Qhn_ boefóm
m-
De Paedagogiek van Bavinck
*zSoefón)-
fjh&x&Amdi
Christelijke Kinderlectuur
Dr H. Bavinck
Met een inleiding uit zijn werken, door
C. v. d. Zweep. Kampen, J. H. Kok, z. j,
aaneenrijging van titels en opschriften, maar
we mogen in een boek als dit venvachtm
een goed sluitena betoog, een weldoordachte
schikking der feiten. En dat ontbreekt juist
in dit hoofdstuk totaal. Het is een vluchtig
samenraapsel van mededelingen, zonder eni
ge stilering neergeschreven. Misschien goed
als resumé voor eigen studie, maar absoluut
ongeschikt als voorlichting voor anderen.
Het meest stotend en stuitend is 't werk
van den heer Van der Zweep in de buiten
gewone nonchalance in spelling en stijl, 't Is
mij niet mogen gelukken vast te stellen, we'k
verbuigingssysteem de schrijver volgt. Twee
voorbeelden uit oneindig vele kunnen ter
illustratie volstaan: „Hij gaat er (in Berlijn
n.1.) de groote Zeiler en d e niet minder
vermrarde Paulsen hooren" (p. 13) „Op
bijna iedere bladzijde van de Paedagogische
beginselen proeft men d e geest, die de phi-
losophische stroomingen van alle tijden, ook
van d e j o n g st e t ij d, tot op den bodem
heeft gepeild" (p. 16). Kunnen studerenden,
op wier slordigheid en decadentie ieder exa-
menverslag afgeeft, uit zulke geschriften ac
curatesse leren? Helaas is de stijl op tal van
plaatsen niet minder zorgwekkend: „Groot
stad" (p. 15) is een afschuwelijk Germanis
me. „In 1902 spreekt hij B.) t o t d e
Bondsdag der Geref. jongelingen" (pag.
17); „Het heeft dan ook verwonderd" (18);
„Slechts kort heeft hij deze eereplaats mo
gen innemen. Reeds bij deaanv aarding
heeft hem de kwaal gekweld", (etc. 18); „Bij
het embryo van hoogere dieren vond men
kenmerken van lagere dieren, en be
schouwde dit feit als een zeer belang
rijk bewijsmateriaal", etc. (46).
Bovendien is de interpunctie op verschil
lende plaatsen zeer hinderlijk (o.a. pag. 5, 6,
18, 54).
Verkwikkend is de lezing van de 120 blz.
opstellen en hoofdstukken (uit groter wer
ken) van Bavinck zelf. Na een vermoeiende
tocht in een dorre woestenij komt men dan
plotseling op een keurig geplaveide weg in
een vriendelijk landschap.
In sobere, welverzorgde en glasheldere taal
leidt Bavinck ons in in de moeilijkste pro
blemen van menselijk weten. Prachtige
verhandelingen als „Het begrip der we
tenschap", „Primaat van Verstand en Wil",
„Het geweten" verdienen ook thans nog een
eerste plaats in de wetenschappelijke lite
ratuur.
Mocht een boek als dit nodig zijn om op
nieuw in breder kring de aandacht te ves
tigen op de blijvende waarde van Bavinck's
principiële beschouwingen, dan is dit zijn
enige maar niet geringe verdienste.
Maar 't gevaar bestaat, dat de werking ne
gatief zal zijn en dat allen, die anders tot
Bavinck's grote werken zelf zouden gaan,
zich thans tevreden stellen met de twaalf
fragmenten dezer bloemlezing.
Dr. J. KARSEMEYER.
Wie zijn verwachtingen te zeer spant
*t is de harde les van iedere dag heeft niets
als beschaming te duchten. Deze onaangena
me ervaring is opnieuw mijn deel geweest bij
de lezing van het boek van den heer Van
der Zweep.
Met wanne interesse begon ik de lectuur.
De titel beloofde zo veel en de omvang van
't boek niet minder. Ik verwachtte een uit
gebreide en samenvattende beschouwing van
Bavincks paedagogische beginselen; ik
hoopte op een helder overzicht van Ba
vinck's enorme en fundamentele arbeid voor
onderwijs en opvoeding, op een boek, onmis
baar voor allen die belangstellen in prin
cipiële behandeling van moeilijke levenspro
blemen. Ik vond een summier overzicht van
Bavinck's leven, een poging tot. ontleding
van zijn karakter, een overzicht van vele
en velerlei filosofische en psychologische
stromingen en ten slotte een hoofdstuk van
ongeveer 20 pagina's: „De paedagogiek van
Bavinck". Maar ook dit geeft geen afgeron
de behandeling van Bavinck's „pioniersar
beid". Het maakt meer den indruk van een
enigszins omgewerkt collegedictaat, dan dat
het klaar en doorwrocht, schiftend en samen
voegend, de ontwikkelingsgang doet zien in
Bavinck's paedagogiek. Allerlei historische
voorbeschouwingen op zichzelf zeker waar
en nodig ter verklaring van Bavinck's op
vattingen, maar niet voldoende apart ge
houden worden aangevuld met vrij korte
opmerkingen over de ideeën van B.
Het hoofdstuk verloopt in enkele losse op
merkingen over tests, de eenheidsschool en
de werkschool. Volledig is de opsomming
niet, immers de schrijver zegt op blz. 69:
^Wanneer we met dit hoofdstuk bedoelden
de vele paedagogische brochures en redevoe
ringen en artikelen, die een onderdeel van
het groote veld van onderzoek speciaal be
lichten, de revue te doen passeeren, we zou
den niet weten, waar te eindigen".
Maar zo vraag ik moet dan in een
werk, dat zich aandient, als de „Paedagogiek
van Bavinck" niet het geheel der ontwikke
ling zijner ideeën duidelijk worden aange
toond? Natuurlijk verlangen we geen blote
Huur en Verhuur, Rechtskarak-
ter en de belangrijkheid daarvan
in Nederlands en buitenlands
recht, door Dr. C. Stem. Rot
terdam, Nijgh en Van Ditmar
N.V.
A. L. M. van Berckel promoveerde in 1920
op het „Rechtskarakter der huur". Hij
meende daarin op grond van wet (art. 1612
B.W.) en rechtspraak (de H.R. handhaaft
den huurder tegen inbreuken van derden
op zijn huurgenot) te mogen concludeeren
tot huur als zakelijk recht. Hiertegen was
verzet te verwachten. Hofmann liet zich in
zijn zakenrecht" niet onbetuigd.
Dr. Stern breekt in zijn hier aangekondig
de studie een lans voor het persoonlijk
karakter der huur, niet tout court, doch
eerst na getracht te hebben de begrippen
zakelijk en persoonlijk recht dichter bij
elkaar te brengen.
Wellicht moet hier bij deze kwestie, die
allerminst uitsluitend beteekenis heeft als
theoretisch probleem, de oplossing gezocht
worden. Dit zou dan kunnen geschieden via
de begripsbepaling (dit lijkt ons beter dan
„definitie" zooals ae zinsnede door Dr Stern
genoemd wordt, maar waartoe ze niet vol
doende omvat), waarmee de schrijver het
3de hoofdstuk besluit: Huur is een persoon
lijk, op het gebruik van een zaak doelend
recht, van hetwelk de uitoefeningswijze in
sommige opzichten bijna op dit van zake
lijke rechten gelijkt.
Waarschijnlijk ten overvloede voegen we
hieraan toe, dat voor het met vrucht lezen
.van deze studie, die blijk geeft van een door
dringen tot de bronnen, eenige juridische
scholing gewenscht is. Het geheel is over
zichtelijk uitgegeven. Te betreuren valt
slechts een enkel Germanisme (zooals blz.
34 noot, waar „entwachst" wel wat letter
lijk wordt vertaald),
Wetboek van Strafrecht met
aanteekeningen en verklaringen
ten dienste van de politie, door
W. L. H. Koster Henke, 20ste
druk. Dükkum, Schaafsma en
Brouwer x
Voor degenen, die dagelijks met de rechts-
practijk in aanmerking komen, is het niet
voldoende de tekst van de wet te kennen.
Daarnaast is gewenscht om te weten, hoe
door de rechtscolleges, met name door den
Hoogen Raad, de onderscheidene termen
worden geïnterpreteerd. Toch moet men dit
laatste niet te hoog aanslaan. In ons land
wordt nu eenmaal niet, zooals in Engeland,
dc leer .van het precedent gehuldigd, .vol
gens welke leer een uitspraak van het hoog
ste rechtscollege kracht van wet heeft en
men zich daarop dus steeds kan beroepen.
Zoover is men in ons land nog niet; „ge
lukkig", zal hij zeggen, die het accent laat
vallen op de wet, „helaas", echter hij, die
meent, dat den rechter belangrijker plaats
toekomt.
Hoe het zij, de meening van den H. R.
„im grossen und ganzen" te kennen is niet
nutteloos. Vandaar dat in vele edities van
wetboeken (b.v. in de faillissementswet in
de uitgave van Schuurman en Jordens) na
elk artikel een korte vermelding der juris
prudentie wordt gegeven. Dit systeem is
aoor Koster Henke ook gevolgd in zijn be
werking van het Wetboek van Strafrecht,
en met een dergelijk succes, dat de 20ste
druk eisch werd, wat we na kennisneming
begrijpen kunnen.
Het werk is bedoeld te zijn „ten dienste
van de politie". We meenen dat juristen het
ook niet ongebruikt behoeven te laten, a!
zullen er door hen, vanwege de commen
taarmethode, die verhindert, dat bepaalde
leerstukken afzonderlijk behandeld worden,
wel handboeken bij genomen moeten wor
den. Het gaat niet aan, Koster Henke hier
van "en verwijt te maken. Lofwaardig is
het al, dat de uitgave een ruimeren kring
bestrijkt, dan de opzet was. Ook de tech
nische verzorging is uitstekend. Het alpha-
betisoh register vergemakkelijkt het na
slaan.
Vrouwen, nieuwe verzen van
Hélène Swarth, met een inlei
ding van J. M. Ph. Uitman.
Baam, Bosch en Keuning.
25 October 1935 was de dichteres 76 Jaar
geworden en bij die gelegetnheid is dit bun
deltje verzen uitgegeven.
De heer Uitman schreef een bewonderen
de inleiding. En inderdaad is hier reden te
over voor bewondering: een vrouw, zoo
oud, die zoo nog zingen kan, zoo nog mees
terlijk weet te hanteeren: het moeilijke
sonnet, want 't zijn bijna alle sonnetten,
deze verzen, die de vrouw uitbeelden in al
lerlei momenten van haar bestaan, van
haar droomen, hopen, verlangen, liefde, leed
vooral.
De heer Uitman Is overigens wel wat
overdreven in zijn toasten, als hij zegt dat
„wij, moderne Nederlanders uit de 20ste
eeuw niets anders dan lof en bewondering
kunnen hebben" voor de poëzie van deze
begaafde vrouw. Hij is zeker zelf nog niet
zoo oud dat hij niet zou meevoelen met de
nieuwe geluiden in de dichtkunst van de
zen dag en de verskunst van Hélène
Swarth moge onze bewondering gaande ma
ken, de jongeren vonden sindsdien dat ook
deze soort poëzie niet het einde is en het
hoogtepunt onzer vaderlandsche poëzie.
Wat erg gelukkig is, èn voor die jongeren,
èn vooral voor die poëzie.
Zeker, veel dank zijn wij de hoogbejaarde
vrouw verschuldigd. En zooals gezegd, bij
deze gelegenheid mogen wij vooral niet na
laten onze eerbied te laten blijken. Maar:
dat zij vandaag nog zou mogen heeten:
het zingende Hart in onze letterkunde, wil
er bij ons niet in.
Dc heer Uitman zegt: „Meesterlijk wist
zij haar „woorden" te kiezen en te vormen
tot klaar-rijke volzinnen". Welnu, hier is 't
gevaar van de al te vlotte versificatie heel
nabij: „woorden" en „kleurrijke volzinnen"
zijn niet genoeg om waarachtige poëzie te
scheppen. Er is een zekere monotonie in
die vele verzen, sonnetten, aldoor zingend
van de vrouw, het meisje. Knap, heel knap,
Hélène SwarfTi
loopt de beeldspraak, rijen zich quatrijnen
aan quatrijnen, terzinen aan terzinen.
Maar: behalve monotonie is hier ook een
nog al oppervlakkig zien van de vrouw:
heel sentimenteel vaak: romantisch-idyl-
lisch, of romantisch-tragisch.
Maar: de tachtiger kunst repeteert zich
hier onbeperkt: in beschrijving, beeldende
schets, boeiende kleurensymphonie is deze
poëzie wonder sterk. „Melodieus en fijn
beeldend als Japansche prenten" zijn ze
meestal.
Jonge Moeder.
De jemge vrouw in ambergeel satijn,
Blank Blondje op d' arm, staat vóór het
bruin dressoir.
En 't mollig kindje houdt zij lokkend voor
Een druiventros, doorblond van zonneschijn
Septemberlicht zoekt warme oranjegloor
Van een meloenschijf, koeler goud van wijn
En smelt, gedempt door geel van kant
gordijn,
In donzen dauw van pruimeblauw te loor.
En spartlend dartel, strekt naar al dio
pracht
De handjes Blondje in zonnig blank en
lacht.
En Moeder spelend houdt den tros omhoog.
Zij proeft de zoetheid van de kamersfeer,
Doorzoeld van zon, van teederheid nog
meer
't Is of de hemel in haar borst bewoog.
Een ballade „Het Zwarte Water" en het
sonnet „Sirih-koel", beide van romantisch-
tragische sfeer, wekken de bedenking dat
zij zeker niet uit de Christelijke levens
sfeer stammen, al is er ook wel een plaats
gegeven aan het gebed voor de wanhopige
zieken; ten slotte blijkt het wezen van deze
verskunst: pessimisme; te weinig is er het
licht van 't vernieuwend geloofsoptimisme,
dat b.v. de verzen van een Jacqueline v. d.
Waals doorademt, al wortelen ook deze in
de diepten der levenstragiek.
Zooals gezegd: de beeldende kracht, hot
gracieus schikken der woorden en zinnen,
doet deze poëzie zijn wat zij is.
W.
Ontvangen Boeken
Zoo tegen December wast de stroom van
nieuwe boeken in ons land aan. Ook op
een redactiebureau merkt men dat dan ter
dege. Sinterklaas moet natuurlijk een
flinke portie bestellen, en met Kerstmis
valt er niet minder te verdeelen. Wat kan
men eigenlijk ook beter geven dan een goed
boek! En boeken verschijnen er gelukkig
in ons land nog heel veel. Dat is, bij al de
misère van de laatste jaren, toch nog een
zeer verblijdend teeken. Want waar ook
het geestelijk leven kwijnt, daar is de ach
teruitgang nog verergerd.
Daarmee willen we natuurlijk geenszins
beweren, dat alles wat de uitgevers tegen
woordig op de markt brengen, tot het gees
telijk bezit van ons volk moet gaan behoo-
ren. Er is heel wat bij, wat men hoogstens
ontspanningslectuur kan noemen. Maar ook
goede ontspanningslectuur kan z'n nut
doen. Als het dan tenminste maar niet ge
publiceerd wordt met de pretentie van tot
de literatuur te behooren. Dan zijn er ook
een aantal uitgaven die voor de studeeren
de of leerende jeugd bestemd zijn, of die
bekwaming in technische kennis ten doel
hebben.
Laten we een gedeelte van wat we de
laatste weken ontvingen in het kort hier
vermelden. Wellicht zullen enkele werken
nog nader afzonderlijk besproken worden.
Floor de Ruiter schreef een roman
onder de titel Keetjongen en de firma
J. II. Kok te Kampen deed die verschij
nen in een modern gewaad, met op de om
slag een kraan die in de bagger grijpt,
waarmee men bezig is aan de Afsluitdijk
te werken. Bij Brusse te Rotter
dam kwam van Jos. Brusse-van Hui
zen uit Zotteke, terwijl H. P. Leo
polds Uitgeversmij te Den Haag een
boek voor meisjes in het licht gaf, dat ge
titeld is De Fabertjes filmen door
Willy Corsary. Voor dit boek werden
speciale foto-illustraties gemaakt. De tech
nische verzorging is keurig, maar of men
nu bij onze meisjes de liefde voor de film,
die helaas toch al erg genoeg is, nog
moet aanwakkeren, zullen we maar
door ieder ouderpaar zelf laten beantwoor
den. De Eenzame Tweeling
broeder is een boek van Hervev Al
ien; het is uit het Engelsch vertaald en
vormt het derde deel van een trilogie, die
de uitgeversmij „Elsevier" te Amster
dam heeft uitgegeven. Het boek heeft de
respectabele dikte van 566 bladzijden en op
elke bladzijde staat ook geen kleinigheid
te lezen. Verder zond A. W. Sijthoffs
Uitgeversmij ons toe D o o d e n d a n s, door
M. Osorgin, dat door Dr. Boris Rapt-
schinsky uit het Russisch is vertaald.
Lout de Bruine schreef B1 a f h o e k
voor meisjes van 15 jaar en ouder, en de
firma J. Noorduyn Zoon te Gorin-
c h e m zorgde voor een keurige uitgave.
Pam is de titel van een boek, dat Nelly
van Dij kIIas bij J. H. Kok in Kam
pen uitgaf. „Voor Anny Nelly" lezen we
op de bladzijde tegenover do titel, maar
het zal wel de bedoeling zijn dat ook nog
vele andere meisjes dit aantrekkelijk uit
gegeven werk lezen. Mevr. C Th. Jon-
g e j a nd e Groot maakte reeds eerder
naam met „Tom Welders", thans vloeid»
Job uit de Woonschuit uit haar pea
Het is een frisch verhaal, waarin op pak
kende en roerende wijze de belevenissen
van een dorpsjongen en zijn vriendjes ver
teld worden. Het is een boek van christe
lijke strekking over doodgewone jongens.
Uitgever is de N.V. Gebr. Zomer 4
Keuning te W a g e n i n g c n. Ten
slotte vermelden we nog Jo van Am-
m e r sK (i 11 e r s nieuwe werk Prins
Incognito dat de firma Meulenholl
te Amsterdam verzorgde.
Kamp om de Matterhorn, romai
door Carl. Haensel, uit het Duit*
door Joh. Hepp. Baam,
en Keuning (1935).
Bergen en Menschen, door Hein
rich Federer, vertaling door J,
de Boer. Culemborg, Uitgevers-
bedrijf „De Pauw" (1935).
Wij, Hollanders verstaan de kunst, o;
onze stoel, bij de „warme kachel" onn
honger naar romantiek te stillen.
Deze beide boeken kunnen wij van hart
aanbevelen. Zij bieden ontspanningslectuu!
van een goed gehalte en leenen zich bizon
der voor de lange winteravonden.
P. J.
Een bede voor eiken dag, door J,
H. Gunning J.H.zn. Amsterdam
H. J. Spruyts Uitgeversmij
Dr. Gunning heeft een in Duitschlan
onder de titel „Tagliche Bitten" verschene
werkje vrij in het Nederlandsch vertaald
Het is een fijn boekje geworden in ea
handig zakformaat. Het bevat voor elk
dag van het geheele jaar een bede.
Duitschland moeten er honderdduizende
exemplaren van verkocht zijn. Moge da
ook in Nederland het geval zijn.
Wij ontvingen de Najaars-pakketten
Als October voorbij is, komen elk jaar
goede en ook zeer gaarne geziene bekenaen
bij ons gehoor vragen. Wij bedoelen de
grootere en kleinere pakketten kinderlectuur
die verschillende uitgevers ons toezenden.
Vroeger noemde men dat de „Kerstboek
jes", maar die naam wordt alleen nog maat
in het spraakgebruik gehoord. Wel is vooral
ook op het heerlijk Kerstfeest een boekge
schenk de kinderen welkom maar wat in
onze tijd aan kinderlectuur van de pers
komt, is naar kwantiteit als kwaliteit zoo
danig, dat zulk een zending het heele jaar
door haar volle waarde behoudt.
Midden in de zomer kan men dan ook in
de boekhandel werkjes zien geëtaleerd, die
omstreeks Kerstfeest verschenen. Dat is een
:er begrijpelijk en verblijdend verschijnsel.
De ouderen onder ons kannen nog wel het
„Kerstboekje" van dertig en meer jaren
terug. Meestal was 't een dingetje van één
of twee vel, en ofschoon er bij waren, die
re nóg lk jaar met blijde verrassing be
groeten, de meeste dezer boekjes zijn alleen
nog maar te vinden in de archieven der
uitgevers of worden bewaard als lieve her
innering aan gelukkige kinderjaren.
Leg daar nu eens naast het kinderboek
zooals dat in onze tijd door Callenbach,
Bredée en Meinema (om niet meer naman
te noemen) elk jaar weer wordt gepresen
teerd.
Stuk voor stuk zijn het wat de uitvoering
betreft juweeltjes en volkomen berekend om
onze jeugd belangstelling in te boezemen.
Schrijven voor kinderen is prachtig werk
maar tevens heel moeilijk. Het vereischt in
de eerste plaats, dat de auteur onafgebroken*
zich buigt naar het kind. Wordt de kinder
toon gemist, dan kan 't misschien nog wel
een aardig verhaal voor volwassenen zijn,
maar op het kinderstation vindt zijn presta
tie geen belangstelling. Volkomen te ver
klaren is dan ook, dat overigens zeer goede
auteurs verklaarden zich niet capabel te
weten een goed kinderboek te kunnen
schrijven.
Vooral de laatste jaren zijn we in ons land
wat goede kinderlectuur betreft met flinke
stappen vooruit gegaan. Een uitgever oenkt
er niet aan alle hem aangeboden copie zoo
maar te accepteoren; meestal wint hij ad
vies in van daartoe bevoegde personen.
Een kinderboek zonder illustraties zou ge
lijk staan met een kerstbrood zonder krenten.
Maar wat onbeholpen zagen vroeger de
atjes er vaak uit. Menig auteur schrok
van wanneer hij zag op welk een ver
schrikkelijke wijze zijn verhaal was „ver
lucht."
Bekijken we nu eens met aandacht de
illustraties in het huidige kinderboek. Na
tuurlijk blijft ook hier van kracht: goed,
beter en best maar in 't algemeen helpt
de illustrator op zijn wijze mee het verhaal
voor de kinaeren nog levendiger en boeien
der te maken.
Wij schreven hierboven: Christel ij ke
Kinderlectuur an dat is meer dan een naam.
Vooral een jeugdschrijver mag nooit
preeken, ïn ernstig heeft hij er zich voor te
wachten zijn verhaal met mooie „vrome"
woorden „Christelijk" te willen maken.
Voor alle lectuur is dit te laken, maar in
kinderlectuur is dit bijna misdadig te
noemen.
Een goed auteur zal zonder te preeken
tóch een prediker kulnnen zijn van het
Evangelie van Jezus Christus, waarover wij
vooral tot kinderen niet mogen zwijgen.
Dat is en blijft het hooge ideaal, dat onze
Christelijke jeugdschrijvers moet blijven
wenken en waarvoor zij alle krachten heb
ben in te spannen.
Dat ideaal is bereikbaar. Meer dan één
boek van de groote stapels, die ons bureau
zijn bimnengedrongen, zou dit kunnen be
wijzen.
Hieronder deelen wij eenige bijzonder
heden mee over de ontvangen zenaingen.
Natuurlijk kunnen wij er niet aan denken
elk boekje afzonderlijk te bespreken. We
zouden de lectuur vóór Kerstmis zeker niet
beëindigd hebben.
Bovendien zijn er tal van speciale boek-
beoordeelingen op dit terrein, waarnaar wij
gaarne vérwij zen.
Wij maken schrijvers, uitgevers en
illustrators gaarne ons welgemeend compli
ment en wekken Zondagsscholen, Jeugd-
vereenigingen, Chr. Scholen en vooral alle
ouders hartelijk op deze vreedzame maar
desniettemin ingespannen kamp om onze
kinderen het beste van het beste te kunnen
aanbieden, zoo krachtig mogelijk te steunen.
Uitgaven Meinema te Delft
De firma W. D. Meinema te Delft,
die een uitgebreide bibliotheek voor Zon
dagsschool, School en Huisgezin uitgegev
heeft, brengt dit jaar 20 nieuwe deelen en
17 herdrukken. De nieuwe boeken zijn voor
zien van frissche, origineele banden en een
voudige, doch smaakvolle illustraties.
Het zou ons natuurlijk te ver voeren, al
deze nieuwe boeken apart aan een bespre
king te onder-verpen, en daarom hebben wij
één er uit gekozen, n.l. „De jongens van de
Z-Club S. K." door E. van Beek.
De schrijver verhaalt de lotgevallen vam
een achttal jongens uit het .dorpje Rensum,
die op aandrang van hun onderwijzer, die
zeer gezien is, een club opgericht hebben, de
Zendingsclub „Stille Kracht,"
Als de jongens op sohool een verhaal ge
hoord hebben over het mooie, geheimzinnige
Indië, hebben ze de stille hoop, dat een van
hen later nog eens naar dat wondermooie
lana zal gaan, om de andere clubgenooten
wat meer er over te schrijven. Een van hen,
Johan, een jongen met een norsch, eigen
zinnig karakter, zal later luitenant worden
en zoodoende wel eens in Indonesië terecht
komen. Maar ook een van de anderen, Dirk
gaat er later als sergeant heen, en komt
dain onder bevel van Johan te staan. Dirk,
die altijd een ernstige, geloovige jongpn ge
weest ls. bemerkt tot zijn groote droefheid
dat zijn vroegere kameraad niets van Kerk
Godsdienst wil weten Hij redt hem ech
ter het leven als ae luitenant bijna door een
krokodil verslonden wordt, en dan vindt
ook Johan zijn Ileilatid.
Aardig teckent de schrijver hoe de hand
die tusschen de jongens ontstaan was door
de Zendingsclub, in de loop der jaren blijft
bestaan, zooaat Dirk, als hij in Indië aange
komen is, inderdaad lange epistels aan zijn
clubganooten schrijft Mooie beschrijvingen
van Indië worden op deze manier aan de
jonge lezers geboden, die ze vast en zeker
met gespannen aandacht zullen lezen. Zoo
nu en dan weet de auteur ook heel geestig
de hoek te komen, bijvoorbeeld als de
jongens een vergadering houden.
Alleen zouden wij één opmerking willen
.aken: Een heel enkele keer vergeet de
Illustratie van Adri Alindo in „Hoe God
hielp", (Uitgave Meinema, Delft.)
schrijver wel eens, dat het boek bestemd is
voor jongens van 10 tot 15 jaar. De manier
waarop de zorgen van Dirks moeder be
schreven worden, lijkt ons wat te diep te
gaan voor de jonge lezers, zij zullen ons in
ziens dergelijke beschouwingen niet begrij
pen. Zoo worden ook de hoofdpersonen van
het boekje "wel eens dingen in de mond ge
legd, die een jongen van dertien of veertien
jaar ongetwijfeld anders zou uitdrukken, als
hij er al over spreekt.
Dit neemt echter ndet weg dat we het
boekje gerust kunnen aanbevelen. Onze
jongens zul Ion er menig prettig uurtje
kunnen ioorbrengen.
Ook. bij het doorbladeren der andere deel
tjes kregen wij wel den indruk, dat hier
iets goeds voor de jeugd geboden wordt. Wij
laten hieronder de titels van de nieuwe
werkjes volgen:
M. van d e r H i 1 s t, De Uiver; C a r 1 a,
Van Nielc en Nan en de pop Gert Jan; H.
te Merwe, Luyt Lievensz., de Liedjeszan
ger; H. Kaal, Henk de Groot en zijn
vriend; Gien de Koning, Marleentje;
K. van Loon, Pim en zijn broertje Pat;
Jan van Groningen, Het Konijln-
tje; P. de Zeeuw J. Gzn., De Wijnboer
van St. Victor; C. van der Zwet Jr.,
Sluwardi, de Bunzing; C. van der
Zwet Jr., Corax, de jonge Raaf; Joh.
Breevoort, Hoe Wouter aan zijn visjes
kwam; M. van der Hilst, Het Sul-
tanskind; H. te Merwe, Het dreigende
water; D. van de Stoep, Jan Vermeer;
Jac. van Ams tel, Van School; Joh
van Hulzen, Kees; Bert Bakker,
I)e spannende zomer van Botte Spoelstra;
E. v a n B e k, De jongens van de Z.-cluh
S. K. F r a n c i n a, Hoe God hielp; H.
A. W ij mans, Leen van den Havenmeester.
Bovendiftn ontvingen wij van dezelfde
firma een bundel vertellingen voor de Kerst-
feestviering, „Rondom de kribbe", aoor P.
de Zeeuw J.Gzn. Het typografisch keurig
- zorgde bundeltje bevat mooie vertellin
gen, onder andere van J. K. Eerbeek en
P. A. de Rover, terwijl de samensteller
een drieial schema'6 voor de Kerstgeschiede
nis geeft.
Uitgaven Callenbach te Nijkerk
Wij vestigen allereerst mog de aandacht
op liet volgende: Door de Nederlanasche
Zondagsschool Vereeniging werd een wed
strijd uitgeschreven voor kinderlectuur. De
heer W. G. van de Hulst was voorzitter
van de jury, de heer H. A. de Boer Azn.,
sccr. van de Ned. Zondagsschool Vereen.,
secretaris. Er werd gevraagd een boek aat
als model aangemerkt kon worden. De jury
zag zich voor de niet lichte taak gesteld 180
inzendingen te beoordeelen. Het resultaat was
dat vijf boeken bekroond werden, welke
thans door de firma G. F. C a 11 e n b a c h te
N ij k e r k uitgegeven zijn.
„Heiten-Jan" door G. S. van den Berg,
teekent een klein jongetje dat oe g niet
kan zeggen. Jan heeft een geit waaraan hij
bijzonder gehecht is. Hij spreekt daarom
over z'n h-eit, en zoodoende noemen zijn
kameraden hem heiten-Jan. 's Winters a's
ze het thuis heel arm hebben wordt de geit
erkocht. Maar in een sneeuwbui komt
Heiten-Jan z'n geit weer tegen. Met moeite
overwint hij zichzelf en besluit de geit terug
te brengen. Als hij, door kou bevangen, dicht
tegen het dier aan in slaap valt, vinden z'n
vader en de boer hem, en hij krijgt de geit
weèr terug.
„Twee Hollandsche jongens in het oer
woud" door Albert Zaaier, verhaalt
van het leven van twee Hollanders in Afrika,
ran de spannende avonturen die Kozijnse,
'en zendeling en Habebe, een ambtenaar
van 't Gouvernement beleven. We hebben
hier nu eens een verhaal dat afwijkt van
het gebruikelijke recept voor zendingsver
halen.
„Kokkie", door Herman de Boer is
een aardig verhaal, dat op onderhoudende
wijze vertelt van de avonturen van een
tamme kraai.
„Domkopje", door H e 1 e e n, is een mooi
meisjesboek. Domkopje is een meisje dat
overal verkeerd begrepen wordt, op school
en op zondagschool en door haar vriendin
netjes. Als zij na veel verdriet eindelijk
een onderwijzer treft, die haar begrijpt, ver
andert ze als bij too verslag en het leed is
geleden.
Hot vijfde bekroonde boek is ons tot onze
Overigens ontvingen wij van de firm
Callenbach nog de volgende boekjes
Anne de Vries: Bertus en Bruno;
M. C. Fallen tin: Loesje; Ger
K r a a nv andenBurg: Moeder's naar
genoot; Nel van derVlis: Wippertjt
Netty Fab erMeynen: Tineke;-
D. Tips tra: De Vader van Jan; Ne
van derVlis: In de bakkerij; Ann
de Vries: Op de grote heide; Bei
Bakker: Sief's eerste luchtreis; Ja
van Batenburg: De oude schoenmake:
W. G. vandeHulst: Anne en de sil
Idem: Fik; Idem: Het huisje int
sneeuw; Idem: Het plekje dat nieman
wist; Idem: Van den bozen koster;
Joh. van Hulzen: Kasteel te koop;
C. Jongejan de Groot: Rieneke's prijs
P. van Meert^n: Van een poes di 1
een kindje redde; Anne de Vries: T
stroper; Bert Bakker: Een held e
sokken; Frouck van der Hoon int
Van een jangen vechter; W. G. v
Hulst: Er op of er onder; Idem: Oinj f
Bram; M. A M. Renes Boldingb;
Jaaps avontuur; Idem: Van een sohoo
jongen in Batak-landP h W ij nb e ei
Loekies grote vacantie; Dina: Offers;
W. G. van de Hulst: Rozemarijn!
naar school; Idem: Zo'n vreemde jos i(
gen; Idem: Willem Wijcher;s; ld et
Peerke -n z'n kameraden; Ida Ke
1 er; Het hoogste goed; Idem: B
Illustratie van Anni van de Ruit in „T
een jonge vechter". (Uitgave Callenbu
Nijkerk),
rijkste loon; G. P. K 1 ij n; Kerstfeest m
de „rijdende gemeente"; A. C. van d'
Mast: Het verloren verjaarsgeschenk;
Pal ma: Het vossenland; P. J. R.
eeuw: De kerstvacantie van Jo en Jal
- D. W i e r s e m a—B r o u w e r s: Guus
Gerda; H e 1 e e n: Marianna; A
Johnston: Joël. een Galileesche jonge
A. C. van der Mast: Elia en Erna;
J. Snoep Jr.: De Dordtsche Poorterszoo
R. van der Hau w—V eltman: H
joodje; - W. G. van der Hulst: O
dientje; O- A. de Ridder: Geor
Washington, de stichter van een wereldrij
Nel van der VI is: Herrie Let.
Boekbeoordeeling Kinderlectw
Wij ontvingen: de Boekbeoordeeling v
Kinderlectuur voor de Zondagsschool do
de commissie van „Jachin", samengesU
door Ds. J. A Tazelaar (51e jaar);
de Boekbeoordeeling van den Ned. Ha
Zondagsscholenbond op Geref. grondsli
samengesteld door M. Noteboom ea
jaargang).
Waar beide uitgaven hetzelfde bedocle
willen we ze hier in één adem noemen.
Vele schrijvers en uitgevers zijn ruste!»
in de weer om ons een christelijk kinderba
te geven, dat naar inhoud en vorm met h
beste wedijveren kan. Dat is een loffeli
streven.
Maar niet minder verblijdend is, dat vw
verschillende zijden een strenge keur wor
aangelegd opdat men de kinderen het bet
van het boste zal kumnen geven.
Daarbij kunnen beide bovengenocim
werkjes goede diensten bewijzen. 1