Clkm txiekm,m;j2£sehkiftj2^
:en nieuw
boek
over „Het Geweten"
imeJmb
Ontspannings
Lectuur
m
S&eia/k UKh&im
DINSDAG 31 MAART 1936
WOENSDAG 1 APRIL 1936
Van de hand van Prof. Dr. W. J. Aalders
Het Geweten, door Dr. W. J.
Aalders, Hoogleeraar aan de
Rijksuniversiteit te Gronin
gen. Uitg.: Wolters' Uitgevers
Mij. Groningen. 1935,
Na zijn uitvoerige verhandeling over „Do
Grond der Zedelijkheid" verschijnt dit klei
nere werk over „Het Geweten". De auteur
zegt in een inleidend woord:
„Ik gevoel dat ik een verontschuldiging
noodig heb bij de uitgave van dit boek, dat
zoo spoedig volgt
op andere per
ken van mijne
hand. Wordt het
niet te veel, voor
'den lezer èn
voor den schrij
ver? Het ant-
j woord op deze
vraag ligt in het
feit dat mij geen
enkel Neder-
landsch boek, al
thans van Pro-
I testantsche huize,
over het geweten
hekend is. Ik ken Prof. Br. W. J. Aalders
alleen eenige op-
I stellen, waaronder één van mij zelf. En ook
f de R.-Katholicke en algemeene literatuur is
zeer beperkt."
Prof. Aalders heeft o. i. heusch geen ver
ontschuldiging noodig voor de verschijning
jvan deze breed-uitgewerkte monographic
over een zoo deliicaat onderwerp als het
geweten. Inderdaad verbaast ons de vrucht-
j baarheid van dezen diepen, breeden denker-
theoloog, die het onderwerp, hetwelk hij
aanvat, naar alle zijden beheerscht.
JV'óór jaren .verscheen van hem. die groots
Opgezette studie „Mystiek", een werk dat
niemand kan voorbijgaan die zich ernstig
interesseert .voor haar „vormen, wezen en
Waarde".
Academiscli opgezet is deze studie betref
fende het geweten, d.w.z. het is een weten
schappelijk voortschrijdend betoog, dat het
onderzoek heeft ingesteld naar ajle zijden,
overwogen heeft alle factoren, die hier gelden.
Academisch, d.w.z. statisch is ook de geest
Van dezen geleerde, maar hij is tevens dyna-
I misch, beheerscht-bewogen; ook in deze
studie boeit telkens weer de teederheid en
de warmte waarmee de schrijver eigen
ivisie op zijn onderwerp vertolkt.
Nadat hij in een „inleiding" de ontzag
lijke realiteit van zijn onderwerp ons laat
aanvoelen, met grepen uit de literatuur, uit
'den Bijbel ook, gaat hij in een nieuw
hoofdstuk na „het woord", naar zijn etymo
logie (afleiding) en het spraakgebruik, om
in een volgend hoofdstuk „het historisch
verloop" te schetsen van wat de menschheid
dé eeuwen door onder „geweten" heeft
6taan; beginnende bij Grieken en Romeinen,
en eindigende bij de 'fïxoderne wijsbegeerte
der zedelijke anomie (wette-looslieid)
In zijn „principieele uiteenzetting" stelt
de auteur aan de orde o. a. het „wezen"
[van het geweten, het volstrekt en be
trekkelijk karakter, waarbij blijkt hoe het
geweten staat tusschen het betrekkelijke en
het volstrekte, het tijdelijke en eeuwige in.
een grenswachter. Het draagt een tijdelijk
karakter.
Midden in de practijk van het leven
brengt ons het hoofdstuk „Onderscheidin
gen" getiteld, waarin ook de psycho-ana-
Jyse, in verband met „afwijkingen" terloops
aan de orde komt. Ook de casuistiek
het gewetensonderzoek krijgen hier een
beurt, waarna een slotbeschouwing een
samenvatting geeft, van wat verhandeld
Iets uit den o verrijken inhoud stipten
hier slechts aan.
Er verschijnen meer boeken die minder
dan studiën die meer belangrijk zijn dan
deze van Prof. Aalders.
We zeiden reeds: het is academisch van
opzet, maar nooit los van het veelzijdige,
bewogen leven, waarin het geweten zoo'n
mysterieuze macht uitoefent.
En Prof. Aalders laat ons telkens aan
voelen, door voorbeelden aan de practijk
van het leven ontleend, hoè geweldig de
beteekenis is van het geweten. Wat moet
de schrijver thuis zijn op wijsgeerig, maar
eveneens op psychologisch terrein. Ook
Barth en Brunner passeeren de revue, de
laatste vooral met het oog op 't actueele
van het probleem, dat deze stelde in zijn
„Ordnungen" naast „das Gebot". Wie Prof.
Ridderbos' studie1) op dit punt las, begrijpt
Wat we bedoelen.
Prof. Aalders is een synthetische geest
daarin treft ons zijn overeenkomst met
Wijlen Prof. Bavinck; die ook na het ter
rein van zijn onderzoek alleszijds te hebben
doorzocht en doorlicht, eindelijk zijn bezon
nen eigen meening poneert.
Kostelijke dingen zegt hij ook over „ge
wetensvrijheid" en belicht daarmee het
Duitsche nationaal-socialisme met zijn leus
„Du bist nichts, ein Volk is alles". Hier
ligt een valsch idee van het geweten
ten grondslag: het is niet meer dan een
subjectief gevoel, een zaak van smaak,
dat wijken moet voor het boven-persoonlijk
belang van de staat b.v. Hier is ook Hegel.
(de z.g.n. 3de brochure van de N.S.B.), die
immers in de staat de verwerkelijking der
zedelijke idee, de zichtbaar geworden volks
geest ziet. En deze idee vertoont zich alleen
in de individueele vormen van de ontstaan
de en vergaande staten en als geheel in de
Wereldgeschiedenis. Deze staat eischt ook
het offer yan den enkele, ook dat van zijn
persoonlijk inzicht, dat zich uit zijn sub
jectieve beprektheid moet opheffen tot ob
jectiviteit".
Is het niet diep en klaar gezien als het
hier heet: „Het is de godsdienst en bepaal
delijk het Christendom, dat voor de gewe
tensvrijheid ruimte heeft gemaakt. Christus
hief den enkele uit boven de gemeenschap,
zoowel de natuurlijke, die van ras en volk,
als de geestelijke, in den zin van redelijk
heid, door hem persoonlijk, als mensch,
verantwoordelijk te stellen tegenover God
en in het licht van Gods liefde te plaatsen.
Met deze religieuse motiveering van het
zedelijke leven, als waardoor in het leven
een nieuwe dimensie wordt gebracht, is
voor de gewetensvrijheid plaats gemaakt.2)
Ieder mensch staat onmiddellijk tegenover
God en Zijn wil. Hier kan niemand of niets
tusschen komen. „Wat baat het", zegt
Jezus, als I-Iij op zelfverloochening aan
dringt, „een mensch, zoo hij de geheele we
reld gewint en lijdt schade zijner ziel?"
En Paulus voert, bij zijn pleit voor ver
draagzaamheid jegens zwakke broeders,
aan: „Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed
ten volle verzekerd", en hij heft alles op in
hooger verband: „Wij zullen allen voor den
rechterstoel van Christus gesteld worden.
Zoo dan een iegelijk van ons zal voor zich
zeiven Gode rekenschap geven."
Wij zouden meer willen aanhalen dat
ons trof. Wij eindigen met een definitie die
het mysterie mysterie laten wil: „Dergelijke
phenomenen (als het geweten) zijn er
yeel in de wereld, zoo massief, zóó grondig.
Men moet het reeds daarom in waarde hou
den. Het is iets als een berg, welks top
de wolken reikt en welks flanken tot in de
afgronden der aarde zich uitstrekken. Het
is er. En dit zijn is werkzaam-zijn.
Het dringt zich aan ons op. Het Is het.
meest, persoonlijke en het meest inter-per-
soonlijke ook."
Uit romans leert men het leven kennen;
zeker, uit psychologisch-w are romans.
Maar uit een studie als deze, die zich zoo
nauw aansluit aan het leven in zijn zedelijk-
geestelijke openbaringen, valt over het ziels
conflict van zonde en schuld, over onze
innerlijke tweespalt meermalen het ont
dekkend licht van een klare waarheid.
JA. WAPENAAR.
Ook Prof A. staat critisch tegenover
Brunner's „Das Gebot und die Ordnungen".
Over „gewetensvrijheid" handelend,
heeft de Schr. ook Art. 36 der Geref. Geloofs
belijdenis ter sprake gebracht; uit historisch
oogpunt hier scherp belicht, W.
denker is deze auteur niet. Zoo b.v.
Jezus alleen heeft het recht barmhartig
te zijn en deernis te gevoelen met alle men-
schen, maar bij hen, de nazaten, de kerk
gangers, de christenen wordt dit recht dik
werf een aanmatiging, omdat de Volmaakt
heid, die den Verlosser eigen is, hun ont
breekt".
t ware te wenschen, dat er meer men-
schen iets hadden van die barmhartigheid,
die, zij 't dan een humanistisch-aangematigde,
eler ellende tracht te verzachten: de hu
manist is -hier tegen het heil in. Want zijn
•het niet „de blinkende zonden" der huma
nisten genoemd, de z.g.n. christelijke deug
den der brave zielen?.
Overigens: opliterair terrein gesprok
keld, snijdt zijn woord nog al eens hout.
Ook is zijn naarstig zoeken wel eens thuis
gekomen met al te magere twijgjes.
We eindigen hier met een woord dat
hout snijdt:
„Dat Ludendorff een tegenstander is
bleken van het behoud der christelijke en
humanistische waarden is begrijpelijk. lm-
mers, het Christendom is van Joodschen
oorsprong, het Humanisme is kennelijk een
vrucht der antieke beschaving, ontloken in
een Latijnscli land, vreemd als zoodanig
aan den Germaanschen stam. Zoo beduidt
de uitspraak van Ludendorff een poging
het geestelijk evenwicht van Europa te
verstoren en de algemeene waarden
Christendom en Humanisme te vervangen
door oude, overwonnen waarden als afgo
derij en heidendom."
Zoo is het: als West-Europa terugvalt,
naar het barbarendom der voortijden, dan
is „der Untergang des Abendlandes", een
voldongen feit geworden. Waarbij we dit
vaststellen mogen: het ihumanisme dankt
zijn waarden aan het Christendom, dat het
langste en het onweerstaanbaarst weer
stand bicden zal aan de opdringende demo
nie der ras- en bloed-aanbidding.
Er is maar één mogelijkheid, deze onder
gang niet te zien: sterven bij de verdedi
ging van het laatste bolwerk.
A'. WAPENAAR.
Remde Schouten i J
Sprokkelingen, door Reinïer
van Genderen Stort. 1935.
W. Sijthoff's Uitg. Mij. Leiden
De blinde auteur van dit boek Is
wijsgeerig gerichte geest, die dat ook liet
blijken in een paar romans, als: Kleine
Inez, e.a. Sterk als romanschrijver is hij
niet, misschien ook vanwege dit overwe
gend wijsgeerig element, dat de dynamiek
het beeldend vermogen, de drang der
scheppende verbeelding te veel remt door
intellectueele bespiegelingen.
deze „Sprokkelingen" is alleen de
denker, de contemplatieve geest aan het
woord. Zijn taal en stijl is precieus, wel-,
overwogen geeft hij zijn opinie's over aller
lei onderwerpen uit de literatuur, de wijs
begeerte en de godsdienst. Echter slechts
als flitslicht, kort en snel, niet altoos ver
helderend, meestal duidelijk genoeg om
dezen Platonisch gerichten humanist zelf ,t§
herkennen in de absoluutheid van zijn mee
ningen.
Het ware beter geweest als hij deze sprok
kelingen ook wat meer bezonnen had verza
meld in het woud van zijn denken: 't is
i van de hak-op-de-tak springerige
bonte menigte van ideeën. Ziehier den xxiet-
Calvinist:
„Wanneer God in Zijn alwijsheid, van te
wren heeft vastgesteld, welke stervelingen
verdoemd en welke uitverkoren zullen zijn,
dan vraagt men zich af, waarom Jezus als
Verlosser op aarde is verschenen. Hij kan
de meerderheid der verdoemden toch niet
verlossen en de overigen, die gelukzali
zullen zijn, zullen het worden zonder Hem.
Zoo is Hij ten slotte overtollig. Immers,
God in Zijn alwijsheid is onfeilbaar."
Wel naïef nog gedacht, hoewel deze cri-
tiek op de leer der praedestinatie heel gang
baar is. Hij spreekt van „de ijzeren makelij
van Calvijn's Godsbegrip", zonder te beseffen
dat Calvijn tot dit Godsbegrip kwam in die
diepte van het leven, waar de ontzaglijk
heid van het mysterie dat wij God noemen,
door geen sterfelijk mensch, in een logi
sche denkformule b:slotëxx kan worden. Hij
meent dat Calvijn dat heeft geprobeerd;
omdat hij van Calvijn's ootmoed niets ver
staat, die voor de realiteit van twee gege
vens bezwijkt: God Souverein ei
menschheid, de volken bij Hem geacht
minder dan een druppel aan den emmer, of
een stofke aan de weegschaal. En nu heeft
de heer v. Genderen Stort geen raad ge
weten met een „middelaar" die die twee
uitersten overspant en omspant. Een diep
Hugo Wolf. Mensch en Com
ponist, door Hennie Schouten
H. J. Paris. Amsterdam. 1935.
Hugo Wolf neemt onder 3c componisten
in vele opzichten een aparte plaats in."
Als mensch ei
als kunstenaar.
Het geheele
boek van Hennü
Schouten, 130 pa-
doorloopend
wijs van den
eersten zin.
schrijver heeft
Üat bewijs niet
geleverd door een
uitvoerige biogra
fie samen te stel
len, een relaas,
waarin de gering
ste levensbizon-
derheden worden
opgesomd en waarin men, als men niet op
past, -in de details verdwaalt, die het beeld
eer verduisteren dan verhelderen.
Integendeel! Wel heeft hij de biografi
sche lijn strak gevolgd, de voornaamste
levensbi zonderheden van Wolf memoree-
rend. Doch deze dingen waren voor hem
alleen punten van uitgang om het inner
lijk leven nader te belichten, om de con
flicten in dat leven zuiver te stellen, om
den mensch en den kunstenaar te .ver
klaren.
Zeer zeker heeft de schrijver in de voor
studie, die aan het schrijven van dit werk
vooraf moest gaan, er zich op gericht,
zich zelf een biografisch tot in bizonder-
heden uitgewerkt beeldvan Wolf te ont
werpen. Dat had hij voor zich zelf noodig.
Doch veel dieper en omvangrijker was de
studie om zich in de innerlijke roerselen
an Wolf's zieleleven te verdiepen, de vra
gen die zich hierbij voordeden te beant
woorden, de conflicten van velerlei aard te
erklaren, de gecompliceerde raadselen te
ontwarren.
Daarvoor was noodig niet alleen algemeene
kennis der psychologie, maar ook bizondtye
kennis en inzicht in het zieleleven van mexx-
schen -die buiten de gewone normen vallen
door een uitermate, gevoelige psychische con
structie, de kwetsbaarheid van het egocen
trisch gemoedsleven, kennis ook van de pa
thologische afwijkingen. Grondig en met
veel intuïtie moesten worden bestudeerd
allerlei reactie-verschijnselen, die bij Wolf
meermalen van geheel anderen aard waren
dan bij tal van andere groote kunstenaars,
toch eveneens uitermate gevoelige en kwets
bare naturen. Schouten heeft verder de lite
ratuur bestudeerd, welke Wolf's voorkeur
had: werken van Goethe, KI eist, Byron, Grill-
parzer, Grabbe, Dickens, Schopenhauer,
Dostojewski en Nietsche, ten einde daaruit
op te sporen waar Wolfs affiniteiten lagen.
En ten slotte heeft hij de liederen van Wolf
bestudeerd naar structuur, karakter
stemming, een rijke productie van enkele ja
ren tijds, waarin de scheppingsdrift werkte
als een vulkaan en waarbij het scheen, alsof
Wolf slechts het medium was van een geest
die hem dicteerde, een muse, om in de taal
der klassieken te spreken. En ten slotte heeft
Schouten zich -grondig rekenschap gegeven
van de tekstkeu-ze der liederen.
Welnu, heel die omvangrijke
de studie vond haar klare neerslag
werkje.
Het is hierin alles zoo eenvoudig, zoo
rustig weg neergeschreven, zonder vertoon,
zonder pose, maar met groote warmte, innig
heid en toewijding. Het conflict van de béide
helften, die niet bij elkaar pasten"
lichamelijke en het geestelijke, het conflict
tusschen, wat wij zouden kunnen noemen
'het uitgesproken mannelijke en het evenzeer
litgesproken vrouwelijke in Wolfs natuur,
de grilligheid der reactiewerkingen, de
trotschheid van het verzet in gevallen waar-
ieder ander met meer of minder diploma
tie weet te schipperen, en eindelijk de hoog
ste vxeugde der compositiexues afgewisseld
met volslagen onmacht, dat alles wordt ons
dit werk gi-ooten-deels verklaard, behou
dens het onverklaarbax-e, het mysterium
magnum, dat bij elke persoonlijkheid zich
waarneming en verklaring onttrekt.
Enkel hij, die zoo diepgaand zijn stof heeft
bestudeerd en ze zoo innerlijk zichzelf tot
eigendom heeft gemaakt, -kan op zoo een-
'oudig-rustige en klare wijze een samen
vattend overzicht of liever een extract ge
ven, dat in spanning geboeid houdt en vol
komen den lezer bevredigt.
Monografieën als deze over componisten
worden er in Nederland te weinig geschre
ven. In Frankrijk verstaat men die kunst
beter. Doch het boek van Schouten is een
ingerwij zing voor onze Nederlandsche niu-
ziekbiogi-afen.
Ik zal u geen citaten uit den inhoud ge
en, noch een opsomming der hoofdstukken.
Het is niet noodig hier nog eens te herhalen,
hoe dit leven verliep en eindigde
krankzinnigengesticht. Ge moet dat zelf
maar lezen.
Het boek is geïllustreerd met een vierta
portretten van Hugo Wolf. Het. bevat ver
der aan 't eind een biografische tabel, eer
volledige lijst der liederen in Chronologische
olgorde, een opgave van citaten in de oor
spronkelijke taal en eindelijk een uitvoerige
lijst van de geraadpleegde bx-onnen.
Door een en ander is het geschikt zoowel
voor dengene die van de muziekgcschiede-
n vakstudie maakt, als voor den mu
sicus en den gewonen belangstellenden leek.
De firma Paris zorgde voor een typogra
fisch keurig v ex-zorgde uitgave,
N. J. SWIERSTRA
Angst? Door W. J. Oehler. Met
een vooi-woord van Ds. J. C. Konings
berger, Ned. Herv. px-edikant te
Amsterdam. Bataafsche Uitgevers-
Onderneming, Oevex'str. 27, Arnhem.
Wat al vormen van angst! Voor ziekten,
voor menschen, voor bezat, voor het leven,
voor het noodlot, voor het oud worden, voor
het sterven ja, het is wel eens goed, dat
den knappen, machtigen mexisch der 20e
eeuw even een spiegel wordt voorgehouden,
•aarin hij het masker van zijn drukke le
en ziet afvallen. Maar ook de oox-zaken
der angst geeft de schrijver aan: de ver-
keerde maatstaf, wantrouwen jegens God,
Ojxoed, e.d. En dan de geneesmiddelen,
neen, het medicijn: „De volmaakte liefue
in Christus! drijft dc vrees buiten".
Dit alles wordt zóó simpel, zoo vriende.
lijk-ernstig verklaard, dat het een uitne
mend boekje geworden is in handen van
allen, die den van God (uit angst!) weg-
vluohtenden mensch willen terugvoeren op
den weg naar het Vaderhuis.
Het boekje afzonderlijk is te duur, maar
wij hopen, dat de uitgever het bij groote
getallen heel goedkoop maakt, want het is
een .verspreiding in tienduizenden waard.
menstelling der politieke vertegenwoordi
ging, en wel een wijziging in corporatieve
richting, als een onmisbaar middel ziet, ook
de corporaties aan de bevordering van
het staatsdoel te doen beantwoorden.
Wij meenexx, dat deze opvatting niet ge
deeld kan worden door ons, die in de staat
en zijn organisaties een andere structuur
dan in de maatschappelijke corporaties.
Staat en sociaal leven hebben elk een eigen
taak, niet geheel van elkaar te schei-den,
maar wel degelijk te onderscheiden. Prof.
Romme's belangwekkend geschrift achten
en beteekenisvolle proeve van de denk
beelden, door een gedeelte der jongere Katho
lieken gepropageerd.
„Het Socialisme in onze tijd", 'door
Hilda VerweyJonker. Uitg. N.V. De
Arbeiderspers, Amsterdam.
Dit boekje wil geven een bewerking van
de dictaten en aanteekeningen van een col
lege, dat prof. dr. R. Kuyper heeft gewijd
aan het bekende wei'k van Skelton: „Socia-
I-Iet was prof. Kuypers opzet, om dit Ame-
rikaansche boek critisch te behandelen.
Mejuffi'ouw Vei'weyJonker heeft de nega
tieve exitiek van haar leermeester oinge-
werkt tot een positieve uiteenzetting .van
het socialisme.
De -drie hoofdstukken -geven een ovex-zicht
'allcreex'st van de socialistische bewegingen,
daarna van de socialistische theorie, waar
bij o.m. gewezen wordt op de beschouwin
gen van Jaurès eix De Man, terwijl ten
slotte aandacht wordt gevi-aagd voor de
huidige problemen.
Het werkje is bedoeld voor ontwikkelde
buitenstaanders. Uitsluitend maatschappe
lijke vragen woi-den behandeld. Een duide
lijk beeld wordt gegeven van de wijzigin
gen, die zich in het socialistisch denken vol-
trokken. In wezen echter berust het socia
lisme nog steeds op het historisch -materia
lisme. Van een benaderen van positief-Chris-
telijke beschouwingen blijkt uit het werkje
van Hilda VerweyJonker niets. We ach
ten dit nalaten van pogingen om* beide
richtingen als ve-rzoenlijk voor te stellen
eerlijker dan het forceeren van een onwe
zenlijke eenheid. Volgens ons ligt de oplos
sing niet in de weinig-zeggende bewering,
dat socialisme alleen maatschappij-beschou-
veel nijd en wangunst een einde zou maken.
De geestelijke nood, die dit boek laat zien,
is van nog ernstiger beteekenis en tevens
oorzaak tot verscherping van de sociale
tegenstellingen.
Het slothoofdstuk de opmarsch der veer
tigduizend schijnt de „oplossing" te wil
len geven, maar juist dat „mooie slot" be.
vredigt ons 't minst. Dat is op-en-top Duit
sche mentaliteit, waar wij nuchtere. Hollan
ders zoo niet kunnen inkomen. Zelfs de
korte toespraak van vader Külz valt ons
hier tegen, 't Is een «eredienst voor 't vader-
Maar misschien is dit slot toch ook wel
goed.
Wellicht oixbedoeld laat Schroër ons ge
voelen hoe ontzettend de nood is in het
land „Nood".s
LEZEN EN VOORDRAGEN
Ons Nedex-landsche volk leest over het al
gemeen slecht. Dat betreft niet vooral het'
opnemen van de tekst, maar de wijze,
waarop deze wordt vooigedragen.
Onze jeugd vereenigingen, letterkundige
clubs, reciteer vereenigingen enz. hebben hier;
Het Land »,Nood", door Gustav
Schroër. Amsterdam, H. A.
van Bottenbui'g N.V,
Paulus in leven en arbeid. Door
R. Dijkstra, Ned. Herv. pi-edi-
kant. te Amsterdam. II. Veencma
en Zonen, Wageningen.
De tijd moge voor Eet lezen van preeken
niet gunstig zijn, en de literatuur over Pau
lus verre van schaarsch, de vervolgpreeken
door Ds. Dijkstra gehouden en nu uitgegeven
mogen toch niet onder die factoren lijden.
Integendeel! Bij
de lezing is ons
gebleken, dat hier
een schets van
Paulus' leven (la
ter te vex*volgen
met een beschou
wing van zijn pre
diking) ontwor
pen is, die èn om
haar zuivere tee
lt ening èn om
haar nauwe aan
sluiting op onzen
tij d, een breed ere
lezers- dan hoor-
dersschaar ver
dient. Ds. Dijk-
Ds. R. Dijkstra s tra's ziens- en
zegswijze is van
een giansch eigen soort; zij deed ons meer
malen denken ook door de denkrichting
aan de boeken van Ds. Knap, en tevens
deed zij ons denken aan het boek, waarvan
deze Paulus-teekening een prachtige tegen
hanger mag heeten: het boek van Pi-of. I-lui-
zenga „In de schaduw van morgexx". Want
in Ds. Dijkstx-a's boek, waarin een rijke
Schriftkennis en vooral een helder onder
scheiden der heilsopenbaring aan den dag
treedt, breekt -het licht van morgen door
het licht, dat gisteren èn heden èn morgexx
hetzelfde is: blijde boodschap der verlos
sing, aan Israël beloofd, maar door Paulus
inzonderheid voor de heidenen gepredikt
en die voor de heidexxen van onzen tijd
(in en buiten Europa) zoo noodig is.
Voegen we hier xxog hij, dat Ds. Dijkstx
schikt over een onbex-ispelijken stijl en eexx
pakkende schrijftrant, dan moge de hoop
niet ijdel zijn, dat velen zullen grijpen naar
dezen bundel preeken, die als staal van uit
legging en toepassing volkomen in het ka
der van dezen tijd past.
„De Corporatiën in den Staat", door
Mr. C. P. M. Romnxe. Uitg. N.V. Van
Murxstei's Uitg.-Maatschappij, A'daixx
Prof. Mr. C. Romnxe heeft zijn inauguree-
le re-de gewijd aan het actueele vraagstuk
van de corporaties, waaraan hij eexx n
strekkixxg geeft door onder corporaties e
zeer te verstaan gemeenten exx provincies.
Tusschen de verhouding staatprovincie en
gemeente eenei'zijds exx de verhouding
staatberoep- en bedrijfschap anderzijds is
volgens hem geen priixcipieel verschil tc
maken op dezexx grond, dat de px-ovincie, ge
meente en staat niet de belangen van dexx
beroeps- exx vakarbeid te verzox-gen hebben,
en de beroep- en bedrijfschappen wel.
Do belangrijkste coxxclusie, waartoe prof.
Romnxe's beschouwing over de corporatie
yoert, is, dat hij een wijziging yan de
Arie Post
Eenigcax tijd geleden verscheen van den
Duitsclien schrijver Gustav Sc.hroër
kleinzoon van den boer", een verhaal, dat
in ons land een goede pers had.
Zeker daardoor aangemoedigd kwam on-
langs bij dezelfde uitgeefster een tweede
hoek uit .van dezen auteur: Het Land
Ook dit .verhaal is weer met groot talent
geschreven. De onlangs oveidedexx predikan!
Heynes kende onze Noord-Hollandsche boe-
als geen ander Schroër blijkt zich te
specialiseex-en iix de karakteriseering van
den Duitscheix boer.
Hij doet dit op een zeer persoonlijke wijze
en allerminst zóó, dat hij door zijn boek
het groote "publiek zal „pakken".
We kunnen ons best voorstellen, dat er
lezers zullen zijn, wien 't moeite zal kosten
steeds hun volle aandacht bij het „vexlxaal"
te houden. Af en toe moet men wel een3
teruglezen onx zich eexx juiste vooi'stell
vaxx pei'sonexx, toestanden exx verhoudingen
te kun.nexx maken.
Als de schrijver iix 't begin van zijn boek
zegt: Waar ligt het, het land „Nood"?
broeder Abel doodgeslagen
had, ontvluchtte het aangezicht Gods en
woonde in het laxxd „Nood". En zie, God was
ook daar! dan kost 't den lezer**1 vlak
daai'op eenige moeite de concrete situatie
te leven, waarin de Bex-ghuizer boeren
zich beviixdexx. En deze moeilijkheid, die
soms groote inspanning vordert, herhaalt
zich telkens.
Oppervlakkige geesten, die alleen door
goedkoop effect te ontroex-en zijn, zullen
aan dit boek aangenomen dat zij 't uit
lezen dan ook weinig hebben.
Maar ook de ernstige lezer vraagt zich
meex-malen af of de structuur van dit boek
niet noodeloos te ingewikkeld is gemaakt.
De hoofdfigux-en komen daardoor wel eeixs
wat al te veel in de schaduw te staaix.
Exx hoe px-achtig weet Schroër zijn voor
naamste typen ook nu weer te teekenen.
Wij denken aaxx Di\ Hen-nig, die boeren eix
•kers ongezouten de waarheid kou
zeggen, xxiaar dag en nacht zwoegde voor
hun welaijn; aan Ds. Ernst Menzel, die
besloot een poosje nxijnwexker te worden
omdat hij zóó alleexx iix staat zou zijn dexx
geestelijkeix en stoffelijkeix nood van de
arbeiders te pijlen, en die weigerde een bid
dag te houden toen de oogst op 't land ver
regende omdat hij bang was, dat de boeren
zouden komeix niet met deemoedige harten
maar onx te ondei'handelen met God.
Hoe raak zijix de arbeidex-sleiders Peter
x Geiszler door Schx-oër weergegeven en
niet minder de leeraar Berend, die leeg van
hoofd was ma,ar goed ter tale en zoodoende
bui-gers en boeren wist te misleidexx.
Maar de meest aantrekkelijke figuur,
wiens beeld tevens nxet groote liefde in dit
boek staat geteekend, was voor/ons Vader
Külz, de vertegenwoordiger van dexx geloo-
vigen boerenstand in Duitschland. „Ze
houden zich tegenwoordig meer aaxx kunst
mest dan aan Gods regen en zonneschijn",
klaagde hij soms, maar als de nood steeg,
klom hij in de .hooge gebedsboomen. „Wel
zag hij van daai-uit de verwoeste vlakten,
maar hij keek ook in liet beloofde land,
waai-boven geschreven stond: Die den He ere
verwachten, zullen de ki-acht vernieuwen,
zij zullen opvaren met vleugelen gelijk de
arendeix".
Eix zijn kleindochter geeft hij deze les
mee: „Boeren en bidden hooren bij elkan
der. Zc moeten weer meer leeren bidden.
Als een boer dat verleert, daxx brexxgt hij
steenen op zijix akker in plaats van ze weg
te ruimen".
Hoe blijkt ook uit dit boek weer het hee;
lijk talent van Schroër de schoonheid van
zijn mooie Duitsche land weer te geven. „De
machtige toppen der bergexx di'oegen den
henxel op hun schouders, waaronder dx
goudeix regen als een zee wegvloeide" Zelfs
zoo'n tikje dichterlijke overdrijving mis
staat xxiet iix zijix natuui'-beschrijving.
Dit boek brengt ons in kennis met den
toestaixd van den Duitschen boex-enstand.
Inderdaad is 't daar gelijk als in menig
ander land: het land „Nood". In nxatei'ieel
opzicht is de toestand verre van x-ooskleu-
rig, vooral ook door de 23 belastingen, die
door dc boex-en moeten worden opgebi-acht.
Ook woi'dt de boei-enstand fel bestookt door
de arbeidersbeweging; in dit boek maken
we zelfs een listig bei-aamde revolutie mee,
die echter op 't laatste oogenblik koxx ver
ijdeld worden.
Maar vooral pleit dit boek voor een
taak. Men moet
vooral met de
jeugd beginnen.
Op school wordt
geregeld hardop
gelezen, maar als
de kinderen de
school verlaten
hebben, welke ge
legenheid hebben
zij dan nog om
zich in voorlezen
te oefenen?
De kunst .van
het woord is een
grootsche kunst-
fi-Iet woord, de taal
komen eerst goed
en ten volle tot him recM, wanneer ze wor
den gesproken.
Al wat ex- gebeurt, om met name onze
jonge menschen betei*, juister onze toch zoo
mooie taal te -doen spreken en verstaan, veri
dient hartelijke toejuiching exx steun.
Neerbosch' Drukkerij heeft thans een her
begin gemaakt met het. tijdschrift „Lezen eix
Voordragen" onder leiding vaxx Arie Post,
die als declamator en voordracht-paedagoog
in alle kringen exx alle deelen van ons land
bekend is en gewaardeerd wordt.
„Lezen eix Voordragen" wordt weer het
maandblad, dat met een rijke verzameling
an voordrachtstukken practisch leiding ge
ven zal bij het lezen en voordragexx zélf,
wil doen bezanen op het Bijbel- exx Psalnx-
lezen en px'obeei'en wil jonge schrij vera en:
schrijfsters, die steun wensclxen en verdienen,
onx zich heen te verzamelen, te helpen, een
publicatiemogelijkheid voor hexx te opeixen"«
Oixs dunkt, dit. program spreekt voor zich
zelf. Wij wenschen redactie en uitgeefster1,
van hai-te een -ruim debiet exx „Lezeu en
Voordragen" veel, maar vooral aandachtige
lezers, onze voordrachtskunst, onze gespro
ken taal tot heil!
krachtige organisatie der boeren, die aan van, kunnen leexxn,
„Het Korenland". Maandblad voor
Jongeren. Uitg. Neex-bosch' BoeK-
handel. Voor het Nedeidandsche
Jongelingsverbond. Redactcui'en: J,
G. Lei-brandt., II. Gordeau en Jan,
H. de Giroot (Secr. der Redactie).
Het Korenland is, na een jaar in handen;
te zijn geweest van Callenbach, thans hij
Neerbosch gekomen.
Wij volgen dit. blad nu van de oprichting
af. En nu wij drie nummers van de 13e
jaargang hebben ontvangen, is onze indruk
zoo gunstig, dat wij gaai-ne eens de aan
dacht vestigen op dit onderhoudende blad,
welks inhoud vooral is gericht op de be
langstelling der jongere menschen, hoewel
het in het gezin zeker alle leden, jong en
oud, zal interesseeren. Dit is het aax-dige
van Het Korenland, dat het niet verdort in;
„vaste rubrieken", doch de ï-edactie er al
tijd op uit is frissche, ooi-spi-orx-kelijke bij-
dragen te verzamelen.
Het Korenland is een vrije tribune voor
allei'lei onderwerpen, waaxwan ik b. v,
noem: „Alcohol en sdhaakmeestei'scliap";
„Langs Veluwe's schoone zelfkant"; „De
plaats van de auteur in ons Christelijk ge
meenschapsleven" (door C. Rijnsdoi-p); ,JJe
nieuwe zakelijkheid in de bouwkunst";
„Een zeetocht door onze West-Indische
eilanden"; „Stx-aatvoetbal" enz.
Er komen ook korte vei'halcn en verzeil
voor, tëi-wijl de „rondblik" van H. Gor
deau, altijd goed is. Zooals ook de Boeken
schouw van Jan II. de Groot er mag zijn
door de wijze waarop hij niet alleen eeix
boek bekijkt, doch er ook doorheen wil zien.
Ik zie Het Korenland als een uitstekend
„Magazine" voor de rijpere jeugd, die wat
beters lezen wil dan Oké cn dei'gelijke
lectuur. I-let biedt niet alleen ontspanning,
doch is evenzeer gericht on de ontwikkeling
van het geestelijke leven in de ruimste zin.
De typografie is verzorgd al kan er met
dezelfde middelen nog meer bereikt worden
zonder in het bizarre te vervallen. Hiertoe
is de goede wil aanwezig, zooals meermalen
blijkt. P. J. R.
OOM JAN LEERT ZIJN NEEFJE
SCHAKEN, door A1 b. Loon eix
D M. E u w e. Uitgave G. B. vaix
Goor Zonen, Den Haag. Prijs
ingenaaid 1.50, gebonden 1.S0.
Er is den laatsten tijd zeer veel gedaan om
de beoefening van het schaakspel te bevor
deren. Wij kunnen ons in velerlei opzicht
met dit streven vereenigen. Men kan zijn
vrijen tijd wel slechter besteden dan aan het
schaakspel. Aan de andere zijde zijn wij ons
er zeer goed van bewust, dat ook hier een
gevaar voor overdrijving kan schuilen.
Een der vormen van proparanda, waarin
dit gevaar ook aan den dag kan treden, is
het den laatsten tijd stex-k geponeei'de z.g.n.
schoolsehaak. Het is thans niet het geschikte
monxent onx een bespx-eking over het voor en
tegen daarvan te houden. Daarvoor zal zich!
later nog ruimschoots gelegenheid bieden.
Te dezer plaatse hebben wij slechts aan
dacht te schenken aan een schaaJtboekje
speciaal voor de jeugd, laat ons zeggen van
6—12 jaar, geschreven. Hoewel het schrijven
van dit boekje gestimuleei'd is door het
ijveren voor schqolscliaak, kan het zeer wel
los van dit verband beooi'deeld worden.
Het voorziet werkelijk iix een leemte. De be
staande leerboekjes, hoe eenvoudig ook, zijn
nimmer op de jeugd ingesteld geweest. Van
daar dan ook, dat. deze, al waren ze soms
niet te nxoeilijk, door hun di'oogheid zekor
niet het aangewezexx leex-middel voor dei
jeugd waren. Het gevolg was, dat de voor
lichting veelal door huisgenooten of familie
leden versti'ekt werd, en daardoor, dikwijls
foutief.
De onderhavige vooi-ziet op een gelukkige
wijze in de geconstateerde leemte. De sameix-
werking tusschen den auteur Albert Loon
(voor het epische gedeelte) en Dr. Euwa
(voor het didactische deel) is goed geslaagd
exx het resultaat is geworden eeu smakelijk
verhaal, waaruit de jeugdige schaakenthou
siasten spelendei-wijze grondig en goed het
schaakspel, althans dc fuixdamenten daar-