(Van boeke/n, Ws Een Nieuwe Vlaamsche Roman Ontspannings Lectuur Een boek over de Boschnegers DiNSuAG 7 JANUARI 1S36 De terugkeer van de frontsoldaat in de geordende maatschappij Lode Zielens, Nu Begint het Leven. Amsterdam, Uitgevers maatschappij „Elsevier". Wat met de titel bedoeld wordt laat de auteur van dit boek pas merken op ae laat ste bladzijde. Lode Zielens is een Vlaamsche schrijver en een die niet van talent ontbloot is. Hij schreef reeds eerder „Moeder waarom leven wij" dat bekroond werd met de groote driejaarlijksche staatsprijs voor het Vlaam sche proza en „De Gele Roos". Wie eenigszins bekend is in Vlaanderen, met het volkskarakter en met de zeden en gewoonten m dit gedeelte van de door do Nederlandse he staan bewoonde landen, zal in „Nu begint het leven" de echte Vlaam sche typen herkennen, zooals men die in 'Antwerpen, Gent en andere Vlaamsche ste den kan ontmoet-en. Antwerpen Is in dit nieuwe boek het ter rein waar Zielens z'n lezers heenvoert, af gezien van een klein gedeelte dat op het platteland speelt. Simon Dheere is uit de oorlog teruggekeerd mot zijn vriend Julien. Zooals men dat verwachten kan na vier jaren van ellende, dood en verschrikking, komt liij als een geestelijk ontwricht iemand hij z'n moeder terug. Hij heeft nog wat gas in de longen en dat plaagt hem z'n heele iverdcre leven. Thuis treft hij zijn oude moeder weer aan. maar 'zijn vrouw is heengegaan tol over de Rijn, met eeri Duitscher. Hij kan niet direct gewennen aan het leven buiten de loop graven, valt in exeessen die nette menschen aan ccn gewezen frontsoldaat heel gemak kelijk kwalijk kunnen nemen. Ilij is eigen lijk een slappeling. Ook in de oorlog is hij geen held geweest. Bij de eerste losse scher mutseling te Luik weet hij niet waar te kruipen van angst ca verdwazing. In het tumult van de worsteling overvalt hem meer dan eens een ontzettende angst. „Dan stijgt het verzetniet meer terug, dat zij het zelf .verder opknappen, de heeren uit het gene raal hoofdkwartier van acht or de linie, de heeren, die niet eens uw taal spreken Maar dadelijk daarop weer de angst om den kogel, om den paal, om den genade- loozen, schaamteloozen doodAan de lui die het in de oorlog tot. officier gebracht hebben heeft hij een hekel; daarom kan hij ook de zoon van Lied niet uitslaan. Maar met een hunkering naar liefde is hij in zijn woonplaats teruggekeerd. Dat is het heele boek door boven alles duidelijk. Gemakkelijk valt het hem niet om het ide aal te vinden, hij meent het. dan hier dan daar te zien. Anderen begrijpen hem niet, hij wordt misverstaan of hij wordt in an deren teleurgesteld omdat men toch niet Inziet wat hij noodig heeft. Andreas, de man die op de fabriek met hem samenwerkt, is ook zoo n uit het lood ge slagen teruggekeerde. Hij kan het even wicht evenmin terugvinden, al denkt Si mon dat iemand met een vrouw als Maria en een dochter als Juliaat.je, toch wel het toppunt van geluk moet deelachtig zijn. \Yat had lnj verlangd naar een Petruske! Eindelijk trouwt Simon met Paula, de oor logsweduwe, die hij op een vrije dag aan boord van een boot vol dagjesmenschen ont moet heeft. Zij draagt het beeld van haai man nog altijd in haar ziel. Als ze getrouwd zijn is er toch weer de teleurstelling; het is voor beiden niet wat ze er zich van voorge steld hadden. Eindelijk, als de werkelooze hoopt dat het kindje dat na Petruske zal komen het zusje Helga zal zijn, als Andreas als een bedelaar van zijn escapade naar Rijs sel hij Maria en Juliaatje is teruggekeerd, als ze naar do zee zullen gaan alleen om Petruske maar wat te laten aansterken, dan heeft hij gevonden waar hij naar had ge hunkerd: „Als Simon de deur achter Maria, Julia en Andreas 6luit en hij alleen is in de huiskamer, onder het goudelend licht .van de lamp, haalt hij diep en verrukt ademomdat allen tot het leven zijn te ruggekeerd." „N u begint voor hen het le ven. Het betere leven... Maar, dat het niet het betere leven voor allen is! Nog niet voor pJlen! Dat is het slot van het boek. Het besluit met hoop op de toekomst, al is die nog zoo donker. Uit het gezinsleven, uit de liefde tot het nieuwe geslacht moet de betere toe komst komen. Met de oorlog was de misère niet afgeloopen voor de frontsoldaten, maatschappij had voorloopig voor hen geen plaats. Het leven was zoo geheel en al an ders geworden. -Vanaf 1 Augustus 1914 waren de lijnen van elkaar afgeloopen, en die brengt men door een vredesverdrag maar niet zoo maar weer bij elkaar. „Twaalf millioen lig gen er onder de zoden. Maar deze keeren naar huis, naar het wijf en ja* ook na; moeder; naar het vaste ordelijke leven, n rakel dat toch nog mogelijk is na vier jaw bloed, modder, pijnen, en angsten." Alle schoone woorden lappen de frontsoldaten aan hun laars; „zij die slechts simpel rede neeren, als zij het doen, maar gevochten hebben, zich hebben laten verminken, den grond verdedigden en vrij kregen". Morgen ochtend zitten ze „in een warme kamer drinken zoo waaldijk koffie uit een witte kom". Voelt met de sterkte van een dergelijke tegenstelling: „bloed, modder, pijnen en angsten" en „koffie uit. een witte kom". Kun nen wij, Nederlanders, die de oorlog alleen op oen afstand hebben meegemaakt, eigen lijk wel beseffen wat die voor de frontsol daten geweest moet zijn, van wie een groot aantal cmze eigen taal sprak, en hoe erg hun terugkeer in de burgermaatschappij w Vermoedelijk niet. Ieder die wel eens het buitenland in aanraking is gekomen met menschen die aan het front hebben ge streden, moet het opgevallen zijn, dat men er liever maar niet over praat en dat er bij een zinspeling 'p het doorge ,';ine leed een pijnlijke trek om de mond kan komen, zooals het geval kan zijn als men denkt iets vreeselijks dat men heeft meege maakt en waar men liever niet aan herin nerd wordt. Een kapotte ziel zet men niet te kijk. De stijl van Lode Zielens herinnert aan Dostojefski. Zeer natuurlijk en ongebonden is deze stijl. Het is alsof al de wetten die ijze mannen over dit onderwerp hebben opgesteld, doorgebroken zijn. Het voortspin- aan gedachten, het springen van het onderwerp op het andere heeft ook Lode Zielens. Het best vallen m.i. altijd de eigenaardigheden van deze stijl op, wan neer men er iets naast legt, dat totaal an dere is. Bijvoorbeeld Potgieter. Lees „Jan, Jannetje en hun jongste kind" of „De Zus ters". Statig wandelen de zinnen en de men schen daarheen als echte negentiende ecuw- sche Hollanders, met stijve hoorden, nette hoeden, keurige costuums, in elk opzicht de gelijk. Vooral na de oorlog zijn we losser geworden, misschien ook wel minder degelijk; onze boorden knellen ons niet meer, we kun- zelfs met een manchesterpak aan loo- pen of in een overhemd. De stijl is dezelfde weg opgegaan, hij is ook losser en minder centioneel geworden. Is dit alles verbe tering? De een zegt van wel, de ander schudt heftig van neen. Tooh kunnen we in elk geval nu niet meer schrijven op de wijze zooals Potgieter dat deed. Maar een juiste en onbevooroordeelde vergelijking zullen wellicht pas zij kunnen maken die even ver an ons nf staan, als wij nu van Potgieter. Wat gebeurt er eigenlijk in zoo'n boek als an Lode Zielens! Bitter weinig. Er komt iemand terug uit de oorlog, hij heeft aller lei alledaagsclie wederwaardigheden, kleine teleurstellingen, kleine gelukjes, die ieder ander mensch ook kan hebben, hij.mijmert zooals ieder ander dat kan, is ongelukkig in de liefde, trouwt ten slotte, leert zijn vrouw in het huwelijk beter kennen wat wel beweert dat in elk huwelijk het ge is en is dan pas gelukkig met z'n kinderen. Maar dat is juist het mooie: in teressant en belangwekkend is niet alleen weinig voorkomt of wat haast ongeloof lijk is; maar het heel gewone leven van een heel gewoon mensch is evengoed het voor werp van kunstuiting. Simon Dheere is een frontsoldaat zooals er millioenen geweest zijn, allemaal beleven ze hetzelfde in einde- looze variatie. Lode Zielens heeft deze alle daagsclie dingen Voor z'n publiek belang wekkend gemaakt. Anema in 1921 het licht deed zien. Aan zoo'n geschrift, bijgehouden tot, op onzen tijd, heb ben èn studenten èn „belangstellenden-van- buiten" méér dan aan de fictie; alsof 't werk van Bernard van Bergen een roman is over het studentenleven aan de V.U. In dit boek ■wordt immers slechts één vraagstuk aange sneden, aat alleen een vraagstuk is voor een enkele groep. We maken hiervan Bernard van Bergen geen verwijt. Hij heeft stellig met zijn boek iets anders bedoeld. En willen we aan zijn eereteling volkomen recht doen wedervaren, dan mogen we het niet meer doen zijn, dan het wil zijn. De schrijver teekent ons den studietijd van den student in de theologie, Kees van Marle. Steeds weer heeft hij te worstelen met den twijfel, of hij wel geroe pen is om predikant te worden. Als de eind examenbul van het gymnasium hem on danks zijn harde werken geweigerd wordt; als zijn verloofde, met wie hij zoo gaarne de toekomst was tegemoet gegaan, ziek wordt en 6terft; als tenslotte na zijn candidaats- examen het eerste preekverzoek wekenlang uitblijft, dan vraagt hij zich bij elk van deze gebeurtenissen af, of dit niet wil zeg gen, dat hij geen roeping heeft. Dit gegeven is ongetwijfeld rijk genoeg, om het in een boek te verwerken, doch een ro man vraagt nog iets meer. Ondanks het feit, dat het gegeven, het thema, in heel het boek terug te vinden, mist het werk toch óe een heid, die een goede opzet eischt. Ook is het geheel niet van sentimentaliteit vrij te plei ten. Ongetwijfeld is Bernard van Bergen een goed causeur, maar dat is niet hetzelfde als een auteur. Wat dit aangaat, mag hij zich cel voor oogen houden liet beginsel, aan de Vrije Universiteit beleden, van de „souve- reiniteit in eigen kring". Hij heeft ongetwij feld de gave, de dingen 'meermalen zuiver te zien en geestig weer te geven, doch laat hij bij volgende proeven tevens zijn stijl wat eer zorgen. Hij moge zich daarbij voor oogen houden de woorden van een der hoogleera ren. dien hij zelf laat zeggen: doch het raakt het formeele, maar dat neemt niet eg, dat dit toch vooral niet verwaarloosd mag worden". Kees van Marle, de hoofdpersoon, Is iemand, wiens leven door tegenslagen ver diept. Ga het zoo ook oen schrijver na het lezen der beoordeeliaigen van zijn boek. Wat eeuwig zeker isdoor Bernard van Bergen. Kampen. J. H. Kok. Bij het lezen van dit boek moesten we denken aan een voorval uit het leven Dr. A. Kuyper, aangehaald in Hans' „Par- lements-film". Hij \ertelt daar, hoe op het Biklerdijk-feest in 1900 Dr. Kuyper een rede hield, en dat toen, waarschijnlijk onwille keurig, de spreker, en niet Bilderaijk, in het middelpunt kwam te staan, en Hans voegt, daaraan toe: „ergens om oen hoekje van de zaal kwam ook Bilderdijk nog kij ken". In hoeverre dit juist is, weten we niet, maar wel gebeurt iets dergelijks in Bernard an Bergen s boek. De hoofdpersoon, die bij tijden college loopt., gedurende maanden da gelijks heen- en weerreist van zijn woon plaats naar Amsterdam, reeds daarom, aan het studentenleven weinig deelneemt, laat ltij voorbeeld niets van zich hooren in de periode tusschen collegepreek en candidaats- examen, terwijl ieder, die een weinig met de studie aan de Vrije Universiteit bekend is, weet, dat een tijdsverloop van meer dan een jaar tusschen heide ligt. En dit alles, of lie ver ait weinige tooit men dan met. den, we nemen aan onbedoeld, kleineerenden naam van „studentenleven aan de V.U.". Aan dit studentenleven zelf zijn gewijd' eenige indrukken uit den groentijd, de in schrijving, een tweetal reünies, het huren van een kamer, enkele momentan uit het vieren van het 50-jarig bestaan der Univer siteit, natuurlijk een college, en dan het can- didaatscxamen in de theologie, tezamen een deroe gedeelte van het boek in bei mend. Het ware op zijn minst gewaagd, te mee- nen, dat het studentenleven met deze gebeur lijkheden is uitgeput. We laten in het mid den, of het wenschelijk is, de moeilijkheden, waarmee de studeerende jeugd in dezen tijd te kampen heeft, in een roman neer te gen. Dat zal voor de Vrije Universiteit r hierom lastig zijn, omdat het beeld van het studentenleven, dat eenige honderden stu denten omvat, die studeeren in meerdere fa culteiten en in contact komen met een niet onbeduidend aantal hoogleeraren, als men dat beeld althans niet al te oppervlakkig of onsamenhangend wil doen woroen, meer vraagt, dan de Jonge krachten van een auteur, die schuchter zijn eersteling aan biedt. De reden, waarom we dit alles breedvoerig vooropzetten, is, dat men niet moet meenen, dat Bernard van Bergen een niets te wen- schen overlatende afbeelding gaf van den doorsnec-stuaent. We veronderstellen, dat de studeerende jongeren juist in hun studenten leven méér eraan zouden hebben, wanneer enkele vooraanstaande personen, die bekend zijn niet de vragen, levend onder onze stu denten, in een kort geschrift de punten aan stipten, welke op het oogenblik in het bij zonder de studeerende jeugd bezig houcien, welke punten reeds lang voor velen proble men zijn, maar welker oplossing nu minder dan anders weelde is. Ieder die zich eenigermate met het studen tenleven heeft ingelaten weet bijvoorbeeld, dat het vraagstuk van de verhouding van student en maatschappij, en dit in ruimen zin, vooral nu urgent is, ook onder ons. We donken hierbij aan de juweeltjes, die Dr. Kuyper ons in zijn „Seholastica" schonken heeft, en aan enkele gedeelten uit de prachtige brochure, die Prof. Mr. A. Boeken over Drenthe Het bloed kruipt waar het niet gaan kan door J. Bergmans Beins. Luuks Hilbers jongens door H. van Dijk. Uitgaven van Uitgeversmij JE. E. KJuwer te Deventer. Als men een jaar of zestien uit de mooi ste Jjjd van het leven gelijkertijd als leerschool voor de kwee- dingen. Uit het Nederlandsch Ondenvij- rsgenootschap, den Bond van Ned. On-" :rwijzers, de Hoofdenvereeniging, Yolks- tderwijs en de Mij. tot 't Nut van 't Alge- een is een fonds gevormd tot instandliou- ng der Haanstra-school, die het evenals Julianaschool zonder subsidie uit de meentekas zal moeten doen. Bij de officieele ojjenine waren o.m. aan- ;zig Mr. A. Tepe, wethouder van onder is dezer gemeente, de heer H. Vriend, in- ecteur bij het gemeentelijk onderwijs hier stede, de heer J. Baak Johzn,, inspec- r bij het L. O. in de inspectie Leiden, heer A. L. Boot. voorzitter van de Plaat- lijke School commissie: de directrice van Kweekschool mej. Voltman, bet nieuwe •ofd der school mej. Bakker haar on- •wijzeressen. de dames Janzen en Susan, directeur van gemeentewerken, ir. A. M. Blauw. let woord werd gevoerd door den voor tter der Kweekschool, den heer J. Ver door de directrice der Kweekschool, ej. Voltman, door den Wethouder van On- rwijs, Mr. Tepe, door den Inspecteur van t L. O. den heer J. Baak Jzn. en door oorzitter van het instandlioudings- ntls, den lieer H. v. Slooten Jr. eiden krijgt vier ton uit :t Werkfonds renleven, noemt schrijfster het en munt uit door echtheid, door natuurlijkheid, door een juiste kijk op het Drentsche volk, dat men niet zoo gauw leert kennen. e hebben, met hen meelevend, het ver haal van Wiecher en Roelfien gevolgd. Van hun familieverhoudingen, hun landleven, hun strubbelingen, hun moeiten, hun hoog tijden gelezen en we hebben ons weer ge dacht in Drenthe, met zijn vele oude volks gewoonten, te verkeeren. Maar ook zij die Drenthe en de Drenthen niet zoo goed zul len kennen als wij, zullen dit boek met in teresse doorlezen en genieten van het Drenthsche familieleven, dat ook zijn moei ten en strijd kent. Het tweede boek: „Luuks Hilbers jongen s", geheel in de taal, die al eeuwen heeft stand gehouden, plaatst ons eneens temidden van het interessante landleven, in den vroegeren, den „goeden ouden tijd", die echter niet te vergelijken met de tegenwoordige. Meermalen schiet men. in de lach bij de humor die telkens weer naar voren komt. Ook dit verhaal zal met graagte gelezen worden, al zal voor degene die het Drentsch niet veel hoorde het dialect eerst eenige moeite geven. Al spoedig zal men het ech ter mooi vinden. Hummeltje voor de Lens door Jo Kalmijn-Spierenburg. Foto- grafienverzorging van Piet Marree. Uitgave van Bosch en Keuning Baar „Een prachtig boek! Een schattig hoek! Kijk hier eens! Moet ge dat eens zien! Zie daar eens, zoo'n dot!" Ziehier enkele uitroepen van hen, die wij .Hummeltje" lieten zien en lezen. Jo Kalmijn-Spierenburg Wij behoeven hier niet veel bij te voegen. Uit welke monden ze kwamen, is aan de woordkeus wel op te maken. Maar ook wij mannen, kunnen cr van genieten. Van de keurige foto's hoe krijgt Piet Marree ze zoo? En van de eenvoudige, kinderlijke, en daarom zoo kernachtig juist teekende tekst. In enkele opnamen een juiste film van het leven van een kleine jongen, af zijn geboorte. Een kostelijk boek- wel op het platteland van Drenthe gewoond heeft, de Drenthen Heeft leeren kennen, waardeeren en liefhebben, dan grijpt men met meer dan gewone belangstelling naar boeken, die over Drenthe en het Drentsche volksleven handelen. Toen dan ook van de uitgeversmaat schappij Kluwer beide bovengenoemde boe ken bij ons binnenkwamen, hebben we deze dadelijk ter hand genomen om „eens even door te zien". Maar dat „even doorzien" werd al spoedig lezen van gedeelten, en dit wekte weer belangstelling voor de geheele gang van het verhaal, dat zooals aan het slot van het eerstgenoemde boek staat: „Naar waarheid gegeven, met liefde be schreven" (is). „Het bloed kruipt waar het t gaan kan" is een eenvoudig ge af De Vlaamsche Gids, December 1935 gp Dit nummer is zéér rijk. Behalve in me- A-moriams, gewijd aan den Belgischen histo ricus Pirenne en den Nederlandschen rechts- rjgeleerde Loder bevat het o.m. een uitvoerige studie over de Ontwikkeling der Vlaamsche Be weging na. o e Oor- *Jlog. De schrijver M. Stijns constateert krachtige Vlaamsche werking en gaat o.ihoe de verschillende Vlaamsche groepen de mi strijd ter verwezenlijking der Vlaamsche D< idealen voeren. Overigens is het eind van de pa strijd nog niet in zicht. De taalstrijd is nog f niet uit, al te veel worden de met veel jjG moeite afgedwongen taalwetten door ambte- Qjnaren en regeering gesaboteerd. Verstandige woorden spreekt Stijns over het nationalistisch drijven, Vlaanderen samen te voegen met Neoerland. Al te nig wordt door de propagandisten dezer idéé gerekend met de neutraliteit en dc geschie denis van het Nederlandsche volk. haal, De Hollandsche Revue, December 1935 Het jaaroverzicht is somber gestemd. Uit de reeks onderwerpen, die men behandeld vinQt, noemen we: Nederland en de sancties, De Engelsche politiek, Tsjecho Slowakije. Masaryk, Japansche expansie, dc werkloos heid, het plan van den arbeid, cle Beul, Bo rings dood. Allemaal dus de dingen van de dag, waarover ieder leest en denkt. In een porceleinen kopje geeft dit tijdschrift maan delijks de room van de melk, aoor onze pe riodieke pers geproduceerd. De Hoofdakte, December 1933 M. J. Leendertse wijst op 't hooge belang van het maken van opstellen voor opvoed- vertelling uit het Drentsch Boe- kunde en taal en deelt mede, dat voortaan Een- boerenwoning van oude bouwtrant 1790) zooals men nog meerdere in Drente aantrelt ,'aar heeft de hand van den blanke ge drukt op de schouder van zijn zwarten broe. der. De geschiedenis der negerslavernij is er van onzegbare ellende en nameloos leed. En nog altijd is aan de slavernij geen defi nitief eind gemaakt. De zwarte wordt door den blanke neg immer beschouwd als mi denvaardig, ja zegt de schrijver van T a Tam, de Amerikaan John W. Vandercook, de negers zelf nemen stilzwijgend aan, dat zij op de een of andere manier lager' in de rangorde der schepselen staan dan degenen van ons, die zich verheugen in een blank uiterlijk. Ook Suriname heeft de schande van d:* nëgerdeportat.'es, negerhandel en negersla- rnij gekend. De eerste ruilhandel in arte slaven dateert van 1440. Het laatste schip, dat negers naar Amerika voerde, was dat van Lawrence in 1862. Tusschen deze beide jaren werden meer dan honderd millioen zwarten uit Afrika naar de Nieuwe Wereld overgebracht. Onmenschelijk was vaak de behandeling, die de slaven wedervoer. Stedman schreef een boek Rei ze naar Surinamen Vandercook heeft er verschillende illustrn ties uit overgenomen; zoo bijv. gestrafte slaaf en geeseling eener slavin. Ze zijn wel sprekend. Ze illustreeren deze korte zin Tam Tam: „Er was geen liefde". Evenwel: aan vele ongelukkigen gelukte het, aan hun vreeselijk slavenlot een eind te maken en van de plantages te ontsnap pen naar het oerwoud. Het aantal deser teurs groeide steeds aan en opstanden bra ken uit onder de achtergeblevenen. Langdurig was de strijd tusschen de op standige en weggeloopcn slaven en de plan ters, welke werden bijgestaan door het gouvernement. In 1762 kwam dc laatste vrede met de rebellen tot stand. „De twee volkeren zegt Vandercook keerden terug naar hun respectieve landen, de blanken naar de vruchtbare vlakten waar het suikerriet groeit de negers naar de duisternis en het oude wonder der bosscben". En sindsdien leeft dat volk van Boschnc- gers, nakomelingen der weggeloopen plan- tageslaven, daar diep in de bosschen van Hier leeft de wereld van menschen, dier en plant. „Er was geen liefde". Suriname, zijn geheimzinnig, maar taai en onoverwinnelijk leven. Tam Tam geeft van dat leven, dat ts een voortdurende strijd met de natuur een prachtige suggestieve beschrijving. Hoe ia het mogelijk, dat deze Boschncgers met zoo weinig hulpmiddelen zich zoo krachtig heb ben kunnen staande houden in de Suri- naaamsche wildernis? De natuur is in d® tropen jaloersch „Een mensch kan er slechte weinig bezitten en moet dapper werken om het. te behouden". Do neger weet dat en heeft er zich in weten te schikken. Hij, d« zwarte mensch, is van ouds de bewoner go» weest van de jungle. Hij kent de geheimen van bosch cn rivier, hij stelt zich tevreden met het weinige voedsel, dat het oerwouJ hem gunt: de cassave of maniok. „De kreten der gevlekte jaguars vet, weg in de blauwe nacht, het gehuil van! de roode baboens, de gouden lach van da rivier over de maanvevlichte stroomver snellingen, zingt het kostelijke wiegelied van de dingen die altijd bestaan hebben altijd zullen bestaan". Tevredenheid, vredelievendheid, gemeenl» schapszin kenmerken de Boschnegermaat- schappij. In het vervaardigen van eenvoudi ge gebruiksvoorwerpen is men er zeer be dreven. „De dingen die gemaakt worden^ zijn nuttig maar ze moeten schoon zijn; om hun nuttigheid te voltooien. Er is tijd genoeg". De schrijver van Tam Tam bepaalt zicli niet tot belangwekkende ethnologisdhe, his torische en sociale beschouwingen, hij trach< ook door te dringen tot de geostelijkc en re» ligieuse gevoelens der Boschnegers. Hij geeft ook een verklaring, waarom deze menschen' voor de Christelijke zending zoo moeilijk te bereiken zijn. Het Christendom is in geen enkel opzicht een natuurgodsdienst. De schrijver is geen Christen, integen deel hij vindt het Christianiseeren van da oerwoedbewoners, die in hun primitieve, godsdienstige opvattingen, zooveel recht schapenheid aan de dag leggen, weinig minder dan een ramp. Het is buitengewoon) te betreuren, dat Vandercoop dit overigens zoo boeiende en merkwaardige boek heeft ontsierd met denigreerende en persifleeren de uitlatingen over de Christelijke religie, waarvan hij toch tenslotte heel slecht op de hoogte blijkt te zijn De vraag komt op: zou het niet mogelijk zijn, in een volgende druk! van dit boek deze, met het onderwerp-niet- te-maken-hebbende zinsneden te laten vers vallen? In dit boek leeft de wereld van mensclï en dier en plant van onder de evenaar iat haar overvloedige weelde. En die jungle met hear angstwekkende geluiden en mon sterachtige gevaren wordt beheerscht door de tam-tam, de trom, voor wier ritme da roode apen hun gehuil staken cn die honge» rige tijgers terugjaagt naar de verafgeiegeij plaatsen waar zij gewoon zijn zich to ver» schuilen. Ook over dat land van de tam-tam regeer! Koningin Wilhelmina. Dit maakt het ondeo- werp voor ons dubbel belangrijk! de lezers van D e H-A over opgegeven on derwerpen bij de redactie opstellen ter cor rectie kunnen inzenden. S. Visser schrijft over d.e beteekenis van de oefening bij liet ouderwijs. Van dr. Gielen is een uitvoerige, gedocumenteerde studie over B i 1 d e r d ij k en z ij n t ij d. K. Zee man doet eenige grepen uit het jaarverslag van don hoofdingenieur der mijnen over 1934. Dr. H. Groot gaat na, op welke wijze en met welke instrumenten de plaats be paald kan worden op zee. Ds. Huizenga be handelt Vorrinks' speciaal-studie: Onze opstand tegen'.Spanje en vervolgt de vragen over Algemeene Geschiedenis. Dr. Rodwijk vervolgt zijn natuurkunde-over zicht, W. H. Peters zijn schoolhygiëne en drs. Van Houte zijn behandeling speciaal- studie België. Tot slot worden 15 belang rijke examenvragen over taalkunde be sproken.. Boekenschouw December 1935 Pater van Heugten prijst de balladen van J. W. F. Werumeus Buning. Hij wijst op de inzinking van onze poëzie. „Wie kon vermoeden, dat de ballade zou gaan herleven? Na de uiterste verindividu- alizeering van tachtig, na de verfijnde droo- men van Boutens en de teere fluisteringen van Leopold, na de wervelwind-poëzie van Marsman heoft Werumeus Buning zich tot de oude ballade gekeerd. Hij heeft met zijn staf op de rots gesla gen en er is water uit gevloeid. Van Heugten heeft. o.i. volkomen gelijk, als hij zegt, dat poëzie eigenlijk niet „goed" moet zijn, maar meesleepend, verrukkend, moet ontvoeren of verblinden, drift of ont roering wekken. Er worden honderden ver zen geschreven, meestal naar de regelen der kunst, maar wat blijft er U van bij? Er is zoo weinig in, dat ge U na een jaar nóg. her innert, als iets dat U trof en vreugde gaf. Buning heeft reeds meermalen zijn voor liefde tot volkslied en ballade uitgesproken. In „Negen Balladen" geeft hij ze eelf in woor den „als zoo vaak in primitieve poëzie, in prille morgenfrischheid, of ze pas geboet seerd en rhytmisch bezield waren, of ze den tooverstaf eener. fee waren ontgleden". Felix van Arêt deelt iets mee uit de Mé moires van Charlie Chaplin „den onover troffen kunstenaar van de lach en de traan" maar die ook is >reen egoïstisch, zelfgenoeg zaam, ij del, gierig en jaloersch mensch". Jos. Panhuijsen vertelt over den Ameri- kaanschen novellist O. Henry en dr. Boere- baok besluit zijn studie over De Ge est es- kentering van onze dagen. De Literaire Gids Geconstateerd wordt, dat 1935 voor onze romankunst een verloren jaar geweest is. Sijthoff's uitgave Het Buitenland se he Boek 1935 wordt als onbetrouwbaar veroordeeld: het is een gebrekkig particu lier samenraapsel, een toevallig samentref fen van auteurs en titels. Albert Helman's De dolle dictator geeft goedkoope en oppervlakkige typeering, géén herschepping van historische gebeurte nissen. Voor Mien Proost's Tot slot et| Leo van Breen heeft de kritikus waardee ring ofschoon beiden nog een program heb» ben te verwezenlijken. Interessant zijn de mededeelingen betref fende dr. F. M. Huebner's Satan im Tul» penfeld, dat in Den Haag speelt en laat' zien. welke opvattingen de Haagsche corres pondent van de Kólnische Zeitung er ove? ons land en volk op na houdt. De Boekenberg Dr. Ritter betoogt, dat aan wie boeken lezen op dp Kerstdag iets meegedeeld wordt van verblijding. Prof Thierry beveelt Obbink's Inlei ding tot den B ij b e 1 krachtig aan, Max Teipe oordeelt zeer gunstig over Antooa Coolen's Kerstvertellin ge n. Ontvangen Boeken Onze Kinderversjes van Vroeger en Nu, verzameld door S. Abramsz, geïllustreerd door Jan Sluijters. Amsterdam, J. M. Meu- lenhoff. Van dit leuke, mooie bundeltje is een zesde druk verschenen. Wel een bewijs hoe zeer het op prijs gesteld wordt door groot en klein! Leesboeken voor Schoolgebruik Van de serie Het Ruisënde Woud verschenen tweede drukken van het eerste en het tweede deeltje terwijl van deel V een vierde druk het licht zag. Deze serie staat onder red. van de heeren Jac. van der Klei en J. B. Ubink; de teekeningen zijn van den heer J. N. Isings. Uitg. is de fa. J. B. Wo 11 e ris .te Groningen, In de serie Vrucht, die bij H. J. S p r u ij t s Uitg. M ij. te Amsterdam verschijnt, kwam het prachtige verhaal van W. G. van de Hulst uit, dat tot titel draagt De Rode Vlek. De illustraties zijn van Tjeerd B o 11 e m a. De heeren J. Lens en H. J v a n W ij. I len redigeeven de serie Bloei, eveneens I een uitgave van H. J SpruijtteAmster dam. Van deel II verscheen een negende en van deel IV een tiende druk. Teekeningeo van Isings en Tj. Bottema. AI deze uitgaven zijn in de nieuwe spel- i ling gedrukt. Critiselie Beschouwingen over de Inrichting van den Burgerlijken Stand, door Dr. J. Versteeg. Derde gedeelte. Uitg. N. Samson N. V, Alphen a.d. Rijn, 1935. Op de beide eerste gedeelten van boven- genoemde studie van Dr Versteeg hebben we in deze rubriek reeds de aandacht ge- vestigd. Thans is ook het laatste stuk ver schenen. Hierin worden allerlei regelingen besproken, neergelegd in boek I van het B-W., handelend over verschillende onder- werpen, die in verband staan met huwelijk, erkenning, adoptie cn naamsverandering.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 8