Ons koïi verheid
Jansiebuur aanvaardt
haar moeilijke taak
door Jaap Kroonenburg
Het is volop lente.
Dc vruchtboomcn staan in bloei en do vogels
zijn aan 't nestelen.
De straat is vol geluid en dc zon-beschenen huizen
zijn feestelijk gekleurd.
Maar bij Jansiebuur schijnt do zon naar binnen,
alsof het midden in den winter was, wanneer de
ruiten dichtgevroren zijn.
Dat komt omdat er witte lakens voor de ramen
hangen.
Sinds gisteren is dat zoo.
Toen was de vader van Jansiebuur de zonnige
woonkamer binnengekomen met oen droevo bood
schap. Een boodschap die hij niet brengen kon.
Hij bad niets kunnen zoggen dan: „Jansie
m'n kind!Simonje manHij heeft
Verder kon hij niet gaan.
Maar in de gewonde oogen van den vader had
de dochter de treurige tijding gelezen. Simon had
©en ongeluk gekregenSimon was dood.
Ze had direct al geweten, zoo gauw ze haar vader
aan zag komen, dat er iets ergs gebeurd was. Ze
zag het aan zijn loopen.
Zoo voorovergebogen liep vnder nooit! En toen hij
binnenkwam en ze in zijn oogen keek, toen wist
ze dat een vonnis zich voltrekken ging.
Simon doodSimon, die zij eiken avond, met
haar twee kleine meisjes, in de schemering
wachtte. Dan zong zij liedjes uit haar vroege
jeugd, die ze van haar moeder geleerd had. Als
Simon dun thuis kwam, stak zij de lamp aan en
dan ging de avond zoo moo: worden.
Nu ging het avond worden, deze dag, en morgen
ert d 'aren doormaar Simon zou nooit meer
thuis liomen. Nooit meer
Nu lag hij in het ziekenhuis, dood. Gisteren was
ze er met haar vader geweest. Ze had zóó gegild
toen ze weer weg moest, dat de zusters haar met
géweld van het doodsbed moesten weghalen.
Nu zit zij daar stil bij dc tafel, in dc kamer,
waar gisteren de zon nog zoo feestelijk naar bin
nen scheen en waar nu voor de ramen de witte
lakens hangen. Dat maakt de eertijds zonnige
woning zoo vreemd.
Nog vreemder is liet in het hart van Jansiebuur.
Hij tijden breekt haar smart los, in een wild-
hartstochte'ijk snikken, maar meest zit ze stil
voor zich uit te staren.
De kinderen praten met gedempte stemmetjes.
Ze trachten telkens te gaan spelen, maar dan
kijken ze schuw naar moeder die daar zoo ver*
drietig neerzit, en dan durven ze niet.
Vader is doodWat dat eigenlijk beteekent,
begrijpen ze nog niet. Hun oogen vragen angstig
en schuchter waar vader toch blijft.
Ze komen bij hun moeder, met die kinderlijke
vraag. Een vraag die het verdriet van de moeder
nog vergroot.
De buren komen af en toe eens bij haar kijken.
Grietjebuur heeft aangeboden bij haar te komen
slapen. Maar dat heeft ze afgewezen.
Evenals het verzoek van haar oudors, om den
eersten tijd bij hen door te brengen. Nee, ze wou
in haar eigen huis blijvenl
Buurvrouw Zwart was bij haar binnengekomen,
huilend.
De eerste oogenblikken had ze geen woord kun
nen uitbrengen, maar later had ze gezegd: „Et
binne gien mensche die et je andoeneJansie
buur. Leet dat je trooste."
Ja, dat wist Jansiebuur wel. Maar daar had ze
niets aan, al zei ze dat niet met woorden. Vroe
gerja, toen had ze tegen anderen ook zoo
gesproken. Doch nu het aan jezelf kwam, nu
was het wat anders. Ze had altijd haar mond vol
gehad, over „Gods Wil" en „berusten". Vooral
met het oog op de crisis.
Als haar man werkloos werd dan zou zij er zich
met Gods hulp wel doorheen slaan. Dan maar
een beetje minder, had ze gezegd.
Ze kon dat kliemen en klagen van sommigen
wel es niet aanhooren. Daar had je nou Grietje-
buur. Christelijk mensch, maar altijd schimpen
en schelden. Dit was niet goed en dat was niet
goed. Zondags zat ze in de kerk te zingen: „Wees
tevreden met uw lot" en 's Maandags, achter de
waschtobbe, stond ze te mopperen dat het onge
lijk verdeeld was in de wereld.
En dan maar met de buurvrouwen mee schelden
op de regeering, op het blikvlccsch en op d©
werkverschaffing.
Ja, 't was geen wonder dat de communisten zoo
te keer gingen, als zij, die zich Christenen noem
den al zoo n groote mond opzettenl
Maar Jansiebuur kon gemakkelijk praten, vonden
de buurvrouwen, wier mannen werkloos waren.
En een enkele schimpte: „Jaas mijn man
met een oto reed!as mijn man een vaste
betrekking had". Een vaste betrekking was in
deze tijd maar niet wat waard!
Jansiebuur kon alle weken op een briefje van vijf
en twintig rekenen. Daar moesten hun mannen
twee weken voor werken en dan haalden ze het
nóg niet. Bij Jansiebuur was 's winters de
der aarde om haar as echter, is volkomen regel
matig en dus kan hierin do oorzaak van het
.Verschijnsel niet liggen.
Dc figuur geeft een schematische voorstelling van
de joarlijksche baan der aarde om de zon. De
bewegingsrichting der aarde in haar baan en die
der asrotatic wordt door de pijltjes aangegeven.
De excentriciteit is duidelijkheidshalve wat te
groot genomen en in werkelijkheid verschilt de
Daan der aarde niet zooveel van den cirkcivorrn.
Muur die excentriciteit (uitmiddclpuntighci-1) is
toch wel zoo groot dat de grootste en klemsie
zonsafstand 6.000.000 k.m. verschilt). (Gemiddelde
zonsafstand 150.000.U00 k.m.). En daarin ligt een
der oor/aken van den onregclmatigen loop der
aarde, die zich aan dc 6feer weerspiegelt in den
on regel matigen loop der zon.
Do planeten beschrijven ellipsvormige banen,
waarvan de zon in oen der brandpunten staat,
luidt de „eerste wet" van Kepler. Elke planeet en
dus ook de aarde zal bij eiken omloop oen zrooL-
©ten en kleinsten zonsafstand hebben. Voor de
li 64
aarde is dat op 3 Juli wanneer zij in haar aphe-
Hum en op 2 Januari wanneer zij in haar peri
helium is. In haar perihelium versnelt de aarde,
onder den invloed van dc aantrekkingskracht der
zon, haar loop, terwijl in Juli die loop vertraagd
is. Wanneer ab een gedeelte der baan is, dat
de aarde in zekeren tijd aflegt, zal zij in de na
bijheid van het aphelium in dienzeifden tijd
slechts de afstand c—d afleggen. In het begin des
jaars moet de aarde dus na een volledige nsro-
tatie (een sterredag) langeren tijd doorwentelen,
vóór een bepaald punt op aarde de zon weer in
den meridiaan heeft, dan in Juli. Dientengevolge
zal een dag (etmaal) in Januari langer duren dan
in Juli.
Een tweede oorzaak van den on rogelmati gen
loop der zon, is de helling van de ecliptica op het
equatorvlak. Al zou de zon met eenparige snel
heid de ecliptica doorloopen, dan zou die bewe
ging niet eenparig zijn voor den equator.
Daar men in het maatschappelijk leven behoefte
heeft aan een fegelmatige tijdindceling rekent
men met een denkbeeldige, een „middelbare" zon
die met eenparige snelheid den equator doorloopt,
telkens na hetzelfde tijdsverloop culmineert en
de lengte van den middelbaren zonnedag aan
geeft. Deze laatste is dan weer verdeeld in mid
delbare uren, minuten en seconden, welke dan
ook door de uurwerken worden aangegeven.
Dientengevolge zal er in den loop van het jaar
bijna voortdurend verschil zijn tusschen ware tijd
en middelbaren tijd. Dit verschil wordt do tijds-
vereffening genoemd. Het is positief wanneer de
klok bij dc zon vóór loopt, zooals b.v. in de
maanden Januari en Februari. Wanneer in het
midden van l.g. maand dc zon door den meridiaan
gaat wijzen de klokken reeds 12.14 aan. Op 14
Febr. is de tijdsvereffening 14 m. 23 s. Do
tijdsvereflening is negatief wanneer te 12 uur m.t,
de zon de meridiaan reeds is gepasseerd. Op 3
Nov. b.v. bedraagt de tijdsvereffening 16 m. 23 s.
Er zijn vier dagen in het j&©r waarop geen ver
schil is tusschen w.L en m.t; de klok en de zon
„gaan gelijk".
Deze datums zijn voor 1930: 15 April, 14 Juni, 1
September en 25 December.
kachel van bulten warmer dan bij hun van
binnen. En wat de hond kreeg, daar keken hun
kindoren begcerig naar. Nou praatte je nog niet
eens van de hondjes van de rijken. Daar wist
de slager wel meer van. Maar die zei op zijn
beurt weer: „Goed dat er zulke menschcn ook
bestaan." Jaals je een goed inkomen had, dan
kon je wel mooie smoessies verkoopen!
Zoo praatten de buurvrouwen. Maar nu waren
ze stil.
Nu herinnerden zij Jansiebuur niet aan haar
overmoedige woorden. Jansiebuur had altijd ge
zegd, dat zij zich wel redden zou, als 't zoover
kwam dat haar man werkloos werd. Goede en
slechte tijden, we moeten beide uit Gods hand
aanvaarden!
We moesten niet alleen zingen als de zon scheen
en alles'voor den wind ging. God wou ook in
den nacht wel eens oen psalm hooren.
Zoover is het nu gekomen. Nu is het plotseling
nacht geworden.
Maar een psalm te zingendaar is Jansiebuutf
ver van af.
Zij zou zich met Gods hulp wel reddenJa,
maar tot op zekere hoogte! Als er een breuk in
hun levensgeluk geslagen werd, dan zouden zij
samen weer aan het herstel arbeiden. Maar nu
nu was het geluk in scherven gevallen en zij
stond daar alleen en hulpeloos bij. Dit was te
crgl Dit maakte dat jo onmogelijk verder kon
gaan. Vaak had zij gezongen: „God blijft voor u
zorgen."
Maar nu klemde zij zich aan die belofte niet vast-
God hield weduwen en weezen staande, stond er
in den bijbel.
Maar Jansiebuur liet. den Bijbel gesloten.
De oude Walewijn was bij haar gekomen met een
oude preek. Een preek die zij hem een paar jaar
geleden gegeven had, toen zijn eenigste dochter
gestorven was, en hij zoo hopeloos verdrietig was.
„Zouden wij het goede van den Hecre ontvangen
en het kwade niet ontvangen?" Dat was de tekst
waar do leerrede over handelde. Walewijn gaf haar
die preek, mot de woorden: „Deer hew je mijn
vroeger mee maggo troost© Nou kom ik er mee
terug. Nou hew je die troost zellef noodig Jansie
buur
Ze had het boekje ongelezen naast zich neerge
legd.
Alles liet haar koud en onverschillig. Zelfs haar
eigen moeder, noch dc dominee, vermochten niet
haar te troosten.
Ze zei maar „ja" en „nee". Meer niet.
Maar Grietjebuur vertrouwde het niet.
„Ze is mijn te stil", zei ze ernstig.
Als de dag van de begrafenis voorbij is, en haar
kinderen slapen, wordt hot haar opeens zoo
vreemd van binnen.
Ze kijkt nu op het slapende tweetal, en dan gaat
liaar oen duistere gedachte door het hoofd.
Als ze de gaskraan eens openzette?
Ze huivert.
Waar kwam die stem vandaan? Was dat de stem
van haar eigen hart? Kon een moeder zoo denken?.
Kon zij
Nee! Je kinderen verwaarloozen, dat was erg.
Maar ze van het leven beroovenLeentje, van
't Hoppie, had dat willen doen. Die was zelfs al
met een kolenschep bezig een gat te graven. Maar
Leentje was niet goed wijs. Zij was toch
Beschaamd en verdrietig kijkt ze naar haar go-
zicht in den spiegel. „Jansl Janst" scheldt ze.
Dan raapt ze dc kinderklecrtjes van den grond, en
werpt ze achteloos op een stoel. Nu staat ze in de
keuken bij het aanrecht. De bak met aardappel
schillen en broodkorsten, staat vlak voor haar. Dat
herinnert haar ergens aan.
O jade konijnen! De konijnen van Simon
Hadden ze vandaag al wat gehad? Ze dacht
van niet.
Als een die droomt, zoo loopt ze naar buiten. De
late zon staat rood to branden in het gebarsten
raam van de schuur. De scheefgezakte deur knerpt
open. Een konijn bijt in do tralies, een ander
krabt driftig en vergeefs door de tralies in de
leege ruif. Daar! daar hadden ze wat. Schillen en
een korst brood. Simon zorgde beter voor ze. Nu
de voedster nog. Wat was dat? Zag ze goed?
Het beest trok met de tanden het 1 os-zittende haar
uit het lichaam. Net zoo lang tot het een bek vol
had. Dan bracht ze het in den hoek, waar het
«est moest komen. Hoog en zacht stapelden de
witte vlokken haar zich op.
Wat Jansiebuur daar zag gebeuren, ontroerde haar
zoo, dat ze neerknielde op den leemen vloer, haar
handen voor 't gelaat.
„God!" kreunde ze.
Dat was nou een beestWaar geen mcnsch'
voor zorgdeen dat zioh de haren uit het
lichaam trok, voor haar jongen
Ging soms een beest do menschcn niet te boven?.
Jansiebuur is weer naar binnen gegaan.
Er is in dc kamer niets veranderd. De kinderen
slapen, de witte lakens hangen nog voor de ramen
en SimonSimon is er niet.
De klok en de pendule tikkentik... tak..,
tik
Maar in de oogen van Jansiebuur is een andere
uitdrukking gekomen.
De kinderklecrtjes, die daar ordeloos op den stoel
liggen, begint ze netjes op te vouwen. Net als
v roegcr.
Kn met die simpele daad heeft zij haar moeilijk©
taak uanvaard.
.JfrU,
DONDERDAGAVOND
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
JONG HOLLAND SNAKT NAAR WERK,
doch niet geheel tevergeefs. Een ander deel
van Jong Holland, hoog bevoorrecht, omdat
het nog werk heeft, legde deze week een
groote activiteit aan de dag en een deel van
het pasontvangen maandsalaris in een
envelop ter zijde om dc Werkkampcommis
sie der Centrale te steunen.
Die belangstelling, dat meeleven doet een
mensch goed. Wij vreezen zoo vaak, dal
onze jongeren enkel opgaan in sport en
romanlectuur en dan opeens worden ze
aangegrepen door een mooie gedachte; in
dit geval „praktisch Christendomhulpver-
leening, welke niets heeft van farizcevwsche
aalmoezerij.
Wij moeten als ouderen die gelegenheid uit
buiten. Dat wil zeggen: toij moeten onze in
stemming toonen met deze solidarilcltsqe-
dachte. Mag onder andere omstandiqheden
een vermaning om zuinig te zijn gevast en
zelfs noodzakelijk zijn; hier is offeren vlichl
en offeren gaat verder dan royaal zijn. Wees
maar niet bang, dat uw kind door al te
groot solidariteitsgevoel verarmen zal: al
leen dwaze milddadigheid leidt tot de bedel
staf. Maar dergelijke excentrieken vindt ge
niet één op de tienduizend.
Het vorig jaar werd 50.000 gevraagd en
kwam er 70.000 binnen; thans is er
100.000 noodig, want het aantal kam
pen is uitgebreid; als de medewerking over
al is. zooals wij in kleine kring constateer-
den, dan wordt het anderhalve ton.
Van hulpvaardigheid gesproken. We hebben,
vooral het laatste jaar, niet altijd even
vriendelijk geschreven over het politieke be
leid van Prof. Aalbcrse. Maar dat deed niet»
af van onze waardeering en hoogachting
voor den persoon van dezen oud-minister,
die deze week 65 jaar werd.
Wat heeft deze man in zijn werkzaam leven
veel gedaan voor anderen. Ja zeker, zegt ge
en ge spreekt van zijn sociale wetgeving fn
de na-oorlogsche tijd; zijn voortbouwen aan
het groote plan van onzen nog immer be
treurden Talma; zijn Christelijk-sociale stu
diën en actie.
Altemaal juist en goed. Maar wij dachten
aan de persoonlijke beleving van de in het
openbaar beleden Christelijke hulpvaardig
hcid. Ach, 't is wel eens andersom: een
vroom woord, trillend van sociaal meege
voel op meeting en sociale cursus; en een
hard woord thuis voor familie en huisper*
soneel.
Prof. Aalberse leeft gelukkig nog en... hij
leve nog lang; daarom mogen we er niet
meer van zeggen; maar tot die laatste cate-
2orie behoort hij nietl
ok Dr van Schelven ging naar Abessinii
voor... anderen. Natuurlijk, als men levens
drang in zich voelt, dan is zoo'n Roode
Kruis-actei een mooi karwei, waarbij men
genieten kan. Een journalist, die opgaat in
zijn werk en b.v. wat men noemt
groote reportage doet en excursies verslaat,
kent ook die arbeidsvreugde. Maar voor
zijn plezier gaal men niet naar Abcssinii
en Dr Van Schelven, op de terugweg naai
het vaderland, zal ontvangen worden als een
held, die desnoods zijn leven gaf voor
anderen.
Wat een groot verschil met die anderen, die
de Engelschen „varkens van de uieg" noe
men en die zorgen dat elke dag de kranten
vol staan met doodelijke auto-ongelukken
veroorzaakt door rockclooze rijders, vaak
bovendien door drank beneveld.
De statistiek zegt, dat het aantal weg-onge-
hikken afneemt. Dat kan zijn, omdat er
minder auto's rijden; doch laat het anders
zijn en gevolg van meer accuratesse in 't
algemeen. Dan wordt toch heel het gunstig
aspect verdonkerd door de moedwil van dit
motoristen, die den onschuldigen burger te
pletter rijden en dan rustig naar huis en
slaapstee gaan.
Leeken moeten voorzichtig zijn in rechts
zaken; maar dat op deze doodslag hoogstens
negen maanden of als men het schier
met voorbedachten rade doet slechts een
paar jaar gevang staat; dat snapt geen
normaal mensch, die leest, wat woestelingen
durven bestaan.
Ongelukken zijn natuurlijk altijd mogelijk.
Hetzij dat onze collega J. W. Bosch van de
„Jlaaasche Crt.", die er vaak met ons op
uittrok om „groote reportage" te doendi
rect dan wel indirect slachtoffer werd van
zijn beroep: wij verwijten de motorpolitie
die hem aanreed, niets; wij treuren slechts
met de diepbedroefde familie van den vrien
delijken en nobclcn collega. God lecre ons
onze dagen tellen. Hoeveel het er nog zijn,
weet Hij alleen.
ZIELKUNDIGE EN
OPVOEDKUNDIGE BRIEVEN
DE MACHT DER SUGGESTIE IN
3) GEZONDE EN ZIEKE DAGEN
De vorige week wezen we vooral op de nood
zakelijkheid van moedgevende, positieve sug
gesties in de opvoeding van kinderen, en op het
gevaar van ontmoedigende en negatieve sug
gesties.
Ook bij de „rijpende jeugd" blijft de macht der
suggestie groot, omdat de onzekerheden en wan
kelingen van dien leeftijd de suggestibiliteit in de
hand werken.
't Is nu al verscheidene jaren geleden, dat een
exprestrein naar Berlijn ontspoorde met noodlot
tige gevolgen. Die ontsporing was voroorzaakt door
drie opgeschoten jongens, die in de bioscoop een
spoorwegongeluk gezien hadden en daardoor op
de idee' kwamen, 't nu in de werkelijkheid ooik
eens te moeten zien.
Al© de overheid den suggestie ven invloed van
films met inbraak, echtbreuk, bedrog, zedenver
wildering goed besefte, zou de film-keuring nog
heel wat strenger worden dan ze is.
Enkele jaren geleden constateerde een Zweedsch
professor na onderzoek, dat de in films voorge
stelde personen voor 75 pet. abnormalen of mis
dadigers warenI Gelukkig begint daar, mede door
den arbeid der filmkeurings-commissie, wel ver
betering in te komen; maar nog steeds is de film
in 't algemeen een dreigend gevaar en heeft het
streven van vereenigingen als voor de „cultureel©
film" recht op onze waardeering en steun.
Dat jongere en ook grootere kinderen in 't bijzon
der suggestibel worden als ze iets schelen, is
gemakkelijk in te zien: de onzekerheid, zwakheid
en afhankelijkheid worden er nog door verergerd
en i hoopvol uitzien naar redding maakt 't aan
vaarden van allerlei suggesties zeer natuurlijk.
Van volkomen betrouwbare zijde werd me meege
deeld, dat twee zusters op reis moesten in een
autobus, en daar ze geen van beiden tegen 't
„bussen" konden, zagen ze er zeer tegen op. Een
tante bracht raad en baat: ze was zelf aan den
dokter en had 'voor haar nichtjes den dokter ook
maar even geraadpleegd en deze had een tweetal
pooders gegeven, die op den uitgaansdag een half
uur vóór het ontbijt moesten worden ingenomen
en die probaat zouden blijken. De nichtjes volg
den 't voorschrift naar behooren op, gingen op
reis, „busten" uren lang, en hadden een heerlijk
dagjeMaar de poeders van de vriendelijke,
slimme tante bestonden uitmeel met fijne
suiker, netje© in reeds gebruikte poeder-papiertjes
verpakt en de dokter heeft er nooit iets van
geweten.
Het is verwonderlijk, hoe een critiekloos aan
vaarde g e d a c h te zich in het lichaam ver
wezenlijkt.
Bij kinderen zijn b.v. wratten zeer goed weg te
„suggereeren". Met de noodige ernst herhaaldelijk
over de wratten strijken met de rustige en vaste
verzekering, dat dc wratten nu over drie weken
geheel weg zullen zijn, dat werkt naar wens bij
kinderen, die hoog tegen u opzien. Is dit laatst©
niet het geval en wordt cr twijfel gevoeld of ge
opperd tegenover de suggestie, dan blijft de
uitwerking uit.
Geheimzinnige omstandigheden verhoogen natuur
lijk in zulke gevallen de suggestibiliteit en bevor
deren de rlchtige uitwerking; u kent misschien
het recept: wrijf de wratten in met den binnen
kant van de bast van een roomschc boon (tuin-
boon), begraaf daarna die bast, en als de bast in
de grond verrot is, zullen de wratten verdwenen
zijn; vooral de „begrafenis" van die gebruikte
tuinboonbaat is kostelijk van suggestie!
Of wel, een bedelaar, die regelmatig eens per
week aan de deur komt en altijd wat krijgt,
koopt de wratten van een kind voor een cent;
die cent moet dan zorgvuldig terzij gelegd worden
en 's Zondags in 't kerkezakje voor de armen
worden gedaanen de wratten zullen verdwij
nen. Vooral hel zonderlinge, dat ds man, die altijd
wat k r ij g t, nu geeft, (en nog wel voor wrat
ten!) en de zorg, die aan d-e bepaalde cent
besteed moet worden, dat te zamen maakt de
suggestieve Invloed voor 't kind sterk en het
goede resultaat zéér waarschijnlijk.
't Zijn natuurlijk niet alleen wratjes, die onder
den invloed van suggestie verdwijnen kunnen;
maar feitelijk alle kleine (en groote!) ongemakken
kunnen door een critiekloos aanvaarde suggestie
verdwijnen, of getemperd worden.
Een neusbloeding b.v. is vrij „gevoelig" voor sug
gestie. En dut 't volk, en vooral ook 't kinder
volkje, dat weet, blijkt uit 't feit, dat zeer zonder
linge (en daardoor suggestieve) middeltjes daar
tegen gebruikt worden. Een scheut koud water in
de hals is nog 't meest gewone en verklaarbare
middel: Immers de afkoeling en de schrik zouden
de bloedtocvocr naar 't hoofd wat kunnen min
deren voor 'n poosje. Maar wat te zeggen van het
geval dat 't eene kind 't andere in geval van neus
bloeding aanraadt: „Zet maar even de pet van
oen ander op en 't is zóó over!" of: „Wacht, Lk zal
even oen sleutel tegen jo nek aanhouden en dan
houdt 't bloeden direct opl"
Een sterke gedachte realiseert zich in het lichaam.
l)at merken we in onszelf en bij andoren, als we
't maar opmerken willen. Als u vlak voor u een
fietser, door een ongelukkige zwenking van d©
fiets, in de richting van een aanrennende auto
ziet wankelen, maakt u zelf in uw schrik onwil
lekeurig een beweging in de richting, waarin de
fietser zal moeten uitwijken. Als u een blinde
argeloos zoudt zien voortstrompelen in de rich
ting van oen gracht, zou u hem niet alleen ver
schrikt toeroepen te blijven staan; maar zelf zou
u ongemerkt uw pas inhouden: de sterke gedachte
wordt werkelijkheid.
Het herhaaldelijk zioh verdiepen in het lichame
lijk lijden van onzen Heere Jezus is bij Room-
sohen meermalen de aanleiding geweest tot het
ontstaan van roode, zelfs bloedende teckens in de
handpalmen, op de voeten en in de zijde (stig-
matisatie).
Thérèse Neumann is in onzen tijd een bekend
gestigmatiseerde.
Als Protestanten vatten wij die stigmatisatie niet
op als een heel bijzondere begenadiging; maar
veeleer als een realiseering van gedachten,
die zich te veel bepaald hebben bij het lichamelijk
lijden, wellicht niet voorbijzien van den aller-
diepsten en allerhoogsten zin daarvan.
Geldt niot, psychologisch bezien, 't zelfde van
iemand die onder hypnose is gebracht: „We leg
gen zoo iemand een cent op den arm en zeggen:
„de cent is gloeiend"; deze gedachte wordt in het
bewustzijn als waarheid opgenomen (receptivi
teit) en op den arm ontstaat een brandblaar
(realisatie)". (Dr. J. H. Havorkate in Chr. Ene,
V. bl. 327).
Uit dit alles volgt, dat 't mogelijk moet zijn,
dat een vast aanvaarde gedachte zich vrij ge
makkelijk verwezenlijkt in een zieke, die im
mers door zwakte, hulpeloosheid, afhankelijk
heid en geneigdheid tot hopen, meer dan iemand
andere suggestibel is.
'k Heb het eens persoonlijk meegemaakt, dat
een dochter, na de temperatuur te hebben opge
nomen van haar zieke moeder, niet voor de
waarheid durfde uitkomen, toen de patiënte
vroeg, hoe hoog de temperatuur nu was. De
dochter noemde twee volle graden lager, en geen
tien minuten hoorde ik de zieke zeggen: „Ik kan
toch wel merken, dat de koorts vandaag min
der is."
Een bekende van me vertelde me, dat hij z'n
schoonmoeder ernstig ziek in huis had gehad-
In verband met haar ziekte had de dokter ver
boden slaappoeders of eenig bedwelmend middel
meer toe te dienen. De patiënte klaagde op zeke
ren nacht al maar niet to kunnen slapen en
smeekte bijna om een slaappoeder. Ten einde
raad frommelde de dochter een papiertje van
den scheurkalender hoorbaar in elkaar, roerde
een weinig melk in een kopje om, en gaf dat
de patiënte in, diebijna dadelijk rustig
insliep. Ook den volgenden avond bleef de zieke
tot twaalf uur toe telkens om een slaappoeder
vragen, en weer werd de suggestieve handeling
herhaald, met hetzelfde gunstige resultaat.
Dat een zieke dus wel eens van de middelen
kan beter worden, maar ook wel eens van 't
fleschje alleen, ligt voor de hand.
En dat we vooral bij zieken waken moeten
tegen negatieve suggesties is duidelijk
genoeg.
Dat men in ziekenhuizen de temperatuurlijsten
voor de patiënten en zelfs voor do bezoekers
verbergt, heeft z'n goede reden.
Over de kwaal van een zieke op zich zelf moet
zoo weinig mogelijk gesproken worden; dat
spreken brengt geen enkele zieke ecnige baat;
minder nog bezorgde gezichten en geschrei van
familie-leden. Zulke omstandigheden werken
door negatieve suggestio monschelijkcrwijs ge
sproken de genezing zeer tegen.
Ook de ncgutieve zelf-suggestie van den ziek©
zelf moet voorkomen, of afgeleid worden; klach
ten als: „Van nacht slaap ik toch weer niet",
„Ik word toch nooit meer beter" enz. werken
nooit mee en altijd tegen.
Beter is het, scherp uit te kijken naar elk gun
stig verschijnsel en dat blijmoedig cn dank.
baar to noemen; b.v. „do tong is gelukkig al
minder beslagen"; „do pols wordt al rustiger";
,,'t gewicht is toegenomen"; „je begint er wer
kelijk beter uit te zien"; enz.
Natuurlijk moeten dergelijke bemoedigend©
mcdedeelingcn berusten op waarheid.
De leugen tegenover zieken is laf en onchris.
lelijk; daarom mogen we ook de paar gegeven
voorbeelden over poeders cn thermometer niet
in bescherming nemen. En 't is een Christen
onwaardig, om tegen een zieke, die blijkbaar
aan den rand van 't graf ligt, te zeggen: „Moed
houden, hoor, je knapt nog wol op."
Ook in zoo'n ernstig geval is 't geheim van een
zielkundig juiste behandeling: te letten op de
gunstige omstandigheden, die God nog laat, als
goede verpleging, een liefderijke omgeving, en
dergelijke; cn te spreken over de heerlijkheid, die
aan ons geopenbaard zal worden en „waarbij het
lijden van dezen togen woord lgen tijd niet te waar-
deeren is."
Laat ons dus bij gezonden en zieken de suggestie
mot een eerlijk cn optimistisch gemoed
toepassen, godachtig aan Salomo's woord: „De
geest des menschcn ondersteunt zijn krankheid;
maar oen verslagen geest, wie zal dien op
richten?"
De volgende week hierover nog nader.
Dordrecht P. VAN DUYVENDIJK.
161,