Qhn_ boefóm m- De Paedagogiek van Bavinck *zSoefón)- fjh&x&Amdi Christelijke Kinderlectuur Dr H. Bavinck Met een inleiding uit zijn werken, door C. v. d. Zweep. Kampen, J. H. Kok, z. j, aaneenrijging van titels en opschriften, maar we mogen in een boek als dit venvachtm een goed sluitena betoog, een weldoordachte schikking der feiten. En dat ontbreekt juist in dit hoofdstuk totaal. Het is een vluchtig samenraapsel van mededelingen, zonder eni ge stilering neergeschreven. Misschien goed als resumé voor eigen studie, maar absoluut ongeschikt als voorlichting voor anderen. Het meest stotend en stuitend is 't werk van den heer Van der Zweep in de buiten gewone nonchalance in spelling en stijl, 't Is mij niet mogen gelukken vast te stellen, we'k verbuigingssysteem de schrijver volgt. Twee voorbeelden uit oneindig vele kunnen ter illustratie volstaan: „Hij gaat er (in Berlijn n.1.) de groote Zeiler en d e niet minder vermrarde Paulsen hooren" (p. 13) „Op bijna iedere bladzijde van de Paedagogische beginselen proeft men d e geest, die de phi- losophische stroomingen van alle tijden, ook van d e j o n g st e t ij d, tot op den bodem heeft gepeild" (p. 16). Kunnen studerenden, op wier slordigheid en decadentie ieder exa- menverslag afgeeft, uit zulke geschriften ac curatesse leren? Helaas is de stijl op tal van plaatsen niet minder zorgwekkend: „Groot stad" (p. 15) is een afschuwelijk Germanis me. „In 1902 spreekt hij B.) t o t d e Bondsdag der Geref. jongelingen" (pag. 17); „Het heeft dan ook verwonderd" (18); „Slechts kort heeft hij deze eereplaats mo gen innemen. Reeds bij deaanv aarding heeft hem de kwaal gekweld", (etc. 18); „Bij het embryo van hoogere dieren vond men kenmerken van lagere dieren, en be schouwde dit feit als een zeer belang rijk bewijsmateriaal", etc. (46). Bovendien is de interpunctie op verschil lende plaatsen zeer hinderlijk (o.a. pag. 5, 6, 18, 54). Verkwikkend is de lezing van de 120 blz. opstellen en hoofdstukken (uit groter wer ken) van Bavinck zelf. Na een vermoeiende tocht in een dorre woestenij komt men dan plotseling op een keurig geplaveide weg in een vriendelijk landschap. In sobere, welverzorgde en glasheldere taal leidt Bavinck ons in in de moeilijkste pro blemen van menselijk weten. Prachtige verhandelingen als „Het begrip der we tenschap", „Primaat van Verstand en Wil", „Het geweten" verdienen ook thans nog een eerste plaats in de wetenschappelijke lite ratuur. Mocht een boek als dit nodig zijn om op nieuw in breder kring de aandacht te ves tigen op de blijvende waarde van Bavinck's principiële beschouwingen, dan is dit zijn enige maar niet geringe verdienste. Maar 't gevaar bestaat, dat de werking ne gatief zal zijn en dat allen, die anders tot Bavinck's grote werken zelf zouden gaan, zich thans tevreden stellen met de twaalf fragmenten dezer bloemlezing. Dr. J. KARSEMEYER. Wie zijn verwachtingen te zeer spant *t is de harde les van iedere dag heeft niets als beschaming te duchten. Deze onaangena me ervaring is opnieuw mijn deel geweest bij de lezing van het boek van den heer Van der Zweep. Met wanne interesse begon ik de lectuur. De titel beloofde zo veel en de omvang van 't boek niet minder. Ik verwachtte een uit gebreide en samenvattende beschouwing van Bavincks paedagogische beginselen; ik hoopte op een helder overzicht van Ba vinck's enorme en fundamentele arbeid voor onderwijs en opvoeding, op een boek, onmis baar voor allen die belangstellen in prin cipiële behandeling van moeilijke levenspro blemen. Ik vond een summier overzicht van Bavinck's leven, een poging tot. ontleding van zijn karakter, een overzicht van vele en velerlei filosofische en psychologische stromingen en ten slotte een hoofdstuk van ongeveer 20 pagina's: „De paedagogiek van Bavinck". Maar ook dit geeft geen afgeron de behandeling van Bavinck's „pioniersar beid". Het maakt meer den indruk van een enigszins omgewerkt collegedictaat, dan dat het klaar en doorwrocht, schiftend en samen voegend, de ontwikkelingsgang doet zien in Bavinck's paedagogiek. Allerlei historische voorbeschouwingen op zichzelf zeker waar en nodig ter verklaring van Bavinck's op vattingen, maar niet voldoende apart ge houden worden aangevuld met vrij korte opmerkingen over de ideeën van B. Het hoofdstuk verloopt in enkele losse op merkingen over tests, de eenheidsschool en de werkschool. Volledig is de opsomming niet, immers de schrijver zegt op blz. 69: ^Wanneer we met dit hoofdstuk bedoelden de vele paedagogische brochures en redevoe ringen en artikelen, die een onderdeel van het groote veld van onderzoek speciaal be lichten, de revue te doen passeeren, we zou den niet weten, waar te eindigen". Maar zo vraag ik moet dan in een werk, dat zich aandient, als de „Paedagogiek van Bavinck" niet het geheel der ontwikke ling zijner ideeën duidelijk worden aange toond? Natuurlijk verlangen we geen blote Huur en Verhuur, Rechtskarak- ter en de belangrijkheid daarvan in Nederlands en buitenlands recht, door Dr. C. Stem. Rot terdam, Nijgh en Van Ditmar N.V. A. L. M. van Berckel promoveerde in 1920 op het „Rechtskarakter der huur". Hij meende daarin op grond van wet (art. 1612 B.W.) en rechtspraak (de H.R. handhaaft den huurder tegen inbreuken van derden op zijn huurgenot) te mogen concludeeren tot huur als zakelijk recht. Hiertegen was verzet te verwachten. Hofmann liet zich in zijn zakenrecht" niet onbetuigd. Dr. Stern breekt in zijn hier aangekondig de studie een lans voor het persoonlijk karakter der huur, niet tout court, doch eerst na getracht te hebben de begrippen zakelijk en persoonlijk recht dichter bij elkaar te brengen. Wellicht moet hier bij deze kwestie, die allerminst uitsluitend beteekenis heeft als theoretisch probleem, de oplossing gezocht worden. Dit zou dan kunnen geschieden via de begripsbepaling (dit lijkt ons beter dan „definitie" zooals ae zinsnede door Dr Stern genoemd wordt, maar waartoe ze niet vol doende omvat), waarmee de schrijver het 3de hoofdstuk besluit: Huur is een persoon lijk, op het gebruik van een zaak doelend recht, van hetwelk de uitoefeningswijze in sommige opzichten bijna op dit van zake lijke rechten gelijkt. Waarschijnlijk ten overvloede voegen we hieraan toe, dat voor het met vrucht lezen .van deze studie, die blijk geeft van een door dringen tot de bronnen, eenige juridische scholing gewenscht is. Het geheel is over zichtelijk uitgegeven. Te betreuren valt slechts een enkel Germanisme (zooals blz. 34 noot, waar „entwachst" wel wat letter lijk wordt vertaald), Wetboek van Strafrecht met aanteekeningen en verklaringen ten dienste van de politie, door W. L. H. Koster Henke, 20ste druk. Dükkum, Schaafsma en Brouwer x Voor degenen, die dagelijks met de rechts- practijk in aanmerking komen, is het niet voldoende de tekst van de wet te kennen. Daarnaast is gewenscht om te weten, hoe door de rechtscolleges, met name door den Hoogen Raad, de onderscheidene termen worden geïnterpreteerd. Toch moet men dit laatste niet te hoog aanslaan. In ons land wordt nu eenmaal niet, zooals in Engeland, dc leer .van het precedent gehuldigd, .vol gens welke leer een uitspraak van het hoog ste rechtscollege kracht van wet heeft en men zich daarop dus steeds kan beroepen. Zoover is men in ons land nog niet; „ge lukkig", zal hij zeggen, die het accent laat vallen op de wet, „helaas", echter hij, die meent, dat den rechter belangrijker plaats toekomt. Hoe het zij, de meening van den H. R. „im grossen und ganzen" te kennen is niet nutteloos. Vandaar dat in vele edities van wetboeken (b.v. in de faillissementswet in de uitgave van Schuurman en Jordens) na elk artikel een korte vermelding der juris prudentie wordt gegeven. Dit systeem is aoor Koster Henke ook gevolgd in zijn be werking van het Wetboek van Strafrecht, en met een dergelijk succes, dat de 20ste druk eisch werd, wat we na kennisneming begrijpen kunnen. Het werk is bedoeld te zijn „ten dienste van de politie". We meenen dat juristen het ook niet ongebruikt behoeven te laten, a! zullen er door hen, vanwege de commen taarmethode, die verhindert, dat bepaalde leerstukken afzonderlijk behandeld worden, wel handboeken bij genomen moeten wor den. Het gaat niet aan, Koster Henke hier van "en verwijt te maken. Lofwaardig is het al, dat de uitgave een ruimeren kring bestrijkt, dan de opzet was. Ook de tech nische verzorging is uitstekend. Het alpha- betisoh register vergemakkelijkt het na slaan. Vrouwen, nieuwe verzen van Hélène Swarth, met een inlei ding van J. M. Ph. Uitman. Baam, Bosch en Keuning. 25 October 1935 was de dichteres 76 Jaar geworden en bij die gelegetnheid is dit bun deltje verzen uitgegeven. De heer Uitman schreef een bewonderen de inleiding. En inderdaad is hier reden te over voor bewondering: een vrouw, zoo oud, die zoo nog zingen kan, zoo nog mees terlijk weet te hanteeren: het moeilijke sonnet, want 't zijn bijna alle sonnetten, deze verzen, die de vrouw uitbeelden in al lerlei momenten van haar bestaan, van haar droomen, hopen, verlangen, liefde, leed vooral. De heer Uitman Is overigens wel wat overdreven in zijn toasten, als hij zegt dat „wij, moderne Nederlanders uit de 20ste eeuw niets anders dan lof en bewondering kunnen hebben" voor de poëzie van deze begaafde vrouw. Hij is zeker zelf nog niet zoo oud dat hij niet zou meevoelen met de nieuwe geluiden in de dichtkunst van de zen dag en de verskunst van Hélène Swarth moge onze bewondering gaande ma ken, de jongeren vonden sindsdien dat ook deze soort poëzie niet het einde is en het hoogtepunt onzer vaderlandsche poëzie. Wat erg gelukkig is, èn voor die jongeren, èn vooral voor die poëzie. Zeker, veel dank zijn wij de hoogbejaarde vrouw verschuldigd. En zooals gezegd, bij deze gelegenheid mogen wij vooral niet na laten onze eerbied te laten blijken. Maar: dat zij vandaag nog zou mogen heeten: het zingende Hart in onze letterkunde, wil er bij ons niet in. Dc heer Uitman zegt: „Meesterlijk wist zij haar „woorden" te kiezen en te vormen tot klaar-rijke volzinnen". Welnu, hier is 't gevaar van de al te vlotte versificatie heel nabij: „woorden" en „kleurrijke volzinnen" zijn niet genoeg om waarachtige poëzie te scheppen. Er is een zekere monotonie in die vele verzen, sonnetten, aldoor zingend van de vrouw, het meisje. Knap, heel knap, Hélène SwarfTi loopt de beeldspraak, rijen zich quatrijnen aan quatrijnen, terzinen aan terzinen. Maar: behalve monotonie is hier ook een nog al oppervlakkig zien van de vrouw: heel sentimenteel vaak: romantisch-idyl- lisch, of romantisch-tragisch. Maar: de tachtiger kunst repeteert zich hier onbeperkt: in beschrijving, beeldende schets, boeiende kleurensymphonie is deze poëzie wonder sterk. „Melodieus en fijn beeldend als Japansche prenten" zijn ze meestal. Jonge Moeder. De jemge vrouw in ambergeel satijn, Blank Blondje op d' arm, staat vóór het bruin dressoir. En 't mollig kindje houdt zij lokkend voor Een druiventros, doorblond van zonneschijn Septemberlicht zoekt warme oranjegloor Van een meloenschijf, koeler goud van wijn En smelt, gedempt door geel van kant gordijn, In donzen dauw van pruimeblauw te loor. En spartlend dartel, strekt naar al dio pracht De handjes Blondje in zonnig blank en lacht. En Moeder spelend houdt den tros omhoog. Zij proeft de zoetheid van de kamersfeer, Doorzoeld van zon, van teederheid nog meer 't Is of de hemel in haar borst bewoog. Een ballade „Het Zwarte Water" en het sonnet „Sirih-koel", beide van romantisch- tragische sfeer, wekken de bedenking dat zij zeker niet uit de Christelijke levens sfeer stammen, al is er ook wel een plaats gegeven aan het gebed voor de wanhopige zieken; ten slotte blijkt het wezen van deze verskunst: pessimisme; te weinig is er het licht van 't vernieuwend geloofsoptimisme, dat b.v. de verzen van een Jacqueline v. d. Waals doorademt, al wortelen ook deze in de diepten der levenstragiek. Zooals gezegd: de beeldende kracht, hot gracieus schikken der woorden en zinnen, doet deze poëzie zijn wat zij is. W. Ontvangen Boeken Zoo tegen December wast de stroom van nieuwe boeken in ons land aan. Ook op een redactiebureau merkt men dat dan ter dege. Sinterklaas moet natuurlijk een flinke portie bestellen, en met Kerstmis valt er niet minder te verdeelen. Wat kan men eigenlijk ook beter geven dan een goed boek! En boeken verschijnen er gelukkig in ons land nog heel veel. Dat is, bij al de misère van de laatste jaren, toch nog een zeer verblijdend teeken. Want waar ook het geestelijk leven kwijnt, daar is de ach teruitgang nog verergerd. Daarmee willen we natuurlijk geenszins beweren, dat alles wat de uitgevers tegen woordig op de markt brengen, tot het gees telijk bezit van ons volk moet gaan behoo- ren. Er is heel wat bij, wat men hoogstens ontspanningslectuur kan noemen. Maar ook goede ontspanningslectuur kan z'n nut doen. Als het dan tenminste maar niet ge publiceerd wordt met de pretentie van tot de literatuur te behooren. Dan zijn er ook een aantal uitgaven die voor de studeeren de of leerende jeugd bestemd zijn, of die bekwaming in technische kennis ten doel hebben. Laten we een gedeelte van wat we de laatste weken ontvingen in het kort hier vermelden. Wellicht zullen enkele werken nog nader afzonderlijk besproken worden. Floor de Ruiter schreef een roman onder de titel Keetjongen en de firma J. II. Kok te Kampen deed die verschij nen in een modern gewaad, met op de om slag een kraan die in de bagger grijpt, waarmee men bezig is aan de Afsluitdijk te werken. Bij Brusse te Rotter dam kwam van Jos. Brusse-van Hui zen uit Zotteke, terwijl H. P. Leo polds Uitgeversmij te Den Haag een boek voor meisjes in het licht gaf, dat ge titeld is De Fabertjes filmen door Willy Corsary. Voor dit boek werden speciale foto-illustraties gemaakt. De tech nische verzorging is keurig, maar of men nu bij onze meisjes de liefde voor de film, die helaas toch al erg genoeg is, nog moet aanwakkeren, zullen we maar door ieder ouderpaar zelf laten beantwoor den. De Eenzame Tweeling broeder is een boek van Hervev Al ien; het is uit het Engelsch vertaald en vormt het derde deel van een trilogie, die de uitgeversmij „Elsevier" te Amster dam heeft uitgegeven. Het boek heeft de respectabele dikte van 566 bladzijden en op elke bladzijde staat ook geen kleinigheid te lezen. Verder zond A. W. Sijthoffs Uitgeversmij ons toe D o o d e n d a n s, door M. Osorgin, dat door Dr. Boris Rapt- schinsky uit het Russisch is vertaald. Lout de Bruine schreef B1 a f h o e k voor meisjes van 15 jaar en ouder, en de firma J. Noorduyn Zoon te Gorin- c h e m zorgde voor een keurige uitgave. Pam is de titel van een boek, dat Nelly van Dij kIIas bij J. H. Kok in Kam pen uitgaf. „Voor Anny Nelly" lezen we op de bladzijde tegenover do titel, maar het zal wel de bedoeling zijn dat ook nog vele andere meisjes dit aantrekkelijk uit gegeven werk lezen. Mevr. C Th. Jon- g e j a nd e Groot maakte reeds eerder naam met „Tom Welders", thans vloeid» Job uit de Woonschuit uit haar pea Het is een frisch verhaal, waarin op pak kende en roerende wijze de belevenissen van een dorpsjongen en zijn vriendjes ver teld worden. Het is een boek van christe lijke strekking over doodgewone jongens. Uitgever is de N.V. Gebr. Zomer 4 Keuning te W a g e n i n g c n. Ten slotte vermelden we nog Jo van Am- m e r sK (i 11 e r s nieuwe werk Prins Incognito dat de firma Meulenholl te Amsterdam verzorgde. Kamp om de Matterhorn, romai door Carl. Haensel, uit het Duit* door Joh. Hepp. Baam, en Keuning (1935). Bergen en Menschen, door Hein rich Federer, vertaling door J, de Boer. Culemborg, Uitgevers- bedrijf „De Pauw" (1935). Wij, Hollanders verstaan de kunst, o; onze stoel, bij de „warme kachel" onn honger naar romantiek te stillen. Deze beide boeken kunnen wij van hart aanbevelen. Zij bieden ontspanningslectuu! van een goed gehalte en leenen zich bizon der voor de lange winteravonden. P. J. Een bede voor eiken dag, door J, H. Gunning J.H.zn. Amsterdam H. J. Spruyts Uitgeversmij Dr. Gunning heeft een in Duitschlan onder de titel „Tagliche Bitten" verschene werkje vrij in het Nederlandsch vertaald Het is een fijn boekje geworden in ea handig zakformaat. Het bevat voor elk dag van het geheele jaar een bede. Duitschland moeten er honderdduizende exemplaren van verkocht zijn. Moge da ook in Nederland het geval zijn. Wij ontvingen de Najaars-pakketten Als October voorbij is, komen elk jaar goede en ook zeer gaarne geziene bekenaen bij ons gehoor vragen. Wij bedoelen de grootere en kleinere pakketten kinderlectuur die verschillende uitgevers ons toezenden. Vroeger noemde men dat de „Kerstboek jes", maar die naam wordt alleen nog maat in het spraakgebruik gehoord. Wel is vooral ook op het heerlijk Kerstfeest een boekge schenk de kinderen welkom maar wat in onze tijd aan kinderlectuur van de pers komt, is naar kwantiteit als kwaliteit zoo danig, dat zulk een zending het heele jaar door haar volle waarde behoudt. Midden in de zomer kan men dan ook in de boekhandel werkjes zien geëtaleerd, die omstreeks Kerstfeest verschenen. Dat is een :er begrijpelijk en verblijdend verschijnsel. De ouderen onder ons kannen nog wel het „Kerstboekje" van dertig en meer jaren terug. Meestal was 't een dingetje van één of twee vel, en ofschoon er bij waren, die re nóg lk jaar met blijde verrassing be groeten, de meeste dezer boekjes zijn alleen nog maar te vinden in de archieven der uitgevers of worden bewaard als lieve her innering aan gelukkige kinderjaren. Leg daar nu eens naast het kinderboek zooals dat in onze tijd door Callenbach, Bredée en Meinema (om niet meer naman te noemen) elk jaar weer wordt gepresen teerd. Stuk voor stuk zijn het wat de uitvoering betreft juweeltjes en volkomen berekend om onze jeugd belangstelling in te boezemen. Schrijven voor kinderen is prachtig werk maar tevens heel moeilijk. Het vereischt in de eerste plaats, dat de auteur onafgebroken* zich buigt naar het kind. Wordt de kinder toon gemist, dan kan 't misschien nog wel een aardig verhaal voor volwassenen zijn, maar op het kinderstation vindt zijn presta tie geen belangstelling. Volkomen te ver klaren is dan ook, dat overigens zeer goede auteurs verklaarden zich niet capabel te weten een goed kinderboek te kunnen schrijven. Vooral de laatste jaren zijn we in ons land wat goede kinderlectuur betreft met flinke stappen vooruit gegaan. Een uitgever oenkt er niet aan alle hem aangeboden copie zoo maar te accepteoren; meestal wint hij ad vies in van daartoe bevoegde personen. Een kinderboek zonder illustraties zou ge lijk staan met een kerstbrood zonder krenten. Maar wat onbeholpen zagen vroeger de atjes er vaak uit. Menig auteur schrok van wanneer hij zag op welk een ver schrikkelijke wijze zijn verhaal was „ver lucht." Bekijken we nu eens met aandacht de illustraties in het huidige kinderboek. Na tuurlijk blijft ook hier van kracht: goed, beter en best maar in 't algemeen helpt de illustrator op zijn wijze mee het verhaal voor de kinaeren nog levendiger en boeien der te maken. Wij schreven hierboven: Christel ij ke Kinderlectuur an dat is meer dan een naam. Vooral een jeugdschrijver mag nooit preeken, ïn ernstig heeft hij er zich voor te wachten zijn verhaal met mooie „vrome" woorden „Christelijk" te willen maken. Voor alle lectuur is dit te laken, maar in kinderlectuur is dit bijna misdadig te noemen. Een goed auteur zal zonder te preeken tóch een prediker kulnnen zijn van het Evangelie van Jezus Christus, waarover wij vooral tot kinderen niet mogen zwijgen. Dat is en blijft het hooge ideaal, dat onze Christelijke jeugdschrijvers moet blijven wenken en waarvoor zij alle krachten heb ben in te spannen. Dat ideaal is bereikbaar. Meer dan één boek van de groote stapels, die ons bureau zijn bimnengedrongen, zou dit kunnen be wijzen. Hieronder deelen wij eenige bijzonder heden mee over de ontvangen zenaingen. Natuurlijk kunnen wij er niet aan denken elk boekje afzonderlijk te bespreken. We zouden de lectuur vóór Kerstmis zeker niet beëindigd hebben. Bovendien zijn er tal van speciale boek- beoordeelingen op dit terrein, waarnaar wij gaarne vérwij zen. Wij maken schrijvers, uitgevers en illustrators gaarne ons welgemeend compli ment en wekken Zondagsscholen, Jeugd- vereenigingen, Chr. Scholen en vooral alle ouders hartelijk op deze vreedzame maar desniettemin ingespannen kamp om onze kinderen het beste van het beste te kunnen aanbieden, zoo krachtig mogelijk te steunen. Uitgaven Meinema te Delft De firma W. D. Meinema te Delft, die een uitgebreide bibliotheek voor Zon dagsschool, School en Huisgezin uitgegev heeft, brengt dit jaar 20 nieuwe deelen en 17 herdrukken. De nieuwe boeken zijn voor zien van frissche, origineele banden en een voudige, doch smaakvolle illustraties. Het zou ons natuurlijk te ver voeren, al deze nieuwe boeken apart aan een bespre king te onder-verpen, en daarom hebben wij één er uit gekozen, n.l. „De jongens van de Z-Club S. K." door E. van Beek. De schrijver verhaalt de lotgevallen vam een achttal jongens uit het .dorpje Rensum, die op aandrang van hun onderwijzer, die zeer gezien is, een club opgericht hebben, de Zendingsclub „Stille Kracht," Als de jongens op sohool een verhaal ge hoord hebben over het mooie, geheimzinnige Indië, hebben ze de stille hoop, dat een van hen later nog eens naar dat wondermooie lana zal gaan, om de andere clubgenooten wat meer er over te schrijven. Een van hen, Johan, een jongen met een norsch, eigen zinnig karakter, zal later luitenant worden en zoodoende wel eens in Indonesië terecht komen. Maar ook een van de anderen, Dirk gaat er later als sergeant heen, en komt dain onder bevel van Johan te staan. Dirk, die altijd een ernstige, geloovige jongpn ge weest ls. bemerkt tot zijn groote droefheid dat zijn vroegere kameraad niets van Kerk Godsdienst wil weten Hij redt hem ech ter het leven als ae luitenant bijna door een krokodil verslonden wordt, en dan vindt ook Johan zijn Ileilatid. Aardig teckent de schrijver hoe de hand die tusschen de jongens ontstaan was door de Zendingsclub, in de loop der jaren blijft bestaan, zooaat Dirk, als hij in Indië aange komen is, inderdaad lange epistels aan zijn clubganooten schrijft Mooie beschrijvingen van Indië worden op deze manier aan de jonge lezers geboden, die ze vast en zeker met gespannen aandacht zullen lezen. Zoo nu en dan weet de auteur ook heel geestig de hoek te komen, bijvoorbeeld als de jongens een vergadering houden. Alleen zouden wij één opmerking willen .aken: Een heel enkele keer vergeet de Illustratie van Adri Alindo in „Hoe God hielp", (Uitgave Meinema, Delft.) schrijver wel eens, dat het boek bestemd is voor jongens van 10 tot 15 jaar. De manier waarop de zorgen van Dirks moeder be schreven worden, lijkt ons wat te diep te gaan voor de jonge lezers, zij zullen ons in ziens dergelijke beschouwingen niet begrij pen. Zoo worden ook de hoofdpersonen van het boekje "wel eens dingen in de mond ge legd, die een jongen van dertien of veertien jaar ongetwijfeld anders zou uitdrukken, als hij er al over spreekt. Dit neemt echter ndet weg dat we het boekje gerust kunnen aanbevelen. Onze jongens zul Ion er menig prettig uurtje kunnen ioorbrengen. Ook. bij het doorbladeren der andere deel tjes kregen wij wel den indruk, dat hier iets goeds voor de jeugd geboden wordt. Wij laten hieronder de titels van de nieuwe werkjes volgen: M. van d e r H i 1 s t, De Uiver; C a r 1 a, Van Nielc en Nan en de pop Gert Jan; H. te Merwe, Luyt Lievensz., de Liedjeszan ger; H. Kaal, Henk de Groot en zijn vriend; Gien de Koning, Marleentje; K. van Loon, Pim en zijn broertje Pat; Jan van Groningen, Het Konijln- tje; P. de Zeeuw J. Gzn., De Wijnboer van St. Victor; C. van der Zwet Jr., Sluwardi, de Bunzing; C. van der Zwet Jr., Corax, de jonge Raaf; Joh. Breevoort, Hoe Wouter aan zijn visjes kwam; M. van der Hilst, Het Sul- tanskind; H. te Merwe, Het dreigende water; D. van de Stoep, Jan Vermeer; Jac. van Ams tel, Van School; Joh van Hulzen, Kees; Bert Bakker, I)e spannende zomer van Botte Spoelstra; E. v a n B e k, De jongens van de Z.-cluh S. K. F r a n c i n a, Hoe God hielp; H. A. W ij mans, Leen van den Havenmeester. Bovendiftn ontvingen wij van dezelfde firma een bundel vertellingen voor de Kerst- feestviering, „Rondom de kribbe", aoor P. de Zeeuw J.Gzn. Het typografisch keurig - zorgde bundeltje bevat mooie vertellin gen, onder andere van J. K. Eerbeek en P. A. de Rover, terwijl de samensteller een drieial schema'6 voor de Kerstgeschiede nis geeft. Uitgaven Callenbach te Nijkerk Wij vestigen allereerst mog de aandacht op liet volgende: Door de Nederlanasche Zondagsschool Vereeniging werd een wed strijd uitgeschreven voor kinderlectuur. De heer W. G. van de Hulst was voorzitter van de jury, de heer H. A. de Boer Azn., sccr. van de Ned. Zondagsschool Vereen., secretaris. Er werd gevraagd een boek aat als model aangemerkt kon worden. De jury zag zich voor de niet lichte taak gesteld 180 inzendingen te beoordeelen. Het resultaat was dat vijf boeken bekroond werden, welke thans door de firma G. F. C a 11 e n b a c h te N ij k e r k uitgegeven zijn. „Heiten-Jan" door G. S. van den Berg, teekent een klein jongetje dat oe g niet kan zeggen. Jan heeft een geit waaraan hij bijzonder gehecht is. Hij spreekt daarom over z'n h-eit, en zoodoende noemen zijn kameraden hem heiten-Jan. 's Winters a's ze het thuis heel arm hebben wordt de geit erkocht. Maar in een sneeuwbui komt Heiten-Jan z'n geit weer tegen. Met moeite overwint hij zichzelf en besluit de geit terug te brengen. Als hij, door kou bevangen, dicht tegen het dier aan in slaap valt, vinden z'n vader en de boer hem, en hij krijgt de geit weèr terug. „Twee Hollandsche jongens in het oer woud" door Albert Zaaier, verhaalt van het leven van twee Hollanders in Afrika, ran de spannende avonturen die Kozijnse, 'en zendeling en Habebe, een ambtenaar van 't Gouvernement beleven. We hebben hier nu eens een verhaal dat afwijkt van het gebruikelijke recept voor zendingsver halen. „Kokkie", door Herman de Boer is een aardig verhaal, dat op onderhoudende wijze vertelt van de avonturen van een tamme kraai. „Domkopje", door H e 1 e e n, is een mooi meisjesboek. Domkopje is een meisje dat overal verkeerd begrepen wordt, op school en op zondagschool en door haar vriendin netjes. Als zij na veel verdriet eindelijk een onderwijzer treft, die haar begrijpt, ver andert ze als bij too verslag en het leed is geleden. Hot vijfde bekroonde boek is ons tot onze Overigens ontvingen wij van de firm Callenbach nog de volgende boekjes Anne de Vries: Bertus en Bruno; M. C. Fallen tin: Loesje; Ger K r a a nv andenBurg: Moeder's naar genoot; Nel van derVlis: Wippertjt Netty Fab erMeynen: Tineke;- D. Tips tra: De Vader van Jan; Ne van derVlis: In de bakkerij; Ann de Vries: Op de grote heide; Bei Bakker: Sief's eerste luchtreis; Ja van Batenburg: De oude schoenmake: W. G. vandeHulst: Anne en de sil Idem: Fik; Idem: Het huisje int sneeuw; Idem: Het plekje dat nieman wist; Idem: Van den bozen koster; Joh. van Hulzen: Kasteel te koop; C. Jongejan de Groot: Rieneke's prijs P. van Meert^n: Van een poes di 1 een kindje redde; Anne de Vries: T stroper; Bert Bakker: Een held e sokken; Frouck van der Hoon int Van een jangen vechter; W. G. v Hulst: Er op of er onder; Idem: Oinj f Bram; M. A M. Renes Boldingb; Jaaps avontuur; Idem: Van een sohoo jongen in Batak-landP h W ij nb e ei Loekies grote vacantie; Dina: Offers; W. G. van de Hulst: Rozemarijn! naar school; Idem: Zo'n vreemde jos i( gen; Idem: Willem Wijcher;s; ld et Peerke -n z'n kameraden; Ida Ke 1 er; Het hoogste goed; Idem: B Illustratie van Anni van de Ruit in „T een jonge vechter". (Uitgave Callenbu Nijkerk), rijkste loon; G. P. K 1 ij n; Kerstfeest m de „rijdende gemeente"; A. C. van d' Mast: Het verloren verjaarsgeschenk; Pal ma: Het vossenland; P. J. R. eeuw: De kerstvacantie van Jo en Jal - D. W i e r s e m a—B r o u w e r s: Guus Gerda; H e 1 e e n: Marianna; A Johnston: Joël. een Galileesche jonge A. C. van der Mast: Elia en Erna; J. Snoep Jr.: De Dordtsche Poorterszoo R. van der Hau w—V eltman: H joodje; - W. G. van der Hulst: O dientje; O- A. de Ridder: Geor Washington, de stichter van een wereldrij Nel van der VI is: Herrie Let. Boekbeoordeeling Kinderlectw Wij ontvingen: de Boekbeoordeeling v Kinderlectuur voor de Zondagsschool do de commissie van „Jachin", samengesU door Ds. J. A Tazelaar (51e jaar); de Boekbeoordeeling van den Ned. Ha Zondagsscholenbond op Geref. grondsli samengesteld door M. Noteboom ea jaargang). Waar beide uitgaven hetzelfde bedocle willen we ze hier in één adem noemen. Vele schrijvers en uitgevers zijn ruste!» in de weer om ons een christelijk kinderba te geven, dat naar inhoud en vorm met h beste wedijveren kan. Dat is een loffeli streven. Maar niet minder verblijdend is, dat vw verschillende zijden een strenge keur wor aangelegd opdat men de kinderen het bet van het boste zal kumnen geven. Daarbij kunnen beide bovengenocim werkjes goede diensten bewijzen. 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 10