DE LENTE!
Vandaag begint
Wie gaat mee 't Voorjaar genieten 7
Voorjaarsstemming in de wel
Vandaag, Zaterdag 21 Maart, begint de Lents!
't Ie best mogelijk, dat 't op dien dag regent,
stormt of sneeuwt in ons grillige Hollandsche
klimaat is alles te verwachten.
Maar terwijl we dit artikeltje voor ons Zondags
blad schrijven, valt 't zonlicht al met volle stra
lenbundels onze vensters binnen, de boomen vlak
vóór ons raam beginnen al uit te loopen; de
zwaluw en ooievaar zijn al gezien, de leeuwerik
gehoord we weten 't: de Lente is op komst!
Op een mooie lentedag een wandeling naar ouitcn
te maken is een feest.
Langs akkers, omzoomd met greppels en heggen,
door weiden met slootcn en kolken, de bosehkant
op over de heide en vorder, waar de struiken
groenen, de boomknoppen reeds groene blaadjes
dragen, te loopen nu onder de koesterende stralen
der zon, die straks het lenteleven wakker roept
ja!
Je zou de wereld rond willen loopen op zoo'n dag!
Maar onze wandeling behoeft niet zoo lang te
zijn. Ook in de nabijheid van onze woonplaats
is zooveel moois te zien; de natuur is zoo rijk,
dat er op elk uur, op iedere dag weer wat nieuws
en moois te ontdekken en te bewonderen valt.
worden ten toon gespreid.
In 8loot en vijver kun je op een
warme voorjaarsdag, tenminsie als
het water helder is, de salamanders
aan de oppervlakte zien verschijnen
om adem te scheppen. Ze ploften do
verbruikte lucht uit hun even bo
ven water gestoken snuitjes en ha
len een voorraad doorzonde lente
lucht binnen, waarna ze zich naar
de diepte laten zakken.
In heidestreken kun je soms de
gevaarlijke adder ook stil zien genieten van de
eerste echte warme lentedag. Men herkent dit
beest gemakkelijk aan zijn huidteekening. Een
donkere zagzaglijn gaat midden over zijn rug en
eindigt op zijn kop in een H of X. Het is ver
standig om dit reptiel uit de buurt te blijven.
De gagel siert zich met katjes
De foto's in dit artikeltje zijn ontleend aan het
prachtige werk „Een jaar natuurleven" (uitgave
van Scheltema Holkema te Amsterdam). Wan
neer men dit book aandachtig bekijkt, wordt men
verrukt over do schatten, die reeds Ln de lente
De glimmende kikkers, wat loom en slaperig nog,
zitten op een kluitje of op een pas boven water
gekomen plompbad. Ze loeren al vast naar mug
gen en vliegen. Vannacht zullen ze een concert
geven, want iedere kikvorsch is werkend lid van
een zangvereeniging.
In het bosch ontwaken de kolonies der boechmie-
ren en bereiden zich voor op het drukke zomer
leven. Zie ze sleepen met sprokkels, dennenaalden
en stukjes boombast! Ze werken met pooten en
grijpkaken, want het nest moet hersteld en uit
gebouwd worden; orde moet er zijn in al die met
noeste vlijt opgebouwde kamers en gangen onder
de grond, die gedeeltelijk verwoest zijn door de
spechten of door de menschen. Reeds vliegen hoog
om de boomen de pas uitgekomen gevleugelde
mieren. In het zonlicht lijken ze net kleine wespen.
De mannetjes leven slechts kort, doch de wijfjes
zullen koninginnen in liet nest worden of in do
buurt nieuwe mierenkolonies stichten. Dan is hot
vliegen gedaan; de vleugels gaan verloren in hun
verdere leven onder de grond, waar ze gebieden
zullen over duizenden werkmieren of soldaten.
Op een mooie lentedag komen ook de kevers, na
hun larvenleven als vraatzuchtige engerling, vol
wassen boven de grond. Soms zie je ze op het
boschpad, onder de bcukeboomen vooral. Je ziet
de holletjes waar ze uitkropen of je kunt ze nog
bezig vinden met hun tocht naar de dag, die ein
digen zal met een feestmaaltijd van jonge malsclie
beukobladeren, waarheen ze vleugelsnorrend zul
len opstijgen.
Veel, oneindig veel meer is er nog te zien, elke
dag weer wat anders. Het gaat zoo vlug allemaal
als de lente
voor do deur
staatl
Voorjaar langs
ie waterkant,
We houden al
lemaal van
lente en zomer
en alles wat
dan leeft,
groeit en bloeit
hoeft een
plaatsje in ons
hart Bloemen
hebben ons zoo
veel te zeggen,
ze geven fleur
en blijde stem
ming aan ons
leven.
Ik heb eens ge
woond aan de
boorden van
een Zuid-Hol-
landsch rivier
Als 't Lente in Holland is
tje. Mijn roeiboot kon mij bijna overal hem bren
gen: langs dc oever met weiden en elzeboschjes,
afgewisseld door boerenerven, gescheiden door zij-
slooten, tochten en dijken langs de begroeide wal-
lekant op de andere oever, waar het jaagpad in
<ie schaduw van wilgen en peppels lag. Veel ge
noegen heb ik daar beleefd van de flora van de
waterkant.
Als dan de voorjaarsweiden begonnen te groenen,
nieuw riet als groene pijlen omhoog schoot, als
er jonge bladerlintcn sproten uit de wirwar van
balfvergano lisch- en kalmoesplanten, pijl- en
pijpeJcniid, dan waren daar langs de waterkant
en in de elzeboschjes de dotterbloemen niet hun
gouden tuilen reeds op hun post, reeds voordat
de groene jonge bladeren flonkerden in het zon
licht. De lentehemel werd in het brecdc watervlak
•weerkaatst. Wanneer je dan langs de oevers,
waar het water doorzichtig is, naar beneden
tuurde, zag je stekelbaarsjes, roodgevinde voren
tjes en dieper dc zilverglanzcnde brasems zich
wentelen. Soms schoot de roodgouden ruischvoren
als een vuurpijl door het water. Alles veel mooier
dan een aquarium je te zien kan geven. Doch je
zag dan tevens de nog opgerolde bladschijven der
plompen in aantocht naast de onilioogschietende
biezen. Een paar maanden geleden nog, toen we
op dit riviertje schaats reden, sliepen die wortel
stokken nog in het bodwnslijk en nu zenden ze
hun ronde bladeren uit, welke plat op hot water
zullen komen te liggen met een vele meters lange
rolronde stengel aan de bodom verankerd. Daar-
tussehen zullen togen dc zomer, ook op zulke
De eerste crocusvelden in bloei
_Lenie aan het meer van Lugano,
stengels de bloemknoppen der plompen boven het
water verschijnen.
Ons waterland is rijk aan bloemen. Door alle
seizoenen heen ip er wat to vinden, kattestaart
en zwanebloem, iocuwklauw en watermunt, alles
iwat langs en in het water thuishoort, dooh het
mooist van alles zijn de gele plompen en de witte
waterlelies. Gesloten of onder water teruggebogen
liggen ze des nachts, maar zoodra de zon schijnt
lijken zo op het water te drijven, de kleine, gele
plomproosjcs en dc grootc witte waterlelies. De
buitenste bloembladeren zijn zacht-rose gekleurd
en om de heldergele meeldraden ontvouwen de
>138
«uivenvitle bladeren zich ln het zonlicht Zoo'
liggen ze stil in het licht, deze kinderen \un de
zon. Eenst in Juni zal hun bloeitijd aanbreken,
weLke dan heel de zomer duurt. Overal, maar het
aneest in de waterlelie, kan ons dit grooie won
derlijke plantenleven treffen, die drang naar het
licht dat oprijzen doet uit de donkere bodem om
de zonnestralen te kunnen vangen met wijd open
bloemen, om door bloem tot vrucht en verder
voortleven te geraken.
De eerste lenteboden.
Wanneer we als het weer mooi is, naar buiten
gaan, dan kunnen we misschien al de eerste lonte
bode, de veldleeuwerik, aanschouwen.
Luid fluitend en tjilpend verheft hij zich in kleine
spiralen hoog in de lucht, om zich dan plotseling
pijlsnel naar beneden te laten vallen naar het
wijfje, dat reeds met het zoeken van voedsel be
gonnen is.
De spreeuw is een van de vroolijkste en
aardigste vogels, die in ons land te vinden zijn.
*s Avonds komen de mannetjes graag op de hooge
boomen uit de omgeving samen, teneinde hier op
de gezelligste wijze te concerteeren. Bij het zingen
doen dc vogels vreeselijk opgewonden. Ze draaien
de kop naar alle richtingen en slaan wild met
de vleugels.
In de tuinen probecren ook reeds enkele vinken
een liedje ten beste te geven. Onder de vele voure's,
die Nederland telt, is de vink een der gewoo:uve,
doch ook een der aangenaamste. Hij behoort tot
de goede /angers onder de graaneters. De boer
ziet hem weliswaar niet graag op zijn akkers,
maar werkelijk schade aanrichten doet hij nauwe
lijks.
Zoo juist zijn we langs een met groen bedekt
watertje gegaan; daar schatert het in het kreupel
hout en we bemerken een klein ongelooflijk vlug
dier. Met zijn schrander kopje staart het zon
der een spoor van gngst, veeleer met een sombere
gelaatsuitdrukking ons aan. Het is de wezel, die
ook in de winter roodbruin blijft, in tegensta ling
tot iijn grooler familielid, de hermelijn, die in
de koude wintermaanden met uitzondering van
het puntje van zijn staart wit wordt.
We gaan weer terug naar de beek, want we wil
len tot slot nog de stokeend zien, die hier bijna
ongestoord leeft De stokeend is de meest voorko
mende cn tevens ook de mooiste eendensoort Men
herkent ze gemakkelijk aan de metaalklcurige
vleugelspitsen en de groenachtig glanzende hals
van het mannetje.
Op de terugweg komen wij weer voorbij een akker.
Spoedig zal het middag zijn. De vette aarde ruikt
zwaar en vochtig. De lente zal weldra haar in
tocht houden. Over een paar weken zal het bosch
veel levendiger zijn en onze wandeling zal dan
nog interessanter zijn.
EEN THEEPRAATJE
Een reeds bejaarde dame zei me eens: „Om elko
maand in mijn groot huis ruim twintig menschen
te ontvangen dat is niets en om ze allemaal
van thee te voorzien, dat gaat ook nog wel, maar
(daar ieder mensch tegenwoordig verschillende
eisehen stelt aan de bereiding van zijn kop thee)
om nu te onthouden hoe ieder dat graag wil
ziet u, dat gaat niet meer. Ik kan dat niet meer
onthouden."
Dat is ook niet best mogelijk, mevrouw, want er
zijn precies geteld 17 variaties. U moet een wis
seltje trekken op het egoisme van ieder mensch.
U zet op tafel een groot blad met voldoende sei^
vies, een paar reuze-theepot ten, heet water voor
verdunnen etc. en verzoekt uw gasten zich zelf
te willen bedienen naar eigen smaak. Dan glun
deren ze allemaal, want nu kan ieder voor zich
zorgen, de thee geheel naar eigen wensch berei
den, wat elk ten slotte het aangenaamste vindt
en u isvan de omsloni af. Het gemak
dient den mensch vooral in dezen tijd van uit
bezuiniging weggedrukte hitte-pe-titjes.
En aldus geschiedde entot haar grootste vol
doening.
Laten we thans nog eens een nieuw naaldje op
zetten on het een en ander over die thee vertel
len, wat mogelijk nog niet alle menschen weten.
Onze thee bestaat uit de toebereide blaadjes van
de altijd groene theeplant de Thea Chinensis, die
312 M. hoog kan worden. Dc cultuur is een
bergcultuur, die vooral in de Preanger wordt
aangetroffen.
Daar het „plukken" der theeblaadjes door Ja-
vaansche meisjes op 12 M. hoogte zijn technische
bezwaren heeft, snoeit men ze op een hoogte van
1 M. (de boo-men bedoel ik natuurlijk).
Reeds in overoude tijden is de thee als drank aan
de Ghineczen bokend geweest, maar doordat ze
in hun eenzelvige beslotenheid de Westersehe
volken nooit eens „op de thee" vroegen, leerden
deze ze pas kennen, toen Hollanders, die op China
gingen varen, uit curiositeit eens wat meebrachten.
Al spoedig werd hierop liet drinken van thee door
twee medici, nl. Tulp en Bontekoe, aanbevolen.
De prijs was evenwel zeer hoog.
Als men nu echter nagaat, dat nog heden in vele
restaurants voor een kop thee (waarde Ys ct.)
een kwartje wordt gevraagd, wat zal een „rondje"
thee voor een gezelschap in dien tijd dan wel niet
gekost hebben, toen een pond thee nog 200 gulden
koslte. Daar de theehandel toen uitsluitend in
handen van de Hollanders was, zal er van die 200
gulden voor ieder pond nog wel wat zijn achter
gebleven in de zakken van het nageslacht.
Toen later de thee in Java, Br.-Indië en op Ceylon
werd gecultiveerd, deed de concurrentie de mijs
dalen ën kwam ze ondei ieders bereik
Er zijn in hoofdzaak twee soorten thee dc Clnnee-
sche met kleine en de Assam met Jorschere blaad
jes. Deze laatste soort vinden de Europeanen
smakelijker.
Een jong theetakje bezit aan het uiteinde een
nog dicht gevouwen blad, dat met fijne witte
haartjes is bezet. Dit blad hee.t Pecco naai het
Chineesche Pakho, dat witte haren beteeknu
De pluk geschiedt door vrouwen, die met hun
nagels de blaadjes afnijpon en in een doek ver
zamelen. Hierna volgen een aantal bewerkingen
nl. het verflensen, de behandeling mei de thee-
rol-machine, de fermentatie en droging, waarbij
de thee zwart van kleur wordt. Thee is evenals
pas geslacht vleesch en nog warm genakken
brood niet aangenaam, als ze versch herein is.
Daarom houden de ondernemingen ze oen lijd op
lager en wordt ze ton slotte verzonden in kisten
van 40 kilo bekleed met theelood, dat dichtge-
smoltcn wordt.
Hoe zet men nu het voordeeligst en gemakkelijkst
de thee? Men mag de thee nooit tot kookiempe-
ratuur verhitten, wat b.v. bij te hoog brandendo
spirituslichtjes vooral vroeger veel het geval was,
daar dan onaangenaam smakende stoffen worden
uitgetrokken. Verwarming der theepot op een
ketel kokend water is zeer aanbevelenswaard.
Gebruikt men daarbij een ouderwetsche gueridon,
dan heeft men nog ouderwetsche muziek op don
koop toe (het razen).
Naait nu eenigc zakjes van goed doorlaatbare
stof met een rolrond toehaalkoordje en breng
daarin de bcnoodigde hoeveelheid thee, die ge
nu eens leeren moet om in grammen agn te
geven. Want weet u wat de hoeveelheid >s van
2Yz schepje thee? Ik niet. Alle schepjes zijn lang
niet eender geschapen. Je hebt er zoo groot als
klein-model kolenschoppen enals een beetje
uit de kluiten gewassen theelepeltjes.
Hang nu het zakje zóó, dat het juist ondergedom
peld is.
Deze zakjes-methode is al in vele restaurants
sinds geruimen tijd ingevoerd en voorkomt eens
en voor altijd het lastige verstoppen van de tuit
met een theeblaadje en dito van de kcukcngooi
steen en vergemakkelijkt het reinigen.
Deze methode lijkt me intusschen niet gcschik:
voor gierige dames, die de afgewerkte zakjes in
de theepot van hun dienstbode stoppen.
Nu treedt er echter bij die zakjes-methode een
wetenschappelijke factor op, die uit. den aard der
zaak minder bekend is.
Neem eens een glas water, dat u in een pan
met kokend water nagenoeg op kooktemperatuur
houdt en hang daarin een zakje thee juist even
ondergedompeld. Wat zien we dan? Dat een licht
bruine vloeistof langzaam omlaag gaat, wa: eeri
gevolg is van het feit, dat die nu uitgetrokkei.
thee-vloeistof zwaarder is dan liet water en daar
nu de gezakte vloeistof door zuiver warm water
wordt vervangen, dat op haar beurt de thee weer
uittrekt, zoo is er in dat glas (resp. do theepot)
©en voortdurende stroorning in de vloeistol, die
de thee snel aftrekt.
Ten slotte dit: Als men in een restaurant u thee
brengt en het zakje is nog niet genoeg afgetrok
ken en u hebt haast, dan neemt u eenvoudig hot
zakje uit de theepot, houdt dit in uw nog onge
bruikte kopje en giet nu de heete maar nog te
slappe thee over het zakje in uw kop. Dan is ze
dadelijk zoo sterk als u zelf wilt.
Middelburg. G. K. A. NONHEBEL-
139