Otis kort vei-haal
DE HEERE IS
MIJN LICHT..
Het Koninklijk Paleis te Amsterdam
door Annie Vreeland
„De Heerc is mijn licht", stond in de gevel van
't naai- en breischooltje, dat ook als Evangelisatie-
gebouw dienst deed, te lezen.
In do avonduren, als zij leiding gaf aan de meis
jes. had juffrouw 't Hart ook een evangeliseercnde
taak. Ze vertelde korte Bijbelverhalen en als 't
naaiwerk verdeeld en op de kussens gespeld was
speelde een hulpje op 't orgel de melodie van oen
pas geleerd lied.
Juf trouw 't Hart wist van het nauwe contact tus-
schen hddr werk en dat van den evangelist.
Dikwijls was door haar arbeid aan een der kin
deren 't geheele gezin het Evangelie nader geko
men. En daarom bestreed ze in 't bijzijn der
meisjes haar eigen gebreken. Er waren wel eens
brutaaltjes onder die „haar 't bloed onder do
nagels wetgrekken wildon". En als zoo'n gajig-
maalcster de saamhoorigheid met de anderen ver
stomde .had juffrouw 't Hart haar oplaaiende
drift wel eens stukgebeten, voor ze de schuldige
haar bestraffingen gaf.
In t lokaal leefde nu winterverwachting. De Bilt
was'voor liefhebbers van sneeuw- en ijspret opti
mistisch gestemd. Fluisterend bespraken de meis
jes de kansen voor sneeuw. Lea Stuart hieï haar
donker kopje op van het kussen waarop ze een
geel katoen hemd had gespeld. Glorieus had ze
zone ven een kokertje spelden, stalen stiftjes mot
kleurige bollende knopjes aan de meisjes getoond.
Met veel bravour was ze de eerste maal naar 't
schooltje gekomen. Maar vader, een Jood, die met
een Christinnetje, dat als heidinnetje leefde, ge
trouwd was, had 't vorige jaar z'n markthandel
vaarwel gezegd en wat met venten langs de hui
zen l»egonnen. Een vriendinnetje had Lea naar 't
schooltje waar „met 't Kerstfeest ook nog iets
afviel", meegetroond, en daarna had ook juffrouw
Stuurt fle samenkomsten onregelmatig bezocht.
l)c eerste weken had Lea's gewiekstheid de klas
©vcrhccrscht en vaak op stelten gezet. De handha
ving van haar prestige was voor juffrouw 't Hart
7,waar geweest. En juist op Lea had ze haar in
vloed ten'goede niet willén verliezen. Ze verlangd1®
dit kind dichter bij Jezus te brengen. Had Hij
kinderen als Lea niet vol liefde omhelsd?
't Ergerde I-ea dat „dat mensch niet uit haar
stulp was te trekken".
Daarna onderging ze verwonderd haar liefdehewij-
sen. En door haar ondeugende streken had ze zil
veren draadjes geweven. Een genegenheid, die ze
eerst nog bestreed, ontlook in haar hart voor de
geduldige juffrouw. Ze toonde die op haar wijze
door haar vingerhoed op te rapen, gedienstig oen
eind van de slappe centimeter to grijpen of na
schooltijd de kussens in symetrische orde op tafel
te leggen. Ook wel door zelf de eerst door haar
verstoorde rust te herstellen.
Maar 't eerste kwelduiveltje liet zich niet dadelijk
voor altijd verdringen, 't Kwam, als 't uit een
doosje opvoerend duveltje, dat haar thuis lachstui-
pen bezorgde, op de onverwachtste momenten le
nig. En ook deze avond stookte 't booze plannon
in haar.
In ae leunstoel met gobloemd verschietend trijp
zat juffrouw 't Hart met radijsroode koontjes
achter de tafel. Haar strakke kapsel glansde grijs
jji het lamplicht. Ze liet de meisjes maar even
roezen over 't ijs en de sneeuw, rilde zelf tegen de
komende strengheid.
L<-a kwain bij haar.
„Juffrau, 'k heb gezoomd tot de speld. Kras u effen
een nieuwe zoom voor me?"
Ze leunde tegen juffrouw 't Harts grijze japon.
„O, juffrau, er zitten een massa draadjes op u
ja|»on" zei Lea zacht mot fluweelige stem.
Vol ijver begon ze te plukken. Als een streeling
gevoelde juffrouw 't Hart de druk van haar
handjes. Genegen zag ze naar 't donkere kopje.
Ze hield van dit kind, 't was haar vaak of ze
er een zeker eigendomsrecht op bezat.
Lea s hoofd kwam omhoog.
„Zoo, nou ben vi weer netjes! Zeg, juffrau, hou u
van snééuw?"
„Van sneeuw? Nou, een beetje wel. Sneeuw vind
ik mooi. Maar 'k ben toch blij als ze weer weg
is. Ik kan zoo goed niet meer zien en dan verblinut
sneeuw m'n oogen
„En bent u ook van sneeuwballen bang?"
F en ondeugende flikkering was in de donkere
oogen, die niet feeder, maar als uitdagende sterren
de wereld bezagen.
„F,en beetje wel," stomde juffrouw 't Hart glim
lachend loe.
„Ik vind sneeuw fcin..." lachte Lea.
Terug op haar plaats bleef ze zwijgend. Maar
haar fantasie werkte met snelheid. De juffrouw
lind sneeuwvrees, net wat Lea in stilte gedacht
had. Flauw, om bang te zijn van wat sneeuw,
dat moest de juffrouw afgeleerd worden.
„Harden, meisje," zei haar Vader steeds als hij
een zwakheid in haar ontdekte...
Ze zalen weer in 't warme lokaal en nu vlogen
en verstoven bulten do vlokken. Zacht gleden ze
op 't reeds gespreide blanke tapijt. Door een gor-
dijnkier zag Lea de schuine vaart. Juffrouw 't
Hart warmde bij de kachel haar handen,
's Morgens, toen ze de wereld wit had gezien, was
ze door die reinheid even ontroerd. Maar huive
rend had ze aan haar schoolgang gedacht. Enkele
dagen geleden had het gevroren. De weg was voor
haar nu als vol voriiorgen voetansse-ls en klem
men. Een glijbaan, straatputjes verraderlijk glad
in de trottoirs konden haar val zijn. De tramver
binding naar de achteraf liggende wijk was ge
brekkig. En in de hortende, scheef hel lende bus zat
zo nooit rustig.
Op haar tocht naar 't schooltje waren de wit'»
knoedels al om haar ooren verstoven. De sneeuw
had haar brilleglazcn verdoft. Juffrouw 't Ha»-t
vreesde soms dat een snceuwkluit de glazen zou
breken. Zij zou blij zijn als de straten hun nor«
maal aanzien herkregen!
De tintelende, vroolijke meisjesgezichten ontlokten
haar toch wel eon glimlach. De meesten waren
door jongens met sneeuw ingewreven. Dat pretje
had hun gillende protesten ontlokt.
Sneeuw glinsterde in Lea's donkere krullen. De
laatste dagen was ze zoo volgzaam en lief... toen
juffrouw 't Hart naar haar stoel ging streek ze
even die vochtige glinstering weg...
Na 't zingen en danken stapelde Lea haastig de
kussens op tafel. Ze vermeed het bijna juffrouw
't Hart aan te zien. Ze vreesde dat ze dan zwak
worden en juffrouw 't Hart haar geleide aanbie
den zou. Ze was immers bang als er sneeuw lag
en 't was in deze straten zoo donker!
Mot de meisjes stormde ze uit het lokaal. Ook
de secondante had haast. Met haar vriend had ze
een afspraak voor deze avond gemaakt.
Juffrouw 't Hart draalde om de warme school te
verlaten. Ze huiverde, gevoelde zich eenzaam.
Muur eindelijk sloot ze de deur van 't gebouw.
Door rood lantaarnlicht beschenen gaven de gcvol-
woorden haar afscheid.
„De Iieere is mijn licht"...
Die woorden had ze vaak als een schijnend lampje
hier met zich gedragen.
I)e handen in haar mof weggestopt gleed ze de
duisternis in. De sneeuw kraakte onder haar
voeten. Ze liep niet te vlug, huiverde weer omdat
ze direct een donker steegje voorbij moest, 't Was
vooral 's winters vaak of daar verborgen kwaad
op haar loerde. Eens was een dronken kerel on
verwacht en luid lallend naar buiten geschoten
en had haar hovig doen schrikken.
Word er nu niet zachtjes gelachen?
Juffrouw 't Hart vertraagde haar stap. Ze voor
voelde gevaar en wou er van vluchten. Maar ook
de andere zijde van de straat borg veel sinistere
slopjes. Ze sprak zich moed in, dacht aan de tekst
in de gevel. Toch bonsde haar hart
't Was geen verbeelding... ze hoorde gerucht.
Misschien hadden jongens zich in het poortje ver
stopt; de oudere menschen lieten haar als regel
niet rust.
Pats.p ats
Witte kou spatte in haar gezicht
I'alspats... klonten sneeuw kneusden haar
ooren.
l'ats... pats... zóó kon ze haar gelaat niet wen
den of koeren of ze weid onbarmhartig door d®
witte kogelregen geraakt.
Verblind en verbijsterd onderscheidde ze haar aan
vallers niet. Ze bleven geheimzinnig in 't slopje
en b'eldon niet op met naar haar te gooien. De
sneeuw deed haar pijn, meer nog 't verraderlijk®
van deze aanval.
Om de bril te beschermen sloeg ze de handen
voor haar gezicht Was er maar even oen pauze,
dan borg ze de glazen weg in do doos!
Ilaar hoed zakte scheef, gleod weg in haar hals.
En plots gevoelde ze in haar linkeroog een ste
kende pijn.
„Houdt op. ik krijg glas in m'n oog!" gilde ze.
Do brij gloed van haar neus, wondde ook haar
gelaat in hot vallen. Een scherpe pijn stak ook
haar hart. Om wèl te doen, voor anderen licht ta
ontsteken was ze hier jaren gekomen...
En nu werd het donker voor hóar!
Ilaar handen tasten om steun in de lucht. To»n
ze niet vonden strompelde, struikelde ze nog oen
paar passen verder en toen plofte een grijze ge-
Ptalto neer op het wit.
Do kogelregen hield onverwacht op. Een moiaje,
dat als een p' jrale bij de aanval vooraan had ge-
stnan, trok ch verschrikt nog meer in 't donker
terug. P riiiohttc uit haar opwinding weg.
Andere meisjes drongen zich om haar, zeiden haar
halfluid verwijten.
„Valsoh nest. jij hebt 't opgestookt en je hebt de
juffrouw altijd gefleemd."
Lea verkneep haar tintelende handen tot vuisten.
Daar lag de juffrouw, die toch iets moois in hun
leven gebracht had.
Van de sneeuw klonk zacht kreunen. Zóó had ze
de juffrouw toch niet willen harden!
j-vB verdroeg dut pijnlijk steunen niet langer.
Impulsief, vergetend dat ze niet herkend wilde
worden, stoof ze de poort uit en knielde naast
juffrouw 't Hart op de sneeuw.
„Jiiffiaiijuffrau... waar doet het pijn? Zul ik
u helpen? Ik ben het... Lca..."
„Léal" kreunde de juffrouw.
Ze gevoelde de pijn in haar oog even niet. Lea's
verraad wondde haar feller.
De andere meisjes kwamen ook dichterbij. Do
handen, die haar const neergeslnakt hadden, span
den zich nu om juffrouw 't Hart weer op de
voelen te helpen. De sneeuw lichtte hen bij, maar
't kreunende mensch je viel telkens terug.
„Uw gpzicht bloedt!" riep. Lea.
't Verwijt stak haar sterker. Ze bedisselde dat een
der meisjes haar Vader moest halen. Ze woonden
dichtbij en hij zou wol thuis zijn.
„Ik kan niet meer zien," klaagde de juffrouw.
Lea zag haar radeloos aan. O, als ze eens blind
werd! Dan was het haór schuldHad ze do
eerste stem maar gevolgd cn was ze met de juf
frouw naar haar huisje gegaan.
Ze stelde 't zich een oogcnbliik voor dat ze gcannd
en vertrouwelijk met haar had geloopen.
Doffe stappen kwamen dichtbij. Mozos Stuart had
zich juist met oen kom warme soep bij de rood®
kachel gezet toen z'n hulp werd gevraagd. Grom
mend eerst, goedhartigcr toen hij haar zoo hulp
loos zag, hielp hij juffrouw 't Hart overeind. f/>a
kreeg een kletsende oorklap, die ze bijzonder dee
moedig aanvaardde.
Mraatbc te Volendam: al vroeg wordt Ae brei kout ter hand genomen
.JÉ*.
DONDERDAGAVOND
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
HET IS EEN ANACHRONISME
een onmogelijke tijdverplaatsing) en boven
dien een contradictio in terminis een tegen
spraak in woorden) om op de tweede dag
des jaars een overzicht te schrijven.
Maar het blanke kopie-papier ligt voor n
en de breede kranten-rol hangt aan de ro
tatiepers en düs moet ge schrijven, onxustige
journalist: de nood is u opgelegd.
En als een „Patertje langs de kant" ant
woordt de echo in uw brein, nog vol van
Oudejaarsgedachten: 'k wil wel schrijven;
7c zal wel schrijven; schrijven weet ik wel
wat van en 'k zal schrijven, wal ik kan.
Maar als er dan niets gebeurd is van groot
aanbelang? Wel, dan zou men kunnen schrij
ven over wat wèl gebeurd kon zijn, als...
ons volk zich in 1935 gedragen had, zooals
Dr Colijn hoopt, dat het in 1936 zal doen...
Deze opgave laten we echter rusten; ko
pie-papier en rotaticrol zouden te kort
schieten.
Trouwens, ook in de laatste week des jaars
i s er wel iets gebeurd, de moeite der ver
melding waard. Daar zijn vooreerst de talr
looze jaarvergaderingen, welke veel lijd en
inspanning vroegen van degenen, die er aan
deel namen en... veel ruimte in de bladen.
Hoewel elke overdrijving ook hier schaadt,
omdat ze de belangstelling doodt, is deze
ruimte toch goed besteed. Want het is nuf
fig. dat in breede kring kennis genomen
wordt van de actie der verschillende orga
nisaties op Christelijk levensterrein. Éen
breede blik in deze dingen voorkomt eenzij
digheid. En de Kerstweek bewijst elk jaar
xvcer, hoe het organisatieleren nog in ons
midden groeit cn vrucht geeft. Het worde
met dankbaarheid voor het verleden cn met
hoop voor de toekomst geregistreerd.
Vandaar ook de jaaroverzichten, welke geen
wonderen van volledigheid en analyseerende
beschouwing behoeven te zijn om waarde te
hebben voor een totaal-indruk aan 't eind
van 't jaar. Leer en de economische, dat zijn
dan de minst romantische beschouwingen
ons niet, dat ive met iets meer hoop bezield
mogen zijn dan tot heden? Ook de meest-
voorzichtige werkelijkheidscconomen geven
toe, dat hier en daar het licht doorbreekt.
De ontleding der werkende factoren leidt
tot deze conclusie.
Die jaaroverzichten, lezer en lezeres, zijn
dus gebeurtenissen van belang in de laatste
dagen. Bovendien, omdat ze samenvallen
met de vernieuwing van verschillende han
delsverdragen: we noemen het Dvltsrhe en
het Amerikaansche en in dit verband ook
het Raconcontrar.t.
Duitschland schijnt nog al tevreden te zijn
en onze onderhandelaars ook zoo'n beetje.
Dal beteekent waarschijnlijk, dal het wèl
beter kon. De formule xras ook ietwat zon
derling: wij mogen mèèr leveren voor het
zelfde geldbedrag. Wat schieten we daar
mee op?
Toch zit er iets in- Duitschland schreeuwt
om voedsel. Wie hennissen heeft over de
Oostergrcns weet, hoe men smeekt om een
kilo boter fin vaak gecensureerde brieven en
dat er legio pondjes geoorloofd èn ongeoor
loofd) over de grens gaan. Dat beteekent,
dat vroeg of laat mrèr invoer toegelaten zal
moeten worden en dat wij dan klaar slaan
om te leveren.
Amerika, althans de Amerikanen, zijn wei
nig gesticht over het nieuwe verdragDat
ziet er dus waarschijnlijk voor ons' niet
slecht uit. Voorde bloembollen is er immers
ook weer hoop op opening.
Ovèr de baconregeling klagen de qroot-slnrh-
te.rs. Dat is misschien ook geen kwaad tre
ken; want xxLst staat, dal in 1935 en eerder
er grove winsten zijn gemaakt. Wij denken
nu niet aan Oss, maar aan vroeger eenvou
dige slacht er tj es" uit het Noorden, die ont
zaglijke rijkdommen vergaderden aan hui
zen, buitenverblijven, akkers cn boerderiien,
renpaarden en luxe-gerij en die... hun ar
beiders met een hongerloon afschepen.
Daar zit iets scheefs in en 't werd meer dan
tijd. dat de Regeering niet in al te goed
vertrouwen de deskundige belanghebbenden
adviezen laat maken cn contracten laat
opstellen: terwijl de arbeidsvoorwaarden bo
vendien buiten beschouwing blijven.
Meer controle en toezicht zijn noodig.
Op radio- en onderwijsgebied wil de Re
geering naar ..recht en rede" zoeken: dat
blijkt uit de oprichting der Nozema en de
instelling der nieuwe „bevredigingscom
missie". Moge aller arbeid slagen en ga de
Regeering op de goede weg voort in 1936.
Dat is geen terugblik, maar een toekomst-
wenscli!
Hij is ons altijd nabij in voor- en tegenspoed, cn
Hij geeft ons kracht om het kruis te dragen."
Na deze bemoedigende visite bracht Matelone een
kort bezoek bij den dokter en ook een bij den
notaris.
De eerste ,oen monter mannetje, zocht al gauw een
vroolijke kant aan haarvertrek. „Wel, wel freule,
je boft hoor; naar Noordwijk verhuizen en altijd
die gezonde zeelucht in te kunnen ademen; je
wordt daar wel honderd jaar." En toen Matelone
hem wees op het schoone van deze streek, wuifde
hij lachend met de hand: „Mooi, mooi? Och ja,
maai we hebben hier te veel zoet water, 's Winters
kan ik mijn patiënten wel per roeiboot bezoeken
of uiet waterlaarzen aan."
De visite bij den notaris hield nog minder in.
Deze, die grootendcels de achteruitgang en de ge
leidelijke verkoop van porceelen van het eertijds
zoo rendabele buitengoed had meegemaakt, wist
weinig opbeurends meer te zeggen, en liet was dan
ook met een zucht van verlichting dat Matelone
daar de stoep afliep oin langs het smalle jaagpad
langs de Vecht terug te keeron naar Saterstein,
waar toch altijd liet achterhek open stond.
Nog een bezoek, en dat was misschien wel het
moeilijkste, ze moest ook boer Peters nog vaarwel
zeggen.
Boer Peters en zijn vrouw waren na den tuinman
en de oude meid. die nog op Saterstein woodden,
wel het meest vertrouwd met haar eigen omge
ving. Vroeger had de boerderij die Petera bewoon
de, behoord aan haar vader, doch was later door
Pet ens aangekocht met het wei- en bouwland, dat
aan de overzijde van de weg lag. Maar al was
Peters geen pachter meer, en al kwam hij niet
meer in hot Zondagsche zwart-lakensche pak en
de hooge zijden pet op, de halfjaarlijksche pacht be
talen aan den hoer van Saterstein; altijd was hij'
bereid gevonden iets voor zijn vroegere broodheer
of diens dochter te doen. Moest het aardappelland
omgespit worden naast de moestuin, een veel te
zwaar werk voor den ouden tuinman, Peters
kwam na gedane dagtaak wel oen avondje helpen
of zond oen van zijn knechts. Met het rooien vau
cle winteraardappelen ging het evenzoo, en als de
zwaai beladen vruchlboomen van het rij|« ooft
ontnaan moesten worden, was Peters steeds bereid
een handje uit te steken. Zijn klein en kittig
vrouwtje slofte op haar muilen dikwijls de keu
ken op Saterstein binnen om de njcid met inmaken
te helpen, of als de schoonmaak Sijtje wat '.o
machtig werd, wist vrouw Peters haar flinke,
robuste dochter, die heel wat verzetten kon, te be
wegen wat op het huis te gaan helpen.
Niets dan dankbaarheid welde in Matelone op bij
de gedachte aan dit gezin, dat zeer zeker de moei
lijkheden op Saterstein te peilen wist, maar steeds
te helpen zocht, en nimmer mot een woord of toe
speling blijken gaf dat het eigenlijk gunsten wa
ren die zij den bcwonere van het buiten bewezen.
Nooit waren ze hoogmoedig geworden, ook niet
toen ze eigenaars waren van de rendabele Saters-
hoeve; eenzelfde boer Petera was het die in do
bibliotheek de pacht kwam betalen, en die met
ontDloot hoofd aan het graf van haar vader had
gestaan. En liet was met oen hart vol dankbare
herinneringen, dat Matelone bij zich zelf besloot
dit bezoek tot den avond te bewaren.
(Wordt vervolgd)*
Jacob van Campen,
de bouwmeester van het Paleis.
In een historische zitting heeft de gemeenteraad
van Amsterdam op 19 December met algemeen®
stemmen aangenomen de voordracht van B. en W.,
om met den Staat der Nederlanden een overeen
komst aan te gaan, waarbij de Gemeente den eigen
dom van het voormalige Raadhuis aan den Dam
afstaat en hot Rijk voor den bouw van een nieuw
Raadhuis een bedrag van tien millioen gulden
verstrekt.
Het Paleis op de Dam is oorspronkelijk gebouwd
als stadhuis. Na de vrede van Mupster was dit
meesterwerk van Jacob van Campon do kroon, die
heeren burgem oost eren van de machtige koopstad
aan Amstel en Y nog ontbrak. Het is een schit
terend staal van Hollands blocj in de gouden
eeuw. Ruim 1Vfe eeuw heeft het grootsche stad
huis als zoodanig dienst gedaan. Daarna braken do
bange tijden aan van nationale vernedering. In
de Fransche tijd is liet stadhuis als verblijfplaats
aangeboden aan Lodewijk Napoleon, den vreem
den koning, door Bonaparte ons voMc opgedrongen.
Sedert is het machtige gebouw op den Dam aan
zijn eigenlijke bestemming onttrokken, niet opzet
telijk, maar door de loop der omstandigheden. Po
restauratie van 1813, die ons volk met de vrijheid
ook het koningschap bracht, stelde de vroedschap
van Amsterdam voor de noodzakelijkheid het
voormalige stadhuis voor den Koning gereed lo
houden als het eenigst passend verblijf. Tijdelijk,
maar zooals het voel niet tijdelijke zaken en schik
kingen gaat, «ij verduren het best de tand des
tijds. En zoo is dan krachtons traditie en volgens
het besef van de burgerij liPt majestueuze huis-op
den Dam geen Stadhuis, maar Paleis.
Juridisch was de zaak niet volkomen in orde, en
vandaar dat de vraag wie het eigendomsrecht van
het Palcis bezit, jarenlang een onderwerp van
bespiegeling is geweest van historici en rechtsge
leerden. Hierdoor is komen vast te staan, dat net
eigendomsrecht historisch aan het geineentehe-
bestuur toekomt.
De Regeering stelde nu aan het College van B. en
W. voor, dit eigendomsrecht over te doen aan het
Rijk, waartegenover zij zich verplicht tien mil
lioen bij te dragen in de bouw van een nieuw
Raadhuis, waarop Amsterdam na het jarenlang®
behelpen in het oude Prinsenhof stellig aanspraak
heeft.
De transactie is dus vrij eenvoudig, vooral ook"
hierom wijl het Palcis absoluut ongeschikt is voor
een stadhuis van dezen tijd.
liet Konlnldjjk Palcis te Amsterdam