EEN MIDDAG VOL GEBEUREN
VERSNELDE BRUGGENBOUW
AANVAARD
GEESELING
ZATERDAG 14 MAART T936
DERDE BLAD PAG. 9
Overzicht Tweede Kamer
„VRAGENUUR" OVER DE
MAATREGELEN DER
REGEERING
Tot i April is de
Kamer verdaagd
Een- middag van velerlei gebeuren.
De Koi.sbe las ting kreeg oen commissie
van voorbereiding.
Beslot en werd, dat de Kamer tot 1 April
met vacantia zal gaan.
I>e lieer de Visser was echter zoo vol van
den buitenlandschen toestand, dat hij niet
naar .buis wilde, ondanks de opmerking
'van den voorzitter, dat deze zoo noodig
de Ivamer ieder uur van den dag uit
haar vacantierust kan terugroepen, terwijl
bovendien 10 leden in staat zijn om tot
'het uitschrijven van een vergadering te
nopen. Desalniettemin bleven do beide aan
wezige ^Loskou-getrouwen zich tegen het
twee-weeksioh reces verzetten.
De heer de Visser had nog meer poch.
'Zijn lichtelijk demagogische wijl omnt-
oerbare graanrecht en-motie, waarmee
hij pluimveehouders in het gevlei traditie
te komen, werd verworpen met 82 togen
3 stemmen. Ook werd hem de interpellatie
geweigerd, waarin hij hoopte eens danig
over den internationalen poli'tieken toe
stand te kurtneai. uitpakken. De Kamer waa
zoo verstandig ontijdig, gevaarlijk en on.
nut geschetter te voorkomen
Het pleit omtrent don versnelden brug
genbouw werd beslist door aanneming; van
de verhoogde benzinebclasting met 6o te
gen 20 stemmen.
De heer Kersten, wiens figuur en stem
xve sinds langen tijd smartelijk gemist had
tien. motiveerde vooraf de rtem van x\jn
fractie tegen het wetsontwerp.
Een groot deel van den middag heeft de
Kamer zich bezig gefhouden met de beide
wetsontwerpen betreffende herziening van
ide Repeeringsrcglementen voor Suriname
én Curasao.
Aan de voorbereiding er van is sinds
1922 gewerkt.
Curacao krijgt voor hot eerst een ver
tegenwoordigend lichaam. Suriname had er
rewls een. maar de samenstelling wordt ge-
wijzigd. Tot nu werden alle leden gekozen
Voortaan zal ook een doel worden benoemd,
teneinde allerlei vreemde bevolkingsgroe
pen. die maar weinig kiezers zullen tellen,
niet te doen overhecrschen door de inheem-
schen. Het kiesrecht, dat tot nu toe een
census-kiesrecht was, wordt aangevuld met
een capaciteiten-kiesrecht.
De verkiesbaarheid van de vrouw het
passieve vrouwenkiesrecht dus werd mo
gelijk gemaakt; ondanks verzet van ant!-rev.,
verschillende R. K. en enkele anderen,
waaronder de S. G. P.ters.
Een desbetreffend amendement van
vrije.-dom. Mevr. BakkerNort verwierf
een vrij groote meerderheid. Heel de linker
zijde en een deel van R. K. en Ghr.-Hlst
stemde er voor.
Het actieve vrouwenkiesrecht ble»ef ge
weerd. Een amendement-IJzerman poogde
Wel de mogelijkheid er van in de wet op
genomen 'te zien. Het werd echter door den
Minister van Koloniën afgewezen en daar
na verworpen
Het passieve vrouwenkiesrecht kreeg
vooral ook een kans, omdat gestreefd wordt
naar zooveel mogelijk overeenstemming tus
schen de bestaande Regeeringsreglementen
voor O.-Indië en de voorgestelde nieuwo
reglementen voor West-Indië.
De beide wetsontwerpen werden ten slot
te met op twee na algemeene stemmen
goedgekeurd. Slechts de heer Wijnkoop mot
zijn vriend en tegenstander Sneevliet wa
ren er tegen.
Overigens allerlei klein góed, waaronder
dp machtiging tot het aangaan van een
g'eldleening van 300 millioen. Te hijna kwart
voor 7 werd de vergadering na twee dagen
Jakkeren verdaagd tot 1 April a.s.
werd „vragenuur'
De heeren AaTberse en Vliegen stelden
vragen over het doen nadienen van de
lichting, die anders vandaag zou zijn „af
gezwaaid" en over den vorm, waarin de
Regeering haar desbetreffend besluit open
baar had gemaakt, n.l. door de radiorede
van Dr. Colijn van j.l. Woensdagavond.
Beide heeren waren het met dien vorm
ïitct. geheel eens. De minister had in
Kamer zfn verklaring kunnen afleggen,
meenden ze.
We gclooven echter, dat de minister ver
standig gedaan heeft door dat niiet te doen
Er zou heel wat sensatie over zijn gemaakt
door een deel der pers. dat daaraan steeds
behoefte schijnt te hebben. Nu is alles heel
rustig gegaan en alle opschudding is achter,
.wege gebleven.
Ér was echter neg een tweede kwestie en
wel deze of art. 187 van de Grondwet, in
verband met de artt. 1 en 34 der Dienst
plicht, niet verplicht om het door de Re.
geering genomen besluit „onverwijld" door
een wetsontwerp te doen bekrachtigen.
Art. 187 van de Grondwet bepaalt-
Wanneer ingeval van oorlog, oorlogsge-
igst
vaar of andere buitengewone omstandighe
den de dienstplichtigen, die niet in werke-
lijken dienst.zijn, door den Koning geheel
of" te.n'decle buitengewoon onder
vapenen worden geroepen,
wordt onverwijld een voorstel van wet aan
de Staton-Generaal gedaan om hot onder
de wapenen blijven der, dienstplichtigen zoo
eel mogelijk te bepalen.
Art. 34 lid 1 van de Dienstplichtwet luidt:
- In geval van oorlog, oorlogsgevaar of
andere buitengewone omstandigheden
heeft buitèngeoiie oproeping in wer-
kelijken dienst van dienstplichtigen
plaats, voor zoover wij die noo-
dig achten.
En Art. 1 lid 4 van de Dienstplichtwet
aegt:
Waar in dezen niet wordt gesproken van
het roepen of het komen in werkelijken
dienst, wordt daaronder ten aanzien van
hen, die zich reeds in werkelijken dienst be
vinden, verstaan het houden of blijvenin
werkelijken dienst
De Regeering was van gevoelen, dat de
Dienstplichtwet in art. 34, le lid een Kon.
besluit voldoende verklaart. De heeren Aal.
berse en Vliegen waren echter de meening
toegedaan, dat voor het onder de wapenen
b 1 ij v e n een wetsontwerp noodig is;
onder de wa penen roepen of houder
natuurlijk bij K. B. kunnen geschieden, maar
achteraf moest wettelijke sanctie volgen.
We neigen meer naar de opvatting van de
Regeering in dit geval; het geldt geen vorm
van mobilisatie.
Twisten doen we er intussohen niet over.
Ook de Kamer deed dat niet en minister
Colijn verklaarde zich bereid neg eens te
willen nagaan of hij zich misschien t
uitlegging der wetsartikelen had vergist. In
ieder geval krijgt de Kamer nog gelegenheid
om op de zaak terug te komen, omdat eer
lang een suppletoire begrooting zal moeten
worden ingediend om de benoodigde gelden
bij de Kamer aan te vragen.
Een paar weken gaan daar nog wel over
heen. We willen hopen, dat alsdan rondom
ons de ontspanning zal zijn ingetreden en
we ons voornamelijk zullen kunnen bezig
houden met. het thans gebleken feit, dat in
dë organisatie onzer weermacht in tijd van
vrede een lacune is, n.l. deze, dat we weken
lang zonder voldoende manschappen onder
de wapens zijn. Er is nu even een klein
wolkje en we zitten onthand, in zoover, dat
direct een bijzondere maatregel genomen
moet worden. Zoo iets sdhijnt alleen bij ons
mogelijk. Daaraan een eind maken zijn we
aan ons nationaal fatsoen en onze interna
tionale reputatie verplicht.
erf
iea
HET UITSTEL VAN HET
GROOT VERLOF
Circulaire van den Minister
van Defensie
Kostwinnersvergoeding
Aan onderscheidene militaire autoriteiten,
zoomede aan de burgemeesters, is .de vol
gende circulaire door den minister van De
fensie a-i. gezonden:
Bij Kon. besluit van 11 Maart 1936, nr 1,
is het volgende bepaald.':
Artikel 1. De voor eerste oefening in
werkelijke dienst zijnde dienstplichtigen, die
na de dagteekening van dit besluit in aan
merking zouden komen «voor groot verlof,
blijven tot nader order in werkelijke dienst.
Artikel 2. Artikel 1 geldt niet voor de
groepen van dienstplichtigen, ten aanzien
van weLke onze minister van Defensie be
paalt, dat de daarin gelegen maatregel niet
op haar zal worden toegepast.
Ten aanzien van de dienstplichtigen, voor
wie de eerste oefening op 14 Maart 1936 ein
digt, bepaal ik, dat de in art. 1 gelegen
maatregel niet zal worden toegepast op de
ziekendragers en de dienstplichtigen van
de Intendancetroepen.
Voorshands bepaalt het langer in werke
lijke dienst blijven zich derhalve tot dienst
plichtigen van de regimenten infanterie
hieronder begrepen de regimenten grena
diers én jagers en van het regiment wiel-
rijders.
Voor de groepen dienstplichtigen, voor
welke de eerste oefening na 14 Maart ein
digt, zal zoo noodig, nader worden beslist,
welke van deze toepassing van bedoelde
maatregen zullen worden uitgezonderd.
Ofschoon het aangehaalde besluit niet
spreekt van gewone dienstplichtigen, zijn
het toch zoo goed als uitsluitend gewone
dienstplichtigen, die bij de maatregel zijn
betrokken.
Om twijfel te voorkomen, breng ik boven
dien onder Uw aandacht, dat dienstplich
tigen, die oorspronkelijk werden bestemd
tot buitengewoon dienstplichtigen, doch in
verband met geëindigde vrijstelling enz. als
gewoon dienstplichtigen worden beschouwd,
Verslag Tweede Kamer
Geen interpellatie-De Visser over
de Regeeringsmaatregelen in
erband met de inter
nationale spanning
Het onder de wapenen houden
van dienstplichtigen
Geldleening ten bedrage van
300 millioen gulden
d. Waerder\ V01
kiezón.
De heer WIJNKOOP
gelijke beswaren.
MINISTER COLIJN ANTWOORDT
betrekkelijk weinig
ïeoft uitgebreid
ïoor.
Het voorstel van den
De heeren de Vlas*
Pluimveehouders en graanrechten
Aan de orde wan de stemming over
de Viseer betreffende restitutie aan r
houders van door hen betaalde gTaanr*
het beëlndieen van de heffing dier r
heer VLIEGEN (s.d.)
ractle om practlsche reaent
motie werd verworpen met 81 t*gen
nen. Voor de heeren de Visser en' WJjnko
'liet en v. Koe>verden (r.k.). De laatste bij
Versnelde bruggenbouw
Gestemd werd over he
de bruggenbouw.
heer KERSTEN (s.
wetsontwerp versr
?en de heeren v. Voorat tot Voorst, de Vis-
d. Heuvel. D. v. Twist, v. d. Putt. v. d.
Weyden. Zandt, v D's, "Wtjnkoop, Arts. Steil
mets. Westerman. Kortenhorst, IJaselmuldei
Sneevliet. Geseling, Teullngs, Weitkamp. Ker
interpellatie-aanvraag
jringst
■egelen moest
in dezen geheel gelijk staan met gewone
dienstplichtigen
Ook zij, die als vrijwilligers dienen op de
voet van gewoon dienstplichtige, staan
krachtens de gesloten verbintenis gelijk met
zulk een dienstplichtige, .zoodat de maat
regel van het langer in werkelijke dienst
blijven, voor zoover deze op gewone dienst
plichtigen wordt toegepast, evenzeer geldt
voor de overigens in hetzelfde geval ver-
keerende vrijwilligers
Kos twinners-vergoed ln
Er dient aan gedacht, dat de tijd, die de
dienstplichtigen langer in werkelijke dienst
blijven, geen deel van de eerste-oefentijd
uitmaakt, m.a.w., dat deze tijd berust niet
op art. 32, maar op art. 34 in verband met
art l, vierde lid der Dienstplichtwet
Niettemin bepaal ik, dat de kostwin
nersvergoeding, welke verwanten van
dienstplichtigen genieten bij het einde
van de eerste oefening, wordt geacht
ook te zijn toegekend voor het langere
verblijf in werkelijke dienst althans
zoolang niet anders wordt bepaald.
Het behandelen van aanvragen om kost
winnersvergoeding, ook wat het beslissen op
deze aanvragen betreft, geschiedt geduren
de het verblijf in werkelijke dienst geheel
overeenkomstig de bepalingen, geldende
voor gewone tijdsomstandigheden.
eere-medaille der Orde
1 sroud. aan F. A. Wempe t
ui C. Rükse te Schiedam.
Leiden; In i
Middenstandsborgstel lingsfonds
Woensdag fc de oprichting van een nridden-
standsborgstellingafonds voor Delft en
streken besproken, waarbij tegenwoordig
ten burgemeesters, wethouders, cr'eis-comïté-
leden, middenstands vereenigingsbcstuursle-
den e.a.
De heer F. A. van Aggelen te Leiden, sec
retaris van de Ned. Vereen, vooi
dietwezen en Woekerbestrijding, en districts
commissaris van het Rijnlandsch Borgstel
lingsfonds te Leiden, hield een inleiding over
doel en werkwijze van het Middenstanéeborg-
stellingsfonds.
Na beantwoording van enkele vragen werd
een commissie van voorbereiding benoemd,
bestaande uit: een nog aan te wijzen verte
genwoordiger van den Minister van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart; Vertegenwoordi
gers van de gemeentebesturen in het district
der Kanier van Koophandel, de heeren Mr.
Brunt, Burgemeceter van 's Gravenzande;
Mr. J. J. van der Lip, burgemeester
thel en A. J. Verhoeven, burgemeester van
Wateringen; een nog aan te wijzen vertegen
woordiger van de Crisis-Comité'seen verte
genwoordiger van de Stichting Voorschotkas
te Delft, waartoe zich de voorzitter. Ds. Ha
gen, bereid verklaarde:
een nog aan te wijzen vertegenwoordiger
van, grootwerkgevers; een accountant de heer
W. A. van der Wiele; twee nog aan te wijzen
vertegenwoordigers van de gezamenlijke mid-
denstandBvereen-igingeneen vertegenwoordi
ger van de Coop. Boerenleenbank „De Voor
schotbank" te Naaldwijk, de heer V. Ph.
Valstar; twee vertegenwoordigers van de Ka
mer van Koophandel, de heeren J. C. Sune
en A. C. van Bokhoven.
Als secretaris zal een ambtenaar der Kamer
van Koophandel worden toegevoegd.
De VOORZITTER acht het onjuist op
dit oog-enbllk, deze Interpellatie te houden
De Regeering heeft nauwelöks töd gehad
haar houding tegenover verschillend»
sraagatukken te bepalen.
De heer DE VISSER (comm.) was het daa
lee oneens. De Kamer moet zich over do po:
tieke verhoudingen uitspreken.
ineen-t namens de Kam-
De VOORZITTER U hebt de agenda niet
tl. er staan^ vragen ln verband met deze
JOEKES (v.d.) had gaarne de rèc
voor bepaalde bevolkingsgroepen
?chL Ook het recht 1
De werking v
k.) zag geen klemmende
orgestelde confllctenre-
paaa-ef kiesrecht uit
irden, ook bl(]kens bea
a.) ontwikkeld»
■eden. Die beJioeft c
Regeerlngreglementei
eenatemmlng
dig aanhangig x
De rainisterieele
alles, al beteeker
Indië. Daar
kiezingen la onmlsba;
end college komt
De benoemingen moeten door
esc.hieden; die kent de locale
moet dus than*
tsteld. Bovendien
ng van één groep
;ching van het Europe-
irderheid passief 1
Amendementen
Allereerst wilde hö de vertegenwoordigend»
lichamen alleen door verkiezing doen samen
stellen en benoeming uitsluiten.
Al nister COLIJN moest het ontraden. Verwer
ping volgde bij zitten en opstaan. Voor de so<*
Een volgend amendement beoogde de mogelijk:
held te openen om het actieve vrouwenkiesrecht
bij landsverordening ln te voeren. Het zou een
capaciteiten-kiesrecht zön: de kiezeressen zou
den o.a. lezen en schrijven moeten kennen.
Mevr. BAKKER-NORT (v.d.) ondersteund»
idemeni.
Dr. COLIJN merkte op. dat Suriname than»
10 censuskiezers heeft. Het nieuwe reglement
aat veel verder. Wat de heer IJzerman wil,
edelöke versterking ran één be
de Regeer ng zich het
Bultenlandsche 7
De heer SNEEVLIET (f.
Ie week wel willen verg
iet voorstel van den voor:
De heer WIJNKOOP (c<
>m de interpellatie te hou
laai nog steeds niet ie ont
De VOORZITTER: U m.
>f ik ontneem U het woor
De heer WIJNKOOP Is dat r
In behandellr.g kwamen
eren; htf la tegen
m.) ze.g alle reden
Herziening Regeerings-reglementen root
Suriname en Curasao
De heer v. BOETZELAER v. DUBBELDAM
(c.h.) merkte op. dat de voorbereiding van deze
wetsontwerpen 13 jaar heeft geduurd. Aan de
voornaamste wenschen la voldaan.
Dc herz'enlng van de Reglementen voor Surl-
-aga/) behoefde 1 -
•elke bjj die wijziging zön vast-
!e beginsel*
komen wordt voor Suriname op de
van alle leden van den Kolonialen
ortaan zal ook een deel worden be-
:n einde aan alle bevolkingsgroepen
loen wedervaren. Curasao krijgt voor
een vertegenwoordigend lichaam. Er
kom t op de
de Indische
belangrijke verschillen.
De heer IJZERMAN (s.d.)
gellng. ai blbv.
Wcti is die rüetuile. HONIG'S KALFSSOEP
111
Vervolgens deed de heer IJZERMAN (s.d.)
een poging om het passief vrouwenkiesrecht in
te voeren. Hö trok het echter ln ten gunste van
een amendeififi
(v.d.) van c
Juister geformuleerd.
MINISTER COLIJN herhaalt wat hij bö d«
algemeene beschouwingen reeds gezegd heeft.
Het amendement werd aangenomen bfi zitten
en opstaan. Tegen de antl-rev., de heer v. Dis
en enkele Katholieken.
Een laatste amendement IJZERMAN wilde de
mogelökheid openen, dat aan de leden der Ko
loniale Staten lnplaats van vergoeding vam ver-
blofkosten een schadeloosstelling wordt toege-
hier verkeerd
en gemeenteraad te denken,
werd by zitten en opstaan
1 van Suriname werd
ti.s. goedgekeurd; de heeren Wflnkoop
1 Sneevliet waren er tegen.
etzelfde geschiedde
•effende Curasao nad:
heer IJZERMAN (s.c
:nk les recht werd echter
kleine wetsontwerpen
conclusies en ccntlngenteerlngen. Ze passeerder
Daarbij was de machtiging voor het aangaai
geldleeningen tot I 300 millioen
Feuilleton
door D. SSIJGES
HOOFDSTUK XV.
Herbert bad.
Om hem heen was het doodstil. In rijn ziel loeide de storm.
Dié storm ging zich losbreken in dit gebed, eerst klagend over
rampen, onverdiend gekomen en meer en meer zich opstapelend
tot torenhoogte; daarna verwijtend God, die alles weet en een
God van liefde genoemd wordt; die deze omstandigheden had
moeten voorzien en hem er tegen had kunnen beveiligen.
„O God, als het dan waar is, dat Gij ons lot leidt, waarom Iaat
Gij dan toe dat ik, die niets schuldigs deed, neergeslagen wordt
door verregaande en onduldbare onrechtvaardigheden? Had mij
liever in mijn land gelaten of mij vooruit doen waarschuwen
wat mij hier wachtten
Herbert bad.
Was het een gebed? Was het een aanklacht? Een beschuldi
ging tegen God, die hem aan zijn lot overliet, hem niet helpen
wilde? Of kon God het niet?
Herbert heeft in latere jaren vaak met innig verdriet en groote
•chaamte aan dit gebed terug gedacht. Met oprecht berouw
erkende hij, dat juist op het oogenblik dat hij de liefde Gods in
twijfel trok, die l»fd« met onweerstaanbare kracht over hem
Waakte.
Het is vreemd genoeg, dat dit gebod, deze aaneenrijging van
opstandige woorden vermochten een zekeren vrede in Herberts
gemoedstoestand teweeg te brengen. Na den maaltijd werd hij
-rij *elfs welgemoed en voor het eesafc sedert maanden kon hij sich
2 d
rustig tot lezen zetten. Bij het naar bed gaan nam hij zich voor
alle zorgen op zij te stellen en te gaan slapen of er niets aan
de lucht was. En God schonk hem dien weldadigen slaap, al
begreep Herbert niet, dat hij dien aan zijn trouwen Vader in
den hemel te danken had. Hij dacht er daarom ook niet aan
Hem er voor dank te zeggen.
Onder het toilet maken begon van lieverlede het gevaar van
zijn toestand Herbert weder bewust te worden. „Geen kleinig
heid", mompelde hij binnensmonds, „Onderweg zoo 'n smerige
bandiet met al zijn koelies op mijn hals, een klein fortuintje
en zij maken mij van kant, die schoften! En wie kraait er dan
in Holland ook een haan naar? Ze stoppen me eenvoudig onder
den grond en de daders liggen op het kerkhof. Niemand zal hen
verraden, men gunt zoo 'n „vreemden duivel" zijn lot wel.
Herbert rilde onwillekeurig, maar kreeg het geen oogenblik in
de gedachte van zijn plicht af te wijken en dien morgen zijn
huis niet te verlaten.
De kok liet het op het laatste oogenblik niet aan waar
schuwingen ontbreken; hij hield inderdaad van Herbert, die hem
goed behandelde en dit kon hij van zijn vroegere patroons niet
altijd zeggen. Daarom was do kok des avonds laat nog riaar
den waarzegger gegaan om wierookstokjes te branden en de
geesten te vragen. De geesten hadden den raad gegeven den
vreemdeling te beletten uit te gaan, want het ging om zijn
leven. Maar ja, hoe moest de kok bet. aanleggen zijn meester
thuis te houden? Het eenige wat hij doen kon was het gevaar
flink aan te dikken en op die wijze de geesten een handje
helpen. Maar het baatte alles niets. Hoe de kok ook aan alle
kanten het gevaar vergrootte en duidelijker maakte, Herbert
bleef bij zijn plan. Hij nam zich voor onderweg goed uit te
kijken en niet zoo dom te zijn het gevaar in Jen mond te
loopen. Half spottend voegde hij er binnensmonds bij: „Nu kan
ik zien wat mijn gebed uitwerkt, God krijgt een kans om mij
te helpen en als Hij. het kaa zie ik niet in waarom Hij het niet
doen zou-"
Met deze woorden nog op de lippen opende hij die tuindeur en
ging de allee in, die naar den grooten weg voerde. Hij kreeg
plotseling het gevoel of hij zich machteloos in 's vijands handen
gaf. Hij had er over gedacht een revolver mede te nemen, maar
och, wat baatte dat tegen 'n volksmenigte? En bovendien zouden
zij dan later nog straffeloos wegkomen ook, want het dragen
van wapens was verboden, al deed ook iedereen het
Hij trachtte rustig door te loopen, maar passeerde eiken dikken
boom met kloppend hart. Daar kon best zoo 'n smerige kerel
achter staan om hem een blauwen boon in zijn rug te sturen.
Die gang door de allée was allerellendigst en zou hem lang
heugen. Hij haalde eerst vrijer adem toen hij er doorheen was
en den grooten weg betrad. Daar stonden ook wel boomen, maar
niet zoo dicht bij elkander, en bovendien behoefde hij er ook
niet zoo d&cht langs.
Met groote onrust van binnen wandelde hij, kalm voor het
oog, dé weinige voorbijgangers voorbij. Verbeeldde hij het zich
of W*as het zoo? Lachten de nnenschen boosaardig, als zij hem
zagen en keken zij tersluiks naar de boomen? „Wat een ellen
dige tocht", zuchtte Herbert, „zou er dan nooit een eind aan
komen? En waar zit nu die vent met zijn koelies? Natuurlijk
vlak bij de fabriek, in een hinderlaag. Oef, wat zal ik blij zijn
als ik op mijn kantoorstoel zit", zuchtte hij nog eens, maar hij
twijfelde aan de mogelijkheid dat dit ooit nog weer gebeuren
En toch had dit onmogelijke plaats.
Herbert bereikte zijn kantoor zonder gemolesteerd te zijn,
zonder zelfs iets van zijn aanrander of zijn gezellen bespeurd te
hebben. Veilig binnen de fabrieksmuren, mocht hij zich veilig
rekenen. Hoe was het mogelijk? Hij kon het niet gelooven. „Ik
hegrijp er niets van", zei hij tot zijn secretaris, een jonge
Franschmaji,. „die man zou mij vanmorgen met een heel leger
opzoeken en hij heeft mij laten wachten. Zou hij zien verslapen
hebben?"
Heifcert kon weer spotten, ®n boirijs dat ïilj rustiger ««tordsn
Op denzelfden spottenden toon, maar thans binnensmonds,
voegde hij er bij: „of zou God het soms zijn, die den man in
den weg geloopen is? Eer ik dat geloof, moet ik een beter
bewijs hebben, den heelen dag ongemoeid gelaten worden, en
wanneer ik dan vanavond, in gezondheid, rustig mijn krantje
zit te lezen, dan zal ik het misschien gelooven."
Intusschen verstreken de uren en nog altijd bleef het stil op
kantoor. De Chineesche secretaris was niet aanwezig. Dit ver
wonderde Herbert, want de man verzuimde nooit Eindelijk,
het was bijna elf uur, zag hij nem aankomen. Maar wien had
hij bij zich? Een Chinees, dat zag hij wel aan de kleeriling. „Maar
wat lijkt die man op dien vent van gisteren", kon Herbert niet
nalaten uit te roepen en hij keek nog iets scherper toe. „Ja, hij
is hetfprevelde hij en kon het van spanning in zijn stoel niet
uithouden. Maar dat mocht hij niet laten blijken. „Denk er om,
Herbert, een vreemde duivel mag nooit vrees toonen."
Daar ging de deur open en de belde lieden traden binnen.
Zoo brutaal als Herberts vijand gisteren gekeken had, zoo
bedeesd deed hij nu. Allerlei buigingen maakte hij om zijn
verlegenheid te verbergen. De Chineesche secretaris trad als tolk
op en deelde mede dat de man verzocht had aan Herbert zijn
\erontschuldiging over te brengen voor zijn onbehoorlijk gedrag
van den vorigen dag. Hij had er werkelijk spijt van cn hoopte
maar, dat Herbert gelooven wilde, dat hij zelf ook overstuur
geweest was, daar zijn koelies hem met dreigementen vervolgden
zoo hun loon niet werd uitbetaald. En daartoe was hij niet in
staat geweest., omdat Herbert hem in den steek gelaten had.
Intusschen had hij nu begrepen, dat ook Herbert de handen
gebonden waren en dat er niet anders op zat dan een beteren
toestand ef te wachten. Of Herbert door de vingers wilde zien
hetgeen gebeurd was en hem er later niet voor zou doen boeten.
(Wordt vervolgd).