RONDOM DE KRIBBE De Kerstgeschiedenis bevel dat de kinderen van twee jaar en daaronder gedood moeten worden. Dit verschrikkelijk gebeuren heeft veel dichters en schilders stof gegeven voor hun werken. Daar de Bijbel hier geen cijfers noemt, had de fantasie vrij spel. Verbazingwekkende getallen zijn genoemd van het aantal der kleine slachtoffers. Een dichter zingt: Hondert dusent verloren daer haer leven Ende veertich dit es gescreven. Hoe naief die honderdduizend en veertig. Anderen hebben cijfers gegeven van vier en zestig dulzeitd of elf duizend. Zoo lazen we een reisbeschrijving, waarin de gids in de geboorte kerk een bepaalde plaats aanwees, waar veertien duizend kinderen zouden begraven zijn, maar hij moest erkennen dat hun beenderen nooit gevon den zijn. Deze getallen zijn natuurlijk verschrikkelijk over dreven. Hot kleine stadje Bethlehem, dat ook in die drukke periode van de beschrijving misschien ongeveer duizend inwoners heeft geteld, zal niet meer dan vijf en twintig of dertig kinderen van twee jaar en daaronder geherbergd hebben. Flavius Josefus, de Joodsche geschiedschrijver, heeft er naar het schijnt in het geheel geen aan dacht aan geschonken, tenminste hij spreekt in zijn werken over de kindennoord van Bethlehem niet Dit is wel te verklaren, bij een monster van wreedheid als Herodes was, die zijn schoon vader en andere familieleden, zelfs zijn vrouw en kinderen, alleen uit achterdocht, liet ombren gen, valt de dood van een twintigtal zuigelingen in het niet. Maar „een stem is in Rama gehoord, geklag, ge ween en veel gekerm; Rachel beweende hare kinderen en wilde niet vertroost wezen, omdat ze niet zijn." Vondel, de prins onzer dichters, heeft dit tafereel roerend uitgebeeld in zijn rei van Klacrissen (Gijsbrecht van Amstel). Het geschrei wekt Rachels geest uit haar graf en ziet haar lieve kinders in 't bloed versmoren. Zij ziet de melleck op de tippen ,Van die bestorve en bleeckc lippen, Geruckt noch versch van moeders borst. Zij ziet de teerc traentjes hangen, Als dauw, aen druppels op de wangen Zij zietse vuil van bloed bemorst. De winckbraeuw deckt nu met zijn booghjes Geloken en geen lachende ooghjes, Die straelden tot in 't moeders hart. Als starren, die met haer gewemel Het aenschijn schiepen tot een hemel, Eer 't met een mist betrocken werd. Wie kan d' ellende en 't Jammer noemen, En tellen zoo veel jonge bloemen, Die doen verwelcken, eer ze noch Haer frissche bladeren ontloken, En liefclijck voor yder roken, En 's morgens droncken 't eerste zogh? Zoo velt de zeis de korenaeren, Zoo schud een buy de groene blaeren, Wanneer het stormt in 't wilde woud. Wat kan de blinde staetzucht brouwen, Wanneer ze raest uit misvertrouwen! Wat luid zoo schendigh dat haer rouwt? Maar dan gaat hij verder: Bedruckte Rachel, schort dit waeren: Uw kinders sterven martelaeren, En eerstelingen van het zaed, Dat uit uw bloed begint te groeien, En hccrlyck tot Gods eer zal bloeien, En door geen wreedheid en vergaet. Interieur geboortegrot te Bethlehem, Niet als opschrift boven een meditatie zijn deze woorden bedoeld. Wij hebben het oog op de Kerst viering, zooals deze zich in vroeger tijd concen treerde om de kribbe, beter gezegd, om een nago- maakte kribbe, die dan, meer dan gewenscht was, oe aandacht afleidde van het Kind der kribbe van Bethlehem. In allerlei vorm hebben de geloovigen van verre eeuwen zich verwijderd van d e kribbe, om zich te nauwer samen te dringen om een kribbe, product van fantasie en voorwerp van een godsdienstige wijding, die verre de onderge schikte beteckenis der kribbe te boven ging. Wanneer wij Gcrhardts lied zingen: „Ich steh-an deiner Krippc hier, o Jesu, du, mein Lcben," dan staan we in oen g e es t bij de kribbe van Bethlehem. Niet alzoo de Kerk der vroegste eeuwe i; zij verzamelde in den Kerstnacht de geloovigen om een werkelijke kribbe in de kerk, waarbij de figuren van Maria en Jozef waren op gesteld, meestal ook die van den profeet Micha (een heenwijzing naar Micha 5:1), zoomede een os en een ezel. waarmee men meende Jesuja 1 3 te hebben gerechtvaardigd. Op den achtergrond zag men een landelijk oécor: een kudde schapen met herder, waarliovcn een engel zweefde. Dezen vorm van Kerstviering vindt men al in do vierde eeuw; zij schijnt te zijn toegepast, nadat Liberius het Kerstfeest van 25 December hud inge steld. De door denzelfden bisschop gestichte Ba silica I.iberü te Rome bevatte een kapel met een kribbe, die in de 8ste en 9de eeuw alom beroemd was. Haur voorbeeld echter moet men reeds veel eercer zoeken, want Origenes kende reeds een kribbe in de z.g. geboortegrot van Bethlehem. (Origenes was sterk tegen de viering van Jezus' geboortedag: „De Christenen vierden den dag, waarop een martelaar of heilige het eeuwige le ven begonnen was, als geboortedag en de II. S. weet alleen van goddeloozen als Faraö en Hero des te berichten, dat zij hun geboortedag vier den.") De Kerstviering bij de kribben in de Kerk is ook de oorsprong geweest van het gewijue muziek-drama en de Kerstspelen. Vermelding verdient in dit verband, dat de be kende Franciscus van Assisië de eerste kribbo buiten de Kerk heeft ingericht. Dat is geschied te Greccio, een schilderachtig gelegen stadje in Umbrië (Italië). Die kribbe was midden in het bosch opgestelo; er lag hooi in; een os en een ezel stonden er bij. De bewoners van Greccio trok ken er in den Kerstnacht heen met fakkels en kaarsen. Franciscus zelf stond in vrome extase vóór de kribbe. Tc middernacht droeg men boven de kribbe een mis op, waarbij Franciscus zong. Daarna sprak hij de schare over Jezus' geboorte te Bethlehem toe. Niet zonder tegenstand is allengs rond de kork- kribbe een cultus ontstaan, waarvan de schitte ring steeds verder zich vervyijderae van den een voud der geschiedenis. Men heeft b.v. In de zoo straks genoemde basiliek mozaïeken gevonden, waarop de figuur van Maria, die op een van edelsteenen schitterenden troon de vorsten ontr vangt. Is het wonder, dat een oude kerkhistoricus klaagde: „Ach, ware het mij vergund, aie kribbe te zien, wnarin de Heer gelegen heeft. Thans heb ben wij. Christenen, die poovcrc kribbe weggeno men en er een zilveren voor in de rlaats gezet. Maar voor mij hoeft de weggenomene meer waar de!" Onder den invloed van Franciscus' eenvoud werd later de ban van het prachtlievend Oosten gebroken en werd de kribbevereering weer in meer sobere banen geleid. De aanklecding, eigenlijk mogen we wel zeggen: de ensceneering van het feit oer geboorte, heeft een gansche huis-industrie doen ontstaan. Toen toch de versiering der kerk niet meer de hoofd rol spoelde, werd» de kribbe met haar bij-figurea meer en meer overgebracht in het gezin. Eerst in de omgeving van Bethlehem, later in Zuid-Italië en op Sicilië, werden in groote hoeveelheden de poppetjes gemaakt, die de „arcadia" moesten be volken. De landelijke bevolking sneed ze uit hout en boetseerde ze uit klei, waarna ze gekleurd en getooid werden. Op een paar meer of minder kwam het al evenmin aan als op geld. De rijken stelden er een eer in, een welvoorzien kribbe-too- noel in huis te hebben. Men vindt nu nog in een Museum te Napels, en ook te München, zalen vol van die Zuid-Italiaansche producten. Meer bekoring, ofschoon ook allerminst vrij van verwording gebleven, heeft de ontwikkeling van het Kerstlied bij de kribbe. Zij is begonnen, toen in de plaats der stomme beelden en beeldjes priesters oprraaen, die, verkleed als Maria en Jozef bij de kribbe in de kerk een Latijnsche beurtzang zongen. Een der schrijvers over het Kerstlied herinnert aan de kerk van Rouaan, waar in vroeger tijden een kribbe was opgesteld achter het altaar, waarop een beeld van de maagd Maria stond. Vóór het koor stond op eeu verhooging een knaap, die den engel moest voor stellen, die de geboorte van Jezus aankondigde. Door het groote koorhek traden dan de herders binnen en onder het zingen van „Vrede" op aarde" liepen zij op de kribbe toe, begroetten de maagd en aanbaden het Kind. Vóór het allaa^ werd een mis gelezen, waarna de priester zich tot de herders wenode met de vraag: „Wien hebt ge gezien?" terwijl de herders untwoordden: „We hebben den geborene gezien." Zong men in de eerste tijden liederen of teksteil zonder meer, allengs is de beurtzang opgekomen, waaraan solisten en meerdere koren deelnamen. De Kerstviering met de kribbe als middelpunt heeft zich ondanks den invloed der Reformatie zeer lang gehandhaafd. Tille herinnert aan Tü- bingen, waar nog in 1830 op den toren der hoofd kerk in een kleine, mot lichtjes omgeven wieg, een pop, het kindeke Jezus voorstellende, gewiegd werd, terwijl de muziek het „Eere zij God" blies. Het beneden staande publiek zong dan een wiege lied! Doch reeds langen tijd was het Protestantis me toen bezig geweest deze en soortgelijke Keistr vieringen af te schaffen en te bestrijden. Ken merkend was de opmerking van den Leipziger onderwijzer Eberhard in 1799: „Dc kribben en de doeken waarin Jezus lag, zijn volstrekt de hoofd zaken niet." In 1700 was de z.g. kribbc-dans uit de meeste Protestantsche kerken verwijderd; het woord wijst er voldoende op, hoezeer de viering reeds verworden was tot een jeugdpret of volks feest. Een afzonderlijke vorm van misplaatste kribbe vereering was het rondgaan ermee; ook dit heeft lang stand gehouden. In 1850 nog kon men in Polen schooljongens zien rondtrekken, waarbij zij dan „toepasselijke" liederen zongen. In 1816 droe gen dc als engelen gekleede kinderen, die met de bekende Bclhlchemster rondtrokken, ook een wieg mee waarin het Christuskind lag. In Ham burg kende men nog in 1865 optochten van met dcnnctakkcn voorziene kinoeren, die zongen en geld ophaalden. Vooraan liep een witte engel met klokjes behangen, die soms ook de gouden ster droeg. Dan volgde Jo?ef, in hemelsblauw kleed met geel onderkleed en Maria in een vuurrood ge waad; zij droegen een groen omkranst kribbetje en trokken van huis tot huis. De rondblik over het gebied van den kribbecultus is voor den Protestant weinig lievredigend. Hoo ook geneigd, in de kribbe van Bethlehem een der allerhoogste openbaringen van Goddelijke ont ferming te zien, zij is hem toch niet meer dan een voorwerp, wil men: een symbool, doch dat nimmer in c.e plaats mag tledcn van Hem, Wien alleen vereering toekomt. Evenmin als Jezus' moeder of vader, is de kribbe waardig, het voor werp van Godsdienstige handelingen te zijn en hoe suggestief ook in haar werking als beeld van dc armoede, waarin Hij, die rijk was, is afgedaald zij staat toch ver op den achtergrond wanneer bet gcloovig hart zich wendt tot den Verlosser der wereld. Maar am.erzijds: Zoo er één bijzaak is, die op ons Kerstfeest meer dan alle andere, aan dacht verdient, dan is het dc kribbe. Want de lofzang van Jesaja, die inzet met het eenvoudige „een kind is ons geboren," zwelt aan lol dc voor zegging: „Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn". Meer dan r.e kribbe is het kruis, meer dan het kruis de kroon, die zijn zal op het hoofd van den Koning der Kerk de Kerk, die geen zilveren kribbe, maai' paarlen poorten kentl 428 Aan kinderen verteld door J. Snoep Jr. 1 Is lang, heel lang geleden, dat twee mensen na een vermoeiende reis het kleine stadje Beth lehem binnen gingen. 't Ging tegen de avona en de beide reizigers wa ren erg blij, dat zij eindelijk hot doel van hun tocht bereikt hadden. Ja, 't was een lange reis geweest, van Nazareüi naar Bethlehem; meer dan 120 kilometer de grote jongens weten wel hóe ver dat ongeveer is. In onze dagen is zulk een verre tocht met trein of auto, stoomboot of fiets nog wel vlug te maken, maar al die snelle vervoermiddelen kende men in die tijd nog niet. Rijke mensen namen een kameel en armero mensen, die dat niet konden betalen, gingen eenvoudig te voet. Dat vond men toen heel gewoon. Maar tóch viel zo'n lange reis, die wel drie of vier dagi'ii duurde, niet mee. en daarom waren Jozef en Maria erg blij, toen zij eindelijk het witte stadje vóór zich zagen liggen. Maar wat kwamen ze hier dan toch doen? Waar om waren ze niet in het rustige Nazareth geble ven? Dat zou vooral Maria veel liever hebben ge daan. Maar ze móésten naar Bethlehem, 't was een bevel van Keizer Augustus, die toen ook over 't Heilige Land regeerde, en dat bevel hadden allen te ge hoorzamen. De Keizer wilde, dat alle bewoners van de vele landen, die aan de macht van 't Ro meinse Rijk waren onderworpen, zouden -wor den opgeschreven; dat was nodig om de belasting gelden beter betaald te krijgen. En daarom móésten de burgers van Palestina naar die plaat sen gaan, waar hun voorouders vandaan kwamen. Jozef en Maria waren uit 't geslacht van Koning David. Dat zou niemand van deze arme mensen gedacht hebben, maar tóch was het zo. En nu we ten we allemaal wel, dat David van Bethlehem kwam, waar zijn vader Isaï woonde. De reis had lang geduurd en de beide mensen, die we daar vermoeid Bethlehem zien binnen gaan, zullen onderweg wel veel mot elkaar ge sproken hebben. Er was 't laatste jaar ook zoveel gebeurd. En daar konden ze maar alleen samen over spreken, vreemden wisten er niet van en móchten er ook niet van weten. Toen Maria eens alleen in haar kleine huisje was, was plotseling een Engel tot haar gekomen. Dat was al een bijzondere gebeurtenis, maar wat die Engel tot haar had gezégd, was zó heerlijk, dat Maria en ook Jozef er elke dag aan moest denken. Maria zou moeder worden van een Kindje, en dat zou Gods eigen Zoon zijn! „Deze zal groot zijn zo had de Engel Gabriël tot de ontroerde Maria gezegd en de Zoon des Allcrhoogsten ge naamd worden, en God de Heere zal Hem den troon zijns vaders Davids igeven.'' Alles begrijpen van wat de Engel haar zeide, kon Maria niet, maar gelovig en met grote eerbied had zij gezegd: „Zie, de dienstmaagd des Heercn, mij geschiedde naar uw woord." En ook aan Jozef was een Engel verscliéncn om hem te zeggen, dat Maria moeder zou worden van een Zoon. En de Engel had er bij gezegd: „Gij zult Zijnen Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden." Over die wonderlijke,«.heerlijke gebeurtenissen zul len Maria en Jozef wel veel gesproken hebben op de lange weg van Nazareth naar Bethlehem. Het was het grote geheim, waarvan zij alleen wisten en waarover zij met niemand konden spreken. Zij wisten zeker: God zóu Zijn belofte vervullen en de tijd, waarin dit zou gebeuren, was nabij. Daar lag Bethlehem, en de beide moede reizigers zullen wel gedacht hebben aan vele bekende man nen en vrouwen, die hier eens woonden. Hier begroef de aartsvader Jacob zijn geliefde vrouw Rachel. Van deze plaats vertrok eens Naomi met haar man en twee zonen, om er jaren later vergrijsd en door smart gebogen terug te keren, alleen vergezeld van haar schoondochter Ruth. Maar welk een geluk gaf de Heere haar hier ook, toen de kleine Omri, 't zoontje van Boaz en Ruth, speelde op grootmoeders schoot. En in dit oude stadje en zijn heerlijke omgeving speelde eens David, hier weiddo hij de schapen van zijn vader en vocht hij met den beer en den leeuw, die de kudde overvielen. Maar 't was ook hier, dat zijn psalmen eens weerklonken, geboren in zijn dich terlijke ziel, terwijl zijn hand de harp tokkeloe. Ja, op de lange weg, die de beide reizigers hadden afgelegd, zullen zij wel veel gesproken hebben over de groto dingen, die de Heere in vroeger tijden had gedaan en die Hij spoedig wéér doen zou. Wat zullen Maria en Jozef blij geweest zijn, dat ze eindelijk Bethlehem hadden bereikt. Vooral Maria was zo moe en verlangde naar rust. Ze zou den met spoed naar een huis zoeken, waar zij de nacht konden doorbrengen. Dat was nooit moei lijk, want in het Oosten is de gastvrijheid groot, cn wel niemand zou moede reizigers, die van zó ver waren gekomen, nachtverblijf weigeren. Maar nu was 't heel anders in Bethlehem. Het kleine stadje was vol reizigers, die óók gekomen waren om aan het bevel van Keizer Augustus te gehoorzamen. Hoe Jozef ook zocht nérgens vond hij plaats. De huizen waren zó vol, dat men geen nieuwe gasten meer kon opnemen. Toen zijn Jozef en Maria naar de herberg gegaan, t Zou wel wat geld kosten om daar de nacht door te brengen, maar ze kónden toch ook niet buiten blijven. Maar ook In de herberg was geen plaats meer; alle ruimte was reeds door andere reizigers inge nomen die twee arme mensen konden er niet meer bij. Dat was voor Jozef en Maria toch wel een zeer grote teleurstelling: zij waren uit het geslacht van David, en nu zij in de stad van David ge komen waren, vonden zij nérgens plaats om de nacht door te brengen. De eigenuar van oe herberg kon er ook niets aan doen; in deze drukke tijd kon hij alle mensen* die bij hem aanklopten, niet helpen. Maar als de beide reizigers de nacht in de stal wilden door brengen, dan mochten zij dat van hem gerust doen. Ln zo kwamen Jozef en Maria dan in de stal, de plaats waar dc reizigers hun beesten brachten als zij in de herberg moesten vertoeven. 't Was qus wel een zeer eenvoudige, zelfs arme lijke plaats, waar deze beide nakomelingen uit het eens zo machtige koningshuis van David deze nacht te Bethlehem zouden doorbrengen. Een bed was er niet, en daarom heeft Jozef voor de moede Maria wat stroo op de grond uitgespreid; zo kon ze dan eindelijk rusten na de lange, ver* moeiende tocht BIJ JEZUS' GEBOORTE Er is naar 't woord der vromen, Dat Israël vernam. Een rijsje voortgekomen Uit Jesse's ouden stam. Dit rijsje heeft gebracht Een bloempje, klein en teeder, In 't midden van den nacht. Het bloempje, waar w'aan denken. Dat eeuwig bloeien zal, Mocht ons Maria schenken In Bethlems schaamlen stal; Door 's Heeren wil en kracht Werd haar een Kind geboren, Dat ons verlossing bracht. Wil, Heiland, ons geleiden Langs steilen effen paan! En geef ons, als wij scheiden, Uw Hemel in te gaan! Dat wij, voor 's Vaders troon Hem eeuwig danken mogen Voor U. Zijn lieven Zoon. In die stille nacht en in die stal is toen een Kinoje geboren het Kind, waarvan de Engel tot Maria en Jozef gesproken had: Gods eigen Zoonl Zoals alle moeders in 't Oosten doen, zo deed ook Maria: zij wond haar pas geboren Kind in doeken. Een wieg was er niet in de stal, en toen heeft Jozef een kribbe genomen, waarin de dieren hun voeder kregen, en heel voorzichtig, en eerbiedig heeft hij het Kind aaar in gelegd. Toen was geschied het grote, heerlijke wonder, waarvan elk jaar overal waar mensen wonen op Kerstfeest gezongen wordt: Hij, Die millioenen eens zaligen zal, werd geboren in Bethlehems stal. Zo was de Heere Jezus geboren. Zo was eindelijk vervuld do belofte, die reeds Toen de Heere Jezus veertig dagen oud was. werd Hij door Jozef en Maria naar de Tem pel te Jeruzalem gebracht. Daar moest het Kind den priester getoond worden. Ook brachten dan de ouders den Heere een offer. Jozef en Ma ria brachten slechts twee dui ven, want zij waren arm. Toen kwam een oud man naar hen toe, die Simeon heet te. Deze had een boodschap van God ontvangen, dat dit Kind de lang beloofde Mes sias was Simeon was erg blij en zeide: „Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord; want mijne ogen hebben Uwe zaligheid gezien!" 441

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 14