(JJan
m.
De Evo!utieleer
Ontspannings
Lectuur
DINSDAG 10 DECEMBER 1935
1
Hoe staat de Christen tegenover dit vraagstuk
De ouderdom van de aarde
De mensch geen product van evolutie
Voor hen, die de christelijke beginselen
zijn toegedaan, ia de vraag hoe te staan te
genover de evolutieleer een van de meest op
de voorgrond tredende vraagstukken van den
laatsten tijd.
Het valt daarom te loven, dat in de s
„Christendom en Natuurwetenschap" uit
gave van J. H. Kok te Kampen een deel
gewijd is aan ciït ondei*werp.
Dat Dr. J. A. Schouten dit boek schreef,
zou het .vermoeden wettigen, dat bedoeld
wordt evolutie bij (te sterren. Mat
niet het geval, Het gaat hier over „het evo-
Iutiebegrip in de biologie". „Over (1e
of uit gegeven soorten in dieren- en planten
wereld nieuwe soorten kunnen ontstaan."
Dat loeit Dr. Schouten als niet-
bioioog over dit moeilijk biologisch
onderwerp schrijft bevreemdt wel
eenigszins en verhoogt niet dc beteeke-
nis van d L t boek in deze serie.
De schrijver heelt dit bezwaar voelen
aankomen en voort als verontschuldi
ging aan, dat „verondersteld mag
worden, dat een met-bioloog meer on
bevangen en onbevooroordeeld tegen-
ovor deze prol-' mien staat, dan iemand
wiens geheele studio op dc evolutieleer
gebaseerd is en die als het ware van
jongs af er bij opgegroeid is." Deze
verontschuldiging moge misschien,
doch nog niet eens zeker, gelden voor
het schrijven va.n een historisch over
zicht van het evoluliebegrip, voor een
beschouwing over dit begrip zelf gaat
het o.i. niet geheel op. Onder de Noder-
landsche biologen, die de Bijbel als
Gods woord erkennen zijn er, naar de
schrijver zelf zegt, toch ook, die de
p.volutieleer geheel of in beperkte mate
aanvaarden.
Een van deze zou, naar het ons voor
komt beter in slaat zijn, in deze be
langrijke serie, de thans gangbare ge
dachte over de evolutieproblemcn weer
te geven. Deze zou althans beter de
stof beheerschen dan de schrijver, met
alle respect overigens voor zijn kennis.
In de eerste plaats behandelt schrijver de
evolutieleer vóór 1800.
Pas omstreeks 1700 begon de eigenlijke
biologische studie.
George Cuvier is de grondlegger van de ana
tomie. Hij, de gcloovigc Christen bleef, toen
de evolutieleer opkwam er bij, dat de sooit
onveranderlijk is. Linnaeus opperae reeds
de gedachte dat de cene soort in de andere
kon overgaan, en Buffon begon schuchter
over de evolutie te spreken. Erasmus Dar
win, grootvader van de bekende Charles
Darwin, verkondigde deze openlijk en sprak
het eerst er over, dat millioenen jaren noo-
dig waren voor de organische evolutie en dat
alle levenoe wezens uit één oercel zouden
zijn ontstaan. Uit wat deze leerde zijn de
evolutietheorieën der 19e eeuw opgebloeid.
Lamarck en Charles Darwin komen daarna
«net hun, de geesten veroverende theoaiön.
Dr. Schouten wijst w op, aan de hand van
wat anderen daarover schreven, dat de
theorie von Lamarck, volgens welke door
uiterlijke invloeden bewerkstelligde indivi-
dueele eigenschappen erfelijk kunnen wor
den, niet vol te houden is.
Ook de bezwaren tegen Darwins theorie
over het ontstaan der soorten uit één oer-
soort of uit enkele grondvormen worden
door den schrijver uitvoerig weergegeven,
die daaruit concludeert, dat deze theorie
verworpen moet worden.
De mutatieleer van onzen landgenoot
Hugo" de Vries lieeft stimuleerend gewerkt
om de ingewikkelde erfelijkheidsverschijn
selen nader te onderzoeken, maar volgens
Dr. Sch. komt dc evolutieleer er niet ver-
.der mee.
Ook de bastardoeringsleer van Lotsv kan
niet de veelheid der bestaande soorten ver
klaren en de kiemplasmatheorie van Weis-
mann, ook wel nco-Danvinisme genoemd,
kan evenmin aanvaard worden.
Met recht mag nu echter met Dr. Schou
ten gevraagd worden of de evolutietheorie
van de baan is, nu blijkt, dat noch La
marck, noch Darwin, de Vries, Lotsy of
Wcismann een oplossing hebben gevonden
over de vraag hoe de rijkdom der soorten
.ontstond.
Tal van argumenten ter verdediging van
dc evolutieleer worden opgesomd. Ze zijn
ontleend aan de systemathiek, de morpho-
logie, de embryologie en dc palaeontologie.
Uitvoerig wordt nagegaan, welke argumen
ten voor de afstammingsleer pleiten.
Het hoofdbezwaar tegen deze argumenten
noemt Dr. S. het feit, dat uit gelijkenis ge
concludeerd wordt tot verwantschap. Deze
conclusie is niet toelaatbaar en berust op
een logische fout.
„De verklaring, die de evolutieleer
tracht te geven van de regelmaat in
de eigenschap der diersoorten en van
de geleidelijke opklimming, die wordt
waargenomen is geheel onbevredi
gend. Maar de waarnemingen zijn
heel goetl in overeenstemming met do
opvatting, dat een almachtig Schep
per bij de inrichting van deze wereld
zijn plan liecft volvoerd, en dat Hij
heeft gewild, dat de lagere organis
men in hun vorm en eigenschappen
en voorbeeld, een praeformatie zou
den zijn van de hoogere organismen."
Na alles opgesomd le hebben wat legen de
argumenten, die vóór de evolutieleer plei
ten aangevoerd wórdt, is het volgens de
schrijver duidelijk, dat deze argumenten
niet in staat zijn om evolutie te bewijzen.
De waargenomen feiten, waarop men zich
Jieroept, zijn niet in staat oio te beslissen'
tusschen dc beide mogelijkheden: de ecne
soort ontstond uit de andere óf de ons be
kende soorten werden elk voor zich
schapen."
Dat de bewijzen voor de evolutieleer niet
overtuigend zijn zuilen de evolutionisten in
vele gevallen toestemmen. De evolutie
wordt door hen als een dogma aanvaard.
Maar dan dient gevraagd, waarop dit dog
ma berust. En een dogma kan volgen:
schr. alleen aanvaard worden, als het op
Gods Woord is gegrond en in overeenstem
ming is met Zijn geopenbaarde wil. Als dus
het dogma van de evolutieleer in strijd zou
komen met de Christelijke Kerk dan moet
deze leer óndanks haar dogmatisch ka rak
ter verworpen worden. Maar daarmede is
niet iedere evolutie priori uitgesloten
behoeft nog niet geleerd te worden dat alle
soorten in vroeger eeuwen onveranderd zijn
gebleven.
Een groep onderzoekers meent dat dc
juistheid van «le evolutietheorie door de
palaeontologie wordt gestaafd. Daarom gaat
de schr. nog na., wat de fossielenwereld
leert over de onveranderlijkheid der
ten. In deze hoofdstukken (over de ouder
dom ^ler aardlagen, de palaeontologie c
evolutieleer, en de praeliistorische mensch)
komen zeer leerzame gedeelten voor. Ge
wezen wordt op de hooge ouderdom der
aardkorst, iets, waar vele Christenen
zekere aversie tegen hebben. Maar schr.
wijst op de ontdekkingen der laatste vijf en
twintig jaren, die een visie op de wereld
geven, waarin de hooge ouderdom der
de zeer wel past. Ook de sterrenkunde,
waarin de schr. waarschijnlijk beter thuis
is dan in de biologie en waarin met mil
lioenen lichtjaren gerekend wordt, voert hij
als bewijs voor hooge ouderdom va
de schepping, dus ook van de aarde.
Het palaeontologisch onderzoek
wijst op verschillende aardlagen,
waarin sporen van dierlijk leven aan
getroffen worden, die millioenen ja
ren oud ziju. Hoewel allerminst be
weerd wordt, dat de evolutiehypo
these juist is, meent schr. in deze
hoofdstukken te moeten opmerken,
dat het in abstracto denkbaar is, dat
er een evolutie bestaat, die zich zoo
langzaam voltrekt dat men er in 50
jaren niets van bemerkt, omdat wij
nu weten, dat het dierlijk leven reeds
millioenen jaren oud is. Dat alle le
vende wezens in denzelfden tijd zijn
geschapen is thans moeilijk vol tc
houden. „Misschien is het wel zoo ge
weest, dat groote levensgemeenschap^
pen op verschillende tijdstippen zijn
geschapen." Deze opvatting is volgens
schr. niet in strijd met de Heilige
Schrift.
Hoewel het buiten het kader van het
boek valt uitvoerig over de afstamming
de mensch tc handelen, maakt Dr.
Sch. in een 10-tal pagina's toch eenige op-
rkingen daarover en wel over de vond-
i van beenderen van de z.g. praeliisto
rische mensch. Maar al verbazen de geleer-
zich over deze vondsten, de Christen
weet, dat God op Zijn tijd (volgens schr. is
vel 10.000 jaar geleden en is dit niet
strijdig met den bijbel) door Zijn macht
woord den mensch de plaats heeft aange
wezen op deze aarde.
In liet slothoofdstuk wordt besproken de
a-aag of de evolutieleer in strijd is met het
Christelijk geloof. Na weergegeven te heb-
wat anderen daarover zeggen, komt Dr.
Sch. tot de uitspraak, dat het Christelijk
geloof geen uitspraak doet over het vraag
stuk of de soorten constant zijn.
Maar de mensch is, dit. leert de H. S. dui
delijk, door God geschapen en dus geen
product der evolutie.
evolutionistische wereldbeschouwing,
n haar consequenties ook verkondigt,
dat het heelal zich door toeval ontwikkelde
illcs op de aarde uit een oercel ont
stond, is in strijd met dc belijdenis van
de Christenheid van alle eeuwen:
Ik geloof in God, de Vader, de Almach
tige, Schepper des hemels en der aarde.
Naar aanleiding van Dr. W. J. 'A.
Schouten's boek Evolutie. Uitgave J. H.
Kok te Kampen,
Een Kind is ons geboren,
door Dr. B. Wielenga. Am
sterdam. H. A. van Botten-
burg.
Dr. Wielenga geeft ons hier een studie
over het eerste hoofdstuk van het Evan
gelie van Lukas.
Wij gelooven aan dc organische inspiratie
der Schrift, waardoor in de verschillende
Bijbelboeken de persoonlijkheid en de
eigen aanleg der Bijbelschrijvers niet uitge
schakeld wordt, doch veeleer tot rijke ont
plooiing komt.
En het is de groote verdienste van deze
laatst verschenen studie van Dr. Wielen
ga, dat er zoo treffend in uitkomt, hoe
reeds het eerste hoofdstuk van het Lukas-
Evangelie toont, dat Lukas van God om
vangen heeft een fijn gevoel voor taal e.*i
het lermogcn zich klaar en kunstig uit te
drukken. Daarbij voegt zich niet minder de
gave der scherpzinnige nauwkeurigheid van
den geschiedvorscher.
Daarom is hel zoo strikt noodzakelijk,
dat schier op elk woord in dit Evangelie
de aandacht gevestigd wordt, wil men de
daarin uitgesproken goddelijke gedachte
benaderen.
De analytische methode, die Dr. Wielen
ga volgt bij de behandeling van Lukas' I,
teeke
Niemand mecne evenwel,, dat deze stu
die hierdoor wat dor zou worden.
Telkens wordt nauwgezette exegese de
grondtoon van den jubel over den dageraad
des heils, die de duisternis \an dc periode,
waarin de stern der profetie beangstigend
zweeg. al.sterker en sterker verdrijft.
En wat de waardij van dit boek onge
meen verhoogt, is zeker wei hot feit. dat
niet enkel theologen, maar alle geoefende
Bijbellezers van het. begin tot het eind van
dze studie kunnen genielen.
Slechts een enkele opmerking willen wij
maken. Dr. Wielenga zegt op pag. 100. (lat
het misschien wel juist, maar niet noodig
is, om te meencn. dat Maria zö'.f ook uit
het huis van David was.
Wij houden echter, met erkenning van
exegetische moeilijkheden, toch vast aan
de afstamming van Maria uit Davids ge
slacht. Vooral het feit, dat .Tozef hij de ,\ge-
boorte van Christus zulk een ondergeschik
te plaats inneemt, dringt ons er toe, om
bij het licht van de profetie (Ps. 132 17)
en Zacharias' lofzang (Luk 1 09) in Maria
de voortzetting van Davids geslacht te zien
Ook Ds. J. van Andel in zijn commentaar op
..Lukas" en Ds. C. Lindeboom in de Chr.
Encyclopaedic handhaven dit gevoelen.
Deze enkele opmerking belet ons echter
allerminst om dit naar stijl en inhoud zoo
uitnemend verzorgde boek warm aan te be
velen. I-Iet doet ons diep doordringen tot
den (liopen zin van het rijke Kerstevan
gelie
ding tusschen handelsdadcn en niot-han-
delsdade.n en kooplieden en niet-kooplieden
Vermelding \erdient tevens, dat is opgeno
men de wet tot liet algemeen verbiiu.end en
onverbindend verklaren van ondernemers-
overeenkomsten.
Commentaar op „Quadragesi
mo Anno", Encycliek van Z. H.
Paus Pius XI over het herstel
der maatschappelijke orde en
haar vervolmaking volgens de
Wet des Evangelies door Dr.
Cassianus Henizen, O. F. M.
Lector der Sociologie te Maas
tricht. Deel II. Den Bosch,
Teulings' Uitg. Mij.
Dit boek omvat niet minder dan 850 pag.
groot formaat. Het geeft een commentaar
op de derde, vierde en vijfde parag-aaf van
het tweede clcel der bekende Pauselijke
Encycliek over het herstel der maatschap
pelijke orde. Achtereenvolgens wordt ge
handeld over de verlossing van het prole
tariaat, het rechtvaardig loon cn het herstel
der maatschappelijke orde.
De bij dit werk gevoegde literatuurlijst
Pans Pius XI
geeft een Indruk van de diepe voorstudie
an en den breeden opzet van deze com
mentaar.
Het spreekt als vanzelf, dat het. specifiek
Roomsclie in dit werk onze instemming niet
heeft. Zoo kunnen we ons onmogelijk ver-
eenigen met liet verdedigen der stelling,
dat de Paus het recht en don plicht heeft
om met oppergezag te beslissen in kwesties
"an socialen en economischen aard. En dat
niet enkel, omdat wij als Protestanten het
Pauselijk gezag ontkennen, maar ook. om
dat wij overtuigd zijn, dat de Kerk als in
stituut niet geroepen is tot dergelijke be
slissingen.
Maar niettemin bevat dit werk zoo veel
goeds voor de oplossing van t sociale vraag
stuk, dat wij ieder, die studie maakt van
dit probleem, gaarne opwekken bovenge
noemd werlc niet ongelezen te laten.
Burgerlijk Wetboek. Editie
Schuurman en Jordens. 17e
druk. Zwolle, N.V. Uitgevers
maatschappij W. E. J. Tjeenk
Willink.
Het uitgeven van wetboeken is tegen-
oordig wellicht even ondankbaar als het
aanschaffen. De molens malen langzaam,
pleegt men te zeggen, doch degene, wiens
werk het is, zich herhaaldelijk in wetten te
verdiepen, zwijgt veelbeteekencnd. De nieu
we editie van het B.W. is bijgewerkt tot 1
Juni 1935 en bevat dus o. m. c.e wijzigingen
tengevolge van de opheffing der onderschei-
Uw Zuster Eva, door Jilles Lim
burg. Baarn, Bosch en Keuning.
„Uw Zuster Eva" daar zit een soorte
ment aanklacht in, want het is een heel
trieste historie, hier door den bekenden
verteller Jilles Limburg gepubliceerd in
roman-vorm.
In de aanvang van 't verhaal maken we
kennis met een jongmensch, dat, alleen op
kamers wonend, behoefte heeft aan gezel
ligheid en nadat hij bij zijn buren op visite
een vroolijk meisje heeft, ontmoet, duurt
het niet lang of hij engageert zich niet
haar, hoewel die twee uit ecu heel verschil
lend milieu komen, hij. christelijk van huis
uit in handel en wandel, zij wcreldsch er.
coquet. Uit dat huwelijk wordt Eva gebo
ren, een kind dat veel ellende heeft gezien.
Op bl. 29 wordt van Eva's vader verteld,
hoe hij ongeneeslijk ziek werd; wel wat al
te gemakkelijk wordt hier als een „deus
ex machina" te werk gegaan. Dc dokter
vond het een vreemd geval; nu: vreemde
ziektegevallen zijn er vaak te constateeren,
doch hier gaat het wel wat heel snel in
zijii werk om het verhaal geloofwaardig te
doen zijn.
Enfin, de moeder verloochent haar ver
dorven aard niet: zij houdt het met ande
ren, nu haar man een stuniperd werd.
Deze sterft al ras; „in vast vertrouwen op
het Hemelsche Vaderhuis was hij rustig
ingeslapen".
Is dit niet wat eigenaardig gestileerd, dit
zinnetje?
Eva komt in betrekking bij twee „my
stieke" dames, neveldijksch van mentali
teit; hier wordt Eva grondig bedorven en
erfelijk belast als ze is van moederszijde
grondig ten val gebracht door een
„vroom" verleider, een soort Broeder Ben
jamin. Hier heet hij: Jongsman. Verdien
stelijk is dc wijze, waarop deze huichelaar
wordt getcekend, verdienstelijk ook het
ontwaken weergegeven van de zinnelijk
heid bij Eva; we moeten hierbij opmerken,
dat het tooneeltje op bl. 59 geschetst, dit
hoek niet bepaald geschikt maakt om in
de huiskamer te worden voorgelezen.
Stilistisch is de auteur nog al eens mis
lukt: b.v. „veèl zou er moeten gebeuren,
eer zou blijken, dat dit zaad toch opgeno
men was en nog eens vr ij gemaakt
(waarvan?) en ontdaan van het nu
verstikkende vuil en de dis
telsZoek maar uit, hoe dat gaat:
zaad, vastgelegd aaiv vuil endistels en
dan weer ontdaan er van.
Dc twee vrome dames voornoemd jagen
Eva weg. Om kort te gaan: 't gaat hard
bergafwaarts met Eva, die weer bij haar
moeder thuis verzeild raakt, totdat die
moeder haar wH dwingen totabortus en
•Eva 'weigert beslist.
Het Slot van het verhaal is blij-cindi-
gend. Sentimenteel weliswaar, en psycholo
gisch, héél zwak. Met dien broeder Jongs
man komt het terecht, ook geestelijk. Maar
voor Eva wordt het eèn verwikkeld geval;
zij, hoewel gevallen vrouw (zij heeft een
zoon) krijgt huwelijksaanzoek van een
Christelijk onderwijzer. Echter wordt dit
huwelijk tragisch vertraagd; op bl. 135
wordt dit zielkundig verklaard; maar het
blijkt dat het met Jongsman nog lang niet
uit is, waarom'Eva nog niet „vrij" is voor
eén ander.
Eerst wil de auteur haar gecompliceerd
karakter laten zien in het wondere feit dat
zij den „.verleider" drie duizend gulden
schenkt, wetende dat hij die achterover zal
drukken. Ze wil hem „ontmaskeren". Dat
gebeurt dan. ook. En zoo eindigt dit droef
verhaal met dc dood van Jongsman,
zoend met God en de mcnschen, en dc weg
voor Eva is vrijDit verhaal is een dri-
tal nummers van (le Libellen-serie; in ar
tistick bandje gebonden
W.
Wij kijken omhoogeen Indisch
jongensboek over Vliegen en Vlie
gers, door A. Zimmerman. Am
sterdam, G. Kolff en Co.
Dit is een frisch en eenvoudig geschreven
boek over het vliegen, dat door dc belang
stellende jeugd en heaisoh niet alleen de
Indische! op zijn rechte waarde geschat
j zal worden. De schrijver heeft ei* si
j om zijn klantjes in weinig wooraen cn met
de juiste voorbeelden toegelicht, te vertel
len waar het op aankomt als men wat meer
van het vliegen wil weten dan er gewoon
lijk van geweten wordt. Eerst een kort op
halen van de geschiedenis van dc vliegerij,
waarbij tóch zelfs dc principe-uitvinding
van de propeller door Leonardo da Vinei
even wordt naar voren gebracht.
Over het „vliegend vechten" van de men-
schen wordt maar niet veel gezegd, geluk
kig! maar het kon bij het schetsen van de
ontwikkeling van de vliegerij niet gemist
worden
En dan komt het essentieele van het
boek. Het gaat „vertellen hoe vliegen eigen
lijk gaat, hoe iemand vlieger wordt en hoe
een toestel bestuurd wordt". Het gaat „ver
tellen van de keuring door den dokter en
een heeleboel dingen meer, die iedere Ne
derlander van dit oogeriblik behoort te
weten".
Bekende schrijvers over het vliegen, zooals
Viruly, hebben ons in hun boeken al vaak
achter de deuren van de cockpit laten kij
ken. Zimmerman doet dat weer .nders,
want hij heeft jongens voor zich. Hij grijpt
naar de „stuurinrichting" van hun vliegen
den Hollander en naar evenwichtstoestanden
van hun fiets om hen ten naastebij duidelijk
te maken wat een vlieger hij de besturing
alzoo heeft te doen en met welke eigenaar
digheden hij rekening heeft te houden. En
het wordt alles glashelder en eenvoudig. Men
krijgt tenminste „de groote lijnen" te pak
ken en leert er zoo 'usschondoor ook aardig
wat van de bêtcêkenis van de vliegers-ter
minologie.
Bijzonder geslaagd ïs het hoofdstuk „Op
bezoek bij den keuringsdokter". De jonge
lezers komen haast spelenderwijs te we ter.
hoe het bij zoon keuring, inzonderheid bij j
dc controle in oe „onderdruk-caisson", de
„ketel van dokter I-Iubach op Andir", toe
gnat; hoe je gebrek aan zuurstof krijgt en,
liet zelf niet merkende, je dan steeds gekker
gaat aanstellen en ten slotte niet precies
meer weet wat je doelJongens, die dit
gelezen hebben, met de fasciuiileé erbij van
wat dc proefpersoon met tusschenpoozen
tul op „10.000 meter boogie" geschrcv
heeft, weten ééns en voor al waarom
aan alle vlieg ere verboden is om boven de
0000 meter tc vliegen zonder een flesch zuur
stof, waarom ze boven de 5000 meter met
het zuurstof-huisje moeten gaan ademen.
Bij het „rondkijken" op het vliegveld An
dir, als aan de hand van den vaderlijken
verteller Zimmerman, doet de Jonge lezer
opnieuw heel wat kennis op. En zoo gaat
het voort door heel het boek. Het maken
stunts, het blindvliegen, het landen in den
stralenbundel van zoeklichten wordt in ge
dachten meegemaakt. Er wordt ook „rond
gekeken" bij de marine-vliegerij, zoowel op
de Mok cn Do Kooy als op het Indische
vliegstation „Morokrambangon" in Soera
baja. Over de let ter-aanduidingen cn de na
men der vliegtuigen is het boek vrij volle
dig. En dc K.L.M. krijgt voor haar pracht-
prestaties dc eer, die haar toekomt
Ja, op de nationale trots wordt in dit ver
band heel sterk dc nadruk gelegd. Onze
jeugd mag er gerust van doordringen zijn,
dat onze vliegers, vliegtuigen en vliegtui
gen-bouwers met ontzag over hetj de wereld
worden genoemd en dat Plesmans rechter
hand, Hans Martin, mot recht eenmaal heett
gezegd, dat Hollands vlag het hoogst ge
houden wordt in de lucht.
Keetjongen, door Floor de Rui
ter. Kampen, J. H. Kok.
Een interessante en boeiende roman. Di
auteur kent het po 1 dcrwerkersleven var
nabij en weet het uitnemend te schetsen.
Ilij vertelt ons van het leven der Zuiderzee-
werkers en laat duidelijk uitkomen, hoe het
langdurig gemis van den-eigen huiselijken
haard hij velen aanleiding geeft lot bande
loosheid.
Dc hoofdpersoon in dit verhaal is Rijk
Klijn. Als zestien-jarige knaap gaat hij met
zijn vader mee op de ark, om als koksjon
gen dienst te doem Maar de zedelijke ge
varen, welke het polderwerkersleven mee
brengt, dreigen zijn jonge leven te ver
In de ark splitst zich het werkvolk in
(wee groepen, die elkaar zoo veel mogelijk
mijden. De eene groep, wel streng gods
dienstig, maar ziekelijk mystiek van opvat
ting. kan uit den aard der zaak geen aan
trekkingskracht uitoefenen op Rijk's jonge
hart. En de andere groep, ruw in taal
losbandig in het leven, sleuren den knaap
mco in een sfeer, welke hem ten verdorve
dreigt tc voeren.
Nog ernstiger wordt voor hem de ver
zoeking als hij overgeplaatst wordt naar de
volkskee', waar de Brabantscbe polderjon
gens huisvesten.
De waardin van de keet is een door cn
door slecht mensch, die zonder eenig
schaamtegevoel de zedelijke en financieele
belangen van haar kostgangers weet op te
offeren aan eigen geldelijk voordeel.
Het feit echter, dat zij haar ziekelijk en
gebrekkig dochtertje schromelijk verwaar
loost. omdat zij dit kind niet exploiteeren
kan, vervult Rijk zóó met afschuw, dat hij
niet geheel verward raakt in de strikken
van dezp gewetenjoozc vrouw.
Eindelijk vindt Rijk in het Christelijk
Tehuis een omgeving, welke hem herinner!
aan eigen huis en teedere moederzorg,
oil hem do gow.enschte bescherming biedt
tegen de gevaren, die hem omringen.
Dit frisch geschreven boek toont ons de
harde werkelijkheid van het polderwerkers
leven, maar houdt ons tegelijk voor het
ideaal van een Christelijke sfeer, waarin
men dc jeugd jong doet blijven en niette
min haar onder Gods zegen tracht te be
waren voor de paden der zonde.
Het Eiland der Eenzamen, door
Paul Keiler. Vertaald door Louis
de Bourbon, 1935. Het Nederl.
Boekhuis Tilburg.
Keiler, de in 1873 geboren en In 1932 »e
Brcslau overleden Silezische schrijver geeft
in dit boek een verhaal uit het na-Napoleon
tische Diiitsehland. Het speelt zich af op een
eiland, liggende in een rivier, bewoond door
non edelman, zijn dochter, schoondochter en
eenige gel rouwen. Alle communicatie met
dc buitenwereld is hun verboden, de graaf
is een somber man, door het leven geknakt.
In de cultuur ziet hij de verwording, hij wil
zijn dochter laten opgroeien in natuurstaat.
Toch gelukt dit niet, Gunther, een jong
edelman op avontuur belust, betreedt het
gebied en steelt het hart (ter schoone doch
ter van den graaf von Heyburg. Gunthers
binnendringen heeft nog een ander gevolg:
de zoon van den gTaaf «-as indertijd gefusj-
leerd om verraad aan de Franse-hen. Made-
lome., zijn blinde vrouw, is slechts van één
gedachte bezield: de onschuld van den jon
gen graaf von Heyburg aan 't licht te bren
gen. Dit gelukt aan Gunther.
Nu is de weg der liefde vrij. Nu is ook de
weg vrij voor den ouden wrokkenden graaf
tot een ander leven.
Keiler heeft in dit boek, dat zeer boeiend
geschreven en vlot vertaald is, veel roman
tiek gegeven. Er is spanning en sfeer in.
De geheimzinnigheid, clie over het eiland, dé
levens der menschen en de zielen hangt, is
goed weergegeven. De langzame ontdekking
van het raadselachtige van de eilandbovol-
king verraadt dat Keiler zijn metier als
romanschrijver uitstekend verstond.
De teokeningen zijn niet best.
Rapailledoor Tatiana Tcher-
navin, vertaald door R. H. G.
Nahuys. Tweede druk. Am
sterdam, Noord-Holl. Uitg. Mij.
DE BOEKENBERG
heeft aan tal van vooraanstaande leidt
van de Noderlandsclie Staat de vraag
steld: „Of Gij in uw drukke werkkring)
het I ^Pcn,ieid hebt, n bezig te houden met h
Hp tuur van literaire boeken en 200 ja, wc!
pschriften?"
Dr. Coltjn antwoordde:
„Voor het lezen van boeken, voor
ver ze niet in verhand staan met
arbeid, die op mijn schouders rustte,
ik nooit veel tijd gehad.
Wanneer ik gelegenheid heb om
verpoozing een hoek ter hand to nemi
geef ik de voorkeur aan biografieën
memoires van bekende personen."
Op de tafel van Minister Galissen ligg;
Goethe en Vondel voor het grijpen.
Mr. L. J. A. Trip en F. H. Fcntener
Vlissingen houden vooral van geschrift
met historische strekking. Mr. de Geer
Mr. Fork vinden tijd voor literaire
moejenis.
Het bewijst alles, aldus „De Boekenbq
dat de literatuur bij deze mannen met
verslindende dagtank cn verantwoorde!
hcid in aanzien staat.
Jo van AmraersKiiller werd geinti
viewd. Z\j is bezig mot ,JDe mensch in
zen tijd", oen onderdeel van het werk ov
de mensch in verschillende perioden
geschiedenis, dat uitgaat van de Vrije
mcente tc Den Haag.
Hoé ziet u den menscih van deze tij
„Als een verwend kind, dat een heelebc
dingen gekregen heeft, waarvan hij
weet wat hij er mee doen moet."
Verder is Mevrouw van AmmersKüLl
bezig aan het tweede deel van „Heen
Knechten en Vrouwen", dat speelit ii
der Fransahe revolutie; grooten deels
Frankrijk.
Over haar voorliefde voor de historisc
romau, zegt zp:
„In rustige tijden hebben wij ons kunn
verdiepen in (ie lotgevallen van kleine m
schen. Thans echter heeft onze belangs!
ling zich omgewend. Wij willen om
groóte lijnen van den eigen tijd beter
kunnen zien, parallellen trekken met
langrijke perioden uit liet verleden, en
overeenkomst en dc tegenstelling tot 1
periodes opmerken. Maar ik heb van ki
af aan die neiging tot objectiveering in
gevoeld. En een neiging tot romantiek
fantasie. Daardoor vond ik op den
geen uitweg in den modernen psychoid
schen roman."
Verder is afgedrukt de lezing van Me
van Wij heSmeding voor de Phohi
„Tusschen twee droomen". Er staat bovi
„liet schrijven van een boek is zoo mo
lijkMen zou geneigd zijn
waarheid dezer uitspraak te twijfelen
het zien van de zondvloed nieuwe uitgav
die verderop in „De Boekenberg"
gekondigd of besproken.
„De Boekenberg" wordt onder
leiding een belangrijk literair maandbli
Uitgeefster Svt-hoff te Leiden.
In dit vlot geschreven verhaal deelt dc
-chrijfster ons een en ander mee van het lij
den, dat zij en haar man in Rusland onder
gaan onder het bestuur van de sovjet-regee-
ng.
Het gaat in dit werk niet in de eerste
plaats over de vervolging om des geloofs
vil. Zeker, ook deze is zwaar en bang. Maar
le Sovjetregeering in haar verregaande een-
ijdigheid heeft het niet minder gemunt, op
.e infellectueelen als klasse. Zij acht schier
alten arbeid inproduct-ief, die niet onmiddel-
verband houdt met het leven van el-
kon dag.
Men komt hij het lezen onder den indruk,
dat hier niets dan nuchtere werkelijkheid
ordt getcekend.
Lten land, dat ideëele goederen niet weet
te waardecren, moet we] geestelijk verarmen.
En die armoede heeft een hoogstaande vrouw
als Tatiana Tc-hernavln niet minder pijnlijk
getroffen, dan de vele kwellingen, waaraan
zij en haar gezin werd blootgesteld. Aan die
kwellingen is ze tenslotte ontkomen door
haar v lucht naar Finland, maar de droefheid
over het geestelijk en zedelijk verval lijft
'oortqurend bij haar, die liefde voor haar
adcrland heeft en houdt.
Ontvangen Boeke
Schoolboeken voor de
Engelsche taal
De firma P. Noordboff te Gron!
gen, zendt ons enkele werkjes ten dien
van het onderwijs in (le Engelsche taal.
zijn de volgende;
Dr A. de F roe, directeur van een C
H.B.S. te Amsterdam, heeft de vijfde dr
zien verschijnen van A first Engl
Reader a 11 (1 Writer, first, part,
boekje is besteand voor Mulo en M.O., en
samengesteld op de grondslag van mi
mum spraakkunstregels en maxir
idioom. Herhaling is ook niet verg
want het is al sedert jaren het motto
Dr de Froc's schooluitgaven: de gestad
druppel holt de steen uit".
„Deze vijfde druk verschijnt in de nieu
spelling". Dit simpele laatste regeltje
het voorbericht moet dr de Froe toch
met bizonder genoegen hebben neergescli
ven. In zijn ongeveer 15 jaar geleden
schenen uitnemende werkje ,.De klani
van het Nederlandsch", klaagde hij, dat'
toch zoo jammer was, dat men in de
onderdo spelling een klankleer van
moderne Nederlandsch moest schrijven,
het tenminste mogelijk te maken, dat
in de scholen zou gebruikt worden. Thi
hoeft de schrijver zich dus geen
meer aan te doen.
De titel is dezelfde, alleen de inhoud
veranderd. Dat merkten we toen we de 21
druk kregen van Grondhoud er
da, Engels leesboek deel I. Zoo'n d
lig jaar geledtn moesten we uit dit boe!
onze eerste lectuur van het Engelsch
doen, cn het eindigde toen met de veri
kelijke geschiedenis van „Jack and
Beanstalk". Dat was het eerste waar
nu ook naar keken, en we vonden heel
anders: Two poems by Walter de la Ms
Toon gingen we het voorbericht eens lei
n het bleek, dat do heer G. Roorda, de M
an den heer P. Roorda, de inhoud w
in overeenstemming heeft gebracht met
smaak van de hectendaagsche jeugd,
als de oorspronkelijke samenstellers
deden voor de jeugd van 1S9S. Ook
klankschrift is meer met de eischen van
moderne tijd in overeenstemming gehrac
men gohruikt nu 't gewijzigde systeem
de Association Phonétique Internarioi
English Made Interesting,
John S. Berrington, beleeft, een der
verbeterde druk. Het bevat alledaags
vragen, die tot één verhaal zijn sameD|
grocid, waaruit, aldus de voorrede,
velen behalve het leerzame van (le conv
satietaal, nog verschillende wetensw»
dige gegevens te putten zijn.
I11 de serie Selections frorr
lish Literature verscheen een herdr
van nr 6 The Strange Case
Jekyll and Mr Hyde, by R. I
ven son. Dit werkje is van een inleidi
en aantcekcning voorzien door de heer J.
Schutt. Afgezien van dc literaire v.
diensten, zoo zegt de heer Schuit, beveelt
boekje zich om z'n opvoedkundige waai
aan. Ieder, die het verhaal gelezen hee
zal dit grif toestemmen.
Eveneens verscheen in deze serie eenhi
druk van nr 12 The Tragedy
1 i u s Caesar, by William Shaft
spea re. Dr H de Groot schreef de inl
ding .-Ti "ecrizrgde de aanteekeningen.