Over heid en particulieren zijn met 3050pCt teruggebracht; de middelen zijn, ondanks ri goureuze belastingverhoogingen en vele nieuwe heffingen, tot belangrijk minder dan de helft teruggeloopen. De vaste lasten van rente, aflossing, pensioenen, wachtgelden, e.d. zijn, ondanks de zeer welkome, in het moederland geëffectueerde conversies, een looden last geworden van bijna 50 pet der uitgaven-begrooting. De werkgelegenheid is, geheel onafhankelijk van den bevolkings aanwas, in de 5 crisisjaren van ongeveer VA millioen met ongeveer 600.000 teruggeloopen. Wij in Nederland, aldus ongeveer het al gemeen oordeel, meenen ons nu toch wel te hebben aangepast aan het lagere sociaal- economische niveau! Mr. Hart denkt hierover een weinig anders. Als er van aanpas sen sprake is dan heeft Indië zulks ge'daanl Indië is straatarm Nu vindt Indië het zeer vleiend wanneer het op den schouder wordt geklopt wegens zijn radicale aanpassingspolitiek, maar juist dit wekt het gevoel dat de groote massa in Nederland geen denkbeeld er van heeft, hoe zeer deze aanpassing iDdië heeft aangegrepen. Inderdaad is Indië aangepast, maar het is straatarm. Meer dan ooit zwoegt de Indische Regeeringom de belangen juist van de groote massa bevolking te verzorgen. Intusschen is de afgevaardigde van het Plein te Buitenzorg overtuigd, dat zijn tocht niet tevergeefs is geweest Op het gebied van de handelspolitiek doet, naar zijn overtuiging, Nederland ongetwij feld sedert eenigen tijd meer voor Indië dan omgekeerd. Men gaat steeds meer uit van de gezonde idee, dat Indië's export een hoeksteen ook van Neêrlands welvaart be- teekent Mr. Hart hoopt dat de Nederlandsche en Indische regeeringen de politiek van wed er- zij dsche behartiging der belangen zoodanig zullen uitbouwen, dat met redelijke wen- schen van beide zijden wordt rekening ge houden. Vooral ook gelet wordt op de ver schillen in draagkracht, weerstand en maat schappelijke structuur. Actueele Indische vraagstukken Bij de verdere besprekingen vond Mr. Hart gelegenheid het een en ander mede te deelen omtrent eenige actueele Indische vraagstukken. In de eerste plaats over de verhouding tot Japan. De Indische spreker zeide h$t .oprechtte betreuren, dat 'Japan de kans om" met een van zijn béste consumenten tot overeenstem ming te komen, tot dusverre niet_ heeft be nut, Vooral ook omdat hij overtuigd is, dat tusschen beide landen zeer aangename han delsrelaties zullen kunnen ontstaan. Intusschen Is door de krachtige beveili ging van den Indischen export en door den steun aan de opkomende jonge Indische in dustrie de Japansche import wel wat terug gedrongen. Op den duur, meende spr. zal Japan grootere behoefte hebben aan de In dische agrarische producten. Japan zal in Indië een goede klant moeten blijven zien. In aansluiting hierop betoogde Mr. Hart, dat men in Indië midden in het probleem der industrialisatie zit, omdat er groote be hoefte aan werkgelegenheid is, al meende hij. dat niet industrie maar export de v naamste bestaansbron moet blijven en worden. Een algemeen plan voor industrialisatie verklaarde de heer Hart niet te hebben me degebracht, toen hij 4 weken geleden her waarts kwam. Toch gewaagde spr. met genoegen van de grootere interesse voor Indië in Twente en Tilburg voor de weefindustrie. Van deze in dustrie in Indië heeft hij wel eenige ver wachting. Dat de Twentsche nijverheid ge steund zal worden, achtte spr. gelukkig. Met de Japansche industrie hoopt men voorts eerlang toch wel in sommige artikelen te kunnen concurreeren. Door zijn dichte bevolking Is Java voor industrie het aangewezen land. Spr. wees rog op het belang van de Nederlandsche industrie om zich in Indië behoorlijk te doen vertegenwoordigen, zooals het buitenland reeds lang doet. Indië is niet meer voor ons het gemakkelijke afzetgebied van vroeger. Men moet de Indië markt zelf bezoeken. De economische toestand achtte Mr. Hart in de buitenbezittingen gunstiger dan op Java, waar de millioenen- bevolking geen economische ruggegraat heelt en wier toestand daarom zorg baart Ais de rijstoogst mislukt moet het gouvernement direct bijspringen In verband hiermede is de import van rijst tegengegaan en betrek; men binnen Indië dit product over en weer. De Regeering voorkomt zooveel mogelijk dat in plaats van één inlander vier Javanen van één bordje rijst gaan eten. Zij bevordert krachtig de voedselvoorziening op Java, w»ar die het meest noodig is. Ook hand aait de Regeering een behoorlijken rijstprijs nede om te groote verarming tegen te gaan Jver- ai, tot in de dessa toe, heeft de Regeering waarnemingsapparaten. Dat door de voorgestelde hoogere rechten op koffie deze belangrijk duurder zal wor den. wilde Mr. Hart niet aannemen. Hij wees er op, dat de koffiecultuur in Indië er -:eer bedenkelijk voorstaat ponder steun gaat ieze cultuur dood, want zich zelf saneeren kan ze niet. In de uitingen tegen deze hoogere heffing zag de heer Hart onwil om voor Indië een offer te brengen van eenige millioenen. Hier te lande wordt meer Braziel-koffie gedronken, zeide hij, maar Nederland moet de Indische koffiecultuur steunen in het belang van den producent en van de inlanders. Het is te waardeeren, dat Mr. Hart vóór zijn terugkeer de hier genoemde Indische aangelegenheden van eerste orde met: de pers heeft besproken. Terecht is hem hiervoor clank gebracht Als de lezer deze beschouwingen c denkt is Mr. Hart met een Indië-vliegtuig van de K.L.M., reeds een flink eind op weg naar de tropen. UIT OOST-INDIE Vice-President van den Raad van Ned. Indië Ontslag aangevraagd BATAVIA, 3 April. (Aneta). Dr. Meyer Ranneft Vice-President van den Raad van Ned.-Indië, vroeg ontslag uit 's Lands dienst met ingang van 23 Juni a.s. Hij is voornemens dienzelfden maand met de „Si- bajak" voorloopig naar Holland te vertrek, ken. De heer Meijer Ranneft begon zijn ambte lijke loopbaan in 1907 als adspirant-contro- leur in de residentie Kedoe en voltooide zijn loopbaan bij den actieven bestuursdienst in 1926 als resident ter beschikking van den gouverneur van Midden-Java. Den 15den Mei 1929 werd hij benoemd tot voorzitter van den Volksraad, in welk colle ge hij te voren het Europeesche B. B. verte genwoordigde. Hij is als voorzitter krachtig opgekomen voor de staatkundige rechten van den Volksraad, waarbij hij zelfs geen conflic ten met de regeering ontweek. Den 29sten Maart 1933 werd hij benoemd tot vice-president van den Raad van Ned.- Indië als opvolger van den heer C. W. Boden hausen. Zijn verdiensten vonden officieel en openlijk erkenning in zijn benoeming tot of ficier in de orde van Oranje Nassau en rid der in de Orde van den Ned. Leeuw. Den 26en April 1932 benoemde de senaat der Universiteit van Amsterdam hem bij gelegen heid van haar jubileum tot doctor in de han delswetenschappen honoris causa. De tocht van den Gouverneur-Generaal Te Medan aangekomen LANGSA, 3 ApriL (Aneta). Volgens het programma kwam de Landvoogd 30 Maart te Takengon aan, waar hij tot 1 April verbleef. Tevoren had liet gezelschap zich even te Bi- reuen opgehouden. Door den regen moesten de volksspelen der Gajoeërs vervallen. Tij dens het verblijf te Takengon bracht het ge zelschap een bezoek aan het hars- en terpe- tijnbedrijf. alsmede aan de dennenbosschen; Z. E. maakte een autorit naar Boerni Melitan vanwaar men een mooi uitzicht heeft. Dins dagavond had een receptie plaats in de So ciëteit Takengon, gevolgd door een diner. De Landvoogd bracht in den avond voorts nog een bezoek aan de cantine van de ma rechaussees, waar het fluitorkest van de ma rechaussees krontjong-liederen ten gehoore bracht. Het bezoek van Z. E. wekte groot enthousiasme. Woensdagmiddag vertrók de Gou verneur-Generaal en zijn gevolg naar Lbo Seumawe. Onderweg, te Bireuen, vernam de Landvoogd het treurig be richt omtrent het overlijden van het lid van den Raad van Ned.-Indië, den heer Van Aken. In verband hiermede werden de muziek-uitvoeringen te Lho Seumawe en Lang sa afgelast. Wel wer den in beide plaatsen recepties gehou den. Tijdens de rit Lho SeumaweLangsa op 2 April werd nog de Gou vernemen ts-caout- chouc-onderneming aangedaan, waar het ge zelschap door den administrateur werd ont vangen. Te halfeen kwam men te Langsa aan, waar, evenals te Lho Seumawe, de eerewacht van de infanterie, welke stond opgesteld, werd geïnspecteerd. Des avonds was er recep tie in de Sociëteit. PADANG SIDEMPOEAN, 3 ApriL (Ane ta). Hedenmorgen arriveerde de Gouverneur- Generaal met zijn gevolg op de grens Sumatra's Oostkust. Hij werd uitgeleide ge daan door de Atjehsche autoriteiten en ver welkomd door den Resident van Sumatra's Oostkust. Vervolgens reed het gezelschap door naar het kantoor van de BPJVI. te Brandan, waar een overzicht van het bedrijf werd gegeven. Te ongeveer twaalf uur arriveerde het gezel schap te Bindjei, waar een kort bezoek werd gebracht aan den Sultan van Langkat en waar een inspectie plaatsvond van de Lang- katsche eerewacht. Nerveus en Overspannen Onrustig en Slapeloos Gebruik hiertegen de Zenuwstillende en Zenuwsterbende Mijnhardt's Zenuwtabletten Blazen Buisje 75 cent. Bij Apoth. en Drogisten Ingezonden mededeeling Om 1 uur kwam het gezelschap te Medan aan. Ook hier werd de bij de woning van den Resident opgestelde eerewacht van mi litairen geïnspecteerd. Wijlen Edeleer van Aken herdacht Door den Raad van Ned.-Indië BATAVIA, 3 ApriL (Aneta). Hedenmor gen vond de wekelyksche vergadering plaats van den Raad van Ned.-Indië, welke werd bijgewoond door den vice-president Dr. Meyer-Ranneft. Dr. Meyer Ranneft herdacht het verscheiden lid van den Raad, den heer Van Aken, op de volgende wijze: „Ik wil geen opsomming geven van de standplaatsen waar hij diende en van het geen hij in zijn diensttijd verrichtte. Dit ge schiedde reeds elders. Ik wil alleen den man herdenken, toegerust met voortreffelijke eigenschappen, wiens benoeming in dit col lege nog zoo kort geleden door ieder, die ter zake deskundig mag worden geacht, in het geheele land werd toegejuicht En toege juicht met reden. Als bestuurder had hij zijn sporen verdiend". Spr. memoreerde de kracht van den over ledene, welke hij alleen toonde wanneer dat noodig was, doch die altijd aanwezig was. De overledene was rustig en verstandig, even- wichtig en bekwaam. Hij kende het leven en de menschen, doch bü het opdoen van die kennis was hij volstrekt gaaf van karakter gebleven. Hij had al die eigenschappen, wel ke een goed bestuurder kenmerken: een fijn gevoel voor de verhoudingen, een snel be grip, een gemakkelijkheid van bewegen en verdraagzaamheid. Op Atjeh had hij van dit alles op bijzon dere wijze blijk gegeven. In den Raad vai Ned.-Indië was hij noodig. In de Buitenge westen zijn thans enkele groote vraagstukken op den voorgrond gekomen, welke nauw gezette en voortdurende aandacht vragen, als bestuurshervorming, rubber, Nieuw-Guinea en nog andere. Het gaf ons, en ons niet al leen, een rustig gevoel van Aken in ons mid den te hebben en hem op Batavia te weten. Hij zelf heeft met gemengde gevoelens zijn nieuwe plaats ingenomen. Niet omdat niet ieder, die hem ken de, niet zeker wist dat hij die taak voortreffelijk zou vervullen, maar het was alleen ómdat deze laatste gouver neur van Atjeh zich zoozeer één voel de met het gewest waar hij veertien van zijn beste jaren In zijn leven heeft doorgebracht Zoozeer voelde hij zich één daarmee, dat nu op zijn ver zoek het stoffelijk overschot naar Atjeh is vervoerd; een beteekenisvol nobel ge baar van hem, een zoo geheel natuur- **ïijkè- gesté, '-dit laatste verzoek, deze laatste daad. Het is een feit van diepe beteekenis voor het geheele Nederlandsche bewind, dat juist dit land van Atjeh, waarvan de naam in onze Archipel zulk een bijzondere klank beeft, tot laatste rustplaats is gekozen voor dit lid van den Raad van Ned.-Indië, door dezen bestuurder bil uitnemendheid. Het zijn deze en soortgelijke gedachten welke ons ver vullen bij dit herdenken en welke ons ver vulden op het moment dat wij hem naar Priok brachten. Onze gevoelens van groote deelneming gaan uit raar het zwaar getrof fen gezin. Wij voor ons achten het een voor recht voor den Raad en voor onszei ven hem in ons midden te hebben gehad. DE VERDEDIGING VAN TANDJONG-PRIOK Er wordt met man en macht aan gewerkt De „Java-Bode" meldt: Sinds eenigen tijd wordt te Tandjong- Priok en verder langs de geheele kust van de Baai van Batavia door troepen van de Genie met man en macht gewerkt (zelfs wordt vaak des nacht doorgewerkt) aan het aanleggen van defensie-werken ten behoeve van de verdediging van Tandjong-Priok. Deze werken bestaan uit verschillende uit voeringen voor defensie-doeleinden en het geen daarvan voor het publiek zichtbaar is (zooals aan den Zee-boulevard en Zeezicht te Pasar Ikan) houdt eveneens daarmede ver band. De diverse werken zijn door de Genie aan het A-I.A.-Bureau hier ter plaatse onder- uitbesteed, doch het toezicht op de uitvoe ring berust uiteraard bij de Genie zelve. In het belang van -ie defensie is het niet gewenscht bijzonderheden omtrent den aard dezer werken mede te deelen. ZONDAG 5 APRIL BLOEMENDAAL 245,9 M. Uitzending vaa Kerkdiensten uit de Geref. Kerk. 10.00 v.m. Voorganger: Ds. Joh. C. Brus- saard. Tekst: Joh. 19 26 en 27. 5.00 n.m. Voorganger: Cand. H. de Wit, van Santpoort Tekst: Openb. 22 20a: De wederkomst van Christus. 1. Waarom Hij wederkomt. 2. Hoe Hij wederkomt 3. Waartoe Hij wederkomt. Zingen: Ps. 113 1 en 3, Gez. 23 3, Ps. 102 14 en 16, Ps. 96 8 en 9, Ps. 130 3. MAANDAG 6 APRIL HILVERSUM 1 1875 M. NCRV.Uitzending. 8.00 Schriftlezing. 8.15—9.30 Gram.pl. 10.30 Morgendienst door Ds. N. P. E. G. van Uchelen. Ned. Herv. Pred. te Hilversum. 11.00 Chr. Lectuur. 1130 Friesch halfuur. 12.30 Ensemble Van der Horst en Gram.pl. 2.00 Voor de scholen. 2.45 Causerie. 3.153.45 Gram.pl. 4.00 Bijbellezing. 5.00 Trioconcert. 7.00 Be richten. 7.15 Reportage. 780 Vragenhalf- uur. 8.00 Berichten. 8.15 Evangelisatie- Samenkomst. 9.45 Orgelspel. (Om 10.00 Berichten). 10.30—11.30 Gram.pL HILVERSUM O 301 IVL Algen». Programma, verzorzd door de AVRO. 8.00 Gram.pL 10.00 Morgenwijding. 10.30 Groninger Or- kestvereen. 12.15 Cantabilé-orkest. 2.00 Orgelconcert. 3.30 Omroeporkest. 7.40 Causerie. 8.00 Berichten. 9.00 Rotte's Man nenkoor. 9.20 Omroeporkest en solist, 10.15 Renovakwintet. 11.00 Berichten. DROITWICH 1500 M. 12.05 Orgelconcert. 12.50 Ziceunermuziek. 180 Orkest. 385 piano-recital. 4.20 Orkestconcert en solist. 5.05 Viool en piano. 5.35 Orkest. 6.50 Piano-recitaL 7.10 Lezingen. 880 Piano- recitaL 10.35 Gevar. programma. 11.05 Het Bridgewater Harpkwintet RADIO-PARIS 1648 !\L 11.20 Orkestconcert. 480 Orkestconcert. 9.05 Kwartetconcert, zang en piano. KEULEN 456 M. 11.20 Orkestconcert. 1285 Nedersaks. Symphonleorkest. 1.35 Schram melmuziek. 5.20 Orkestconcert. 780 Om- roepkleinorkest. 9.00 Omroeporkest. 9.50 Viool en piano. 10.20—11.20 Orkestconcert. BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M.: 12.50 Zi- geunermuziek. 1.502.20 Gram.pL 7.20 Gram.pl. 8.20 Omroeporkest. 10.3011.20 Gram.pL 484 M.: 12.20 Orgelconcert 12.50 Klein- orkest. 1.502.20 Gevar. programma. 580 Omroeporkest. 6.35 Hoorspel. 880 Sym- phonieconcert OETTTSCHLANDSENDER 1571 M. 7.30 Het Omroeporkest. 8.30 „April", maandover zicht 9.50 Kwartetconcert. VTILKAAN-GEROMMEL Merkwaardig natuurverschijnsel Vrijdagmorgen tusschen half vier en vier uur is de Semboeloeng in Zuid-Banjoewangi weer eens aan het spoken geweest. Dit ge beurt enkele keeren in het jaar. Het merk waardige hierbij is, dat het gerommel op treedt vlak na een flinke regenbul. Gevaar levert het vulkaantje echter niet op, meldt de „Ind. Crt". Tevens wist men het blad mede te deelen. dat het opmerkelijk is, dat het Zuideliik deel van Straat Bali den mor gen, na het gerommel en ook vele dagen daarna, krioelt van kleine vischjes. de z.g. 1 emoe roe. A raison van een cent de honderd worden de vischies van de hand gedaan. Vaak bliiven duizenden lemoeroes onver kocht die dan weer in het zilte nat worden teruggeworden. Officïeele Berichten ONDERSCHEIDINGEN Verleend ls de ^eren Orde Oranje-Nassau, l_ J drlkeen. te Leiden: benoemd la tot officier la de Orde van Oranje-Nasaau, de heer mr H. J. i der Steur, te Doa HOOFDSTUK I (1 Koningin Candacé vlucht bij nacht Een heldere tropische maan verlichtte de hooglanden van Ethiopië. De Ethiopiër die op wacht stond kon in dat maan licht zelfs voorwerpen op tamelijk verren afstand met gemak onderscheiden. Hij stond daar bewegingloos, turend naar een kleine bewegende figuur, die van boschje naar boschje scheen te kruipen, nu weer eens zich verbergend achter den stam van een boom, dan weer achter een beschermende rots. De schildwacht liet zich op den grond zakken. Zijn rechter hand omklemde vaster zijn scherpe speer, terwijl zijn linkerhand beschermend voor hem uit» hield een ruw schild uit rhinoceros- huid. Plotseling werd de stilte van den pacht verstoord door den lang aangehouden roep van een hyena. Met een zucht van ver lichting rees de schildwacht weer op uit z'n waakzame houding en beantwoordde dien roep met den roep van de wijfjes-hyena. Een oogenblik later stond die donkere figuur naast den schild wacht. De man v.us zoo plotseling te voorschijn gekomen, dat het wel leek of hij uit de aarde opgedoken was. „Alles goed, Ras Daraba?" vroeg de schildwacht op een angstigen fluistertoon. Uit zijn houding tegenover den verkenner sprak de eerbied, die de soldaat koestert voor zijn meerdere. „Alles is goed, voor deze nacht tenminste, Tasamma" was het antwoord. „De troepen van den vijand vieren hun feest van de volle maan. Ze roepen de zon, maan en sterren aan om morgen hun bondgenooten te zijn. Ik verwacht een aanval van hen tegen zonsopgang. Let goed op." Zonder geluid te maken ging hij verder naar een groep hutten, die scherp afgeteekend stonden tegen den horizon, aan den voet van de zacht-glooiende helling van een heuvel. -*e hutten aan den rand van het dorp waren ruwe bouwsels van modder en riet met daken van gevlochten gras. Hier sliepen do soldaten met hun vrouwen en kleine kinderen. „Slaap zacht, kinderen" mompelde Daraba, toen hij behoed zaam verder sloop, naar het midden van het dorp. „Helaas, misschien brengt de morgen de eeuwige slaap voor ons allen." Ook zijn eigen hut., waarin zijn vrouw en zijn zoontje sliepen, ging hij voorbij. Midden in het dorp, op de meest beschermde plaats, die het laatst door den vijand genomen kon worden, stond een ronde hut van groote afmetingen. Flinke soldaten bewaakten dit gebouw dat het tijdelijke verblijf was van de Koningin dor Ethiopiërs. Hun naakte voeten maakten neuwa lijks geluid, terwijl ze daar heen en weer liepen. Hun donkere, bijna naakte lichamen waren haast niet te onderscheiden in de schaduw van het overhangende dak. „Halt! Wi komt daar?" vroeg één van die schildwachten op bevelende toon. „Ras Daraba", antwoordde de verkenner. „Kom nader en geef het wachtwoord" „Menelik, zoon van Salomo en Scheba", antwoordde Daraba op zachten toon, terwijl hij een soort sjaal verwijderde, die hy op zijn verkenningstocht in het kamp van den vijand als een masker voor z'n gezitht gedragen had. Zijn gelaat, opgeheven In het licht van de maan, was nu duidelijker te zien. Hij was een groote, licht-zwarte en indrukwekkend uitziende hoofdman. Hij had de manier van optreden van iemand, die gewoon is bevelen te geven. In zijn oogen was de moedige uitdrukking, die den hoofdaanvoerder van de troepen van Koningin Candacé past. Maar op zijn gezicht stond niet de aanmatiging, de hardheid en wreedheid van een barbaarschen generaal te lezen. Integen deel, zijn gelaat deed zachtheid blijken, een liefdevolle belang stelling in het welzijn van zijn volk en zelfs een zekere wee moedigheid hun eigen, die een waarheid zoeken, die hun altijd schijnt te ontsnappen. De schildwacht ging op zij. „Koningin Candacé wacht op uw komst, generaal", zei hij eerbiedig. Daraba ging het portaal door en trad een rijk bekleed vertrek binnen. Er hjng een zwakke geur van specerijen uit Indië, van kost bare parfums uit Arabic in do lucht Van het altaar dat rechts van het portaal stond steeg wat rook op. En bij dat altaar stond een priester, die op een eentonigen dreun de gebeden op zei, die over den vijand betoovering moesten brengen. Daraba ging naar een geïmproviseerde troon, waarop een vrouw zat Dat was de Koningin der Ethiopiërs. Daraba knielde onderworpen aan haar voeten en wachtte op haar bevel om op te staan. „Sta op, Ras Daraba!" Haar stem liet merken, dat ze ontroerd was. „Mijn bezorgdheid voor u is zoo groot geweest, dat de slaap van mijn oogen verbannen werd. Ge hebt uw leven ge waagd. dat zoo kostbaar is voor uw vaderland en voor uw Koningin. Waarom hebt ge dat gedaan? Is uw tocht van waarde geweest?" „Het was voor mijn Koningin, dat ik naar het kamp van onze vijanden, de Berbers, ging, o Koningin!" antwoordde Daraba „Aan een ondergeschikte bevelen een taak te vervullen, vz..r voor ik zelf terug zou schrikken uit vrees voor mijn leven, zou tamelijk laf van me geweest zijn. Wat ik-gehoord heb, is van waarde. Majesteit Onze zaak staat er hopeloos voor. De Berbers zullen ons zeker tegen zonsopgang aanvallen. <Iu al zinRen ze hun overwinningsliederen. Hoor! Hun feestzangen, waarin 50 roepen tot de geesten van de zon, de maan, de sterren, de rivieren en de boomen, zelfs van de rotsen en heuvels waarop wij gelegerd zijn, zijn nu al te hooren." Ze luisterden gespannen. Heel zwak klonk in de verte het geluid van de gewijde trommen, het zingen van de medicijn mannen, het geschreeuw van de strijders. Ras Daraba luisterde een oogenblik met gefronste wenk brauwen, on sprak dan op wanhopige toon: „Het geschreeuw schijnt nader te komen als van een leger op marsch." „Vertel me gauw alles wat gij gezien hebt bij uw spionnaga In het kamp van den vijand", zei de Koningin. „Helaas, mijn koningin", antwoordde de generaal, „het zou goed geweest zijn als u nooit de hoofdstad. Aksoem, verlaten had om te reizen door het land van de heidensche Berbers Daar in Uw paleis zou alles veilig geweest zijn, en een groot loge* zou tot Uw dienst ges'avn hebben om Uwe Majesteit te bescher men. Hier in dit dorp. het verst verwijderde van alle dorpen van Uw koninkrijk, met alleen maar een klein 'eger strijders, staan we tegenover een overweldigende overmacht van de heidenen. Laat me U aanraden, mijn Koningin, Uw pelgrims- tocht naar het Heilige Land op te geven. Vlucht, terwijl het nog mogelijk Is. naar de Heilige Stad. naar Aksoem." Zijn ernstige, overredende stem ging over in gefluister. „Ik ben in het kamp van den vijand geweest in de vermom ming van een Berber. Daar nam ik deel aan hun heidensche feesten. Ze verlangen er hevig naar de groote rijkdommen en de onmetelijke schatten in hun bezit te krijgen, die U. naar tij vermoeden, meegenomen hebt op Uw pelgrimstocht naar Jeruzalem. Het is waar, dat wij steunen op den waren God. op Jehova. Maar helaas, mijn geloot is zwak. ik zie niets 'dan rampen voor ons. Ik zie de troepen van den vijand morgen feest vieren op de overblijfselen van dit dorp." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9