Jliruuir £riïisdjf Courant Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken BOUWWERKEN GRATIS TOT 1 APRIL abonnementsprijs: Pei kwartaal in Leiden en in plaatsen waai een agentschap gevestigd is 235 Franco per post 2.35 portokosten Per week0.18 Voor het Builenland bij wekelijksche zending4.50 Bij dagelijksche zending5.50 Alles bij vooruitbetaling Losse nummers 5 ct. met Zondagsblad 7 ct Zondagsblad niet afzonderlijk verkrijgbaar Bureau: Breestraat 123 Telefoon 2710 (ia 6 uur 3166) Postbox 20 Postgiro 5893S SQrtJcrtcntupriptn: Van I tot 5 regels 1.17'/» Elke regel meer 0.22 Ingezonden Mededeelingen van 1—5 regels2.30 Elke regel meer 0.45 Voor Tiet bevragen aan 't bureau V wordt berekend0.10 no. 5730 zaterdag 14 maart 1936 15e Jaargana Christelijke Patroonsorganisatie Nieuwe koers of rustige ontwikkeling Het bestuur der Vereeniging van Christelijke Werkgevers en Groothan delaren heeft in de laatste maanden grooter activiteit ontwikkeld dan ge durende vele jaren het geval was. Symptomen daarvan vindt men in de resolutie door dit bestuur aangenomen en welke in ons nummer van 4 Maart 1.1. gepubliceerd werd. Tot goed ver staan van het volgende vermelden we deze verklaring nog eens: „Het bestuur der C.W.V., op 7 Februari 1936 in vergadering bijeen, herhaalt zijn uitspraak in 1920 gé-: daan, dat vorming van principieele werkgeversvakorganisaties om prac- tische redenen noodzakelijk is; spreekt als zijn oordeel uit dat in dezen tijd om principieele redenen die vorming moet worden ter hand genomen, voor zoover de mogelijk heid daarvan blijkt." Van die verhoogde activiteit getuig de ook de verschijning van het eerste nummer van het nieuwe maandblad De Werkgever, dat wij op 5 Maart aan kondigden. Zoowel bericht als beschouwing lokten eenige critiek uit en wel zeer verschillend. Een lezer maakte aan merking op het opschrift, waarin ge sproken werd van neutrale zijde; hij meent, dat hier het woord zoogenaamd niet ontbreken mocht. Voorts vroeg hij of principieele patroonsvakorganisatie in vroeger jaren niet geboden was? Wat het. eerste betreft hadde ter minologie in. het opschrift zich zonder 'bezwaar kunneniaansluiten bjj die van het ingezonden' bericht; het antwoord op de gestelde vraag kan o. i. beter door de Vereeniging zelf gegeven wor den. Wij deden niets meer, dan op verzoek in wijder kring bekend maken, wat het Bestuur in zijn resolutie uit sprak en ter algemeene kennis wilde brengen. Wij leggen hierop zoo volle nadruk, omdat De Nederlander ernstig bezwaar maakt tegen het artikel in ons blad van 5 Maart 1.1., waarin wij met voldoening de verschijning van het eerste nummer van De Werkgever aankondigden. Im mers. De Nederlander schreef, dat wij „het besluit (d. i. de resolutie) van het bestuur van de Christelijke Werk- geversvereeniging met vreugde be groetten" enz. en daarbij zoover gin gen, dat wij principieele patroons organisaties als eisch van Gods Woord geboden noemden. Om de kwestie volkomen zuiver te stellen, moeten wij nadrukkelijk op merken. dat onze beschouwing alleen en uitsluitend sloeg op de algemeene strekking van de verhoogde activiteit, welke in De Werkgever tot uiting komtdat het bericht van 4 Maart niet de minste invloed op onze gedachten- gang had en dat wij de circulaire, waarin een bestuurslid van de C.W.V. zijn afwijkend standpunt uiteenzet, nog niet gelezen hadden. WÜ maken er daarom bezwaar tegen dat De Ned. het een met het ander combineert; ongeacht wat onze mee ning is over „de nieuwe koers", waar van de resolutie getuigt, hadden we op 5 Maart kunnen schrijven, zooals we deden. Er was slechts sprake van de algemeene stawdsvereeniging en wij bezigden daarom ook niet de uitdruk king „principieele patroonsva/corgani- satie"; terwijl we voorts weergaven, wat o. i. het karakteristiekein het nieuwe maandblad is. Kort samengevat komt het dus hier op neer, dat De Ned., die een speciaal artikel wijdt aan de onderscheiding tusschen stands- en vakorganisatie er ons ten onrechte van verdenkt, dat wij dit twistpunt ook in onze beschouwing betrokken hadden, terwijl we uitslui tend over de herleefde activiteit ver heugd waren. Dit lag trouwens geheel in onze lijn. Het is immers geen verschijnsel van de laatste tijd, dat men in de kringen der Christelijke patroons niet geheel eenstemming denkt over de vraag of men zich niet alleen in een Christelijke standsorganisatie vereenigen zal, maar ook tot elke prijs Christelijke patroons vakorganisaties zal trachten te stich ten, dan wel, of men zich bij dit laatste vooral door praktische motieven zal laten leiden; praktische argumenten, welke toch weer op principieele over wegingen terugvallen, gelijk uit de eindconclusie van de commissie, welke in 1929 over dit vraagstuk rapport uitbracht, duidelijk blijkt. Trouwens, De Nederlander zelf, die ons thans vrij scherp becritiseert. merkte op 4 Februari 1931 in verband met de Bedrijfsradenwet op: „Maar een ding is volkomen zeker, wat ook het uiteindelijk resultaat wezen mag. En op dit ééne ding willen wij met nadruk wijzen. Het is dit: dat nu in elk geval het bestaan van krachtige confessioneele vakorganisaties practisch onmisbaar is geworden". (Cursiveering van ons.) Dat is een bewijs van onze stelling, dat praktische argumenten toch altijd op een principieele opvatting terug vallen. En nu gevoelen wjj er geen behoefte aan om met speurende nauwgezetheid na te gaan of de C.W.V. werkelijk een nieuwe koers inslaat, dan wel de con- sekwenties trekt uit de overwegingen, welke ook vroeger leidraad waren. Wij vóór ons zijn van meening, dat er in wezen niet van een nieuwe koer3 gesproken kan worden, al is het moge lijk, dat sommigen 'n verhelderde visie op de groote vraagstukken kregen en daarom de dingen thans in principieeler licht zien dan enkele jaren geleden. Het komt ons voor, dat de Voorzitter van de besloten conferentie, welke eergisteren door de Chr. Werkgevers gehouden werd, de kwestie zuiver en duidelijk heeft gesteld: het doel der vereeniging blijft, zooals het altijd geweest is, maar misschien wordt hier en daar het accent verlegd. Wü kunnen o.i. naar die rede verwij zen en daarom een eigen uiteenzetting achterwege laten. Slechts vragen we volle aandacht voor het argument, dat de commissie van 1929 aanvoerde voor afzonderlüke vakorganisatie van Chris- tehjke patroons. Deze werd aanbevolen „indien 't belang der algemeene Chris- telyke actie zulks noodzakelyk maakt". Welnu, wie de ontwikkeling van het maatschappelijk leven en de nieuw opkomende richtingen van de laatste jaren aandachtig volgt, moet o. i. tot de conclusie komen, dat de tijd alom naar Christelijke vakorganisatie dringt. Praktisch staat, de zaak om één voorbeeld te noemen nu reeds zoo, dat de Regeering in de Hooge Raad van Arbeid rekening houdt met de drie voornaamste geestelijke stróomingen onder de patroons: de Prot. Christe- lü'ke, de Roomsch-Katholieke en'de z.g. neutrale, welke echter een liberale in slag heeft. En nu doet zich deze ano malie (onregelmatigheid) voor, dat de Roomsch-Katholieke standsvereeniging geestverwante vakorganisaties achter zich heeft staan, maar dat de z.g. neu trale standsorganisatie feitelyk ook de mond moet zü'n van vele Christelijke patroons, die buiten de Christelijke patroonsvakorganisatie staan. D'it kan praktisch niet bevredigen, omdat het principieel schade doet. Daarom vraagt het belang der Chris- telü'ke actie in 't algemeen thans, naar onze meening, een rustige ontwikkeling der Christ, patroonsvakorganisaties ook, omdat de goede verstandhouding met de Christelüke vakorganisaties van werknemers daardoor slechts bevor derd kan worden. Leipziger Messe Het bestuur van de Ver. van Chr. Werk gevers en Groothandelaren in Nederland heeft zich dezer dagen met 'n schrijven ge richt tot het „Leipziger Messaml" en tot het Bureau van de „Export-Modenschau" 'e Berlijn, waarin wordt aangedrongen op af- schaffing van de gewoonte den Zondag als openingsdag of als een der belangrijkste dagen der „Messe-", resp. „Modenschau" te benutten. Vele zakenmenschen van positief Chrisle- lijk beginsel, die belang hebben bij deze tentoonstellingen, wordt het daardoor on mogelijk gemaakt deze in hun geheel bij te wonen of daaraan hun volle medewerking te verleenen. Voorts wordt gewezen op het feit, dat in Engeland en ten deple.ook in Frankrijk, de gewraakte gewoonte niet in die mate bestaat, zoodat het zeer wel moge- lijk moet worden geacht, indien ook de or ganisatoren van Duitsche tentoonstellingen enz., die een min of meer internationaal karakter dragen, met de- levensovertuiging van een aantal zakenmenschen hier ie lande rekening houden. H. M. de Koningin bracht gisteren een bczc> beurs te Utrecht. De Koningin tijdens sche Glas!abrieken. Garnalen naar Frankrijk Export weer mogelijk Reeds gedurende eenige dagen bestonden moeilijkheden inzake den uitvoer van con sumptiegarnalen naar Frankrijk, waardoot groote partijen garnalen niet konden wor. den uitgevoerd. Uiteraard werden de be. trokkenen hierdoor gedupeerd. Thans kan worden medegedeeld, dat de Ned. Visscherijcent rale in samenwerking met het Departement van Handel,.er in is geslaagd een oplossing voor deze moeilijk heden te vinden door middel van een wij ziging in de exportregeling van Nederlanrl- sche zijde. De export van garnalen naar Frankrijk is derhalve thans weer mogelijk. RECHTERLIJKE WACHT DE RADIOREDE VAN MINISTER COLIJN Waarom geen verklaring in de Kamer werd afgelegd Onnoodige onrust moest worden voorkomen Radio bood daartoe de beste gelegenheid Vragen van de heeren Aalberse en Vliegen Gistermiddag te kwart voor 4 het vra genuur is in de vergadering van de Tweede Kamer aan de heeren Aalberse (r.k.) en Vliegen (s.d.) gelegenheid ge geven aan den Minister van Defensie a. i. vragen to stellen, betreffende de door de regeering op 11 Maart j.l. per radio gedane mededeeling in zake het onder de wapenen doen blijven van dienstplichtigen en betref fende onverwijlde indiening van een daar toe strekkend wetsontwerp. De vragen van Mr. Aalberse luidden als volgt: 1. Is de regeering bereid mede te deelen, welke redenen haar gemoveerd hebben om op Woensdagavond 11 Maart, dus op een dag, dat de beide Kamers der Staten-Gene- raal vergaderden, met voorbijgaan van de volksvertegenwoordiging, per radio aan het Nederlandsche volk rnede te deelen, dat zij besloten had de dienstplichtigen, die op 11 Maart met groot verlcf zouden gaan, onder de wapenen te doen blijven? Is de regeering van rneening, dat overeenkomstig .iet bepaalde in artikel 187 de Grondwet onverwijld een voor van wet aan dc Staten-Gencraal moet worden gedaan, om het onder de wapenen blijven der dienstplichtigen zooveel noodig te bepalen; en zoo nepn, waarop steunt dan do meening van de regeering en welke ge dragslijn denkt zij in deze te volgen? Antwoord van Minister Colijn Op deze vragen antwoordde do minister: 1. Naar het oordeel der Regeering zou een mededeeling in een vergadering van één of van beide Kamers der Staten- Generaal, met onderbreking van den ge wonen arbeid aan den onderwerpelijken maatregel naai buiten een grootere be- teekenis hebben verleend, dan met de werkelijkheid in overeenstemming zou zijn. De Regnering heeft aanvankelijk overwogen den maatregel zonder meer te nemen. Zii vreesde erhter, dat dit aanleiding zou kunnen geven tot aller lei ongewenscht en ongegrond commen taar. Zij besloot daarom tot een bekend making per radio, omdat deze naarha^r meening de beste gelegenheid bood om tegelijk met de aankondiging van den maatregel de beteekenis ervan voor het Nederlandsche volk in het juiste licht te stellen, hetgeen wenschelijk word geoor deeld om geen onnoodige onrust in hel land te verwekken. 2. De Regeering is van oordeel, dat art. 187 der Grondwet voor dit geval de onverwijlde indiening van een voorstel van wet niet voorschrijft. Het doet zulks toch alleen voor het geval, dat dienst plichtigen, die niet in werkelijken dienst zijn, door den Koning l ui ten gewoon on der de wapenen worden geroepen. Zulks heeft in casu. waar het besluit alleen betrekking had op dienstplichti gen, die in werkelijken dienst zijn, niet plaats gehad. Wel zal waarschijnlijk binnenkort bij suppietoire begrooting een verhooging moeten worden voorge steld van eenige posten der Defensie begrooting voor 1936, gebaseerd op een beperkten tijdsduur van het onder de wapenen houden van de betrokken dienstplichtigen, omdat te verwachten valt, dat sommige posten dier bcgroo ting ontoereikend zullen zijn, wanneer een deel der lichting langer onder de wapenen zal moeten verblijven dan bij de indiening der begrooting was te voorzien. De vragen van den heer Vliegen waren van den volgenden inhoud: 1. Is de Regeering niet van oordeel, dat het bepaalde in art. 1 vierde lid der Dienst plichtwet hetwelk het in dienst houden van dienstplichtigen uitdrukkelijk gelijk stelt met het roepen in werkelijken dienst, verplicht tot het onverwijld indienen van ten voorstel van wet, als bedoeld in art. 187 der Grondwet, in gevallen, waarin dienstplichtigen, wier eerste oefentijd is verstreken, in dienst worden gehouden? 2. Waarom heeft de Regeering, nu zij een dergelijken maatregel welke op dit oogenblik ook door mij gerechtvaardigd wordt geacht heeft genomen, niet aan die grondwettelijke bepaling voldaan? 3. Acht de Regeering het een juiste in acht neming van de verhouding tusschen Regeering en volksvertegenwoordiging, dat zij van een door haar, met het oog op bui tengewone internationale omstandigheden genomen belangrijken maatregel als bet in dienst houden van dienstplichtigen na het verstrijken van hun normalen wettelijken oefentijd, genomen bovendien op een dag1, dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal in vergadering bijeen was, enkel door mid del van de radio haar besluit ter publieke kennis bracht? 4. Ware het niet meer in overeenstem ming geweest met goede constitutioneele opvattingen, als zij voor deze bekend making allereerst haar spreekplaats in de vergadering der Tweede Kamer had ge bruikt? Op deze vragen luidde het antwoord van Minister Colijn als volgt: 1. De Regpering is van oordcel, dat hot bepaalde in art. 1, 4è lid der Dienstplicht wet liet onder de wapenen houden Van dienstplichtigen wel admini stratief gelijkstelt met het oproepen van .niet in werkelijken dienst zijnde dienstplichtigen, doch dat daaruit niet voortvloeit dat het imperatieve voor schrift van art. 187 der Grondwet daar door toepasselijk wordt op een geval, waarvan in die Grondwetsbepaling niet gerept wordt. Zij meent, dat uitsluitend de tekst van de Grondwet zelf hier be slissend is.- 2. Afgpzien van de omstandigheid, dat de indiening bij de Staten-Gencraal van een ontwerp als in deze vraag be doeld meer tijd eischt dan verloopen is tusschen liet nemen van het besluit der Regeering en het tijdstip, waarop de vraag werd gesteld, ligt het antwoord op de tweede vraag opgesloten in hei antwoord op de eerste. 3. In antwoord op de eerste vraag van den heer Aalberse heeft de Regeering reeds medegedeeld, dat zij, door een ver klaring, in één of in beide Kamers der Staten-Generaal afgelegd, aan den geno men maatregel grootere be.teekenis zou hebben gegeven dan met de werkelijk heid overeenkwam. De bekendmaking per radio schonk haar de best denkbare gelegenhei 1 om de gevallen beslissing toe te lichten op een wijze, die het wek ken van onnoodige ongerustheid in hef land zou kunnen voorkomen. 4. Gelet op de overwegingen, die de Regeering bij de keuze van den te vol gen weg hebben geleid moet het ant woord op de 4e vraag in dit geval ont. kennend luiden. Gedachtenwisseling De heer Aalberse (r.k.) was van mee ning, dat een verklaring in de Kamer geen onrust had behoeven te wekken. Het is een kwestie van vorm en die weet deze minis ter zeer wel te kiezen. Toegegeven is, dat het parlement eigenlijk de plaats is, waar de Regeering tot het volk behoort te spre ken De Dienstplichtwet-bepaling eischt, dat na het Kon. besluit, onverwijld een wets ontwerp wordt ingediend om den omvang te bepalen van wat in dienst wordt gchnu den. Gevraagd werd of de Regeering de zaak nog eens uit dezen gezichtshoek wil bezien Met dit laatste was de heer Vliegen (s.d.) het eens. Ook hij acht indiening van ven wetsontwerp noodig. Het genomen besluit was geen alledaagsch geval; dat bleek uit de radiorede. Daarom had de Regeering in de Volksvertegenwoor diging het eerst kunnen spreken, nu deze vergaderde. De sensatie had niet grootei behoeven te zijn dan nu liet geval is ge wcest Minister Colijn handhaafde, dat de tekst van de Gmnrhvet beslissend is en die eischt onverwijlde indiening van een wetsontwerp niet. Art. 1 van de Dienstplichtwet bedoelt ad ministraties gelijkstelling uit te spreken tusschen oproeping en onder de wapenen houden. Natuurlijk komt er in verband met de kosten van den maatregel, een vvetsont werp bij de Kamer. De Regeering wil ook nog wel eens nader onderzoeken of ge schieden moet wat gevraagd is. In de Kamer kan de Regeering niet spreken als voor de Radio. Men weet b.v. niet vooruit hoe dan de berichten naar alle hoeken van de wereld zou den zijn gevlogen. De voorzitter sluit de discussie. Maximum-prijs voor Soya-olie Met ingang van Maandag Maandag treedt in werking hot Kon. be sluit, waarbij het verboden is soya-olie in flesschcn, welke duidelijk zichtbaar het op schrift dragen „soya-olie", boven een door den Minister van Landbouw vast te stellen maximum-prijs te verhandelen of af te le veren aan den consument. Met ingang van 10 Maart is deze priis vastgesteld op 55 cent per heele flesoh. be vattende pl.rn. 710 g. olie, 32l/n cent per halve flesch, bevattende pl.m. 355 g. olie. heide prijzen exclusief glas. Onder „duidelijk zichtbaar" is te verstaan, dat op het etiket het woord „soya-olie" in geen kleinere lrter dan eenige andere daar op voorkomende letter of cijfer vermeld dient te worden, terwijl eveneens de maxi mum prijzen op het etikel dienen voor te komen. Officïeele Berichten WEERMACHT Eervol ontslag la verleend aan den res.-kapt H Benne, van het 10e reg. Inf.. aan den MILTAIRE PENSIOENRAAD liet ingang van t April 1936 ia i F. Hoogendoorr. .ert, wegens opheffing van hun betrekkin iVJS vfrl®end- onderschldenlUk als li voorzitter. aL« leaen, als secretaris en a' neeekundig adviseur van den Militaine insioenraad. zulks onder dankbetuiging voo door hen in ole functie bewezen dienstel uit de a.r. partij APELDOORN. Arja-club „Groen v. Prins- tererzal Dinsdag 17 Maart vergaderen ir het gebouw „Patrimonium", waar de heer G Verkerk zal spreken over: „Ons financieel" »:telsel". HAARLEM. Vanwege de A. R. Studie- en Propaganda-club wordt Donderdag 19 Maart m het Wykgehouw der Ned. Herv. Kerk aa de Ged. Oude Gracht een propagandevergadt ring gehouden, waarin als spreker optreedt Mr. G. A. Diepenhorst, lid van Ged. Staten van Utrecht en voorzitter van het landelijk verband van A. R. Propagandaclubs in Ne derland met het onderwerp; „Anti-Revolutio nair, juist nu!" MAASLAND. Voor de A. R. Kiesvereen heft Mr. G. van Baren, uit Delft, lid van de Tweede Kamer, gesproken over de vraagstuk ken van dezen tijd. Nadat op gebruikelijke wijze de bijeenkomst was geopend, schetste de spreker de divease staatkundige en econo mische moeilijkheden, en toonde met cijfers in en ander aan. Enkele vragen werden gesteld en beant woord voornaamste nieuws Dit Nummer bestaat uit DRIE bladen en het Zondagsblad NAAR VERLUIDT HEEFT FRANK- RIJK ER TE LONDEN OP AANGE DRONGEN DAT TEGEN DU1TSCH LAND, ZOO DIT INZAKE DE RIJN ZONE WEDERSPANNIG BLIJFT, SANCTIES ZOUDEN WORDEN TOEGEPAST. Vermoedelijk zal de Geneefsche Com- missie van Dertien volgende week te Londen bijeenkomen, ter bespreking der Italiaansch-Abessijnsche arbitrage. De Italiaansche troepen rukken in. noord en zuid verder op, zonder dat zij daarbij van Abessijnsche zijde belangrijke tegenstand ondervinden. In Boedapest worden besprekingen gehou- den tusschen de Hongaarsche minister-presi dent Gömbös en de Oostenrijksche bonds kanselier Schuschnigg. In de Tweede Kamer hebben gister de heeren Aalberse en Vliegen vragen aan de regeering gesteld naar aanleiding van de door de regeering in verband met den internationalen toestand getroffen maat" regel. Minister Colijn heeft deze vragen beantwoord. De Tweede Kamer heeft gisteren de wets ontwerpen herziening van de regecrings- reglementen voor Suriname en Curasao be handeld. Het verdere debat over de begrooting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in de Eerste Kamer. Circulaire van den Minister van Defensie aan de burgemeesters over dc maatregelen der Regeering inzake het onder wapenen houden van dienstplichtigen. N.V. AANN. MIJ. J. P. v. EESTEREfI ROTTERDAM NAALDWIJK. Voor de Arja-club heeft de heer C. Flikweert het onderwerp: ,.De Ver- zekeringswetgeving" ingeleid, waarbij de ver- 6chillende practische en principieele zijden van verzekering besproken werden. Er volgde een ruime bespreking. In de vol gende vergadering zal W. Doorduijn inleiden het onderwerp: „Koloniale vraagstukken'". Ons Zondagsblad' bevat o.m. de volgende artikelen: J a e o b u s Bellamydoor Dr. J. Karsemeijer. Het Korps Mariniers, een interessante beschouwing over de huisvesting van dit keurkorps. De kunstschilder A. W. V er hor st geeft bij een twee tal fraaie zwartkrijt-teekeningen een geestige beschrijving van zijn bezoek aan „Juliette in Godshuuzeke". Het oude Rome is een ge ïllustreerd artikel in de Kinder krant, waarin een en ander ver teld wordt over de Romeinsche school en de wagenrennen. Verder de gewone rubrieken: Meditatie, Binnen- en Buiten- landsch Overzicht, Zielkundige en Opvoedkundige Brieven, Vervolgverhalen voor volwas senenkinderen en kleuters, Kort Verhaal, Damrubriek, Kruiswoordraadsel, Uw belang stelling waard, Gedichten, Vers jes, Knutselwerkjes voor de Jeugd, Raadsels, enz. enz., tal- 'rijke illustraties. Ook deze week is ons Zondags blad weer alleszins lezenswaard Wie zich heden op ons blad abonneert, ontvangt de tot 1 APRIL a.s. ver schijnende nummers gratis. Aanbrengers van nieuwe lezers voor minstens één jaar, kunnen recht doen gelden op de fraaie zilveren theelepel Voor eiken abonné een exemplaar. Abonné s op te geven aan DE ADMINISTRATIE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 1