EEN MIDDAG VOL GEBEUREN VERSNELDE BRUGGENBOUW AANVAARD GEESELING ZATERDAG 14 MAART T936 DERDE BLAD PAG. 9 Overzicht Tweede Kamer „VRAGENUUR" OVER DE MAATREGELEN DER REGEERING Tot i April is de Kamer verdaagd Een- middag van velerlei gebeuren. De Koi.sbe las ting kreeg oen commissie van voorbereiding. Beslot en werd, dat de Kamer tot 1 April met vacantia zal gaan. I>e lieer de Visser was echter zoo vol van den buitenlandschen toestand, dat hij niet naar .buis wilde, ondanks de opmerking 'van den voorzitter, dat deze zoo noodig de Ivamer ieder uur van den dag uit haar vacantierust kan terugroepen, terwijl bovendien 10 leden in staat zijn om tot 'het uitschrijven van een vergadering te nopen. Desalniettemin bleven do beide aan wezige ^Loskou-getrouwen zich tegen het twee-weeksioh reces verzetten. De heer de Visser had nog meer poch. 'Zijn lichtelijk demagogische wijl omnt- oerbare graanrecht en-motie, waarmee hij pluimveehouders in het gevlei traditie te komen, werd verworpen met 82 togen 3 stemmen. Ook werd hem de interpellatie geweigerd, waarin hij hoopte eens danig over den internationalen poli'tieken toe stand te kurtneai. uitpakken. De Kamer waa zoo verstandig ontijdig, gevaarlijk en on. nut geschetter te voorkomen Het pleit omtrent don versnelden brug genbouw werd beslist door aanneming; van de verhoogde benzinebclasting met 6o te gen 20 stemmen. De heer Kersten, wiens figuur en stem xve sinds langen tijd smartelijk gemist had tien. motiveerde vooraf de rtem van x\jn fractie tegen het wetsontwerp. Een groot deel van den middag heeft de Kamer zich bezig gefhouden met de beide wetsontwerpen betreffende herziening van ide Repeeringsrcglementen voor Suriname én Curasao. Aan de voorbereiding er van is sinds 1922 gewerkt. Curacao krijgt voor hot eerst een ver tegenwoordigend lichaam. Suriname had er rewls een. maar de samenstelling wordt ge- wijzigd. Tot nu werden alle leden gekozen Voortaan zal ook een doel worden benoemd, teneinde allerlei vreemde bevolkingsgroe pen. die maar weinig kiezers zullen tellen, niet te doen overhecrschen door de inheem- schen. Het kiesrecht, dat tot nu toe een census-kiesrecht was, wordt aangevuld met een capaciteiten-kiesrecht. De verkiesbaarheid van de vrouw het passieve vrouwenkiesrecht dus werd mo gelijk gemaakt; ondanks verzet van ant!-rev., verschillende R. K. en enkele anderen, waaronder de S. G. P.ters. Een desbetreffend amendement van vrije.-dom. Mevr. BakkerNort verwierf een vrij groote meerderheid. Heel de linker zijde en een deel van R. K. en Ghr.-Hlst stemde er voor. Het actieve vrouwenkiesrecht ble»ef ge weerd. Een amendement-IJzerman poogde Wel de mogelijkheid er van in de wet op genomen 'te zien. Het werd echter door den Minister van Koloniën afgewezen en daar na verworpen Het passieve vrouwenkiesrecht kreeg vooral ook een kans, omdat gestreefd wordt naar zooveel mogelijk overeenstemming tus schen de bestaande Regeeringsreglementen voor O.-Indië en de voorgestelde nieuwo reglementen voor West-Indië. De beide wetsontwerpen werden ten slot te met op twee na algemeene stemmen goedgekeurd. Slechts de heer Wijnkoop mot zijn vriend en tegenstander Sneevliet wa ren er tegen. Overigens allerlei klein góed, waaronder dp machtiging tot het aangaan van een g'eldleening van 300 millioen. Te hijna kwart voor 7 werd de vergadering na twee dagen Jakkeren verdaagd tot 1 April a.s. werd „vragenuur' De heeren AaTberse en Vliegen stelden vragen over het doen nadienen van de lichting, die anders vandaag zou zijn „af gezwaaid" en over den vorm, waarin de Regeering haar desbetreffend besluit open baar had gemaakt, n.l. door de radiorede van Dr. Colijn van j.l. Woensdagavond. Beide heeren waren het met dien vorm ïitct. geheel eens. De minister had in Kamer zfn verklaring kunnen afleggen, meenden ze. We gclooven echter, dat de minister ver standig gedaan heeft door dat niiet te doen Er zou heel wat sensatie over zijn gemaakt door een deel der pers. dat daaraan steeds behoefte schijnt te hebben. Nu is alles heel rustig gegaan en alle opschudding is achter, .wege gebleven. Ér was echter neg een tweede kwestie en wel deze of art. 187 van de Grondwet, in verband met de artt. 1 en 34 der Dienst plicht, niet verplicht om het door de Re. geering genomen besluit „onverwijld" door een wetsontwerp te doen bekrachtigen. Art. 187 van de Grondwet bepaalt- Wanneer ingeval van oorlog, oorlogsge- igst vaar of andere buitengewone omstandighe den de dienstplichtigen, die niet in werke- lijken dienst.zijn, door den Koning geheel of" te.n'decle buitengewoon onder vapenen worden geroepen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Staton-Generaal gedaan om hot onder de wapenen blijven der, dienstplichtigen zoo eel mogelijk te bepalen. Art. 34 lid 1 van de Dienstplichtwet luidt: - In geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden heeft buitèngeoiie oproeping in wer- kelijken dienst van dienstplichtigen plaats, voor zoover wij die noo- dig achten. En Art. 1 lid 4 van de Dienstplichtwet aegt: Waar in dezen niet wordt gesproken van het roepen of het komen in werkelijken dienst, wordt daaronder ten aanzien van hen, die zich reeds in werkelijken dienst be vinden, verstaan het houden of blijvenin werkelijken dienst De Regeering was van gevoelen, dat de Dienstplichtwet in art. 34, le lid een Kon. besluit voldoende verklaart. De heeren Aal. berse en Vliegen waren echter de meening toegedaan, dat voor het onder de wapenen b 1 ij v e n een wetsontwerp noodig is; onder de wa penen roepen of houder natuurlijk bij K. B. kunnen geschieden, maar achteraf moest wettelijke sanctie volgen. We neigen meer naar de opvatting van de Regeering in dit geval; het geldt geen vorm van mobilisatie. Twisten doen we er intussohen niet over. Ook de Kamer deed dat niet en minister Colijn verklaarde zich bereid neg eens te willen nagaan of hij zich misschien t uitlegging der wetsartikelen had vergist. In ieder geval krijgt de Kamer nog gelegenheid om op de zaak terug te komen, omdat eer lang een suppletoire begrooting zal moeten worden ingediend om de benoodigde gelden bij de Kamer aan te vragen. Een paar weken gaan daar nog wel over heen. We willen hopen, dat alsdan rondom ons de ontspanning zal zijn ingetreden en we ons voornamelijk zullen kunnen bezig houden met. het thans gebleken feit, dat in dë organisatie onzer weermacht in tijd van vrede een lacune is, n.l. deze, dat we weken lang zonder voldoende manschappen onder de wapens zijn. Er is nu even een klein wolkje en we zitten onthand, in zoover, dat direct een bijzondere maatregel genomen moet worden. Zoo iets sdhijnt alleen bij ons mogelijk. Daaraan een eind maken zijn we aan ons nationaal fatsoen en onze interna tionale reputatie verplicht. erf iea HET UITSTEL VAN HET GROOT VERLOF Circulaire van den Minister van Defensie Kostwinnersvergoeding Aan onderscheidene militaire autoriteiten, zoomede aan de burgemeesters, is .de vol gende circulaire door den minister van De fensie a-i. gezonden: Bij Kon. besluit van 11 Maart 1936, nr 1, is het volgende bepaald.': Artikel 1. De voor eerste oefening in werkelijke dienst zijnde dienstplichtigen, die na de dagteekening van dit besluit in aan merking zouden komen «voor groot verlof, blijven tot nader order in werkelijke dienst. Artikel 2. Artikel 1 geldt niet voor de groepen van dienstplichtigen, ten aanzien van weLke onze minister van Defensie be paalt, dat de daarin gelegen maatregel niet op haar zal worden toegepast. Ten aanzien van de dienstplichtigen, voor wie de eerste oefening op 14 Maart 1936 ein digt, bepaal ik, dat de in art. 1 gelegen maatregel niet zal worden toegepast op de ziekendragers en de dienstplichtigen van de Intendancetroepen. Voorshands bepaalt het langer in werke lijke dienst blijven zich derhalve tot dienst plichtigen van de regimenten infanterie hieronder begrepen de regimenten grena diers én jagers en van het regiment wiel- rijders. Voor de groepen dienstplichtigen, voor welke de eerste oefening na 14 Maart ein digt, zal zoo noodig, nader worden beslist, welke van deze toepassing van bedoelde maatregen zullen worden uitgezonderd. Ofschoon het aangehaalde besluit niet spreekt van gewone dienstplichtigen, zijn het toch zoo goed als uitsluitend gewone dienstplichtigen, die bij de maatregel zijn betrokken. Om twijfel te voorkomen, breng ik boven dien onder Uw aandacht, dat dienstplich tigen, die oorspronkelijk werden bestemd tot buitengewoon dienstplichtigen, doch in verband met geëindigde vrijstelling enz. als gewoon dienstplichtigen worden beschouwd, Verslag Tweede Kamer Geen interpellatie-De Visser over de Regeeringsmaatregelen in erband met de inter nationale spanning Het onder de wapenen houden van dienstplichtigen Geldleening ten bedrage van 300 millioen gulden d. Waerder\ V01 kiezón. De heer WIJNKOOP gelijke beswaren. MINISTER COLIJN ANTWOORDT betrekkelijk weinig ïeoft uitgebreid ïoor. Het voorstel van den De heeren de Vlas* Pluimveehouders en graanrechten Aan de orde wan de stemming over de Viseer betreffende restitutie aan r houders van door hen betaalde gTaanr* het beëlndieen van de heffing dier r heer VLIEGEN (s.d.) ractle om practlsche reaent motie werd verworpen met 81 t*gen nen. Voor de heeren de Visser en' WJjnko 'liet en v. Koe>verden (r.k.). De laatste bij Versnelde bruggenbouw Gestemd werd over he de bruggenbouw. heer KERSTEN (s. wetsontwerp versr ?en de heeren v. Voorat tot Voorst, de Vis- d. Heuvel. D. v. Twist, v. d. Putt. v. d. Weyden. Zandt, v D's, "Wtjnkoop, Arts. Steil mets. Westerman. Kortenhorst, IJaselmuldei Sneevliet. Geseling, Teullngs, Weitkamp. Ker interpellatie-aanvraag jringst ■egelen moest in dezen geheel gelijk staan met gewone dienstplichtigen Ook zij, die als vrijwilligers dienen op de voet van gewoon dienstplichtige, staan krachtens de gesloten verbintenis gelijk met zulk een dienstplichtige, .zoodat de maat regel van het langer in werkelijke dienst blijven, voor zoover deze op gewone dienst plichtigen wordt toegepast, evenzeer geldt voor de overigens in hetzelfde geval ver- keerende vrijwilligers Kos twinners-vergoed ln Er dient aan gedacht, dat de tijd, die de dienstplichtigen langer in werkelijke dienst blijven, geen deel van de eerste-oefentijd uitmaakt, m.a.w., dat deze tijd berust niet op art. 32, maar op art. 34 in verband met art l, vierde lid der Dienstplichtwet Niettemin bepaal ik, dat de kostwin nersvergoeding, welke verwanten van dienstplichtigen genieten bij het einde van de eerste oefening, wordt geacht ook te zijn toegekend voor het langere verblijf in werkelijke dienst althans zoolang niet anders wordt bepaald. Het behandelen van aanvragen om kost winnersvergoeding, ook wat het beslissen op deze aanvragen betreft, geschiedt geduren de het verblijf in werkelijke dienst geheel overeenkomstig de bepalingen, geldende voor gewone tijdsomstandigheden. eere-medaille der Orde 1 sroud. aan F. A. Wempe t ui C. Rükse te Schiedam. Leiden; In i Middenstandsborgstel lingsfonds Woensdag fc de oprichting van een nridden- standsborgstellingafonds voor Delft en streken besproken, waarbij tegenwoordig ten burgemeesters, wethouders, cr'eis-comïté- leden, middenstands vereenigingsbcstuursle- den e.a. De heer F. A. van Aggelen te Leiden, sec retaris van de Ned. Vereen, vooi dietwezen en Woekerbestrijding, en districts commissaris van het Rijnlandsch Borgstel lingsfonds te Leiden, hield een inleiding over doel en werkwijze van het Middenstanéeborg- stellingsfonds. Na beantwoording van enkele vragen werd een commissie van voorbereiding benoemd, bestaande uit: een nog aan te wijzen verte genwoordiger van den Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart; Vertegenwoordi gers van de gemeentebesturen in het district der Kanier van Koophandel, de heeren Mr. Brunt, Burgemeceter van 's Gravenzande; Mr. J. J. van der Lip, burgemeester thel en A. J. Verhoeven, burgemeester van Wateringen; een nog aan te wijzen vertegen woordiger van de Crisis-Comité'seen verte genwoordiger van de Stichting Voorschotkas te Delft, waartoe zich de voorzitter. Ds. Ha gen, bereid verklaarde: een nog aan te wijzen vertegenwoordiger van, grootwerkgevers; een accountant de heer W. A. van der Wiele; twee nog aan te wijzen vertegenwoordigers van de gezamenlijke mid- denstandBvereen-igingeneen vertegenwoordi ger van de Coop. Boerenleenbank „De Voor schotbank" te Naaldwijk, de heer V. Ph. Valstar; twee vertegenwoordigers van de Ka mer van Koophandel, de heeren J. C. Sune en A. C. van Bokhoven. Als secretaris zal een ambtenaar der Kamer van Koophandel worden toegevoegd. De VOORZITTER acht het onjuist op dit oog-enbllk, deze Interpellatie te houden De Regeering heeft nauwelöks töd gehad haar houding tegenover verschillend» sraagatukken te bepalen. De heer DE VISSER (comm.) was het daa lee oneens. De Kamer moet zich over do po: tieke verhoudingen uitspreken. ineen-t namens de Kam- De VOORZITTER U hebt de agenda niet tl. er staan^ vragen ln verband met deze JOEKES (v.d.) had gaarne de rèc voor bepaalde bevolkingsgroepen ?chL Ook het recht 1 De werking v k.) zag geen klemmende orgestelde confllctenre- paaa-ef kiesrecht uit irden, ook bl(]kens bea a.) ontwikkeld» ■eden. Die beJioeft c Regeerlngreglementei eenatemmlng dig aanhangig x De rainisterieele alles, al beteeker Indië. Daar kiezingen la onmlsba; end college komt De benoemingen moeten door esc.hieden; die kent de locale moet dus than* tsteld. Bovendien ng van één groep ;ching van het Europe- irderheid passief 1 Amendementen Allereerst wilde hö de vertegenwoordigend» lichamen alleen door verkiezing doen samen stellen en benoeming uitsluiten. Al nister COLIJN moest het ontraden. Verwer ping volgde bij zitten en opstaan. Voor de so<* Een volgend amendement beoogde de mogelijk: held te openen om het actieve vrouwenkiesrecht bij landsverordening ln te voeren. Het zou een capaciteiten-kiesrecht zön: de kiezeressen zou den o.a. lezen en schrijven moeten kennen. Mevr. BAKKER-NORT (v.d.) ondersteund» idemeni. Dr. COLIJN merkte op. dat Suriname than» 10 censuskiezers heeft. Het nieuwe reglement aat veel verder. Wat de heer IJzerman wil, edelöke versterking ran één be de Regeer ng zich het Bultenlandsche 7 De heer SNEEVLIET (f. Ie week wel willen verg iet voorstel van den voor: De heer WIJNKOOP (c< >m de interpellatie te hou laai nog steeds niet ie ont De VOORZITTER: U m. >f ik ontneem U het woor De heer WIJNKOOP Is dat r In behandellr.g kwamen eren; htf la tegen m.) ze.g alle reden Herziening Regeerings-reglementen root Suriname en Curasao De heer v. BOETZELAER v. DUBBELDAM (c.h.) merkte op. dat de voorbereiding van deze wetsontwerpen 13 jaar heeft geduurd. Aan de voornaamste wenschen la voldaan. Dc herz'enlng van de Reglementen voor Surl- -aga/) behoefde 1 - •elke bjj die wijziging zön vast- !e beginsel* komen wordt voor Suriname op de van alle leden van den Kolonialen ortaan zal ook een deel worden be- :n einde aan alle bevolkingsgroepen loen wedervaren. Curasao krijgt voor een vertegenwoordigend lichaam. Er kom t op de de Indische belangrijke verschillen. De heer IJZERMAN (s.d.) gellng. ai blbv. Wcti is die rüetuile. HONIG'S KALFSSOEP 111 Vervolgens deed de heer IJZERMAN (s.d.) een poging om het passief vrouwenkiesrecht in te voeren. Hö trok het echter ln ten gunste van een amendeififi (v.d.) van c Juister geformuleerd. MINISTER COLIJN herhaalt wat hij bö d« algemeene beschouwingen reeds gezegd heeft. Het amendement werd aangenomen bfi zitten en opstaan. Tegen de antl-rev., de heer v. Dis en enkele Katholieken. Een laatste amendement IJZERMAN wilde de mogelökheid openen, dat aan de leden der Ko loniale Staten lnplaats van vergoeding vam ver- blofkosten een schadeloosstelling wordt toege- hier verkeerd en gemeenteraad te denken, werd by zitten en opstaan 1 van Suriname werd ti.s. goedgekeurd; de heeren Wflnkoop 1 Sneevliet waren er tegen. etzelfde geschiedde •effende Curasao nad: heer IJZERMAN (s.c :nk les recht werd echter kleine wetsontwerpen conclusies en ccntlngenteerlngen. Ze passeerder Daarbij was de machtiging voor het aangaai geldleeningen tot I 300 millioen Feuilleton door D. SSIJGES HOOFDSTUK XV. Herbert bad. Om hem heen was het doodstil. In rijn ziel loeide de storm. Dié storm ging zich losbreken in dit gebed, eerst klagend over rampen, onverdiend gekomen en meer en meer zich opstapelend tot torenhoogte; daarna verwijtend God, die alles weet en een God van liefde genoemd wordt; die deze omstandigheden had moeten voorzien en hem er tegen had kunnen beveiligen. „O God, als het dan waar is, dat Gij ons lot leidt, waarom Iaat Gij dan toe dat ik, die niets schuldigs deed, neergeslagen wordt door verregaande en onduldbare onrechtvaardigheden? Had mij liever in mijn land gelaten of mij vooruit doen waarschuwen wat mij hier wachtten Herbert bad. Was het een gebed? Was het een aanklacht? Een beschuldi ging tegen God, die hem aan zijn lot overliet, hem niet helpen wilde? Of kon God het niet? Herbert heeft in latere jaren vaak met innig verdriet en groote •chaamte aan dit gebed terug gedacht. Met oprecht berouw erkende hij, dat juist op het oogenblik dat hij de liefde Gods in twijfel trok, die l»fd« met onweerstaanbare kracht over hem Waakte. Het is vreemd genoeg, dat dit gebod, deze aaneenrijging van opstandige woorden vermochten een zekeren vrede in Herberts gemoedstoestand teweeg te brengen. Na den maaltijd werd hij -rij *elfs welgemoed en voor het eesafc sedert maanden kon hij sich 2 d rustig tot lezen zetten. Bij het naar bed gaan nam hij zich voor alle zorgen op zij te stellen en te gaan slapen of er niets aan de lucht was. En God schonk hem dien weldadigen slaap, al begreep Herbert niet, dat hij dien aan zijn trouwen Vader in den hemel te danken had. Hij dacht er daarom ook niet aan Hem er voor dank te zeggen. Onder het toilet maken begon van lieverlede het gevaar van zijn toestand Herbert weder bewust te worden. „Geen kleinig heid", mompelde hij binnensmonds, „Onderweg zoo 'n smerige bandiet met al zijn koelies op mijn hals, een klein fortuintje en zij maken mij van kant, die schoften! En wie kraait er dan in Holland ook een haan naar? Ze stoppen me eenvoudig onder den grond en de daders liggen op het kerkhof. Niemand zal hen verraden, men gunt zoo 'n „vreemden duivel" zijn lot wel. Herbert rilde onwillekeurig, maar kreeg het geen oogenblik in de gedachte van zijn plicht af te wijken en dien morgen zijn huis niet te verlaten. De kok liet het op het laatste oogenblik niet aan waar schuwingen ontbreken; hij hield inderdaad van Herbert, die hem goed behandelde en dit kon hij van zijn vroegere patroons niet altijd zeggen. Daarom was do kok des avonds laat nog riaar den waarzegger gegaan om wierookstokjes te branden en de geesten te vragen. De geesten hadden den raad gegeven den vreemdeling te beletten uit te gaan, want het ging om zijn leven. Maar ja, hoe moest de kok bet. aanleggen zijn meester thuis te houden? Het eenige wat hij doen kon was het gevaar flink aan te dikken en op die wijze de geesten een handje helpen. Maar het baatte alles niets. Hoe de kok ook aan alle kanten het gevaar vergrootte en duidelijker maakte, Herbert bleef bij zijn plan. Hij nam zich voor onderweg goed uit te kijken en niet zoo dom te zijn het gevaar in Jen mond te loopen. Half spottend voegde hij er binnensmonds bij: „Nu kan ik zien wat mijn gebed uitwerkt, God krijgt een kans om mij te helpen en als Hij. het kaa zie ik niet in waarom Hij het niet doen zou-" Met deze woorden nog op de lippen opende hij die tuindeur en ging de allee in, die naar den grooten weg voerde. Hij kreeg plotseling het gevoel of hij zich machteloos in 's vijands handen gaf. Hij had er over gedacht een revolver mede te nemen, maar och, wat baatte dat tegen 'n volksmenigte? En bovendien zouden zij dan later nog straffeloos wegkomen ook, want het dragen van wapens was verboden, al deed ook iedereen het Hij trachtte rustig door te loopen, maar passeerde eiken dikken boom met kloppend hart. Daar kon best zoo 'n smerige kerel achter staan om hem een blauwen boon in zijn rug te sturen. Die gang door de allée was allerellendigst en zou hem lang heugen. Hij haalde eerst vrijer adem toen hij er doorheen was en den grooten weg betrad. Daar stonden ook wel boomen, maar niet zoo dicht bij elkander, en bovendien behoefde hij er ook niet zoo d&cht langs. Met groote onrust van binnen wandelde hij, kalm voor het oog, dé weinige voorbijgangers voorbij. Verbeeldde hij het zich of W*as het zoo? Lachten de nnenschen boosaardig, als zij hem zagen en keken zij tersluiks naar de boomen? „Wat een ellen dige tocht", zuchtte Herbert, „zou er dan nooit een eind aan komen? En waar zit nu die vent met zijn koelies? Natuurlijk vlak bij de fabriek, in een hinderlaag. Oef, wat zal ik blij zijn als ik op mijn kantoorstoel zit", zuchtte hij nog eens, maar hij twijfelde aan de mogelijkheid dat dit ooit nog weer gebeuren En toch had dit onmogelijke plaats. Herbert bereikte zijn kantoor zonder gemolesteerd te zijn, zonder zelfs iets van zijn aanrander of zijn gezellen bespeurd te hebben. Veilig binnen de fabrieksmuren, mocht hij zich veilig rekenen. Hoe was het mogelijk? Hij kon het niet gelooven. „Ik hegrijp er niets van", zei hij tot zijn secretaris, een jonge Franschmaji,. „die man zou mij vanmorgen met een heel leger opzoeken en hij heeft mij laten wachten. Zou hij zien verslapen hebben?" Heifcert kon weer spotten, ®n boirijs dat ïilj rustiger ««tordsn Op denzelfden spottenden toon, maar thans binnensmonds, voegde hij er bij: „of zou God het soms zijn, die den man in den weg geloopen is? Eer ik dat geloof, moet ik een beter bewijs hebben, den heelen dag ongemoeid gelaten worden, en wanneer ik dan vanavond, in gezondheid, rustig mijn krantje zit te lezen, dan zal ik het misschien gelooven." Intusschen verstreken de uren en nog altijd bleef het stil op kantoor. De Chineesche secretaris was niet aanwezig. Dit ver wonderde Herbert, want de man verzuimde nooit Eindelijk, het was bijna elf uur, zag hij nem aankomen. Maar wien had hij bij zich? Een Chinees, dat zag hij wel aan de kleeriling. „Maar wat lijkt die man op dien vent van gisteren", kon Herbert niet nalaten uit te roepen en hij keek nog iets scherper toe. „Ja, hij is hetfprevelde hij en kon het van spanning in zijn stoel niet uithouden. Maar dat mocht hij niet laten blijken. „Denk er om, Herbert, een vreemde duivel mag nooit vrees toonen." Daar ging de deur open en de belde lieden traden binnen. Zoo brutaal als Herberts vijand gisteren gekeken had, zoo bedeesd deed hij nu. Allerlei buigingen maakte hij om zijn verlegenheid te verbergen. De Chineesche secretaris trad als tolk op en deelde mede dat de man verzocht had aan Herbert zijn \erontschuldiging over te brengen voor zijn onbehoorlijk gedrag van den vorigen dag. Hij had er werkelijk spijt van cn hoopte maar, dat Herbert gelooven wilde, dat hij zelf ook overstuur geweest was, daar zijn koelies hem met dreigementen vervolgden zoo hun loon niet werd uitbetaald. En daartoe was hij niet in staat geweest., omdat Herbert hem in den steek gelaten had. Intusschen had hij nu begrepen, dat ook Herbert de handen gebonden waren en dat er niet anders op zat dan een beteren toestand ef te wachten. Of Herbert door de vingers wilde zien hetgeen gebeurd was en hem er later niet voor zou doen boeten. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9