Lelieikundiqe Ru briek
n
n
Vertelboek voor de
Bijbelsche Geschiedenis
door J. Hoogwerf, hoofd der Da Costa-
school te Rotterdam.
Uitgave: J. N. Voorhoeve, Den Haag.
Voor de beoefening van de Bijbelsche Geschiede
nis 't zij voor School of Huisgezin, Jeugdver-
•enigingen, Zondagsschool e.a. ontbreekt 't
aeker niet aan de noodzakelijke handboeken. Vele
namen zouden te noemen zijn van mannen, die in
dit opzicht zeer verdienstelijk werk hebben ge
leverd: Van Andel, Loman, Stock-Renkema, SilJe-
vis Smitt, Ds P. ten Have, R. van Mazijk en
met gemak zou dit rijtje namen nog met een
tiental uit te breiden zijn.
Als men dan ook een nieuw werk ter beoordee
ling toegezonden krijgt bestaande uit twee deelen
en samen meer dan 1550 bladzijden tellende we
kunnen ons voorstellen, dat er menschen zijn, die
dan de vraag stellen: heeft dit nieuwe boek
met alle lof voor de beste bedoelingen van den
schrijver en het keurige werk van den uitgever!
eigenlijk wel reden van bestaan? Krijgen we van
ihet goede niet te veel?
We kunnen ons voorstellen dat deze vraag ge
daan wordt maar wij stellen haar niet.
Want wij hebben het boek, waarvan wij hierboven
den titel afschreven en dat we hier wenschen te
bespreken, zien groeien en met elke aflevering
klom onze belangstelling. We waren zelfs in de
gelegenheid zoo nu en dan voor een vertelling dit
werk te raadplegen; toen vooral hebben we het
kostelijke Vertelboek van den heer Hoogwerf ten
volle leeren waardeeren. Dit thans in twee prach
tige leeren banden verschenen boek is dan ook
voor ons reeds een goede bekende, waarmee we
«1 aardig vertrouwd zijn geraakt
Dit boek heeft
©en heele voor
geschiedenis.
De heer H. J.
van Wijlen,
die er een
„Woord voor-
ar' in 9chreef,
vertelt er o.m.
van: „Hst is
geboren in de
klasse, m de
levende vertel
ling. Toen
kwam er bij
de vertellers
behoefte om
het gevondene
te toetsen. Bij
onzen collega
Van der Laan,
toen hoofd der
7. Hoogwerf school in Ka-
tendrechL En
wj den schrijver van dit boek, den heer Hoog
werf. En de afdeeling van de Vereeniging van
Christelijke onderwijzers: Rotterdam en Omstre
ken, die menigmaal van hun gerijpt werk had
genoten, benoemde een commissie, waarin met de
beide genoemde heeren plaatsnamen do collega's
J. Jansen, De Ruig en Van Wijlen. Jarenlang
bebben die vijf geregeld vergaderd en overlegd.
Tot de heer Jansen stierf, en de heeren Van der
Laan en De Ruig Rotterdam verlieten. Toen lag
«r het werk, het werk van jaren.
Nu heeft de heer Hoogwerf het weer opgevat en
op zijn eigen, een hem eigene wijze, bewerkt. Dat
is te prijzen. Uit den strijd om de Bijbelsche Ge
schiedenis zijn onze scholen en wij, als onderwij
zers en onderwijzeressen met huur, geboren. Zij
is geweest, naar Lankamps uitdrukking, „de con-
ccntreerende gedachtenkring" voor heel ons on
derwijs, bet werk van dagelijksche overpeinzing
«n studie van den Christelijkcn onderwijzer."
Dit boek is dus geboren uit en voor dc scholen,
waarop de Bijbel een ecreplaats inneemt. Maar
we zeiden reeds, dat 't naar ons gevoelen eVeij-
eens uitnemende diensten zal bewijzen in eiken
kring, waarin de studie van Gods Woord met
«rnst beoefend wordt.
Wat de schrijver zegt ton opzichte van de Chr.
Scholen geldt immers ook voor die kringen: Is
verveling bij het onderwijs altijd vergif, het meest
verderfelijk zal deze wel werken, als ze voorkomt
bij de behandeling van Gods Woord als op do
gezichten te lezen staat: je vertelt me, wat ik al
volkomen weet
Daarom moet de Bijbel-vertelling telkens frisch
lijn. En dat kan! God heeft ons bij Zijn Woord
nóg twee boeken van Zijn hand gegeven; natuur
«n geschiedenis opdat we op deze twee niqt
alleen het Licht des Woords, maar bij dat Woord
ook de lichtstralen uit natuur en geschiedenis op
merken, die vaak nieuwen glans geven aan do
Bijbelsche Geschiedenis.
'Achterstuk van een schip met oorkussen
Door jarenlange studie en de praktijk der vertel
ling in de school is nu bijeengebracht, wat m
dit Vertelboek gevonden wordt. Door grepen uit
plant- en dierkunde, physica en aardrijkskunde,
vaderlandsche geschiedenis en algemeene, kerk- en
zendingsgesohiedenis, oudheidkunde en volksleven
is getracht, de Bijbelsche Geschiedenis te maken
tot ..het centrale vak van ons onderwijs" dat
die andere vakken steunt, maar waaraan die
ook weer herinneren gelijk de Heere Jezus
grepen deed uit Zijn omgeving, om er de Godde
lijke Waarheid door te verklaren.
*t Is moeilijk een „proeve van bewerking" te
geven en toch willen we trachten ©enigszins aan
te toonen hoe de heer Hoogwerf het hier boven
omschreven plan heeft uitgewerkt.
Er zijn gelijkenissen, die zeer zeker met betrek
kelijk weinig inspanning in een boeiend verhaal
zijn weer te geven, maar er zijn er ook, die aan
den verteller hooge eischen stellen.
We denken hier aan die uit Matth. 13: een zaaier
ging uit om te zaaien. Bij vele kinderen wel be
kend, maar dit maakt de positie van den ver
teller nog moeilijker.
En let er nu eens op wat Hoogwerf aan kostelijk
materiaal voor dit verhaal vol stille dingen" in
zijD Vertelboek biedt. We kunnen hier slechts op
©enige punten wijzen.
Daar is in de eerste plaats die mooie omschrij
ving: Gelijkenissen zijn hemelsche verhalen in eert
aardsch kleed, of: aardsche verhalen met hemel
sche beteokenis.
Er is geen groei zonder licht, lucht en milden
regen. „Begiet uw bloemen, plant uw boomen
De wasdom moet van boven komen."
Ter verklaring van het diepzinnige woord van
Jezus: Wie heeft, dien zal gegeven worden, zegt
Hoogwerf: Wie Mijn woord tot geestelijk eigen
dom maakte, wie inzicht heeft in geestelijke din
gen, diens kennis zal zich ontwikkelen en ver
meerderen; wie er geen verstand voor heeft, wordt
er slechts onvatbaar voor. De „groote" Nietzsche,
vijand Gods, stierf in krankzinnigheid, aldoor roe
pende: „Moeder, ik ben dom!"
Hier nog twee aanteekeningen: Men heeft zaden
in de pyramiden van Egypte gevonden, die nóg
kiemkrachtig waren: na duizenden jarenl Gods
Woord nóg langer: altijd! Wanneer zaait men?
In den regel bij windstilte: anders bereiken de
meeste korrels hun juiste plaats niet. Zoo moet
ook de ziel worden „stil gezet" voor het hooien
van Gods Woord. Waar gaat uw aandacht heenï
Ook herinnert de sohrijver van het bekende ge
dichtje van A. J. Hoogcnbirk:
Wij zaaien slechts; wij weten niet
Of straks het zaad in halmen schiet,
Op rotsen valt, in doornen stikt,
Dan wel de grage vogel 't pikt.
U blijve de oogst, ons 't werk, o Heerl
Wij zijn maar zaaiers cn niets meer.
Ten slotte nog deze wetenswaardige mededeefingï
Een aangespoelde Bijbel in Japan was het eerste
„zaad", dat daar ontkiemde, toen er het Christen
dom nog verboden was, terwijl het zaad er nu;
al een krachtige boom is geworden.
Het zal duidelijk zijn: waar zóó talrijke gegevens
worden geboden, die met het verhaal in recht
streeks of zijdelings verband staan daar wordt
het vertellen een voortbrengen van nieuwe en
oude dingen, waar naar te luisteren een genot
wordt.
Ook typeerend vonden we de opmerking van den
schrijver: Laat gerust wat koningen rusten, om
de profeten op den voorgrond te stellen, die hel
den, die bewondering moeten wekken. Want ook'
wij en onze kinderen kunnen met minder dan
een heldenziel niet toe: der profeten strijd is ook
de onze.
Jarenlang blijkt de schrijver het vele materiaal,
dat in dit boek verwerkt is, verzameld te hebben.
Oostersche dons
Vooral opmerkelijk zijn de gedichten, die wei
heel 't werk door aantreffen: van Revius, Da
Cosla en Cats, van Gezel ie en Laurillard, van
Willem de Mérode en Helène Schwarth en vele
anderen. Eén goed gezegd gedicht vermag niet
zelden meer dan een half uur vertellen!
We willen deze bespreking niet eindigen al eer.
we onze oprechte bewondering hebben uitgespro
ken voor de teekeningen van Tj. Bottema, waar
mede het boek op zeer kwistige wijze is verlucht.
Welk een studie moet dat dezen talentvollen
illustrator gekost hebben. Maar wat valt daarom
uit deze vaak simpele prentjes veel te leeren!
Een doeltreffende uitgave van dit boek stelde aan
de typografische verzorging hooge eischen. En
de bekende Haagsche uitgever heeft zich hiervan
op loffelijke wijze gekweten.
J. Sn.
Mijn hoogste
wensch
JACOB CATS
O als mijn zwakke tong niet meer zal kunnen spreken,
en dat mij door de pijn de woorden blijven steken,
geef, dat Ik Uwen naam mag noemen dies te meer,
en met een diep gezucht tot u mag roepen: Heerl
Verlos9erf eonig heil! en Trooster onzer zielen!
En laat ln dit gevaar Uw schepsel niet vernielen;
Gij hebt ln Uw geweld de prangen van den dood;
Verkwik mijn bange ziel in dezen faoogen nood.
Wanneer 'k mijn flauwen mond niet meer zal kunnen roeren,
laat mijn gedachten dan door wanhoop niet vervoeren;
©n als ik missen zal 't gebruik van mijn gezicht,
wees Gij dan, lieve Godl mijn troost en eenig licht.
Wanneer ?k op -het lest geen stem.zal kunnen hooren,
zoo spreek door Uwen Geest tot mijn inwendige ooren.
En als dit lichaam sterft, en mij de kracht begeeft,
maak dan dat Uwe Geest in mij gedurig leeft;
«n als mijn moede ziel zal uit haar woonhuis scheiden,
®oo laat haar uit dit ril tot Uwen troon geleiden.
Dit is mijn hoogste wcnsch, dit eischt mijn ziele meest;
O God, aan Uwe gunst beveel ik mijnen gcestl
li 10
HET OUDE EGYPTE
Egypte is een land, waar wij allen wel eens van
gehoord hebben. Telkens wordt dit land in de
Bijbel genoemd.
Wp weten allemaal, dat Jozef van dit machtige
rijk onderkoning is geweest en dat hij zo in s*aat
werd gesteld niet alleen Egypte maar ook zijn
vader en broeders met al hun vrouwen en kinde
ren in 't leven te behouden. En we weten ook van
de vreselijke plagen, die over Egvpteland kwa
men, toen Farao weigerde op Gods bevel het volk
Israël te laten trekken.
En ook horen we na elk Kerstfeest de geschiedenis
weer, dat de Heere Jezus met Jozef en Maria
naar Egypte moest vluchten omdat Herodes bet
Kindeke wilde doden.
Van dat oude land i$ later nog veel meer bekend
geworden dan wat we in de Bijbel er over lezen,
Een paar dingen wil ik hier in de Kinderkrant
vertellen.
In een Egyptische school.
Dit plaatje geeft een kijkje in een Egyptische
school. Zo'n school was meestal naast of in de
tempel gebouwd. En de schoolmeesters waren zeer
strenge heren, die ik jullie niet als onderwijzers
zou willen toewensen.
Op zo'n Egyptische school moest hard geleerd wor
den. De jongens moesten twéé soorten schrift
leren, twéé modellen van letters dus, één motel
voor het gewone schrift en één voor het meer
gewichtige of „hiëroglyphen"-schrift. De meesters
beweerden, dat dit hiëroglyphenschrift door den
God Thoth was uitgevonden; het heette daarom
een „goddelijk" schrift! De leerlingen vonden het
wel leuk, want het bestond in hoofdzaak uit fi
guurtjes van vogels en dieren, van mensen in
verschillende houdingen en van voorwerpen, die
stuk voor stuk een eigen betekenis hadden. Vijf
honderd verschillende tekens en vormpjes moest
de jeugd leren maken. De „schriften" werden ge
maakt van papyrus, 'n rietsoort langs de Nijl
groeiend; het blad werd slechts aan één kant be
schreven.
De meester lette nauwkeurig op, dat elk onder
deeltje der letters goed tot zijn recht kwam, want
de minste slordigheid immens kon een hele zin
onleesbaar maken! Nog altijd worden er in de
museums van deze „schriften" bewaard, die nu al
duizenden jaren oud zijn.
In de speeltijd beoefenden de jonirens 't balspel en
de zwemsport, terwijl zij erg handig waren in het
omhoog werpen van ringen, die zij dan aan hun
dunne stokken probeerden op te vangen.
De bekendste rivier van Egypte is de Nijl. Daarvan
hebben we ook allemaal al veel gehoord. Als
Farao aan Jozef zijn droom vertelt en zegt: „In
mijn droom stond ik aan de oever der rivier", dan
wordt daarmede zonder twijfel de Nijl bedoeld.
En als van de moeder van Mozes verteld wordt,
dat zij een kistjo van biezen nam, dat met lijm
en pek bestreek, „cn zij leide het knechtje daarin,
en leide het in de biezen, aan de oever der rivier"
dan denken wc aanstonds weer aan de Nijl.
De Nijl was reeds voor oud-Egypte een levensader.
Aan de arbeid langs de Nijl
In de maand Juni, wanneer de sneeuw op do
Afrikaanse bergen begint te smelten, zagen de
boeren tot hun genoegen de rivier meer en meer
wassen, hetgeen een rijke oogst voorspelde. Leem
en puin kleurde het groene water geel, later zelfs
bruinachtig-rood. Eenmaal zover, begon de Nijl
buiten zijn oevers te treden en overstroomde de
landerijen. In Egypte valt zelden of nooit reg^n
en dus zag de grond wèl verlangend naar enige
verkwikking uit! Een dikke leemlaag bleef ten
slotte achter en door die laag trokken de ossui
de eenvoudige ploegen, waarna het zaad aan 'Ie
aarde werd toevertrouwd door arbeiders, welke
meest blootsvoets waren en linnen kleding droe
gen. Korte tijd later begonnen de oevers van de
levenwekkende rivier te groenen van het rijpend
koren en het prachtige vlas, dat eenmaal net be
roemde Egyptische linnen zou leveren.
Is het wonder, dat de Egyptenaren de rivier
vereerden en dat de schrik hun om het hart s'ocg,
wanneer haar water slechts enkele landerijen be
vloeide? Dan stond er vast en zoker hongersnood
voor de deur, een mager jaar, dat in veel aeztn-
nen gebrek zou brengen. De klei uit de Nijl diende
ook nog tot bet vervaardigen van stenen, welke
in de zon werden gedroogd.
Kunstig aangelegde dijken moesten het overstroo-
mingswater beletten naar de rivier terug te ker-n.
De aanleg van deze dammen kostte heel wat
moeite en menig uur werd er aan besteed. Ver
raderlijke krokodillen loerden op de arbeiders om
hen beet te pakken en mee te sleuren, maar wak
kere schildwachten waarschuwden voor het na
derend gevaar en wisten de vraatzuchtige mon
sters meest tijdig op de vlucht te drijven.
Ons laatste plaatje laat de stoet van den Faiao
van Egpte zien. Zo'n stoet behoorde tot de schit
terendste optochten binnen heel het Rijk. De ko
ninklijke processie werd gewoonlijk voorafgegaan
door twee hardlopers, die met staven de nieuws
gierige menigte uiteen dreven. Dan kwamen ie
prachtige paarden, welke de vorstelijke praalwa
gen trokken. Hierin stónd de Farao, gekleed in
schitterende gewaden en omringd door lijfwach
ten. die tot aan de tanden waren gewapend. Ko
ningin cn prinsessen volgden en daarna kwa
men de rijksgroten met hun lijfwacht en slaven.
Het geheel moet een onvergetelijke aanblik heb
ben opgeleverd.
En nu denken we weer aan Jozef. Toen deze de
droom van den koning verklaard had, nam Fa
rao (lees 't maar eens na in Genesis «11 4116)
zijn ring van zijn hand af en deed die aan Jozefs
hand, en hij liet hem fijne linnen klederen aan
trekken en gaf hem een gouden keten om zijn
hals. En hij deed hem rijden op de twede wagen
en zij riepen voor zijn aangezicht: Knielt! Alzoo
©telde hij hem over gans EgyptelandL
Hij kreeg van Farao in handen
't Bestier van huis en goed en landen;
Dies bond hij vorsten naar zijn lust
Van zijn verstand en deugd bewust,
Deed gans Egypte's opperheer
Al d' oudsten luistren naar zijn leer.
De stoet van den Farao van Egypte.
VOOR KNUTSELAARS
TEN LEUK VOUWWERKJE
Een vriendinnetje uit Rottendam vraagt ons ln
dit hoekje zo af en toe ook eens een vouwwerkje
te geven.
Nu kunnen we aan alle verzoeken niet steeds vol
doen, maar zo'n vouwwerkje hadden we net bij
de hand.
Hier is het dan:
We nemen een vierkant stuk papier, bijv. 16 X 16
c.M. en vouwen hierin de diagonalen.
Keer het vouwblad om en vouw de hoekpunten
naar het midden. Nog eens omkeren en weer do
hoekpunten naar het midden vouwen.
Nog eens omslaan.
We hebben nu figuur I.
Figuur II laat ons zien, hoe het vouwblad er nu
uitziet
Vouw nu om f-i naar achteren en weer terug vou
wen; om g-h naar achter en terugvouwen; om b-c
naar voren en terugvouwen; om a-d naar voren
en terugvouwen.
Ziezo, het vouwblad ligt nu nog als op fig. II,
alleen zitten er wat meer vouwen in.
Druk nu e-b, e-a, e-c en e-d naar achteren,
e-f, e-k, e-g en e-i komen dan vanzelf naar voren.
Haal de lipjes uit en je hebt het peper- en zoutvat
zoals op fig. III.
RAADSELS
I. Een wapen uit de oude tijd,
Ook in des jagers hand geducht,
Neem daar de eerste letters af,
Dan hebt gij een heel lekkre vrucht.
Doe nu hetzelfde nog eens weer,
Zo blijft er staan, ja raad eens wat?
Iets dat geen geld is en dat toch
Op prijs gesteld wordt als een schat.
II. Welke verscheurende dieren noemt een dorp
in Gelderland?
III. In onderstaande vier zinnen zitten de namen
van vier vaartuigen. De letters moeten op elkaar
volgen.
1. Heb je Jo lang laten wachten?
2. Ik vond dien man vandaag bar kinderaachtig.
3. Heeft Jaap in kantoorboeken gesnuffeld?
4. Ik ben precies vier uur bij je. Maak dat j'e
klaar bent.
IV. Onderstaande woorden vormen een gezegde,
waaraan we allen maar steeds moeten denken.
Maar om de hele zin te krijgen, moet je zelf de
streepjes door woorden vervangen:
Als op ander verlaat, dan wat
hij
Oplossing raadsels van de vorige week:
I. Het getal is 365, de ouderdom van Henoch. De
onderdelen zijn: 3 pijlen (2 Sanx 8:14); 6 ellea
(1 Sam. 17 4)5 brooders (Luc. 16 28).
II.
III. Kwikzilver.
IV. Een vork.
119