Lelie i-ku rtdiqe Ru Ij de k EEN SAMENZWERING TEGEN NAPOLEON Uit het land van klei en wafer Twee romans liggen voor mij, beide uit het land van vette klei en water: Flakkee en Walcheren. De eerste is Kneu terhoertjes door Jan Knape. Uitg. Bosch-Keuning; de tweede Wier van Jan Campert Uitg. Leopold Uitg. Mij. In beide boeken zitten Kneuter boertjes (kleine boer tjes) tot over de oorcn in het „wier", de groot o zorgen om het bestaan, waarin de kleine boer iverdrinkt: in beiden zit een „groote boer" die de tobbers uitknijpt en om het niet betalen van pacht en rente en aflossing het land afgrist. Kneu terboertjes schetst christelijke krin gen, Wier die van de overzijde. Beide auteurs ■weten van boercnellende, nacht en dag werken om er bovenop te blijven, van het leven der kleine luy-den in deze landen van vetten grond en over vloed. K n a p e teekent een klein boertje, met niets be gonnen tot kneu ter- boertje opgeklom men. Uiterlijk zwaar orthodox, innerlijk alleen levend voor deze aarde. Zonder innige liefde ge trouwd, verteert dit gezin in eenzaam heid. Niemand kent God als de levende Kracht, de slovende moeder niet. Lena met haar „soosjalis- tische vrijer" niet! Piet eerst óók niet. Maar hij krijgt ver keering met een meisje uit een echt godvreezend gezin, te „lucht" (licht) naar vaders gevoe len. D a t gezin is het middel om Piet zoekende naar God te maken. God te leeren vinden. Zijn vader zucht onder den orthodoxen schijnheili gen onbarhartigen ouderling die hem alles wil af nemen, wreed en hard. Zijn moeder (86 jaar, verma kelijk scherp geëtst) is een oude kat. Onbekeerd en hard en zelfzuchtig. Huib, de waanzinnige goed moedige broer van Pie<ts aanstaande schoonmoe der sticht brand hij Piets vader. De verkeering heeft het meisje afgemaakt omdat Piet met zijn gespaarde 800 gulden vader is bijgesprongen, geld voor hun huwelijk bestemd! Onder verdenking van brandstichting wordt Piets vader gevangen genomen en dóór in de cel h o o r t Jan Knape Mzn. H ET OFFER Storm vaart over de donkere wegen, tyramt. de krakende boomen, zwiept het water van de rivier op in kolkende, dreigende stuwing. Onder de brug, inktzwart, zwalpt het op tegen de hoofden, kletst schuimend terug. In het dorp is het stil. Niemand waagt zich in den storm. Buiten het dorp, daar waar de huizen schaarseh worden en de weg donker, staat het buurtje. Zeven armoedige huisjes, scheef gezakt, krampach tig tegen elkaar aanleunend, alsof ze bang zijn anders ineen te storten. Modderige erfjes, niet hier en daar een stakerige boerenkoolstronk, troosteloos en verkommerd. Zoo doorleeft hel buurtje de eentonig-ccndcrc da gen van grauwheid en armoede. In dezen loeiende» stormavond is het, alsof de huizen nog meer dan anders eikaars nabijheid gezocht hebben, alsof ze, dichter nog aaneen ge leund, steun trachten te vinden tegen de wilde rukwinden. Ben armzalig bohverkje, tragisch en zielig. Uit de zeven eendere ramen straalt aarzelend licht naar buiten over de donkere erfjes. Ergens wordt een klink rammelend opgelicht, klompen roffelen op het straatje. Een vrouwestom roept iets van: „Pak je goed in, het waait zoo!" De deur klapt weer dicht. De jongen die naar buiten gekomen is, zet hui verend zijn kraag op en trekt zijn pet wat dieper. Dan gaat hij traag, onwillig haast, naar het ko nijnenhok tegen de schuur. Een beweeglijk snoetje snuffelt door de tralies. „Ha Gijssie," mompelt de jongen, wrikt zijn vinger door do spijlen heen en streelt het snuffelend neusje. Dan knipt hij het deurtje los en neemt het groote, grijze konijn in zijn armen. Even staat hij zoo, besluiteloos, een donkere blik in zijn oogen. De wind fluit om de schuur, klapt vinnig het hij Gods lang weerstaan woord. „Bekeert u, zie ik sta aan de deur en Lk klop". Door zware ziekte heen komt hij tot Jezus: dc „luchte vromen" be wijzen hem alle dienst. Reeds den anderen mor gen was het uitgekomen dat de idioote tobber den brand stichtte. Er bestaat uitzicht dat Piet toch nog trouwen kan met zijn driftig, zóó geprikkeld meisje. Het is een boek dat je geestelijk verder brengt, inzicht geeft in karakters die Knape dóór en dóór kent, en in dorpschc toestanden. Knape is een schrijver bij de gratie Gods, die ons volk nog veel goede boeken geven kan. Wier geeft ook een „kneuterboertje". „Gaebe" door oen nu niet orthodoxe man (natuurlijk lid van de kerke- en gemeenteraad) van zijn land beroofd. Beider overwegingen van Vergeer en Cysouw zijn precies eender, „halen wat je halen kunt". Er komt óók een idioot in, gekke Floris. Hier is óók armoe geleden door „kleine luyden Hoe vrceselijk arm zijn al deze menschen! De harde Tanne Ingelse, Lou van Zakke en Gaebe. Geen God, geen toevlucht, geen uiterlijke band aan God, geen onderlinge liefde. Gaebe, eerst fa brieksarbeider, zinkt na het sluiten van de beet wortelcampagne al dieper, komt in de smerigst© modder terecht, eindigt met een moord in een gevecht met zijn medeminnaar van de vuurtoren wachtersvrouw, die Geabe Vader liefheeft, zach ter en menschelijker werd. Troosteloos eindigt het boek. Gaebe Vader woont bij Tanne Ingelse, het lijk is in zee geworpen, hij loopt veel met „gekke Floris". Tegen het donker komt een onrust in den man, die hem weerloos in bezit neemt, handen in de zakken, het hoofd voorover tusschen de schouders: zoo loopt hij! Geen rust, geen troost, geen vrede. Als hij thuis komt heft Tanne Ingelse het hoofd op: 't Zal morgen 'n goeie dag wizze om oens land te spitte Gaêbe. Dit is het eind. Hij leeft met Tanne, die haar baantje mag houden nu de wreede boer van Ol menhoeve dood i9. Hij houdt van Tanne, heeft weer een lap grond en een bestaan. Hij blijft in het „wier" een moordenaar, al is hij opnieuw kneuterboertje! Het is good ook eens iets te lezen dat „van de o v e r z ij d e" tot ons kornt. Het maakt je klein en stil onder Gods groote weldaden, die God Zijn volk bewijst, doet je te dieper voelen den eenigen troost in leven en sterven, het eigendom van Jezus Christus te zijn. Gods volk struikelt, zondigt, ver laat zijn God, maar er is horizon in het leven, Gods kinderen stikken niet in het „wier", loopen niet rond met onverzoende schuld. God is in Christus de wereld met zich zelve verzoenend. Geve God Jan Knape ons volk met nóg meer te verrijken. JOH. BREEVOORT deurtje dicht, rukt het dan ruw wagenwijd De jongen haalt diep adem, sluit kordaat het hokje, bergt het dier veilig onder zijn jas en stapt met groote passen het huizenrijtje langs en den hoek om. De wind, waar hij niet zoo gauw op bedacht is, grijpt hem bij zijn kraag, bonst togen zijn borst. Hij wankelt even„wat een storm", zet rich schrap en stapt het wiebelende bruggetje over. Het konijn krijgt het benauwd onder de jas, wrie melt en piept en steekt zijn snoetje naar buiten. „Stil Gijssie, hou je gemak, anders ken ik je niet bouwe. Ja beest, je mot vort, ik ken d'r óók niks an doen. Broerd genogL" Hij bijt zijn tanden op elkaar, snuift luidruchtig, veegt dan vlug met zijn hand langs rijn neus en, éven, langs zijn oogen. Loopt dan weer verder, klein cn eenzaam kampend tegen den storm. „Ha Ariel" Hij kijkt om. „Ha die Kees! Mot je óók na 't dorrep?" De kameraad, die hem bijna ingehaald heeft zet er een sukkeldrafje in en loopt even later hijgend naast hem. „Weertje hè?" „Nou, me rakel, je ken d'r temet niet tegen op." Zwijgend tornen ze verder tegen den storm, did op de open wegen vrij spel heeft. „Strakkics in 't dorp zei 't wol beter worre," zegt Kees, terwijl hij zich even omkeert om met den wind in rijn rug wat op adem te komen. „Ik mot na den dokter. En jij?" „Ik? Niks," zegt Arie stug. „Ofeh nou jaaarzelt hij even later, Kees was zijn beste vriend, die wist tóch alles van hem af 1 „zie je, ik ga me knijn wc>gbrenge De wind verwaait zijn woorden, brengt er slechts brokstukken van over tot den ander. „Je knijn?" vraagt Koes tenslotto verbaasd, „dus dan heb je 'm toch verloot? Ik doch dat je 'm zèllef"hij ziet Arie's verbeten gezicht, zwijgt. Een snuffelend snoetje komt weer te voorschijn van onder de jas. Arie streelt het even, stopt het dan voorzichtig weer weg. „Niks an te doen," zegt hij zoo zakelijk mogelijlc, „Piet mot ommers een belastingplaatje -.bbt»?" Hij kan het niet helpen dat hij telkens met zijn oogen moet knipperen, dat komt denkelijk van den wind. Hij voelt het zachte, warme lijfje onder zijn jas, héél dicht tegen hem aan en zijn hand streelt voor zichtig het grijze velletje. Een koud neusje snuf" feit langs zijn vingers. „Straks" denkt hij en trekt, zijn hand kramp achtig samen, .straks beu ik 'm kwijt. Dan heb ik niks meer. Ken ik meteen me hok wel op- ruime óók." Ze loopen in de uitgestorven dorpsstraat „Nog vijf minuten," denkt de jongen wanhopig. Even later trekt hij aan de bel. Kees is doorgeloopen naar den dokter. Voor het laatst streelt Arie jn de donkere portiek rijn kleine, grijze kameraad, drukt éven, heel stijf het zachte lijf tegen rijn gezicht...... De deur gaat open. „Astublieft," zegt hij. „Hét knijn. U heppet ge- wonne." Dan keert hij zich resoluut om en etapt met groote passen de dorpsstraat uit. Buiten, op den open polderweg, grijpt de storm hem in rijn rug. Het gaat nu veel vlugger dan daarnet tegen den wind in. Daar ginds is het buurtje al, met do aarzelende lichtschijn over de donkere erfje3. Het buurtje... én het leeg3 hok tegen de schuur... Onwillekeu ig tast de jongen naar het plekje on der zijn jas, dat kort geleden nog warm was, en zacht Hij rilt, trekt hot jasje wat dichter om zich heen, gaat dan het wankele bruggetje over, heel koud opeens, en heel eenzaam. MARIANNE M. COLIJN. Uw belangstelling wcicu-cb Namen van bergen en hun ouderdom De namen van de toppen in het hooggebergte zijn niet *ecr oud. Men moet niet vergeten, dat ge durende dc gansche middeleeuwen tot ver in den nieuwen tijd de bergen alleen betreden werden hoogstens tot aan de pasovergangen en dat daar van nog de verschrikkelijkste verhalen de rondo deden. Ook in de literatuur. Mfinster merkt b.v. in zijn „Kosmographie" op over een reis over de Gemmi, dat „das Herz bis auf die Knochen erzitterde". De Zwitserschc kartografen hebben tot in de twee de helft van de achttiende eeuw de toppen van de bergen niet bij name aangeduid. Verscheiden van die toppen veranderden bovendien later ook van naam. En de weinige bergen, die bij name werden aangeduid, kregen nog niet overal de zelfde namen. Toch zijn er wel enkele heel oude bij. De „Eiger" b.v. wordt roods in een brief van keizer Barba- rossa uit het jaar 1173 als zoodanig genoemd. En de „Balmhorn" ook reeds vroeg (in 1260). Toen werd van ,3alcnhorn" gesproken. De „Simplon" werd het eerst zoo genoemd in 1235, toen het Hospiz gebouwd werd. Wat de „Rigi" aangaat, die moet in 1384 het eerst als „Riginen" zijn aangeduid: een benaming, die de huidige Zwitsers uit die omgeving nog plegen te gebruiken voor een bepaalden vorm van rots wanden. In 1481 werd de „Rigi" evenwel „Mona regina" genoemd. Wat het Berner Oberland betreft heeft mén ge vonden, dat in 1576 Dr Thomas Sohöpf in een monografie het eerst de namen: Jungfrau, Schrok- horn, Finsteraarhorn, Wildstrubel e.a. gebruikt. Maar verreweg de meeste toppen hebben hun na men eerst gekregen, toen de felle angst voor deze bergtoppen verdween en vooral toen het Alpinisme meer en moer veld won. <3- Bevolkingsstatistiek van Weenen Volgens het statistisch jaarboek van de stad Wen nen, kwamen vorig jaar te Weenen 12.137 zuigelin gen levend ter wereld. Hiervan waren 6343 jongens en 5794 meisjes; 9455 echtelijk en 2682 buiten echtelijk geboren; 1139 kinderen werden in 1033 dood geboren. In totaal stierven te Weenen 23.472 personen; 11.053 waren van het mannelijk geslacht cn 11.819 waren van het vrouwelijk geslacht. In 5638 geval len was dc doodsoorzaak een ziekte der bloedsom looporganen; 3915 stierven aan kanker en andere boosaardige gezwellen; 2717 stierven aan ziekte der ademhalingsorganen, 2397 stierven aan ziekten van bet zenuwgestel, 2142 aan tuberculose, 1304 aan ziekten der spijsverteringsorganen, terwijl 1653 door geweld den dood vonden. Gedurende 1935 pleegden 1188 personen zelfmoord, terwijl 1779 pep> soncn een poging tot zelfmoord ondernamen,j >134 De D6me des Invalides, waar het graf van Napoleon is. Napoleon dat is een van die weinige namen, die over heel de wereld bekend zijn. En men mag die naam verheerlijken of veraf schuwen niemand zal ontkennen, dat Napoleon een van de grootste veldheren is geweest, die de wereld heeft gekend. Wat hij geworden is, dat werd hij door zijn onver zettelijke wil, onverschrokken moed en grenzeloze eerzucht. Napoleon leefde in een zeer woelige tijd en te verwonderen is 't dan ook niet, dat meermalen aanslagen op zijn leven zijn beraamd. Men moet er rich meer over verwonderen, dat die aanslagen nooit gelukt zijn. De tocht naar Rusland in 1812 we hebben dat op school allemaal geleerd werd voor Napoleon ten groote mislukking, eigenlijk het begin van het ernde. Alles liep den machtigen keizer daar tegen, en de verschrikkelijke brand van Moskou cn het in eenstorten van de brug over de Berezina voltooiden do vernietiging van „het grote leger". Als jullie daarvan méér wilt lezen, dan moet je maai- eens opzoeken het Zondagsblad van 15 Febr. (blz. 78 en 79). Daar vind je oen stuk waarboven staat „Napoleon in Rusland", 't Werd wel niet voor kinderen geschreven, maar de grotere jon gens en meisjes zullen het best begrijpen. (Fijn als je het Zondagsblad goed bewaart don kun, je later altijd nog eens wat nakijken!) Napoleon wilde zijn ontzettende nederlaag zoveel mogelijk verbergen. Hij was er o zo bang voor, dat men in Frankrijk precies zóu weten wat daar op de oneindige Russische sneeuwvelden gebeurd was. Maar toch kwam men 't in Parijs te weten en 't volk kwam in beroering. Toen achtte een zekere Claude Francois Malet rijn tijd gekomen. Hij was een dapper generaal en etelde zich aan 't hoofd van een groep samen- Eweerders. Hij zond aan kolonel Soulier een bevel van deze inhoud: „De keizer is dood, 9iods 7 October al. De Republiek wordt uitgeroepen. Roep óc troepen bijeen en houd vijf compagnieën ge reed om de bevelen van mij te volgen!" De list gelukte uitnemend; bijna alle hpgo hecrcn van Parijs zwichtten voor de njeuwe meesters. Maar kolonel Laborde doorzag do sluwe opzet van Malot; mot twaalf gewapende mannen over viel hij den leider van de samenzwering, juist toen deze-bozig was gewichtige besluiten te nemen. Toen was het spel voor goed uit en enkele dagen later moest Malet voor zijn rechters verschijnen. „Wie zijn je medeplichtigen?" vroeg de president der rechtbank op barse toon aan Malet. „Heel Frankrijk! Wanneer mijn staatsgreep suc ces had gehad, zou u ook tot die medeplichtigen hebben behoord!" Dat was 'n rake zet. De krijgsman bleek in 't geheel niet tegen dc schrandere geest van den beklaagde opgewassen. Telkens weer zette deze fhem ongenadig in 't zonnetje. „Heb je nog iets tot jo verdediging te zeggen, [beklaagde Malet?" „Mijnheer de president, een man, die de rechten van het volk wenst te verdedigen, heeft aan ver ontschuldigingen geen behoefte. Van tweeën éón: Ihij gaat ten gronde of liij zegeviert. U zult mij tot het eerste moeten veroordelen!" Aldus geschiedde. De rechtbank vergaderde heel die nacht door. 's Morgens om vier uur werd over veertien samenzweerders het doodsvonnis uitge sproken; onder hen bevonden zich Rateau en Malet De eerste werd evenwel op voorspraak van vermogende vrienden in vrijheid gesteld. Op zijn weg naar hot Champ dc Mars waar nu de Ei Heitoren staat sprak Malet nog met vaste 6tem tot de Parijzenaars, die te hoop ge lopen waren om de terechtstelling bij te wonen. Troepen te paard moesten de menigte terugdrin gen. Een hoornsignaal gebood stilte. Het vonnis der rechtbank word door een officier voorgelezen; de .veroordeelden daarna tegen de muur van de mi- 'Jas en steek van Napoleon. Idtaire school geplaatst Honderdtwintig soldaten tradeh naar voren: het vuurpeleton des doods; achter hen stonden nog dertig man als reserve; schoten de eersten mis, dan konden rij róók schieten. Plotseling, snijdend, zonder enige beving en dat nog wel in het aangezicht van de dood werd de sterke stem van generaal Malet gehoord. Alle oren spitsten rich. g^uitenant van het vuurpeleton!" riep hij uit. „Het is toch zeker een oud-generaal geoorloofd het commando tot vuren te geven?" Deze laatste gunst werd den kloeken vechtjas toegestaan. „Pelotongeeft achtl" „Leg aanimKerens, wat beven jullie! Jullie lijkt wel 'n stel beginnelingen, recrutenl" Inderdaad beefden de vuurwapens in de handen van sommige bedaagde snorrebaarden. Malet zette opnieuw in: „Peletongeef acht!" „Klaar? Leg aannnVuur!" Het bliksemde uit de geweerlopen. Alle deelden tuimelden neer, aan de voet van de muur, allen, behalve Malet. Hij was gewond, maar niet dodelijk. Wankelend zocht hij steun tegen de on verbiddelijke wand. Met samentrekking van z'n laatste krachten commandeerde hij: „Reservesvóór!" De dertig reserve-soldaten mikten op dien énen' man, aan de muur. „Reserveslegt aan! Vuur!" Malet zoog ter aarde. „Leve de vrijheid!" klonk' het van zijn vege lippen. Toen was alles voorbij We geven hier een drietal plaatjes, die betrek king hebben op Napoleon. De meeste aandacht, denk ik, zullen jullie wel hebben voor het onder ste plaatje: het sterfbed van Napoleon. Deze machtige man werd door God gebruikt om het monster der revolutie te temmen. En ook. was hij de gesel om Europa te tuchtigen. Ook oi>s land heeft onder zijn ijzeren schepter gezucht: de Franse tijd (1795—1813) behoort tot een van de donkerste tijdperken onzer geschie denis. RAADSELS I. In elk vakje moei je één letter zetten, van links naar rechts De letters in de bo venste vakjes moeten de naam vormen van een stad in Italië; het twede rijtje de naam van een der aartsvaders; het der de een ander woord voor spraak; het on derste de naam van een Duitse stad, dicht bij onze grens. Als je de goede namen gevonden hebt, geven de vakjes van boven naar onder dezelf de woorden te lezen als van links naar rechts. II. Zoek uit onderstaande letters een bekende zegswijze bestaande uit twee woorden: iijecrh9tdbneg III. Tweemaal negen boomgaarden leveren de naam van een dorp in de provincie Utrecht. Midden in Amsterdam, Bij 't water, zo sterk, Zie 'k dikwijls bij stormen De mannen te werk; Mijn twede staat (of hangt) nedrig, In 't schoolvertrek, 't is Voor een school gans onmisbaar, En nuttig gewis. Geheel geeft voor menig Opmerkzamen knaap Een nuttige afwisseling En houdt hem uit slaap. Oplossing raadsels van de vorige week: I. Krank; drank. II. Kampen; Zwolle; niets. III. 21 17 11 21 17 11 IV. Paar, haar, jaar, waar, baar, raar. Het sterfbed van Napoleon op St. Helena OPLOSSING Van de Rebus uit het vorige nummer „Met liegen" zei Socrates „wint men alleen, dat men niet geloofd wordt, wanneer men de ■waarheid spreekt" GRAPJES Zo kon het ook „Vrouw, dat is nu toch meer dan erg; nu heb ili geen paar sokken meer in de kast, dat heel is.n „Welnu man, trek dan twee paar over elkaar aan, de gaten passen toch nooit precies op elkaar.'1 Opscheppen Luitenant, die een reis door Afrika heeft gedaanq Op een van m'n tochten stond ik plotseling voor oen gapende afgrond. Ik kijk om cn achter mij gaapt de muil van een leeuw. Ontzettendl en wat hebt u toen gedaan? Natuurlijk moest ik toen ook gapen. 143

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12