Vet volg vet haul
EENZAMEN
door A.v.d. Vlugt-Walop
3)
„O, maar dat zou gauw genoeg wennen," was het
antwoord.
„U zou het best kunnen probeeren," liet hij er op
.volgen.
„Ik zal het eens in overweging nemen", gaf Mate
lone bij haar afscheid te kennen; en zeker was
het op de weg naar huis geen oogenblik uit haar
gedachten.
Zoo rijpte er langzaam bij haar een plan waarbij
ook spoedig Sijtje betrokken werd.
De villa die Malelone bewoonde was ruim, had
meer vertrekken dan zij voor zichzelf gebruikte,
en 7oo besloot zij om in haar huis kinderen op te
nemen, die zwak van gestel, behoefte hadden aan
zeelucht, of ook wel kleinen wier ouders een
buitenlandsche reis gingen maken, en die hier
hun kinderen bezorgd wisten.
Weifelend had Matclone het Sijtje voorgesteld. De
gedienstige was niet jong meer, in de vijftig, en
de kinderen gaven drukte en extra zorg. Wel zou
Matelone door de meerdere inkomsten hulp erbij
kunnen nemen van een werkster of dagmeisje.
Doch Sijtje sloeg van verrukking haar handen
„Dat was nu juist wat zij beiden noodig hadden,
wat jeugd, wat vroolijkheid om hen- heen, dan
zouden ze het hier best kunnen vinden."
En toen Matelone haar wees op haar twee-en-
vijftig jaren, wuifde ze die toespeling luchtigjes
weg. „Dat was niets, ze kon nog net zoo met kin
deren meedoen als toen de freule klein was."
Met een slag veranderden nu de trage avonden in
een gezellig bedisselen van de in te richten ka
mers. In den winter zouden ze alles zooveel mo
gelijk klaar maken, zoodat Matelone in het voor
jaar haar huis als kinderpension open kon
stellen.
Er zouden ledikantjes gezet moeten worden, bed
den gekocht, lakens en sloopen genaaid, spreien
gemaakt, enhet mocht niet kostbaar zijn, want
haar middelen waren beperkt.
Daarom zouden ze zelf zooveel mogelijk naaien,
alles eenvoudig en degelijk, toch gezellig en kin
derlijk inrichten. En Matelone die steeds geleerd
had uit de kleinste en nietigste dingen iets aar
digs te maken, wist dit ook hier te pas te brengen.
Op een morgen trok Malelone naar Leiden om
vast het een en ander in te slaan. Er moest katoen
en linnen voor sloopen en lakens gekocht, stof
voor gordijntjes. Ledikanten, bedden en dekens wa
ren van later zorg.
De kleinigheden, garen, band en knoopjes nam ze
vast mede, het stukgoed kwam de volgende dag
met de bode.
Met vreugde als gold het een geschenk, bracht
Sijtje ne pakken binnen, keurde tusschen vinger
en duim het goed dat Matelone uitpakte, hielp
uitmeten en weer opvouwen, en was kinderlijk
blij in het vooruitzicht van prettige arbeid.
De lange, saaie winteravonden werden nu opge
kort in gezellige bezigheid.
Nadat Sijtje het vaatwerk van de maaltijd had
afgewasschen en opgeborgen en Matelone voor
thee had gezorgd, werd het pluche tafelkleed van
tafel genomen, terwijl het te knippen goed daarop
wero uitgespreid.
Dat werd een passen en knippen en meten, want
er was een heele voorraad noodig. Als er zoo een
stapeltje geknipt lagj werd de tafel weer met zijn
gezellig hoesje overtrokken, de naaimachine kwam
voor den dag en om beurten, de een met de hand,
de ander met de machine naaiend, afgewisseld
door een ltopje thee, vloog de avond om, en toen
Februari zijn intocht deed, was de kast boven
op de hal al aardig gevuld met keurige stapeltjes.
Zoo was de winter omgevlogen, en deze tijd bleef
in Matelone's herinnering als een effen kalme
dagenrij, zonder zorgen, zonder ingrijpende emo
ties, zonder onrust.
Met behulp van een werkvrouw begon Sijtje dat
jaar vroeg aan ae schoonmaak, want Matelone
wilde al spoedig in een paar advertenties in ver
schillende bladen de aandacht op haar kinderpen
sion vestigen. Als er dan iemand kwam om het
verblijf in oogenschouw tc nemen, moest alles in
de puntjes zijn.
Toen dan ook tegen Paschen in het eind van
Maart de heer en mevrouw van Beekum voor hun
zoontje Willie kwamen kijken, was alles vrien
delijk en vroolijk ingericht.
Boven waren twee kamers voor de kinders als
slaapvertrek bestema. In ieder stonden twee wit
gelakte ledikanten; die in de eene kamer hadden
een sprei van gewoon wit katoen met een breede
en een smalle rand rood afgezet, in de andere kamer
met diep blauw. Ook de gordijntjes voor de ramen
waren van dezelfde stof met die kleuren bewerkt,
en gaven de kamer hoe eenvoudig ook, een fleu
rig aanzien.
Op het crème behang dat boven de lambrizeeripg
in donkerder kleur gehouden, uitkwam, had Ma
telone eigenhandig met schabloneerpatronen ran
den geschilderd van dieren en kinderfiguurtjes.
Beneden in het buffet van de eetkamer stonden
gele borojes, bekers, kopjes en eierdopjes met
zwarte silhouetjes, en zelfs had zij servetzakjes
gemaakt met beestjes en popjes in kruissteckpa-
troon, het eone met blauw, het andere met rood,
geel of roze.
De geheele omgeving maakte zoo'n vriendelijke
indruk, dat de ouders van Willie van Beekum
dan ook besloten, hun zoontje, dat dikwijls ziek
was, en de buitenlucht noodig had, zoo spoedig
mogelijk hier te brepgen. Het kind was vier jaar
en behoefde dus nog niet naar school.
De morgen dat het kind zou komen was er oen
vol verwachting en spanning.
Bij Sijtje werkte dit uit in jagende ijver om alles
nog eens goed na te kijken, en te beginnen met
een uur vroeger dan anders op te staan. Met het
gevolg dat ze anderhalf uur voordat de kleine zou
komen, in haar zwarte japon met witte schort,
kraagje en manchetten, kant en klaar heen en
weer liep; nu eens door het keukenraam, dan
weer vanuit de achterdeur de weg op keek, om
te zien of er al iemand aankwam; om dan weer
binnen op de klok te constateeren, dat het nog
veel te vroeg was.
Een der mooiste hofjes van den Haag, het Heilige Geest Hofje, aan de Paviljoens
gracht, is geheel gerestaureerd en deze week metcenige plechtigheid en onder
veel belangstelling weer in gebruik gesteld.
32
Al driemaal had zo de mat in de vestibule, die al
tijd wat aanliep, verschoven, tweemaal was zo
met haar poetslap de bel op gaan wrijven omdat
deze door het nattige weer wat aansloeg.
Matelone had zich, nadat ze haar huisjapon voor
een eenvoudige zwart laken verwisseld had, voor
het raam van haar zitkamer neergezet.
Wat ging er deze dag al niet voor haar verande
ren; zij die nooit een zuster of broer had gehad.
Zij die heel niet gewend was met kinderen om to
gaan, zij had haar huis open gezet voor kleuters,
en straks zou er er zoo'n klein ventje komen waar
zij, Matelone, zorg voor zou moeten dragen; dat
zij opvoeden en leiden moest gedurende de tijd
die hij hier doorbracht. Zij zou met hem moeten
spelen en uitgaan, hein helpen kleeden en toezien
op ziju maaltijden.
Hoe zou zij het kunnen? Welk een groote verant
woording had ze daarmee aanvaard!
Zou ze al die plichten en eischen kunnen vol
brengen?
Zij vouwde de handen in haar schoot en bad God
om kracht al deze groote en kleine plichten to
volbrengen. Toen stond ze op, want de schel kon
digde de be-zoekers aan.
De kleine Willie werd alleen door zijn vader ge
bracht. Zijn moederAvas wijselijk thuis gcbloven;
daar zij wel begreep, dat het afscheid van het
ventje hen beiden dan onnoodig pijn zou doen.
Voor zijn vader hield Willie zich groot. Vader had
onderweg in de trein immers verteld dat hij al zoo
groot was dat hij best alleen uit logeeren kon gaan
bij een lieve tante. Die zou hem meenemen naar
het strand, waar hij zand kon scheppen met die
mooie schop, die vader voor hem gekocht had, of
met de vormpjes die in dat roode emmertje zaten
in zijn koffer allerlei figuurtjes maken van zand,
nat zand, een eendje, een popje, een huisje, een
boompje en ook nog letters a-b-c. En mooie
schelpjes zou hij kunnen zoeken, die lagen zoo
maar op het strand voor het rapen.
„En in de zee kan je loopen, hé vader", begon hij
nu zelf mee te praten. „Mag ik bij die tante bal
len met de opblaasbal?"
„O, dat mag wel", wat het antwoord van vader,
„maar dan moet je ook je best doen om alles op
te eten wat je op je bord krijgt, en je beker melk
hcelemaal leegdrinken, zoodat je flink en groot
bent als ik je kom halen".
„Blijft vader dan niet bij die tante?"
„Nee vent, ik ga je alleen maar brengen, dan gaat
vader weer naar kantoor. Zorg dus maar, dat je
veel eet en een kleur krijgt als een roos, en als
tante dan schrijft dat je flink en sterk bent, dan
kom ik je weer halen".
Zoo eenigszins ingelicht, stapte Willie aan da
hand van vader de kamer binnen waar Matelono
hen tegemoet kwam.
Na mijnheer van Beekum begroet te hebben, gaf
Matelone ook Willie een hand.
„Dag vent, kom jij nu een poosje bij me wonen?"
Willie's wijsvingertje trok naar zijn linkermond
hoek, en fluisterend kwam het er uit: „Logeeren",
„Met twee woorden spreken!" bestrafte pa van
Beekum.
„Logeeren tante" klonk het weer zacht.
En met dit eene zinnetje was Matelone intijds
over een moeilijkheid heen, die zij zelf nog niet
voorzien had; namelijk hoe zij door de kinderen
genoemd zou worden. Freule en juffrouw klonk
zoo op een afstaDd. Maar Willie- had meteen het
raadsel opgelost met „tante".
„Dus jij blijft een poosje bij tante, maar dan moet
je me ook eens zeggen hoe je heet"
Weer ging het vingertje naar de mondhoek, als
moest het op passen dat de woordjes toch vooral
heel zacht uit dat kleine mondje kwamen, en lis
pelend hoorde Matelone: „Willie van Beekum",
„Eigenlijk heet hij Willem", zei mijnheer van Bee
kum, doch mijn vrouw en ik vonden dat zoo'n
wijze naam voor zoo'n klein aapje, dat hij voor-
loopig maar Willie heet".
Na een klopje op de deur verscheen Sijtje met
koffie. En terwijl Matclone de kopjes inschonk
vroeg Willie fluisterend aan zijn vader, met het
natte vingertje wijzend naar Sijtje: „Wie is dat,
vader?"
Daar Matelone begreep dat mijnheer van Beekum.
hier het antwoord schuldig moest blijven, verteldo
ze: „Dit is Sijtje, geef Sijtje maar een hand".
En Sijtje, verrukt dat het kind haar zoo gewillig
begroette, fluisterde vlug in zijn oor: „Kom jo
straks eens even in de keuken, daar is zoo'n
lieve poes".
Dadelijk liep hij nu achter Sijtjè aan naar do
keuken.
„Waar is 't ie nou?" vroeg hij, toen zijn oog geen
dier ontwaarde. En toen Sijtje een mandje van
onder dc tafel kreeg waarin de poes te slapen lag,
vroeg hij verwonderd: „Hoe komt ie zoo opge
rold?"
„Hij slaapt," was Sijtje's antwoord.
„Ja maar de kat van mevrouv over ons, die wel
eens op het dak loopt, is lang en heeft pooten, en
een staart. Deze is een rol".
„Och", zei Sijtje, „heb je zelf geen poes?"
Heftig schudde Willie zijn hoofd: „geen een".
„Nou maar als ie straks wakker wordt, zal je zieii
dat oeze ook pooten heeft en een staart'.
Tijdens dit keukenpraatje had mijnheer van Bee
kum nog het een en ander met Matelone bespro
ken, en vond het meteen een geschikte gelegen
heid om te vertrekken, nu Willie's aandacht in
de keuken zoo geboeid werd.
(Wordt vervolgd.)
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
BUITEN- EN BINNENLAND
zijn ganschelijk door elkander gestrengeld.
Neem nu de laatste vteek maar weer eens
Waar moet ffe den Ministerpresident zoe
ken? Ergens aan la Cóte d'Azur, de hemels
blauwe oevers aan de Rivièra.
Waar is dc Minister van Binnenlaridscke
Zaken? Diep in 't buitenland, vertoevend in
een Chalet in Montreux.
Waar zwerven de Ministers van van Land
bouw en Economische Zaken? Boor Bene
marken en Polen, in Kopenhagen en War
schau.
Waar zwerven de Ministers van Land-
sche Zaken zich mee? Hij maakt aan de
weetgrage N.S.Bduidelijk, dat Kcderland
zijn lidmaatschap van de Volkenbond ernstig
opvat en niet van plan is zwart wit te not
men, als ons oordeel gegeven moet worden.
Waar houdt de Minister van Justitie zirli
mee bezig? Met de vraag of Lord Cecil
't is niet noodig te zeggen, dat ieinand, dte
zoo heet, geen Nederlander is hier in ons
land een politieke rede mag houden.
Neen, zegt de Minister; we hebben dat voot
ieder buitenlander verboden, dus ook voor
dezen lord.
Eigenaardig, nu is de S.B.A.P. weer onte
vreden en haar pers vindt liet „bedenkelijk",
dat Italic een goedkeurend gebaar maakt.
En Engeland zal wel boos zijn. schrijft ne
roode kraai, want „Lord Robert Cecil be
hoort tot een der oudste Enqetsche ailei-
geslachten, dat der Salisbury's en tol de
conservatieve partij"
Adellijke geslachten, lords en peers, vooral
conservatieve, hebben natuurlijk een streepje
voor, dal heeft men in sociaal-democratische
kringen elkaar altijd goed voorgehnuaen.
Maar die ondemocratische Ncderlandscht
regeerinq begrijpt dat niet.
We willen maar zeggen, dat de Minister
van Justitie, evengoed als die van Buiten
landsche Zaken, zich ook al met buitenlond-
sclie zaken eontenteert. En die van Handel
en Nijverheid doet het niet anders: hij rede
voert over vreemdelingenverkeer, dat naar
ons land geleid moet worden en rekent aan
Horecaf en andere belanghebbenden voor,
dat men aan 200 kopjes koffie van tö et.
meer verdient dan aan 100 kopjes run 25
ct., waarmee gezegd is, dat hij de inten
sieve waardede kostprijs van een kop kojjie
op minder dan 5 ct. taxeert: t is toch meest
water!
Be Minister van Financiën moet hem
subiet een compliment gestuurd hebben,
want iedere kop koffie bctcekent. schraal
berekend, een cent accijns opbrengst. Men
zocet toch, dat de fiscus dol op zoetigheid is:
als de suiker een kwartje kost, gaat er 20
ct. als accijm in de schatkist. Als de hotel
houders nu maar geen saccharine gaan ge
bruiken in plaats van suiker en peekoffie
of cichorei voor het echte Java-product,
want dan krijgt men met het zuiverste wa
ter geen zuivere koffie. En dat is toch maar,
al komen de ingrediënten uit den vreemde,
een echt inheemsch product.
Baarom wees de Minister speciaal op de
koffie. Hij weet ook wel, dat men in het
buitenland koffie bestellend, heel vaak „op
de koffie komten wat bruin, troebel en
drabbig water krijgt.
Neen, 't is hier nog zoo slecht niet in ons
landWe behoeven niet uitsluitend naar het
buitenland te kijken. Be. pas-ingegane dis
conto-verlaging van 31/2 op 3 pet is een mooi
ding en maakt het leven weer iets goed-
hooper. Zal ook het slagen van de nieuwe
leening d i pet. bevorderen, al is de koers
daarbij nog wat onvoordeelig voor de
schatkist, wel te verstaan.. Be leening van
Zuid-Holland ging er in als Holtavdsche
koffie. En men mag op de Ernst Sillrrn-
hoeve heel ernstig over pro en contra-deva
luatie delibireeren, wij mecnen, dat daling
van de rente het beste devaluatie-middel is.
In de wereld schijnt de kentering werkelijk
te zijn ingetredende scheepsbouwnijverheid
in ons land leeft ook wat op; belangrijke
orders worden negeren; de scheepvaart zelf
staat er ook iets beter voor: de beperking
der haringvisscherij is blijkbaar een vergis
sing geweest, want er Is feitelijk een tekort
en er zijn dc laatste zoeken men bleef lan
ger varen dan vroeger mooie besommin
gen gemaakt.
Zou de stroomlijnlocoznotief profetie van de
komende herleving zijn? Bat geve GotL
maar 1 duurt natuurlijk een half uur, voor ik
hem aan zoo'n uilskuiken als jou uitgelegd heb,
en daar heb ik geen tijd voor, want ik moet naar
Wies".
En daarmee vertrok Thijs.
Heusc-h, ik wil geen kwaad van Wies zeggen,
maar hot is toch een feit, dal ze Thijs voor zich
opeischt op de oogenbtikken, dat z'n zuster hem
noodig heeft
Over do rest van deze geschiedenis zal ik kort
zijn. Die is té droef en té pijnlijk.
Het was nu een eerezaak geworden, die sommen
te maken. Daarom maakte ik ze.
Ik deed er een heele avond over. Ik had geen
oogenblik tijd voor m'n andere huiswerk. Ik had
geen oogenblik tijd voor dat boek. Mijn zelfver
trouwen is eigenlijk nog dén schok niet te boven,
dien het dien avond gekregen heeft.
Den volgenden morgen heb ik nog even gepro-
becrc, de anderen duidelijk te maken, dat 't toch
niet te pas komt sommen over te schrijven.
„Ze door je broer laten maken is veel netter" zei
Nanda.
Toen heb ik m'n schrift maar gegeven. En omdat
ik zelf in eens heel duidelijk inzag, hoe oneerlijk
't is, dat sommige menschen een prettigen makke
lijken avond hebben en andere mcnscheu door de
zorg voor wiskunde-sommen gekweld worden,
heb ik maar even m'n Duitsche thema van iemand
overgeschreven. Dat vergoedde tenminste nog wat.
(Naderhand bleek, dat de keus van die „iemand"
niet goed was. Maar aan Nanda, die veel minder
fouten in haar thema's maakt, durfde ik niet
meer om haar schrift vragen).
De helft van mijn zelf gemaakte sommen was fout.
(Dat de andere helft goed was, viel me nog mee).
En dus waren van de helft van de klas de helft
van de sommen fout. Van de andere helft van oe
klas waren ze allemaal fout behalve van Helty
de Valk. Die had ze allemaal goed op één na.
De helft van de klas, die de helft van de sommen
goed had, moest schoolblijven. De helft met al de
foute sommen plus Hetty de Valk mocht weg.
De wereld is nu eenmaal onrechtvaardig
In plaats dat ik, c.ie het (poovere) resultaat van
een avond hard werken, met een halve klas ge
deeld had, om m'n edelmoedigheid geprezen werd,
kreeg ik nog het grootste standje., omdat ik de
hoofdschuldige was in het overschrijf-ooniplot.
Terwijl ik de anderen nog vermaand had!
Er wero op gewezen, wat een slechte resultaten
het heeft, als je regelmatig je werk niet zelf
maakt. Dat scheen voor de anderen bedoeld te
zijn, maar het maakte diepe indruk op mij. Ik
dacht aan Hetty de Valk. Die had nog meer som
men goed gemaakt dan ik met alle inspanning van
een heelen avond goed kon krijgen. Dan was het
toch wel ver met mij gekomen. Want Hetty de
Valk is beslist geen Jicht. Het is niet om kwaad
te zeggen van de De Valken, maar ze zijn geen
van allen bizonder snugger. Daar zijn vvo 't Ihuis
ailomaal over eens, behalve Thijs. Stel je voor,
dat ze thuis te weten kwamen, nat Hetty haar
wiskunde nog beter maakte dan ik! Nee, werke
lijk, ik moest zorgen, dat zoo iets niet meer voor
kwam. Voortaan zou ik altijd m'n sommen zelf
maken, net zoo lang tot ik ze zelf allemaal goed
kou krijgen.
En omdat ik nu eenmaal „onder den indruk" was,
bekende ik, nadat de anderen al beleden hadden,
dat ze zich al meer aan het kvvaaa van sommen-
overschrijven bezondigd hadden, wat toen nooit
uitgekomen \vas, omdat altijd alle sommen goed
waren, dat ik niet voor een keertje ongelukkig ge
weest was met die sommen, inaar dat vroeger m'n
broer ze voor me gemaakt had. Deze bekentenis
was eigenlijk niet eens noodig geweest. Maar al3
ik „onder tien indruk" ben, doe ik zulke dingen.
Het was dan ook door die „indruk-stemming" dat
ik op de vraag: „En waarom deed hij dat dan van
de week niet?" liet heel eerlijke, maar niet verstan
dige antwoord gaf:
„Hij zei, dat ik zelfstandig m'n werk moest lee-
ren maken".
„Heel verstandig van jouw broer, hèèl verstandig".
De halve klas was 't daarmee niet eens. Toen we
eindelijk buiten waren, deden zo heel verongelijkt.
Ze schenen te vinden, aat 't mijn schuld was, dat
ze al dat strafwerk hadden. Alsof ik 't niet net zoo
goed zelf had! Verder begrepen ze niet, waarom ik
hen niet van te voren gezegd had, dat mijn broer
die sommen niet gemaakt had, maar ik zelf.
Dat was ndtuurlijk tamelijk bclcedigend voor mij,
maar bewees, dat ae reputatie van mijn broer
Thijs wat betreft de wiskunde niet geleden had.
Wel hadden ze niet veel eerbied voor zijn karak
ter, toen ik probeerde uit te leggen, waarom hij
mijn sommen niet meer maken wil.
Dit alles was al treurig en vernederend genoog,
maar het ergste moest toen nog komen.
„Als ik vragen mag, hoeveel sommen heb
jij van de week zelf goed gemaakt?" informeerde
Thijs.
„De helft" zei ik.
„En hoeveel had Hetty er goed er goed?"
„Allemaal op één na", bekende ik vol schaamte,
„Allemaal op één na?" zei Thijs, „kan niet!"
En toen ging ik begrijpen.
„Heb jij
Ik was werkelijk even sprakeloos van verbazing
en verontwaardiging.
„ITetty de Valk 111.0 et lecren zelfstandig
liaar werk te make n", zei ik tpen bitter, met
een kleine variatie op den strafregel, die de wis-
kmrde-man ons, heel geestig, behalve een groot
uaniul sommen had opgegeven. „O, maar je hebt
ze natuurlijk niet voor haar gemaakt, maar ze al
leen maar uilgelegdl Als ik vragen mag, hoe lang
heb je werk gehad voordat dat uilskuiken 't
snapte?"
„Ik heb eventjes geprobeerd of ik die sommen
niet allemaal in een kwartier kon maken. En dat
kon ik".
„Je moet niet zoo opscheppen", vermaande ik.
„Je doet er minstens altijd een uur over". Als
hij de helft overdreef, mocht ik dat ook weL
„En je haa er nog één fout ook".
Het duurde een heele tijd voor dat Thijs eindelijk
wilde toegeven, dat hij die eene som, dan wel wat
te vlug gemaakt kon hebben. Op 't idee, dat
Hetty zoo geraffineerd zou zijn om expres één
som fout over te schrijven, om verdenking tö
voorkomen, kwam hij heelemaal niet. Mijn
broer Thijs is ook werkelijk veel te goed
om de zwager van Hetty de Valk te worden
't Is dat ik niet kwaadspreken wil, anders kon
ik hem wel eens even inlichten.
Maar de triumf, dat hij alles goed had, gun ik hem
ook niet.
Onoertusschon zit ik er maar moe. I k heb altijd
overal de last van.
Het is natuurlijk heel goed en eerlijk enz. om
allijd je sommen zelf te maken. Maar i k zit heele
avonden te zwoegen, en als ik er een paar goed.
heb, wordt er gevraagd, of m'n broer ze niet ge
maakt heeft.
Het is natuurlijk wel plezierig, dat Thijs mij in
staat acht tot zelfstandig werken, en het uitleggen
van'wiskunde-sommen aan Hctty de Valk als ho
peloos beschouwt, zoodat hij ze maar liever in eens
voor haar maakt. Dat laatste zal wol héél plezierig 1
voor hem zijn, ten eerste omdat hij nu eenmaal
zoo'n rare liefhebberij voor wiskunde heeft èn ten
tweede omdat dan alle Valken hem in stommo
bewondering aan zitten te staren.
Maar i k moet 't aanzien, dat Hetty de Valk do
sommen inlevert, die door mijn broer gemaakt
zijn. En bij het teruggeven van de schriften moet
ik de opmerking „weer bijna allemaal goed" aan-
hooren, en dan weten, dat ze allemaal goed zou
den kunnen zijn. En clan zal ik nog maar zwijgen
over wat ik zelf aan moet hooien van de halvo
klas, die zich c.oor mij gedupeerd voelt
Ja, er kan veel bedorven worden door onverstan
dige opvoeders!
Ik kan alleen nog maar hopen, dat, als Thijs zich
lang genoeg geoefend heeft in de toepassing van
„zelfwerkzaamheid in de opvoeding" door zelf ie
wérken aan dc opvoeding van zijn onschul
dige zuster, hij ook eens zal beginnen met de op
voeding van zijn aanstaande schoonzuster. Dio
heeft het werkelijk noodig!
Uw belcinqb'iellinq wacirdj
Slachtoffers van het water
In Nederland verdronken gemiddeld 25 jaar
geleden gemiddeld per jaar 939 menschen en
kinderen. Door de uitbreiding der zwemkunst,
door het bevorneren van het zwemmend redden
door de reddingsbrigades en liet plaatsen van
modern reddingsniaterieel, trad een groote
daling in.
I11 totaal zijn in 1935 verdronken 132 jongens, 5i
m.eisjes, 250 mannen, 43 vrouwen.
Gered werden 108 jongens, 41 meisjes, 173 man
nen en 77 vrouwen.
In dat jaar raakten 108 auto's te water. Van do
inzittenden werden 226 gcrea en verloren 36
personen het leven.
De stroomsterkte van den
bliksem
Met recht heeft men steeds den bliksem als do
sterkste electrische stroom beschouwd, 't Was
echter heel moeilijk do stroomsterkte en do
spanning van den bliksem te nieten. Maar eenigo
jaren geleden is men er in geslaagd door mag
netische meting aan door den hlikscm getroffen
basaltrotsen, een en ander te weten te komen.
Het bloek, dat de niaximum-slroomsterkte van
een bliksemstraal niet minder aan 20.000 Am
père bedroeg, terwijl de spanning een half mil-
lioen Volt was.
De vingerafdrukken van
tweelingen
Bij naaste bloedverwanten en in zeer sterko
mate hij tweelingen, vertoonen de afdrukken dec
vingertoppen een grondvorm van dikwijls ver*
rassende overeenkomst. De leider van een speur-
dienst deelde eens mee, dat hij vele jaren ge
leden van de vingers van mannelijke tweelingen
afdrukken heeft genomen en verrast was over
de gelijkheid. Hij zou zich zelfs haast vergist
hebben, indien hij alleen op den grondvorm gelet
had en geen acht had geslagen op de fijnere
lijnen.
Deze deskundige wijst er daarom op, dat da
anthropometric in alle opzichten uiterst nauw
keurig moet worden toegepast. Anders is zij als
getuige nog onbetrouwbaar.
29;