(Van boeke/n,
Ws
Een Nieuwe Vlaamsche Roman
Ontspannings
Lectuur
Een boek over de Boschnegers
DiNSuAG 7 JANUARI 1S36
De terugkeer van de frontsoldaat
in de geordende maatschappij
Lode Zielens, Nu Begint het
Leven. Amsterdam, Uitgevers
maatschappij „Elsevier".
Wat met de titel bedoeld wordt laat de
auteur van dit boek pas merken op ae laat
ste bladzijde.
Lode Zielens is een Vlaamsche schrijver
en een die niet van talent ontbloot is. Hij
schreef reeds eerder „Moeder waarom leven
wij" dat bekroond werd met de groote
driejaarlijksche staatsprijs voor het Vlaam
sche proza en „De Gele Roos".
Wie eenigszins bekend is in Vlaanderen,
met het volkskarakter en met de zeden en
gewoonten m dit gedeelte van de door do
Nederlandse he staan bewoonde landen, zal
in „Nu begint het leven" de echte Vlaam
sche typen herkennen, zooals men die in
'Antwerpen, Gent en andere Vlaamsche ste
den kan ontmoet-en.
Antwerpen Is in dit nieuwe boek het ter
rein waar Zielens z'n lezers heenvoert, af
gezien van een klein gedeelte dat op het
platteland speelt. Simon Dheere is uit de
oorlog teruggekeerd mot zijn vriend Julien.
Zooals men dat verwachten kan na vier
jaren van ellende, dood en verschrikking,
komt liij als een geestelijk ontwricht iemand
hij z'n moeder terug. Hij heeft nog wat gas
in de longen en dat plaagt hem z'n heele
iverdcre leven.
Thuis treft hij zijn oude moeder weer aan.
maar 'zijn vrouw is heengegaan tol over de
Rijn, met eeri Duitscher. Hij kan niet direct
gewennen aan het leven buiten de loop
graven, valt in exeessen die nette menschen
aan ccn gewezen frontsoldaat heel gemak
kelijk kwalijk kunnen nemen. Ilij is eigen
lijk een slappeling. Ook in de oorlog is hij
geen held geweest. Bij de eerste losse scher
mutseling te Luik weet hij niet waar te
kruipen van angst ca verdwazing. In het
tumult van de worsteling overvalt hem meer
dan eens een ontzettende angst. „Dan stijgt
het verzetniet meer terug, dat zij het zelf
.verder opknappen, de heeren uit het gene
raal hoofdkwartier van acht or de linie, de
heeren, die niet eens uw taal spreken
Maar dadelijk daarop weer de angst om
den kogel, om den paal, om den genade-
loozen, schaamteloozen doodAan de
lui die het in de oorlog tot. officier gebracht
hebben heeft hij een hekel; daarom kan hij
ook de zoon van Lied niet uitslaan.
Maar met een hunkering naar liefde is
hij in zijn woonplaats teruggekeerd. Dat is
het heele boek door boven alles duidelijk.
Gemakkelijk valt het hem niet om het ide
aal te vinden, hij meent het. dan hier dan
daar te zien. Anderen begrijpen hem niet,
hij wordt misverstaan of hij wordt in an
deren teleurgesteld omdat men toch niet
Inziet wat hij noodig heeft.
Andreas, de man die op de fabriek met hem
samenwerkt, is ook zoo n uit het lood ge
slagen teruggekeerde. Hij kan het even
wicht evenmin terugvinden, al denkt Si
mon dat iemand met een vrouw als Maria
en een dochter als Juliaat.je, toch wel het
toppunt van geluk moet deelachtig zijn.
\Yat had lnj verlangd naar een Petruske!
Eindelijk trouwt Simon met Paula, de oor
logsweduwe, die hij op een vrije dag aan
boord van een boot vol dagjesmenschen ont
moet heeft. Zij draagt het beeld van haai
man nog altijd in haar ziel. Als ze getrouwd
zijn is er toch weer de teleurstelling; het is
voor beiden niet wat ze er zich van voorge
steld hadden. Eindelijk, als de werkelooze
hoopt dat het kindje dat na Petruske zal
komen het zusje Helga zal zijn, als Andreas
als een bedelaar van zijn escapade naar Rijs
sel hij Maria en Juliaatje is teruggekeerd,
als ze naar do zee zullen gaan alleen om
Petruske maar wat te laten aansterken, dan
heeft hij gevonden waar hij naar had ge
hunkerd: „Als Simon de deur achter Maria,
Julia en Andreas 6luit en hij alleen is in
de huiskamer, onder het goudelend licht
.van de lamp, haalt hij diep en verrukt
ademomdat allen tot het leven zijn te
ruggekeerd." „N u begint voor hen het le
ven. Het betere leven... Maar, dat het niet
het betere leven voor allen is! Nog niet voor
pJlen!
Dat is het slot van het boek. Het besluit
met hoop op de toekomst, al is die nog zoo
donker. Uit het gezinsleven, uit de liefde
tot het nieuwe geslacht moet de betere toe
komst komen. Met de oorlog was de misère
niet afgeloopen voor de frontsoldaten,
maatschappij had voorloopig voor hen geen
plaats. Het leven was zoo geheel en al an
ders geworden. -Vanaf 1 Augustus 1914 waren
de lijnen van elkaar afgeloopen, en die brengt
men door een vredesverdrag maar niet zoo
maar weer bij elkaar. „Twaalf millioen lig
gen er onder de zoden. Maar deze keeren
naar huis, naar het wijf en ja* ook na;
moeder; naar het vaste ordelijke leven, n
rakel dat toch nog mogelijk is na vier jaw
bloed, modder, pijnen, en angsten." Alle
schoone woorden lappen de frontsoldaten
aan hun laars; „zij die slechts simpel rede
neeren, als zij het doen, maar gevochten
hebben, zich hebben laten verminken, den
grond verdedigden en vrij kregen". Morgen
ochtend zitten ze „in een warme kamer
drinken zoo waaldijk koffie uit een witte
kom".
Voelt met de sterkte van een dergelijke
tegenstelling: „bloed, modder, pijnen en
angsten" en „koffie uit. een witte kom". Kun
nen wij, Nederlanders, die de oorlog alleen
op oen afstand hebben meegemaakt, eigen
lijk wel beseffen wat die voor de frontsol
daten geweest moet zijn, van wie een groot
aantal cmze eigen taal sprak, en hoe erg hun
terugkeer in de burgermaatschappij w
Vermoedelijk niet. Ieder die wel eens
het buitenland in aanraking is gekomen
met menschen die aan het front hebben ge
streden, moet het opgevallen zijn, dat men
er liever maar niet over praat en dat er
bij een zinspeling 'p het doorge ,';ine leed
een pijnlijke trek om de mond kan komen,
zooals het geval kan zijn als men denkt
iets vreeselijks dat men heeft meege
maakt en waar men liever niet aan herin
nerd wordt. Een kapotte ziel zet men niet
te kijk.
De stijl van Lode Zielens herinnert aan
Dostojefski. Zeer natuurlijk en ongebonden
is deze stijl. Het is alsof al de wetten die
ijze mannen over dit onderwerp hebben
opgesteld, doorgebroken zijn. Het voortspin-
aan gedachten, het springen van het
onderwerp op het andere heeft ook
Lode Zielens. Het best vallen m.i. altijd de
eigenaardigheden van deze stijl op, wan
neer men er iets naast legt, dat totaal an
dere is. Bijvoorbeeld Potgieter. Lees „Jan,
Jannetje en hun jongste kind" of „De Zus
ters". Statig wandelen de zinnen en de men
schen daarheen als echte negentiende ecuw-
sche Hollanders, met stijve hoorden, nette
hoeden, keurige costuums, in elk opzicht de
gelijk. Vooral na de oorlog zijn we losser
geworden, misschien ook wel minder degelijk;
onze boorden knellen ons niet meer, we kun-
zelfs met een manchesterpak aan loo-
pen of in een overhemd. De stijl is dezelfde
weg opgegaan, hij is ook losser en minder
centioneel geworden. Is dit alles verbe
tering? De een zegt van wel, de ander schudt
heftig van neen. Tooh kunnen we in elk
geval nu niet meer schrijven op de wijze
zooals Potgieter dat deed. Maar een juiste
en onbevooroordeelde vergelijking zullen
wellicht pas zij kunnen maken die even ver
an ons nf staan, als wij nu van Potgieter.
Wat gebeurt er eigenlijk in zoo'n boek als
an Lode Zielens! Bitter weinig. Er komt
iemand terug uit de oorlog, hij heeft aller
lei alledaagsclie wederwaardigheden, kleine
teleurstellingen, kleine gelukjes, die ieder
ander mensch ook kan hebben, hij.mijmert
zooals ieder ander dat kan, is ongelukkig in
de liefde, trouwt ten slotte, leert zijn vrouw
in het huwelijk beter kennen wat
wel beweert dat in elk huwelijk het ge
is en is dan pas gelukkig met z'n
kinderen. Maar dat is juist het mooie: in
teressant en belangwekkend is niet alleen
weinig voorkomt of wat haast ongeloof
lijk is; maar het heel gewone leven van een
heel gewoon mensch is evengoed het voor
werp van kunstuiting. Simon Dheere is een
frontsoldaat zooals er millioenen geweest
zijn, allemaal beleven ze hetzelfde in einde-
looze variatie. Lode Zielens heeft deze alle
daagsclie dingen Voor z'n publiek belang
wekkend gemaakt.
Anema in 1921 het licht deed zien. Aan zoo'n
geschrift, bijgehouden tot, op onzen tijd, heb
ben èn studenten èn „belangstellenden-van-
buiten" méér dan aan de fictie; alsof 't werk
van Bernard van Bergen een roman is over
het studentenleven aan de V.U. In dit boek
■wordt immers slechts één vraagstuk aange
sneden, aat alleen een vraagstuk is voor een
enkele groep.
We maken hiervan Bernard van Bergen
geen verwijt. Hij heeft stellig met zijn boek
iets anders bedoeld. En willen we aan zijn
eereteling volkomen recht doen wedervaren,
dan mogen we het niet meer doen zijn, dan
het wil zijn. De schrijver teekent ons den
studietijd van den student in de theologie,
Kees van Marle. Steeds weer heeft hij te
worstelen met den twijfel, of hij wel geroe
pen is om predikant te worden. Als de eind
examenbul van het gymnasium hem on
danks zijn harde werken geweigerd wordt;
als zijn verloofde, met wie hij zoo gaarne de
toekomst was tegemoet gegaan, ziek wordt
en 6terft; als tenslotte na zijn candidaats-
examen het eerste preekverzoek wekenlang
uitblijft, dan vraagt hij zich bij elk van
deze gebeurtenissen af, of dit niet wil zeg
gen, dat hij geen roeping heeft.
Dit gegeven is ongetwijfeld rijk genoeg, om
het in een boek te verwerken, doch een ro
man vraagt nog iets meer. Ondanks het feit,
dat het gegeven, het thema, in heel het boek
terug te vinden, mist het werk toch óe een
heid, die een goede opzet eischt. Ook is het
geheel niet van sentimentaliteit vrij te plei
ten.
Ongetwijfeld is Bernard van Bergen een
goed causeur, maar dat is niet hetzelfde als
een auteur. Wat dit aangaat, mag hij zich
cel voor oogen houden liet beginsel, aan de
Vrije Universiteit beleden, van de „souve-
reiniteit in eigen kring". Hij heeft ongetwij
feld de gave, de dingen 'meermalen zuiver
te zien en geestig weer te geven, doch laat
hij bij volgende proeven tevens zijn stijl wat
eer zorgen. Hij moge zich daarbij voor oogen
houden de woorden van een der hoogleera
ren. dien hij zelf laat zeggen: doch
het raakt het formeele, maar dat neemt niet
eg, dat dit toch vooral niet verwaarloosd
mag worden".
Kees van Marle, de hoofdpersoon, Is
iemand, wiens leven door tegenslagen ver
diept. Ga het zoo ook oen schrijver na het
lezen der beoordeeliaigen van zijn boek.
Wat eeuwig zeker isdoor
Bernard van Bergen. Kampen.
J. H. Kok.
Bij het lezen van dit boek moesten we
denken aan een voorval uit het leven
Dr. A. Kuyper, aangehaald in Hans' „Par-
lements-film". Hij \ertelt daar, hoe op het
Biklerdijk-feest in 1900 Dr. Kuyper een rede
hield, en dat toen, waarschijnlijk onwille
keurig, de spreker, en niet Bilderaijk, in
het middelpunt kwam te staan, en Hans
voegt, daaraan toe: „ergens om oen hoekje
van de zaal kwam ook Bilderdijk nog kij
ken".
In hoeverre dit juist is, weten we niet,
maar wel gebeurt iets dergelijks in Bernard
an Bergen s boek. De hoofdpersoon, die bij
tijden college loopt., gedurende maanden da
gelijks heen- en weerreist van zijn woon
plaats naar Amsterdam, reeds daarom, aan
het studentenleven weinig deelneemt, laat
ltij voorbeeld niets van zich hooren in de
periode tusschen collegepreek en candidaats-
examen, terwijl ieder, die een weinig met de
studie aan de Vrije Universiteit bekend is,
weet, dat een tijdsverloop van meer dan een
jaar tusschen heide ligt. En dit alles, of lie
ver ait weinige tooit men dan met. den, we
nemen aan onbedoeld, kleineerenden naam
van „studentenleven aan de V.U.".
Aan dit studentenleven zelf zijn gewijd'
eenige indrukken uit den groentijd, de in
schrijving, een tweetal reünies, het huren
van een kamer, enkele momentan uit het
vieren van het 50-jarig bestaan der Univer
siteit, natuurlijk een college, en dan het can-
didaatscxamen in de theologie, tezamen een
deroe gedeelte van het boek in bei
mend.
Het ware op zijn minst gewaagd, te mee-
nen, dat het studentenleven met deze gebeur
lijkheden is uitgeput. We laten in het mid
den, of het wenschelijk is, de moeilijkheden,
waarmee de studeerende jeugd in dezen tijd
te kampen heeft, in een roman neer te
gen. Dat zal voor de Vrije Universiteit r
hierom lastig zijn, omdat het beeld van het
studentenleven, dat eenige honderden stu
denten omvat, die studeeren in meerdere fa
culteiten en in contact komen met een niet
onbeduidend aantal hoogleeraren, als men
dat beeld althans niet al te oppervlakkig of
onsamenhangend wil doen woroen,
meer vraagt, dan de Jonge krachten van
een auteur, die schuchter zijn eersteling aan
biedt.
De reden, waarom we dit alles breedvoerig
vooropzetten, is, dat men niet moet meenen,
dat Bernard van Bergen een niets te wen-
schen overlatende afbeelding gaf van den
doorsnec-stuaent. We veronderstellen, dat de
studeerende jongeren juist in hun studenten
leven méér eraan zouden hebben, wanneer
enkele vooraanstaande personen, die bekend
zijn niet de vragen, levend onder onze stu
denten, in een kort geschrift de punten aan
stipten, welke op het oogenblik in het bij
zonder de studeerende jeugd bezig houcien,
welke punten reeds lang voor velen proble
men zijn, maar welker oplossing nu minder
dan anders weelde is.
Ieder die zich eenigermate met het studen
tenleven heeft ingelaten weet bijvoorbeeld,
dat het vraagstuk van de verhouding van
student en maatschappij, en dit in ruimen
zin, vooral nu urgent is, ook onder ons.
We donken hierbij aan de juweeltjes, die
Dr. Kuyper ons in zijn „Seholastica"
schonken heeft, en aan enkele gedeelten uit
de prachtige brochure, die Prof. Mr. A.
Boeken over Drenthe
Het bloed kruipt waar het niet
gaan kan door J. Bergmans
Beins.
Luuks Hilbers jongens door
H. van Dijk.
Uitgaven van Uitgeversmij JE.
E. KJuwer te Deventer.
Als men een jaar of zestien uit de mooi
ste Jjjd van het leven
gelijkertijd als leerschool voor de kwee-
dingen. Uit het Nederlandsch Ondenvij-
rsgenootschap, den Bond van Ned. On-"
:rwijzers, de Hoofdenvereeniging, Yolks-
tderwijs en de Mij. tot 't Nut van 't Alge-
een is een fonds gevormd tot instandliou-
ng der Haanstra-school, die het evenals
Julianaschool zonder subsidie uit de
meentekas zal moeten doen.
Bij de officieele ojjenine waren o.m. aan-
;zig Mr. A. Tepe, wethouder van onder
is dezer gemeente, de heer H. Vriend, in-
ecteur bij het gemeentelijk onderwijs hier
stede, de heer J. Baak Johzn,, inspec-
r bij het L. O. in de inspectie Leiden,
heer A. L. Boot. voorzitter van de Plaat-
lijke School commissie: de directrice van
Kweekschool mej. Voltman, bet nieuwe
•ofd der school mej. Bakker haar on-
•wijzeressen. de dames Janzen en Susan,
directeur van gemeentewerken, ir. A. M.
Blauw.
let woord werd gevoerd door den voor
tter der Kweekschool, den heer J. Ver
door de directrice der Kweekschool,
ej. Voltman, door den Wethouder van On-
rwijs, Mr. Tepe, door den Inspecteur van
t L. O. den heer J. Baak Jzn. en door
oorzitter van het instandlioudings-
ntls, den lieer H. v. Slooten Jr.
eiden krijgt vier ton uit
:t Werkfonds
renleven, noemt schrijfster het en munt uit
door echtheid, door natuurlijkheid, door
een juiste kijk op het Drentsche volk, dat
men niet zoo gauw leert kennen.
e hebben, met hen meelevend, het ver
haal van Wiecher en Roelfien gevolgd. Van
hun familieverhoudingen, hun landleven,
hun strubbelingen, hun moeiten, hun hoog
tijden gelezen en we hebben ons weer ge
dacht in Drenthe, met zijn vele oude volks
gewoonten, te verkeeren. Maar ook zij die
Drenthe en de Drenthen niet zoo goed zul
len kennen als wij, zullen dit boek met in
teresse doorlezen en genieten van het
Drenthsche familieleven, dat ook zijn moei
ten en strijd kent.
Het tweede boek: „Luuks Hilbers
jongen s", geheel in de taal, die al
eeuwen heeft stand gehouden, plaatst ons
eneens temidden van het interessante
landleven, in den vroegeren, den „goeden
ouden tijd", die echter niet te vergelijken
met de tegenwoordige.
Meermalen schiet men. in de lach bij de
humor die telkens weer naar voren komt.
Ook dit verhaal zal met graagte gelezen
worden, al zal voor degene die het Drentsch
niet veel hoorde het dialect eerst eenige
moeite geven. Al spoedig zal men het ech
ter mooi vinden.
Hummeltje voor de Lens
door Jo Kalmijn-Spierenburg. Foto-
grafienverzorging van Piet Marree.
Uitgave van Bosch en Keuning
Baar
„Een prachtig boek! Een schattig hoek!
Kijk hier eens! Moet ge dat eens zien! Zie
daar eens, zoo'n dot!"
Ziehier enkele uitroepen van hen, die wij
.Hummeltje" lieten zien en lezen.
Jo Kalmijn-Spierenburg
Wij behoeven hier niet veel bij te voegen.
Uit welke monden ze kwamen, is aan de
woordkeus wel op te maken. Maar ook wij
mannen, kunnen cr van genieten. Van de
keurige foto's hoe krijgt Piet Marree ze
zoo? En van de eenvoudige, kinderlijke,
en daarom zoo kernachtig juist teekende
tekst. In enkele opnamen een juiste film
van het leven van een kleine jongen,
af zijn geboorte.
Een kostelijk boek-
wel op het platteland van Drenthe gewoond
heeft, de Drenthen Heeft leeren kennen,
waardeeren en liefhebben, dan grijpt men
met meer dan gewone belangstelling naar
boeken, die over Drenthe en het Drentsche
volksleven handelen.
Toen dan ook van de uitgeversmaat
schappij Kluwer beide bovengenoemde boe
ken bij ons binnenkwamen, hebben we deze
dadelijk ter hand genomen om „eens even
door te zien". Maar dat „even doorzien"
werd al spoedig lezen van gedeelten, en dit
wekte weer belangstelling voor de geheele
gang van het verhaal, dat zooals aan het
slot van het eerstgenoemde boek staat:
„Naar waarheid gegeven, met liefde be
schreven" (is).
„Het bloed kruipt waar het
t gaan kan" is een eenvoudig
ge
af De Vlaamsche Gids, December 1935
gp Dit nummer is zéér rijk. Behalve in me-
A-moriams, gewijd aan den Belgischen histo
ricus Pirenne en den Nederlandschen rechts-
rjgeleerde Loder bevat het o.m. een uitvoerige
studie over de Ontwikkeling der
Vlaamsche Be weging na. o e Oor-
*Jlog. De schrijver M. Stijns constateert
krachtige Vlaamsche werking en gaat
o.ihoe de verschillende Vlaamsche groepen de
mi strijd ter verwezenlijking der Vlaamsche
D< idealen voeren. Overigens is het eind van de
pa strijd nog niet in zicht. De taalstrijd is nog
f niet uit, al te veel worden de met veel
jjG moeite afgedwongen taalwetten door ambte-
Qjnaren en regeering gesaboteerd.
Verstandige woorden spreekt Stijns
over het nationalistisch drijven, Vlaanderen
samen te voegen met Neoerland. Al te
nig wordt door de propagandisten dezer idéé
gerekend met de neutraliteit en dc geschie
denis van het Nederlandsche volk.
haal,
De Hollandsche Revue, December 1935
Het jaaroverzicht is somber gestemd. Uit
de reeks onderwerpen, die men behandeld
vinQt, noemen we: Nederland en de sancties,
De Engelsche politiek, Tsjecho Slowakije.
Masaryk, Japansche expansie, dc werkloos
heid, het plan van den arbeid, cle Beul, Bo
rings dood. Allemaal dus de dingen van de
dag, waarover ieder leest en denkt. In een
porceleinen kopje geeft dit tijdschrift maan
delijks de room van de melk, aoor onze pe
riodieke pers geproduceerd.
De Hoofdakte, December 1933
M. J. Leendertse wijst op 't hooge belang
van het maken van opstellen voor opvoed-
vertelling uit het Drentsch Boe- kunde en taal en deelt mede, dat voortaan
Een- boerenwoning van oude bouwtrant 1790) zooals men nog meerdere in Drente aantrelt
,'aar heeft de hand van den blanke ge
drukt op de schouder van zijn zwarten broe.
der. De geschiedenis der negerslavernij is er
van onzegbare ellende en nameloos leed.
En nog altijd is aan de slavernij geen defi
nitief eind gemaakt. De zwarte wordt door
den blanke neg immer beschouwd als mi
denvaardig, ja zegt de schrijver van T a
Tam, de Amerikaan John W. Vandercook,
de negers zelf nemen stilzwijgend aan, dat
zij op de een of andere manier lager' in de
rangorde der schepselen staan dan degenen
van ons, die zich verheugen in een blank
uiterlijk.
Ook Suriname heeft de schande van d:*
nëgerdeportat.'es, negerhandel en negersla-
rnij gekend. De eerste ruilhandel in
arte slaven dateert van 1440. Het laatste
schip, dat negers naar Amerika voerde, was
dat van Lawrence in 1862. Tusschen deze
beide jaren werden meer dan honderd
millioen zwarten uit Afrika naar de
Nieuwe Wereld overgebracht.
Onmenschelijk was vaak de behandeling,
die de slaven wedervoer. Stedman schreef
een boek Rei ze naar Surinamen
Vandercook heeft er verschillende illustrn
ties uit overgenomen; zoo bijv. gestrafte
slaaf en geeseling eener slavin. Ze zijn wel
sprekend. Ze illustreeren deze korte zin
Tam Tam: „Er was geen liefde".
Evenwel: aan vele ongelukkigen gelukte
het, aan hun vreeselijk slavenlot een eind
te maken en van de plantages te ontsnap
pen naar het oerwoud. Het aantal deser
teurs groeide steeds aan en opstanden bra
ken uit onder de achtergeblevenen.
Langdurig was de strijd tusschen de op
standige en weggeloopcn slaven en de plan
ters, welke werden bijgestaan door het
gouvernement. In 1762 kwam dc laatste
vrede met de rebellen tot stand.
„De twee volkeren zegt Vandercook
keerden terug naar hun respectieve
landen, de blanken naar de vruchtbare
vlakten waar het suikerriet groeit de
negers naar de duisternis en het oude
wonder der bosscben".
En sindsdien leeft dat volk van Boschnc-
gers, nakomelingen der weggeloopen plan-
tageslaven, daar diep in de bosschen van
Hier leeft de wereld van
menschen, dier en plant.
„Er was geen liefde".
Suriname, zijn geheimzinnig, maar taai en
onoverwinnelijk leven.
Tam Tam geeft van dat leven, dat ts
een voortdurende strijd met de natuur een
prachtige suggestieve beschrijving. Hoe ia
het mogelijk, dat deze Boschncgers met zoo
weinig hulpmiddelen zich zoo krachtig heb
ben kunnen staande houden in de Suri-
naaamsche wildernis? De natuur is in d®
tropen jaloersch „Een mensch kan er slechte
weinig bezitten en moet dapper werken om
het. te behouden". Do neger weet dat en
heeft er zich in weten te schikken. Hij, d«
zwarte mensch, is van ouds de bewoner go»
weest van de jungle. Hij kent de geheimen
van bosch cn rivier, hij stelt zich tevreden
met het weinige voedsel, dat het oerwouJ
hem gunt: de cassave of maniok.
„De kreten der gevlekte jaguars vet,
weg in de blauwe nacht, het gehuil van!
de roode baboens, de gouden lach van da
rivier over de maanvevlichte stroomver
snellingen, zingt het kostelijke wiegelied
van de dingen die altijd bestaan hebben
altijd zullen bestaan".
Tevredenheid, vredelievendheid, gemeenl»
schapszin kenmerken de Boschnegermaat-
schappij. In het vervaardigen van eenvoudi
ge gebruiksvoorwerpen is men er zeer be
dreven. „De dingen die gemaakt worden^
zijn nuttig maar ze moeten schoon zijn;
om hun nuttigheid te voltooien. Er is tijd
genoeg".
De schrijver van Tam Tam bepaalt zicli
niet tot belangwekkende ethnologisdhe, his
torische en sociale beschouwingen, hij trach<
ook door te dringen tot de geostelijkc en re»
ligieuse gevoelens der Boschnegers. Hij geeft
ook een verklaring, waarom deze menschen'
voor de Christelijke zending zoo moeilijk te
bereiken zijn. Het Christendom is in geen
enkel opzicht een natuurgodsdienst.
De schrijver is geen Christen, integen
deel hij vindt het Christianiseeren van da
oerwoedbewoners, die in hun primitieve,
godsdienstige opvattingen, zooveel recht
schapenheid aan de dag leggen, weinig
minder dan een ramp. Het is buitengewoon)
te betreuren, dat Vandercoop dit overigens
zoo boeiende en merkwaardige boek heeft
ontsierd met denigreerende en persifleeren
de uitlatingen over de Christelijke religie,
waarvan hij toch tenslotte heel slecht op de
hoogte blijkt te zijn De vraag komt op: zou
het niet mogelijk zijn, in een volgende druk!
van dit boek deze, met het onderwerp-niet-
te-maken-hebbende zinsneden te laten vers
vallen?
In dit boek leeft de wereld van mensclï
en dier en plant van onder de evenaar iat
haar overvloedige weelde. En die jungle
met hear angstwekkende geluiden en mon
sterachtige gevaren wordt beheerscht door
de tam-tam, de trom, voor wier ritme da
roode apen hun gehuil staken cn die honge»
rige tijgers terugjaagt naar de verafgeiegeij
plaatsen waar zij gewoon zijn zich to ver»
schuilen.
Ook over dat land van de tam-tam regeer!
Koningin Wilhelmina. Dit maakt het ondeo-
werp voor ons dubbel belangrijk!
de lezers van D e H-A over opgegeven on
derwerpen bij de redactie opstellen ter cor
rectie kunnen inzenden.
S. Visser schrijft over d.e beteekenis van de
oefening bij liet ouderwijs. Van dr. Gielen
is een uitvoerige, gedocumenteerde studie
over B i 1 d e r d ij k en z ij n t ij d. K. Zee
man doet eenige grepen uit het jaarverslag
van don hoofdingenieur der mijnen over
1934. Dr. H. Groot gaat na, op welke wijze
en met welke instrumenten de plaats be
paald kan worden op zee. Ds. Huizenga be
handelt Vorrinks' speciaal-studie: Onze
opstand tegen'.Spanje en vervolgt de
vragen over Algemeene Geschiedenis. Dr.
Rodwijk vervolgt zijn natuurkunde-over
zicht, W. H. Peters zijn schoolhygiëne en
drs. Van Houte zijn behandeling speciaal-
studie België. Tot slot worden 15 belang
rijke examenvragen over taalkunde be
sproken..
Boekenschouw December 1935
Pater van Heugten prijst de balladen van
J. W. F. Werumeus Buning. Hij wijst op de
inzinking van onze poëzie.
„Wie kon vermoeden, dat de ballade zou
gaan herleven? Na de uiterste verindividu-
alizeering van tachtig, na de verfijnde droo-
men van Boutens en de teere fluisteringen
van Leopold, na de wervelwind-poëzie van
Marsman heoft Werumeus Buning zich tot
de oude ballade gekeerd.
Hij heeft met zijn staf op de rots gesla
gen en er is water uit gevloeid.
Van Heugten heeft. o.i. volkomen gelijk,
als hij zegt, dat poëzie eigenlijk niet „goed"
moet zijn, maar meesleepend, verrukkend,
moet ontvoeren of verblinden, drift of ont
roering wekken. Er worden honderden ver
zen geschreven, meestal naar de regelen der
kunst, maar wat blijft er U van bij? Er is
zoo weinig in, dat ge U na een jaar nóg. her
innert, als iets dat U trof en vreugde gaf.
Buning heeft reeds meermalen zijn voor
liefde tot volkslied en ballade uitgesproken.
In „Negen Balladen" geeft hij ze eelf in woor
den „als zoo vaak in primitieve poëzie, in
prille morgenfrischheid, of ze pas geboet
seerd en rhytmisch bezield waren, of ze den
tooverstaf eener. fee waren ontgleden".
Felix van Arêt deelt iets mee uit de Mé
moires van Charlie Chaplin „den onover
troffen kunstenaar van de lach en de traan"
maar die ook is >reen egoïstisch, zelfgenoeg
zaam, ij del, gierig en jaloersch mensch".
Jos. Panhuijsen vertelt over den Ameri-
kaanschen novellist O. Henry en dr. Boere-
baok besluit zijn studie over De Ge est es-
kentering van onze dagen.
De Literaire Gids
Geconstateerd wordt, dat 1935 voor onze
romankunst een verloren jaar geweest is.
Sijthoff's uitgave Het Buitenland
se he Boek 1935 wordt als onbetrouwbaar
veroordeeld: het is een gebrekkig particu
lier samenraapsel, een toevallig samentref
fen van auteurs en titels.
Albert Helman's De dolle dictator
geeft goedkoope en oppervlakkige typeering,
géén herschepping van historische gebeurte
nissen. Voor Mien Proost's Tot slot et|
Leo van Breen heeft de kritikus waardee
ring ofschoon beiden nog een program heb»
ben te verwezenlijken.
Interessant zijn de mededeelingen betref
fende dr. F. M. Huebner's Satan im Tul»
penfeld, dat in Den Haag speelt en laat'
zien. welke opvattingen de Haagsche corres
pondent van de Kólnische Zeitung er ove?
ons land en volk op na houdt.
De Boekenberg
Dr. Ritter betoogt, dat aan wie boeken
lezen op dp Kerstdag iets meegedeeld wordt
van verblijding.
Prof Thierry beveelt Obbink's Inlei
ding tot den B ij b e 1 krachtig aan, Max
Teipe oordeelt zeer gunstig over Antooa
Coolen's Kerstvertellin ge n.
Ontvangen Boeken
Onze Kinderversjes van Vroeger en Nu,
verzameld door S. Abramsz, geïllustreerd
door Jan Sluijters. Amsterdam, J. M. Meu-
lenhoff.
Van dit leuke, mooie bundeltje is een
zesde druk verschenen. Wel een bewijs hoe
zeer het op prijs gesteld wordt door groot
en klein!
Leesboeken voor Schoolgebruik
Van de serie Het Ruisënde Woud
verschenen tweede drukken van het eerste
en het tweede deeltje terwijl van deel V een
vierde druk het licht zag. Deze serie staat
onder red. van de heeren Jac. van der Klei
en J. B. Ubink; de teekeningen zijn van
den heer J. N. Isings. Uitg. is de fa. J. B.
Wo 11 e ris .te Groningen,
In de serie Vrucht, die bij H. J.
S p r u ij t s Uitg. M ij. te Amsterdam
verschijnt, kwam het prachtige verhaal van
W. G. van de Hulst uit, dat tot titel
draagt De Rode Vlek. De illustraties
zijn van Tjeerd B o 11 e m a.
De heeren J. Lens en H. J v a n W ij. I
len redigeeven de serie Bloei, eveneens I
een uitgave van H. J SpruijtteAmster
dam. Van deel II verscheen een negende en
van deel IV een tiende druk. Teekeningeo
van Isings en Tj. Bottema.
AI deze uitgaven zijn in de nieuwe spel- i
ling gedrukt.
Critiselie Beschouwingen over de
Inrichting van den Burgerlijken
Stand, door Dr. J. Versteeg. Derde
gedeelte. Uitg. N. Samson N. V,
Alphen a.d. Rijn, 1935.
Op de beide eerste gedeelten van boven-
genoemde studie van Dr Versteeg hebben
we in deze rubriek reeds de aandacht ge-
vestigd. Thans is ook het laatste stuk ver
schenen. Hierin worden allerlei regelingen
besproken, neergelegd in boek I van het
B-W., handelend over verschillende onder-
werpen, die in verband staan met huwelijk,
erkenning, adoptie cn naamsverandering.