Q)an_ froeJmr
Van tweeDuitscheTaalgeleerden
DINSDAG 3 MAART 1936
Wie waren Jacob en Wilhelm Grimm
Publiceerden Sprookjes en Taalwetenschappelijke
Werken van groote waarde.
De gebroeders Grimm zijn vooral bekend
geworden door de uitgave van hun verzame
ling sprookjes. Hoe belangrijk dit op zich
zelf ook is, toch was het. maar een onderdeel
van hun zeer omvangrijke en baanbrekende
werkzaamheid op 't terrein der wetenskap.
Dezer dagen was het 130 jaar geleden, dat
de jongste van de beide broeders geboren
werd- Ter gelegenheid daarvan is het mis
schien wel interessant iets over deze Duit-
echers te vertellen.
De beide Grimms leefden in de tijd toen
men het oude weer belangrijk ging vinden.
Het neo-classicisrae had voor het oude
slechts een medelijdend glimlachje over ge
had, het was iets uit barbaarsche tijden,
men was nu veel beschaafder geworden en
beschouwde .gotisch" als een woord met
een minder goede reputatie.
Toch was de eigenlijke zin voor het roman
tische nooit gestorven. Vooral in Engeland
heeft het in de volksaard steeds aansluiting
gevonden. Zelfs Pope, de neo-classische
dichter bij uitnemendheid, gaf een Shake-
speare-uitgave, en schroef een gedicht over
Windsor Forest. Wel prutMe hij aan Shake
epeare, omdat die volgens zijn meening
nogal onregelmatig was, maar het feit op
zichzelf is kenschetsend. Nog tijdens Pope's
leven schreef Lady Winohelsea; verscheen
The Seasons van Thomson, en werd er ge
werkt aan de belangrijke literatuur, die
men met de naam „Graveyard poetry" be
titelt In Schotland verzamelde Allan Ram
say oude gedichten. In Engeland gaf vorder
in 1765 Percy zijn beroemde verzameling
oude balladen uit onder de titel „Reliques
of Ancient English Poetry" en in Duitsch-
land werkte Herder aan een herleving en
beter begrijpen van wat vroegere geslach
ten geproduceerd hadden.
Zoo vonden de gebroeders Grimm dus het
veld voorbereid en was er de belangstelling
die noodig was om vruchtbaar werk te kun
nen doen. Daarbij hadden zij het voorrecht
te publiceeren in een taal, die niet door een
paar millioen, maar door ettelijke millioenen
menschen werd verstaan.
Op het terrein der wetenschap is vooral
Jacob Grimm bekend geworden door de uit
gave in 1819 van zijn „Deutsche Grammatik".
Als er nu een naam aan gegeven moest
worden zou het werk „Germanische Gram
raatik" worden genoemd. In dit werk heeft
Grimm zich losgemaakt van de tradities der
classieke philologie en de stoot gegeven tot
de beoefening van de historische spraak
kunst, Heel veel termen die we nu gebruiken
zijn van hem afkomstig. Grimm constateerde
bijvoorbeeld dat het Germaansch
speciaal soort werkwoordelijke vorm
•wikkeld heeft, die de verleden tijd vormde
door middel van een dentaal suffix. Dit ver
schijnsel berust niet op indo-germaansche
basis. De werkwoorden die klankwijziging
(ablaut) vertoonden waren in zekere zin
oorspronkelijk, d.w.z. kunnen met vormen
in andere indo-germaansche talen vergele
ken worden. Dit laatste is het geval met
een werkwoord alB binden, bond (vroeger
band), bonden, gebonden. Het eerste komt
.voor in leggen, legde, gelegd.
Vermoed werd dat wat wij nu In het
Nederlantlsch hebben overgehouden als -de
(-te) uitgang, wat het overblijfsel is van
vroeger veel langere vormen, terug te bren
gen is tot een werkwoord dat met ons woord
doen overeenkomt. Die werkwoorden had
den dus een ander werkwoord noodig om
hun vormen te maken, ze konden niet op
eigen beenen staan, en Grimm noemde ze
daarom „zwak". De anderen (binden, wor
den, komen enz.) konden dat wel, en wer
den „sterk" genoemd. Men ziet in dit en
andere gevallen de invloed van het Ro
mantisme.
Grimm zag nog een ander belangrijk ver
schijnsel in het Germaansch. Hij was geen
phoneticus; deze wetenschap is ook pas
veel later tot groote ontwikkeling gekomen.
Grimm noemde zijn eerste deel „Von den
Buchstaben" „over de letters" we
zouden nu zeggen dat letters onbelangrijk
zijn en dat het gaat om de k 1 a n k e n. Maar
het is natuurlijk heel gemakkelijk om
achteraf knap te zijn. Het doet niets af aan
de geweldige verdienste van Grimm, in het
ontdekken van da wet van de eerste Ger-
maansche klankverschuiving. Het was aan
onderzoekers opgevallen, dat de germaan-
sche talen aan het begin van een woord bijv.
een f, th of h hadden, waar andere taien
een p, t of k lieten zien, zooals sanskriet
pitór-, grieksch, patér, latijn pater, maar
engelsch father, nederl. vader, duitsch
vater (in deze beide laatste talen is de
oorspronkelijke f tot een v geworden).
Men zag nu dit verschijnsel regelmatig
Voorkomen en Grimm formuleerde toen de
klankwet waaraan zijn naam verbonden
blijft. Helaas bleven er een nogal groot aan
tal onverklaarde woorden over; later wei
den de wetten die hier de toon aangever
door de Deen Verner ontdekt; vandaar dat
de tweede Germaansche klankverschuiving
de naam gekregen heeft van de wet van
Verncr. Deze wet verklaart waarom bijv. het
latijnsche pater en frater allebei een t heb
ben, terwijl het Gothisch heeft fadar en
brothar.
Toch is Grimm aangevallen op het punt
van zijn oorspronkelijkheid. Vóór hem
had Rasmus Rask reeds belangrijke resul
taten gepubliceerd in het Deensch en
Jespersen zegt dat men daarom de v\«
van Grimm beter naar zijn landgenoot de
wet van Rask kon noemen.
Maar de Zweedsche geleerde V. Thomsen
wijst er terecht op, dat Grimm de stoot ge
geven heeft tot de h i s t o r 1 s c h e spraak
kunst en dat hij in elk geval de eerste is
geweest, die de groote historische beteekenis
van de draagwijdte van de klankverschui
ving heeft gezien. Het brengen van het
systeem is aan Grimms naam verbonden.
Ook de Nederlanders hebben een aanval
op Grimm gedaan. ln-on6 land heeft Lam
bert ten Kate belangrijke dingen gepubli
ceerd reeds in het eerste kwartaal van de
18e eeuw. Hij was een geloerde met een zeer
vooruitziende blik. Hij hield zich reeds bezig
met vergelijkende taalwetenschap en gaf
1710 „Gemeenschap tusschen de Gothriche
spraeke ende Nederduytse" uit en in 1723
„Aanleiding tot de kennisse van het
h even e deel der Nederduytse spraeke". Hij
was werkelijk de eerste die de regelmaat in
dc klankwisseling zag. Maar deze man
leefde te vroeg, de tijd was nog geenszins
rijp voor zijn belangrijk werk. Trouwens,
het Sanskriet was ook nog niet door
Europa ontdekt, en de kennis van deze taal
heeft de vergelijkende taalwetenschap van
het indo-germaansch pas een goed eind ver
der gebracht. Ook de Nederlander Junius
heeft heel veel voorbereidend werk gedaan
door zijn onderzoekingen over het Gotisch
en door de verzorging van de eerste druk
in 1665 van de codex argenteus van Wul-
filas bijbelvertaling.
Tot nog toe gaf men aan Jacob Grimm de
meeste eer van de gebroeders. Beweerd
wordt dat Jacob veel schranderder en geni
aler was dan zijn jongeire broer Wilhelm. In
die laatste jaren wordt dit echter weer door
sommige geleerden betwijfeld. Jacob zou te
systematisch zijn geweest en de eigenlijke
geniale ziener zpu Wilhelm zijn. Hoe dit
echter zij, aan het begin van de 19e eeuw
staat dit tweetal als menschen die een groo
te invloed hebben gehad op het werk van
wie na hen kwamen.
Prosper Arents geeft een proeve van
bibliografie, n.l. een overzicht van de ver
talingen, die er van Vlaamsche werken zijn
erschenern.
Burgemeester Cam. Huysmans geeft een
onderhoudende causerie over Reinsert
en Uilenspiegel: „de twee meest karak
teristieke satiristische typen uit onze natio
nale kunst. En wat hun kracht uitmaakt.:
ze zijn tegelijkertijd twee internationale
typen. Verschillende volken hebben tot hun
schepping bijgedragen, doch in Vlaanderen
hebben ze hun definitieve gestalte gevonden.
Ze zijn gesproten uit den satirisohen geest
van alle tijden en van alle landen om
het historisch kader in te stappen.
Daardoor verkregen ze een eigen per
soonlijkheid."
De J u 1 i-a f 1 e v e r i n g opent met. hul
digingsredevoeringen voor Tony Bergmann
te Lier, uitgesproken door Toussaint van
Boclaere en Felix Timmermans. De laatste
acht, dat Tony Bergmann met Gezel ie en
Conscience „het klaverdrieblad van dien
tijd" vormt.
Prof. Dr. M. Sabbe publiceert en commen
tarieert de arbeidsregeling, tucht en maat
schappelijke voorzorg in de beroemde Ant-
werpsche drukkerij De Plantijnsche Werk-
stede.
Het Augustusnummer is geheel ge
vuld met de omvangrijke studie van Prof.
van Mierlo S.J. over Willem van Afflighem
en diens beide werken Het leven van
Jesus en Het Leven van SinteLut-
g a r t. Op grond van uitvoerige en subtiele
analyse's komt de geleerde schrijver, een der
beste kenners onzer middelnederlandscho
literatuur tot de conclusie, dat deze beide
merkwaardige werken, het eerste in proza,
hot tweede in poëzie inderdaad toegeschre
ven moeten worden aan Willem v. Afflighem
In het tweede hoofdstuk worden dan leven
en kunst van den dichter en zijn Leve
van Sinte Lutgart nader besproken.
De Verslagen en Mededeelingen
an men bestellen bij den drukker der Kon.
Vlaamsche Acadeimie: Ledeberg (Gent) N.V.
Drukkerij Erasmus.
stelen van ding en. Wij blijven het er voor
houden, in overeenstemming met Paulus'
uitspraak en dc verklaring van onzen Cate
chismus, dat het 10e gebod uitsluitend ziet
op de begeerte, al wordt deze niet omgezet
i de daad.
En evenmin kunnen we instemmen mot
den auteur, als hij zegt geneigd te zijn zich
te scharen bij hen, die in dc gelijkenis van
het zuurdeeg (Matth. 13) dit zuurdeeg op
vatten als de kiem van dwaalleer, die ver
dervend werkt in het Koninkrijk Gods.
Voor ons is afdoend het feit, dat Jezus het
Koninkrijk der hemelen zelf vergelijkt bij
een zuurdeesem.
Daarentegen constateeren we met groote
voldoening, dat de auteur met beslistheid
•olhoudt het diepe priucipieele verschil tus
schen de wet van Mozes en de wetten van
andere Oostersche volken. Bij alle schijn
bare overeenstemming zijn alleen in de
etten van Mozes recht, ethiek en religie
onverbreekbaar één.
We mogen enkele bezwaren hebben, deze
werkjes over Knnaiin vóór en tijdens den in
tocht van Israël en over Jozua en den
vroogsten Richterentijd bevatten zooveel we
tenswaardigs tot recht verstaan van Israels
historie, dat we volgaarne deze boekjes tor
lezing en bestudeering aanbevelen. Het Bij-
belsch onderwijs kan er veel door
Emigratie, door Mr. J. Kalma. Uit
gave Nijgh en Van Ditmar N.V., Rot
terdam.
De ondertitel: Biedt Indië uitkomst? duidt
voldoende aan, dat de schrijver, oud-hoofd
van de administratie van het Boschwezen
in Ned.-Indië, het vraagstuk van de emi
gratie naar Indië op het oog heeft met dit
geschrift Bepaaldelijk zoekt hij een ant
woord op de vraag of Sumatra voor vak-
kuhdige landbouwers gelegenheid biedt om
In hun levensonderhoud te voorzien. Een ant
woord op deze vraag geeft de schrijver niet.
Dit is ook zijn bedoeling niet Wel dringt
hij aan op een proef-kolonisatie, welke vol
gens Schr. „binnen het jaar en wellicht na
enkele maanden inzake de voornaamste voor
waarden van slagen, uitsluitsel zou kunnen
geven". Want men moet met kolonisatie van
blanken in tropisch gebied zeer voorzichtig
zijn.
Na een inleiding (die schrijver „Oriëntee
ring" noemt), welke o.i. wel wat te veel is
uitgedijd ongeveer het vierde gedeelte van
het boekje neemt ze in beslag wordt eerst
kortelings over emigratie naar Suriname
naar Argentinië en naar Nieuw-Guinea ge
handeld, om dan op het eigenlijke onder
werp te komen. Eerst beschrijft Mr. K het
plan-Dr. Vijburg omtrent emigratie naar
Sumatra zeer duidelijk, waarna hij uitvoe
rig zijn eigen inzichten weergeeft.
Goed doet het aan, dat tot voorzichtigheid
aangemaand wordt Maar daarom is het oor
deel niet afwijzend, hoewel kolonisatie naar
Sumatra, het land van de toekomst, met
veel takt moet geschieden.
Het initiatief moet volgens Schr. van de
gemeenschap uitgaan, waarbij de Regeering
hulp en medewerking verleent
Als door gemeenschapsinitiatief blijkt, dat
er goede mogelijkheden bestaan, dan pas is
het woord aan de Regeering. Aldus be
sluit Dr. K. zijn belangrijk geschrift.
Ernstige overweging van wat hij schrijft
verdient alleszins aanbeveling.
Eendge tijd geleden gaven wij een uit
voerig artikel over de belangrijke cultureele
instelling in Vlaanderen, de KoninkL VI.
Academie.
In deze Verslagen worden afgedrukt de
lezingen en werkstukken in de vergaderin
gen der Academie naai- voren gebracht en
op deze wijze bereiken de resultaten van de
noeste vlijt en degelijke studie der leden het
groote publiek. Een schat van artikelen, met
name over oudere en nieuwere Nëderland-
sche sn Vlaamsche literatuur vindt men in
de jaargangen der Verslagenen Mede
deelingen bijeengebracht. Eigenlijk zou
dit tijdschrift, (want het orgaan der Acade
mie is eigenlijk een taal- en letterkundig
tijdschrift) in geen enkele openbare biblio
theek ten onzent mogen ontbreken. Zoo
zouden niet alleen de resultaten van de
studie der Vlaamsche geleerden ónze
literair-belangstellenden ten goede komen,
maar daardoor zou ook dit cultureede Vlaam
sche werk krachtig worden gesteund.
Voor ons liggen de drie laatste nummers:
Juni, Juli en Augustus 1935 (de Versla
gen zijn steeds omstreeks een half jaar
geantedateerd).
Emmanuel de Bom gaat na, wat Willem
Kloos in de loop der jaren over de Vlaam
sche Letteren heeft geschreven. Aanvanke
lijk had Kloos niet veel lof voor de Vlaam
sche schrijvers, evenmin als Van Deyssel,
van wien de bekende uitspraak is: „Ik ben
de vriend der Vlamingen, periode 18301SS5,
niet. Hu, hu, wat een grof volkje!" Bekend
is ook, dat Kloos in 1885 in Pol de Mont's
Fladderende Vlinders precies 22
goede verzen vond.
Met Stijn Streuvels begint Kloos' waar
deering, die vooral een hoogtepunt vond
voor Gczelle, door hem genoemd „een der
meest waarachtige glories van de laatste
helft der negentiende eeuw."
Toussaint van Boelaere huldigt Albert
Giraud, den Fransch schrijvenden Vlaam-
schen dichter.
Door Gods hand bewaard. Beschou
wing over het boek Esther, door J.
Dagelijksche Schriftlezing in onze gezin
nen behoort zeker tot de eischen, welke aan
het Christelijk gezinsleven mogen geste'd
worden. Evenwel, het gevaar is niet denk
beeldig, dat wij vooral bij het lezen der his
torische boeken 200 licht uit het oog verlie
zen, dat die boeken niet slechts treffende
verhalen bevatten, maar dat het God is, Die
Zich in die gewijde geschiedenis aan ons
openbaart
Juist daarom zijn we den auteur van deze
practische Bijbelstudie dankbaar, dat hij op
eenvoudige en treffende wijze'in het licht
stelt, dat al wordt Gods Naam in hét boek
Esther niet genoemd, niettemin Zijn hand
duidelijk merkbaar is in de geschiedenis,
welke dit Bijbelboek ons beschrijft
Het is Gods hand, die Zijn volk bewaart.,
als de vijanden het op den ondergang van
dat volk gemunt hebben. En zóó dit Bijbel
boek bezien, wordt het een troostvolle open
baring Gods, dat het in den diepsten groijd
God is. Die de geschiedenis maakt- en
door alles Zijn Koninkrijk doet komen.
Het is de groote verdienste van deze
belstudie, dat de schrijver ons telkens weel
wijst op die verborgen hand Gods.
Onze groote waardeering hiervoor sluit
echter niet in, dat wij in de verklaring van
dit Bijbelboek in alle opzichten met den
schrijver kunnen instemmen.
Wij achten het niet vrij van inlegkun
de, wanneer in Ahasveros een beeld gezien
wordt van de universeele macht van God en
in Vasthi getypeerd vinden de ongehoor
zaamheid van de verantwoordelijke Chris
tenheid.
Te meer bevreemdt ons deze verklaring,
omdat enkele bladzijden verder Vasthi ge-
teekend wordt als een hoogstaande vrouw,
die terecht weigert aan Ahasveros' eisch te
voldoen.
En niet minder bezwaar hebben we tegen
de meening, dat Esther een krachtige ge
loofsheldin mag worden genoemd. We zijn
het meer eens met die Schriftuitleggers, die
er de aandacht op vestigen, dat Esther eerst
dan haar leven in de waagschaal voor haar
volk stelt, als Mordechai haar erop wijst,
dat haar eigen leven er mee gemoeid is,
indien Hamans booze toeleg gelukt.
Intusschen kunnen we dit boek wel
harte aanbevelen, om den rijkdom van prac
tische wenken voor het leven naar den eisch
van het Woord Gods en om dè inderdaad
sterke en treffende bewijzen voor de godde
lijke autoriteit van dit deel der Heilige
Schrift
„Baals Burchten" en „Verdeeld land
en verdeeld Volk" door D. J. Baar
slag Dzn. Baarn, Bosch en
Keuning.
Deze beide werkjes verschenen als no.
eu 5 van een standaardwerk, dat in 12 deel
tjes compleet zal zijn en bedoelt de l
denis van Oud-Israël te plaatsen in de om
lijsting van het Oosten.
Dit geheele standaardwerk ziet het licht
In de bekende Libellen-Serie, welke uitmunt
door goedkoopen prijs en schitterende uit
voering.
Wat den inhoud dezer werkjes betreft,
kan gezegd worden, dat de auteur ons hier
een levenswerk biedt.
Men moet inderdaad niet gering denken
van de breede en veelomvattende studie,
welke aan deze boekjes ten grondslag ligt.
Het is dringend noodig tot recht verstaan
van het Oude Testament, dat op onze Wes-
tersche Schriftbeschouwing Oostersch licht
valt
En bijzonder klemt deze eisch, wanneer
we geroepen worden ouderen of jongeren te
onderwijzen in de kennis der Heilige Schrift
Nu zijn er vooral in de laatste jaren meer
dere wetenschappelijke werken verschenen,
die onze kennis der Schrift kunnen verbroe
den en verdiepen. Maar het is de groote
verdienste van den auteur der bovengenoem
de werkjes, dat hij ons do vruchten zijner
studie in zulk een frisschen en populaire:
vorm biedt, dat het lezen ook voor den niet
wetenschappelijk geschoolde een genot
wordt.
Niettemin hebben we enkele bezwaren te
gen sommige uitspraken in deze werkjes,
die wij niet onbelangrijk achten. We lazen
b.v., dat het achtste gebod waarschijnlijk
betrekking had op m e n s c h e n-roof, ter
wijl dan het tiende gebod zou doelen op het
Dr. M. J. Langeveld: Wegen lot
God. Zeist, J. Ploegsma.
De „wegen tot Gód", welke Dr. Lange-
e 1 d zijn lezers van omstreeks zestien
jarigen leeftijd wil doen bewandelen treft
hij, behalve in Oud- en Nieuw-Testamcnt
aam in de mythen van oud-Egypte, van het
Germanendom, van Hindoestan, en
vele andere landen en volken. Bovendien
leidt hij zijn jonge lezers in in de gedach
tenwereld der groote Griekscbe denkers,
-ervolgens met meer uitvoerigheid de
geschiedenis van het Christendom te ver
halen. Velen zullen voor hun kinderen an
dere dan de hier gewezen wegen begeoren,
en ertegen protesteeren, dat bijvoorbeeld de
scheppingsgeschiedenis uit Genesis ge
plaatst wordt in het milieu van de legen
den der oude volken. Een ander bezwaar
tegen dit werk is, dat het de oude mythen
en legenden zóó summier verhaalt, en met
weinig aanduiding van wat daarin aan
geestelijken, inhoud schuilt, dat zij als min
of meer kinderachtige verhaaltjes aandoen.
Overigens is het boek niet vrij van en
kele slordigheden. Zoo zagen wij ergens
een afbeelding va-n den Egyptischen doo-
dengod Anubis, die echter in het bijschrift
als Thot werd bestempeld, den god met den
Ibiskop; terwijl in een uiteenzetting over
den Keltischen godsdienst klaarblijkelijk
Bretagne en Brittan je verwisseld werden.
t wat wij hierboven van den inhoud
aanstipten zal intusschen /eeds gebleken
zijn, dat voor het Calvinistisch volksdeel
boek als dit niet tot de meest ge-
wenschte godsdienstige jeugdlectuur kan
worden gerekend.
De uitvoering en de illustraties van J u-
dith Kruys verdienen echter lof.
Dr. P. H. van der Hoog: Pelgrims
naar Mekka. Den Haag, H. P.
Leopold's U.M. N.V.
De bacterioloog Dr. van der Hoog, die
lri de pelgrimshavèn Dzjeddah gearbeid
heeft ter verzorging van den sanitairen
dienst, en die enkele jaren geleden tot den
Islam overging, heeft ons in zijn „Pelgrims
naar Mekka" een boek geschonken, dat in
vele opzichten merkwaardig is. In korte,
frisch geschreven hoofdstukken geeft hij
allereerst een overzicht over de voornaam
ste geloofspunten, welke door den moslim
worden aangehangen; verhaalt hij het le
ven van Mohammed en de uitbreiding van
diens invloedssfeer in de eerste tijden na
diens dood; en geeft, hij vervolgens persoon
lijke indrukken van een pelgrimage naar
de steden Mekka en Medina, de groote aan-
trekkingspunten der rechtzinnige moslim-
sche wereld. Doch daarbij laat hij het niet
De schrijver betrekt evenzeer de internatio
nale politiek ten opzichte van het pan-
islamisme in het geding; verhaalt ons van
een bijeenkomst in Mekka, ten tijde van
den Haddj. waarin koning Ibn Saud voor
een zeer bont geschakeerd auditorium zijn
idealen te dien opzichte uiteenzet; en geeft
ons overzichten over den stand van het Mo-
hammedaansche geloof in vrijwel alle lan
den, waar moslims wonen.
.Pelgrims naar Mekka" is op deze ma
nier een eenigszins hybridisch boek gewor
den, dat zij het ook niet systematisch, ver
schillende aspecten van den godsdienst van
den Islam belicht, en zeer goed ter oriën
tatie kan dienen van hen die uit welken
hoofde dan ook omtrent dit onderwerp het
een en ander in kort bestek wenschen te
lezen.
Het werk is versierd met een aantal zeer
fraaie foto's, welke o. a. enkele voor den
moslim heilige plaatsen in beeld brengen.
Een boek van Dr. Euwe
over Strategie en Taktiek
in het Schaakspel.
Een der beste werken die op
dit gebied verschenen.
„Strategie, en taktiek in het
schaakspel" door Dr. M.
Euwe. Uitgave W. P. van
Stockum N.V., Den Haag.
1935.
Een voortreffelijk boek om de kwalitei
ten, welke het bezit en om de fouten, welke
n ontbreken. Het ware water naar de
zee dragen hier nogmaals in den breede te
gaan betoogen, welk een voortreffelijk do
cent dr. Euwe is. Nagenoeg iedereen weet
dit en ook wij schreven er bij herhaling
over.
En tóchTóch is er nog weer. een ver
schil met vorige boeken van dr. Euwe. Een
oudig onderwerp voor leeken te behan
delen is niet zoo zwaar. Evenmin is het
bijzonder moeilijk een ingewikkelde kwes
tie aan deskundigen uit te leggen. Doch
het vereischt bijzondere kwaliteiten om een
lastige materie zoodanig te behandelen, dat
het onderwerp niet alleen aan beide cate
gorieën volkomen duidelijk wordt, doch
beide groepen van lezers tevens geboeid
worden. Een dergelijk beheerschen van dc
te behandelen stof treft men onverschil
lig op welk gebied slechts uiterst zelden
aan.
Dr. Euwe is er bij het schrijven van zijn
nieuwe boek volkomen in geslaagd aan el-
ken liefhebber van het schaakspel datgene,
wat hij over de strategie en de taktiek in
dit spel te zeggen had, op onderhoudende
wijze bij te brengen.
Strategie en Taktiek. Twee veel
gebruikte begrippen, twee modewoorden,
doch meestentijds misbruikt. Bepalen wij
ons tot het schaakspel, dan zal de over-
groote meerderheid der schaakspelers moe
ten erkennen, dat de woorden strategie en
taktiek voor hen klanken zonder wezenlijke
beteekenis zijn; dat. hun practische erva
ring van dit spel zich'beperkt tot de vrij
grove, en nuchtere buitenkant: het verove-
en verliezen van stukjes hout; dat hun
overwinning gewoonlijk wordt veroorzaakt
door een: „hij zag het niet" in plaats van
door een „hij begreep het niet"; dat hun
combinaties, indien zij al een plaats in hun
spel innemen, van een grove en zeer pri-
nitieve soort zijn; dat hun strategische ma
noeuvres meestal worden begeleid door ge
dachten als: „laat ons hopen, dat het lukt",
in plaats van te worden gedragen door de
zekerheid: „dit of dat is het beste, omdat
het logisch is".
Door kennis te nemen van dr. Euwe's
nieuwe boek zullen zulke schaakspelers
hun spel op een hooger plan kunnen bron-
Een ontroerend boek
over Rusland
Over Rusland werd en wordt veel ge
schreven. Van communistische zijde wordt
't, tot zelfs in de raadszalen van land
gemeenten, wel eens voorgesteld of in dit
geweldige rijk aan alle leed een einde is
gekomen. En dan weer krijgt men gruwel
verhalen onder de oogen, die een ietwat
overspannen mensch en die zijn er in
onze tijd heel veel een paar slapelooze
nachten bezorgen.
Wie kan ons over het mysterie van
Rusland het juiste licht ontsteken? Ieder
zal deze vraag wel eens in zich hebben
voelen rijzen, en daarom achten wij 't een
verblijdend verschijnsel, dat er af en
een boek over Rusland verschijnt, dat
kenmerken vertoont de waarheid te willen
geven.
Zulk een boek achten wij het bij de N.V.
Noord-Holl. Uitgevers-Maatschappij te Am
sterdam verschenen werk Waar
leven sterft (de gevangenen van
Sovjets) door Vladimir V. Tchernavin, ver
taald, door Jhr. R. H. G. Nahuys.
De lezing van dit boeiend geschreven hoek
maakt stil. En na de lezing moet ge telkens
weer denken aan de woorden op de laatste
bladzijde: „De Russen kunnen niet ge-
looven, dat een Christelijke beschaving
willens eir wetens duldt, dat dergelijke
monsterachtige wreedheden voortgang heb
ben."
Dr M. Ecuwn
gen. Men noemt het schaakspel wel eens
een koninklijk speL Welnu, dr. Euwe heeft
door dit boek er zeker toe bijgedragen aan
het schaakspel in toenemende mate dit
epitheton te verleenen. Het is één der beste
werken zoo niet hét beste welke ons
land op dit gebied bezit.
Dit werk was reeds verschenen vóórdat
de strijd om het wereldkampioenschap was
begonnen en dat is in zekeren zin van be
teekenis gebleken. Door kennis te nemen
van dit werk krijgt men namelijk een uit-
nemenden indruk van de persoonlijkheid
van den auteur, van de koelbloedige, we
tenschappelijke, strict-logische denkwijze,
welke den huidigen wereldkampioen eigen
1. Het was mede aan de hand vam dit
erk, dat wij bij den aanvang van den
wedstrijd om den wereldtitel meer dan ooit
de zekerheid hadden, niet dat dr. Euwe
zou winnen, doch dat zijn kansen goed,
zeer goed waren te noemen. Iemand, die
zulke exacte werkmethoden toepast kan
wèl overtroffen worden, doch niet absoluut
falen. En het verloop va-n den strijd heeft
bewezen, dat die goede verwachtingen ge
motiveerd waren. Het schrijven van dit
werk moet dr. Euwe geen groote moeite
gekost hebben. Het is, naar onze meening,
niet anders geweest, dan een systematisch
noteeren van een gedeelte van zijn denk
wijze tijdens het schaken. Do theorieën,
welke hij in zijn boek heeft ontwikkeld,
heeft hij niet met veel inspanning moeten
bedenken, doch ze vormden 'n deel van hem
zelf. Daaraan is het dan ook te danken,
dat het werk den lezer prettig aandoet door
zijn vlotheid, door zijn gemakkelijke stijl
en door zijn systematische opbouw.
Dit werk verdient in zeer broeden kring
gelezen te worden. Eén opmerking mag
daarbij niet achterwege blijven: men kan
en moet dit boek weliswaar opvatten als
een leerboek, doch moet niet denken, dat
het een theorie-boek is in den algemeenen
zin des woords. Wie openingen wil bestu-
deeren moet hier niet zoeken; die kieze een
ander werk, bijv. Practische Schaaklessen,
van denzelfden auteur.
H. J. J. SLAVEKOORDE.
„Monsterachtige wreedheden" men weet
dus waarvan in dit boek wordt verhaald.
Maar niemand zal na de lezing durven be
weren, dat er in deze kenschetsing ook maar
eenige overdrijving schuilt.
Den schrijver, die een wetenschappelijke
opleiding-."ontving, werd het directeurschap
aangeboden van de Afdeeling Productie en
Onderzoek van de Noordelijke Staats-vis-
scherij-Trust, een Staats-industrie, die ge
sticht was ter bevordering van de visscherij
in de Noordelijke IJszee.
Ook voor de vissoherij was een vijfjaren
plan samengesteld: anderhalf millioen ton
nen zouden door 500 treilers in 1933 moeten
worden binnengebracht. Toen bleek, dat dit
plan op een groote mislukking zou uit-
loopen, werden de leiders van het werk in
Moermansk van sabotage beschuldigd, en
48 verdienstelijke mannen werden door de
GPOE tot den kogel veroordeeld.
Men wil van Tchernavin een verklaring
hebben, dat deze met de sabotage-plannen
op de hoogte was. Als deze weigert, wordt
hij te Leningrad gevangen gezet onder de
bedreiging: jij zult de 49ste zijn!
Inderdaad: T zijn monsterachtige wreed
heden, waaraan de schrijver daar is bloot
gesteld. En toen hij in de gevangenis de
tijding ontving, dat ook zijn vrouw was
gearresteerd en zijn zoon aan de armoe prijs
gegeven toen zijn er momenten geweest,
dat deze radelooze man en vader smeekte:
geef mij dan maar den kogel!
Daarna werd hij echter als gedeporteerde
op transport gesteld naar Solovki. En 't
geluk was hem daar gunstig. Er was groot
gebrek aan ervaren leiders in 't visscherij-
bedrijf en daarom werd Tchernavin op
inspectie gezonden.
„Ik bracht een kort verslag uit", ver
telt de schrijver, die bij alle ondervonden
ellende de humor in een klein hoekje van
z'n hart steeds wist te bewaren „maakte
grooten ophef van „mogelijkheden"; mijn
cijfers deden hen watertanden. Zij spraken
allen tegelijk, vielen elkaar in de rede, en
ieder bracht zijn eigen plan ter tafel voor
uitbreiding van de zaken cn de productie
van duizenden tonnen vischmeel door een
fabriek, zonder fabrieksinst-allatie. Zales-
kantz stak hen allen de loef af, door voor te
stellen om vischmeel niet alleen aan vee,
maar. ook aan gevangenen te eten te geven."
Op zijn inspectietochten maakte de schrij
ver alles voor zijn ontvluchting gereed en
in een lekke boot wisthij ,met vrouw en
zoon naar Finland. 1e ontkomen. Dit laatste
wordt in slechts enkele regels verteld: het
breede verhaal van deze romantische ont
vluchting is door de echtgenoote van den
schrijver reeds gegeven in het bekende boek
„Rapaille".
Een boek als dit, waarin de schrijver een
stuk eigen levenservaring weergeeft, loopt
spoedig 't gevaar te overdrijven en de
dingen zeer eenzijdig voor te stellen.
Daarom te meer bewonderen we het
talent van dezen auteur, die een zeldzame
zelfbeheersching blijkt to bezitten. En dit
maakt zijn verhaal nog aangrijpender.
Voor zoover een boek kan laten zien, doet
dit boek het. Het laat ons niet alleen zien,
maar ook iets gevoelen van het ontzettende
lijden, waaronder in het vroegere Czarenrijk
honderdduizenden gehukt gaan.
De bewerkers van dit lijden volvoeren hun
somber bedrijf op zeer geraffineerde wijze.
O, men is daar in Rusland zoo bang, dat
buitenlandsche bezoekers iets zullen merken
van het leed, waardoor de gevangenen van
de Sovjets vergruizeld worden.
Vladimir V. Tchernavin en zijn echtge
noote Tatiana hebben r'e „zegeningen." van
BOEKENSCHOUW, Februari 1936
Pater van Heugten houdt ironische be
spiegelingen over de triomf van het bock in
Rusland. Een volgende bijdrage handelt
over den onlangs gestorven schepper der
moderne Spaansche lyriek: Ramon del Val-
le Inclau, die is geweest een groot en echt
Spanjaard, een grcot en echt dichter.
Panhuysen artikelt over Oliver Goldsmith
n.a-.v. de biographie. die Stephan Gwvnn
over Goldsmith geschreven heeft. Dr. Boere-
back bespreekt het werk van den Franschon
essayist-romancier Daniel Rops.
Pierre von Valkenhotf schrijft over Hei
man Dullaert n.a.v. diens driehonderdste ge
boortedag. De waardeerende en sympathieke
wijze, waarop hier deze dichter „van het
tweede plan. maar met eere" wordt bespro
ken, geeft blijk van juist begrip.
„Gods Liefde heeft Dullaerts leven ver-*
vuld, en zijn poëzie in vorm en inhoud be
paald. Hij is „stichtelijk", maar daarin rijk
en diep. Zijn talent was niet groot maar
fijn en moge zijn beeld en iklankenrijkdom
niet uitgebreid zijn enkele herhalingen
wijzen daarop hij wist ze te gebruiken.
Hij overschatte zijn krachten niet en zoo
men misschien van onderschatten wil spre
ken, dau vergete men niet dat. zijn leven
door eenvoud en bescheidenheid' geken
merkt werd".
DE WERKPLAATS
J. K. van Eerneek geeft een romanfrag
ment, Jan H. Je Groot een dramatisch frag
ment H. A. Gerretsen schrijftf over het werk
van den lithograaf. Aart van Dobbenburg.
Verder is er van verschillende dichters poë
zie opgenomen.
Buitendijk houdt het Calvinistisch karak
ter van de Geuzenliederen staande tegen
over Dr. P. Leendenz Jr. en dr. E. T. Kuiper
in een betoog, waarmee we geheel instem
men.
Dr. W. A. P. Smit maakt aanteekeningen
bij de poëzie der „jöng-Protestantsche be
weging". Smit sluit zich in deze beschou
wing aan bij het art. van Buitendijk, als hij
zegt. dat er. geen tijd in onze historie ge
weest is, waarin zoo bewust Protestantsch
geleefd werd als in de 17e eeuw. Daarom
moeten wij „ons pogen te verankeren in de
bloeitijd van ons Protcstantsche verleden".
Dr J. van Ham begint met de publicatie
van ècn reeds zoolang met ongeduld tege
moet geziene „Geschiedenis van de Chris
telijke Literatuur na 1880".
Stemmen des Tijds
Wouter van Riessen vervolgt „De Vruch-
telooze Strijd". Prof. dr. Simon Frank geeft
een beeld van Tolstoï, zijn werk en betee
kenis. Tolstoï wordt ons hier geteekend
als een zoeker, die telkens ontspoorde,
maar ook als een ziener „een der grootste
vertegenwoordigers van het verlangen naar
God, dat leeft in de diepte der Russische
ziel".
Dr. J. C. Roose wijst op do toenemende
ontkerkelijking van ons land en vraagt
of de kerk wellicht door „de Groep" en
„Möttlinger" perspectieven bezit?
Van dr. W. J. A. Kernkamp is een stu
die over een urgent probleem „Engeland
en Egypte". Dr. Tazelaar geeft een „kro
niek in delen" en Baarbé het buitenlandsch
overzicht.
het Sovjet-bewind ondervonden. En in hun
boeken laten zij een hartstochtelijk protest
daartegen hooren.
Moge hun angstkreet gehoord en verstaan
worden!