üc D-ICIISCKIÏjJC EEN HUIS JAN-NE-MAN HELPT MOE-DER door Grc van der Zee Jan-ne-man zit in de keu-ken. Ilij mag Moe der hei-pen boon-tjes breken. „Knak!" zeg-gen de boon-tjes, en dat vindt Jan-ne-man Jeuk. Ilij wil Moe-der wat graag hei-pen. Moe-der heeft het druk! Nou! Nu is Moe-der vlug klaar, en ze zegt: „Zie zo, Jan-ne-man, je hebt me fyn ge-hol-pen, Je bent een reu-ze jon-gen, ga nu maar weer spe-len. Maar Jan-ne-man speelt niet. Hy zit steeds te den-ken, waar hij Moe-der nü mee hel pen kan. En dan in eens weet hij het. Want als Moe-der e-ven de keu-ken uit is, dan ziet hy een kist-je staan. In dat kist-je zit de schoen-smeer. Daar maakt Moe-der Va-ders schoe-nen mooi zwart mee. Pik-zwart en glim-mend. En dan neemt Jan-ne-man het doos-je met de schoen-bor-stel en gaat be-gin-nen. Hij maakt het doos-je o-pen, en stopt de bor-stel er in, en smeert het dan o-ver zy'n schoen-tjes. Zo doet Moe-der ook al-tijd. Maar het valt Jan-ne-man toch niet mee, zyn schoe-nen wil-len niet glim-men. Hoe méér schoen-smeer Jan-ne-man ge-bruikt, hoe min-der ze glim-men. Daar be-grypt hy niets van. En dan komt Moe-der bin-nen, en ze kykt boos. Nu be-grypt Jan-ne-man er he-le-maal niets van. Waar-om kykt Moe-der nu boos? „Ik heb werk ge-zoekt", zegt hij. Maar Moe-der kijkt nog bo-zer. „Stou-te Jan-ne-man" zegt ze. „Kijk eens naar je kou-sen, en je ge-zicht, en je han den Alles zit vol schoen-smeer. Nu moet Jan-ne- man he-le-maal ge-was-sen wor-den. Ar-me Moe-der, nü heeft ze nog méér werk. „Dom-me Jan-ne-man" zegt ze. Maar Jan-ne-man kykt in de spiegel en zegt: „Ik is een zwar-te Jan-ne-man Moe-dei En dan lacht Moe-der „maar jy mag niet meer aan de schoen-smeer ko-men Jan-ne- man DE POST „Moeder, komt de post al gauw?" „Ga maar kijken, Jaantje." „Ja, Moe, ginder komt hy aan Aan het eind van 't laantje." O, wat duurde 't nu nog lang Voor hy aan kwam bellen. Hy moest zoeken in z'n tas „Gauw aan Moe vertellen." „Moeder! Kom, een heleboel Brieven en ook pakjes. Mag 'k de pakjes open doen? De brieven lees ik strakjes." Waarom Jaantje toch vandaag Zo graag de post zag komen? Wel, zy werd vandaag vyf jaar Je kunt het nu wel dromen. Opa, Oma, Tante, Oom, Ieder stuurt een briefje Want de kleine Jaantje is Ieders hartediefje. ROEL DASMUS. VOOR KNUTSELAARS Een rolwagentje Bokijk do tekening eens goed! "Wat denk je dat liet is? Een oorlogstank? Neen hoor, zulke gevaarlijke dingen inaken \vo niet 't Is een rolwagentje voor broer of zusje. Daarvoor hebben we nodig een stukje kurk. Daar van moeten wc acht kuben snijden. De verbindin gen maak je met dunne stokjes. £0 je ziet, moet het bovenste vierkant kleiner zijn dun liet onderste. De wielen maak je van schijfjes kurk, waar je een flinke speld doorsteekt voor as. DE BOKKENWAGEN Kris, ik moet je wat veiiellen, Luister gauw eens aan je oor, 'k Krijg van moe een bokkenwagen Met een groten bok er voor. Zag je gisteren mijn neefje, Met zijn mooie nieuwe span? Net precies zo een krijg ik er. Nu, wat zeg je daar wel van? Heerlijk hè, zo'n bokkenwagen En wat zal dat deftig staant Als wij met ons eigen rijtuig, 's Middags saam uit rijden gaan. Want wij gaan natuurlijk altijd Met ons tweeën, ik en jij, E11 dan vragen we onze zusjes, Als ze willen, ook er bij. Zij op 't achterbankje binnen. Met een pop aan elke kant; Wij voorop, bij beurten mennen Of de zweep eens in de hand. Was het nu maar gauw van avond! Weet je, wat ik doen zal, Kris? 'k Zal je daad'Ujk komen roepen, Als hij thuis gekomen is. Uit: Madeliefjes. W. D. LA SEUR Dat hoorde zo Vader: „Waarom sla je Keesje, Whn?" Wirn: „Keesje heeft een droppel inkt opgelikt en nou wil hij geen vloeipapier eten." Zo was het toch Onderwijzer: Wat betekent het, als men zegt, de ene hand wast de andere schoon? Leerling: Wel meester, dat beteekent, dat ze alleboi vuil zijn. OM NA TE TEKENEN §7 TE KLEUREN 412 Die zal Mijnen naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid. 2 Samuel 7 13. Hier is een van de schoonste bladzijden uit de ge schiedenis van Davids koningsleven. Het is een tijd van vrede. De strijd met de heiden- sche roofstammcu is uitgestreden in zegepraal. Er behoeven geen voorbereidende maatregelen te worden genomen voor nieuwe krijgstochten. Toen heeft David in zijn koninklijk kabinet aan Nathan, zijn trouwen profetischen raadsman, zijn plannen blootgelegd. Eigenlijke plannen zijn het nog niet. liet is enkel do onverdrageiijko tegenstelling: „Zie toch, ik woon in een cederen huis en de arke Gods woont temidden d«;r gordijnen." Meer behoeft met te worden gezegd. Dio tegen stelling spreekt voor zichzelve. Naar de conclusie behoeft niet te worden geraden. David wil den Heerc een huis l»ouwen. En dat huis \oor den Heere zal in pracht niet onderdoen voor het cede ren huis, door Da\ id bewoond. Het zal uit ruime beurs worden gesticht. Onbekrompen. Want als David één ding weet, dan is het, dat de Ilccro, zijn God, de eigenlijke Koning van Israël is. En hij zelf niet meer dan regent in den naam des Hceren. Nathan heeft de plannnen van zijn koning toe gejuicht. Profeten, als Nathan, zijn monschen van gelijke beweging als wij. 7.ij stonden niet van moment tot moment onder de inspiratie van den Heiligen Geest. Zij spraken ook wel te goeder trouw hun eigen menschelijkc meening uit. E11 wie zou dit koninklijk voornemen niet toe juichen? We verstaan het zoo, dat Nathan zich over dat zeggen van zijn vorst heeft verblijd 6n heeft ge antwoord: „Gn heen, doe al wat in uw hart is, want de Ileere is met u!" Toen is in den nacnt tot Nathan gekomen het Woord des Heeron. Er de profeet moet den volgenden dag weer naar zijn koning. Nu niet slechts als diens verstundigo adviseur. Nu in zijn kwaliteit van gezant Gods. Er moet naar goddelijke opdracht oen streep worden gestreept door Davids vrome voornemens. Het Woord Gods werpt Davids plannen onverbid delijk omver. E11 het onthult daartegenover het 'goddelijke plan. David wil den Ileere een huis bouwen. Het mag niet. De Heerc zal David een huis houwen! Tot dusver is er onder Israël nog geen erfelijk koningschap geweest. Er waren richters. Na eiken richter weer een andere richter. Soins uit heel andoren stam. En Suul was als koning verworpen. Zijn huis is weg. En 1111 David? Zul het met zijn koningschap ook uit zijn, als hij straks zal ontslapen? Neon, do Heere belooft aan David een zoon en zonen, die op zijn troon zullen zitten. Tot in verre geslach ten! Ja, tot in eeuwigheid! Hier worden we stil. Tot driemalen toe hooft Nathan deze woorden moeten herhalen: „tot in eeuwigheid". Hier reikt het Woord des Ileoren over do eeuwen heen naar den Messias. David hoeft deze Messiasbelofte natuurlijk niet zóó volkomen helder kunnen- verstaan als wij, die in do volheid des tijde de vervulling- ervan hebben gezien. Maar iets ervan heeft zijn geloof toch gegrepen. De Geest des Hoeren heeft dezen David met die toezegging voor zijn huis doen werkzaam zijn. Hij is er in donkere dagen door gesterkt. En hij heeft er èn zichzelven èn zijn volk mee bemoe digd in de jjsalmen van zijn koningstijd. En Jezus Christus is als „de Zoon Davids" door zijn volk beeroet. David wil den H,eere een huis houwen. Maar de Heere zal omgekeerd voor David een huis bouwen. En zóó zal de Heere nu door Davids huis heen een huis bouwen voor Zijnen naam. Want nu loopt de toezegging Gods hierop uit: „Die zal Mijnen naam een huis bouwen." Dat ziet nu allereerst op Davids onmiddellijken opvolger, Salomo. Diens conste koningswerk is ge weest do bouw van den praehtigen tempel, waar dn nrko Gods een plaats krijgt in liet heilige der heiligen. Maar het spreekt vanzelf, dat die wonderlijk- schoonc tempel daar in Jeruzalem niet moer dan een uanvankelijko vervulling is geweest van uit voornomen Goils. Do Homo heeft immcis aan Davld een huis be loofd, niet van cederenhout en gehoüwcnc stecnoii, maar van levende koningskinderen. Dacht ge nu, dat de Ileere voor Zichzelven vrede zou hebben met een gebouw van hout en steen, hoe over vloedig ook met goud en zilver versierd? Do tempel van Salomo was voor een tijd. Dat praclitgelmuw is door Nebukadnezar verwoest. Eu van Zerubbabels tempel, door Herodee gerestau reerd, is niet één steen op don anderen overge bleven. En toch zal er een tempel zijn voor den naam des Hceren. I)u Heilige Geest laat de apostelen getui gen tegenover de gemeente, die opgroeit uit alle volk en natie, taal cn long: „Gij zijt dc tempel «les levenden Gods. Gij zijt de levende stoenen vati het geestelijk huis!" En Johnnnes ziet deze belofte vervuld in het nieuwe Jeruzalem, dat geen apartcn tempel meer noodig heeft, omdat het in zijn geheel tempel is. liet gansche leven huis voor dór. naam des Heerenl Daartoe nu is Jezus Christus in de wereld ge komen. Ge moogt zeggen: Hij komt om zondaren zalig la makenI Het is goed. Ge moogt zeggen: Hij komt om Ie dragen de straf, die ons den vrede aanbrengt! Het is niet minder goed.. Ge moogt zeggen: Hij komt om de werken dei duivels te verbreken! Het is wederom goed. Maar ge moogt het oolc zóó zoggen: Hij komt oni den naam des Hoeren een huis tc houwen, opnat de Heere in het mcnsohenleven zou wonen door don Heiligen Geest. Daartoe Iaat Jezus Christus Zijn evangelie ver kondigen in Jeruzalem, in Samaria, in Syrië, iu Klein- \ziö, m Griekenland, in Rome. Daartoe drijft de Geest van Christus in de mid deleeuwen de evangeliepredikers uit naar önz»J 'voorgeslachten en geeft Hij ons don zendings- arbcid in Indifi. 'Daartoe roept Hij naar den verbondsregel geslacht op geslacht uit de duisternis tot het wonderbare licht, «lat er glanst in den naam dos Hoeren. Daar gaat het nu om! Om «Ion houw van het huis voor den naam des Hoeren! Om dat huis, waarin do zelfopenbaring van den levenden Go i zal worden gevonden! Om dat huis, waarin Hij wonen zal door Zijn Geest in de harten! I)e profetie moge in een bepaalden tijd beginnen. Maar ze beperkt zich niet tot dien bepaalden tijiL Zo is hot levende en ecuwig blijvende Woord van God, «lat door dc eeuwen heengaat. En «lat pas 'uitgesproken zal zijn, als eenmaal God alles zal zij 11 allen De Groote Kerlc te Dordrecht. Van dal huis voor den naam des Hoeren zijn ni£ lovende steenen al'cen zij. die Jezus Christus 'doop een waar geloof zijn ingelijfd. Het is goed, zoo wij eiken Zondag trouw onro plaats bezetten op de stoelen of banken in h t kerkgebouw. Maar dat gebouw van hout cn steen is hel huis des Heeren nog niet. liet is een betreu renswaardige oppervlakkigheid, zoo men een of ander gebouw ..het huis dee Heeren" noemt. Het huis des Heeren h»er op aarde is de gemeen schap van hen, die in Jezus Christus gcloovcn ti»t zaligheid. Van dat huis moeten wc lovende steu nen zijn, zullen we althans wat zijn voor God! Nu komt onze Heere Jezus Christus in ons leven* Hij k«>int in het gewaad van Zijn evangelie. En Hij neemt ons. Er moet véél van ons af. Het houweel van dezen- Bouwer spaart ons niet. Het kapt onbarmhartig van ons wég, hetgeen wég moet, zullen wc in het huis voor den naam des Hceren onze plaats kun nen innemen. Het hindert niet! Laat Ilij ons leven maar bewerken door Zija Woord en Zijn-Geest. Zijn werk aan ons moge pijnlijk zijn voor ons vleosch! Het hindert niet! Als we verliezen, wal uit ons leven moet worden weggehouilon, is dat verlies geen verlies maar winst. De naam dos Ileoren moet een plants in ons hebben! We moeten worden gevormd cn bezield en gehei ligd tot een woonstede Gods in den Geest wordt ons leven dienstbaar gesteld aan de verheerlijking van den naam des Heeren. Zóó wordt, ook in ons, het huis voor don naam dos Heeren gebouwd! 401,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 11