BRANDENDE VRAAGSTUKKEN
VAN ONZE TIJD
waar
WERK
GOUD EN VUUR
MAANDAG 18 NOVEMBER 1S35
DERDE BLAD PAG. 9
vd de schrijfwijze van hel Onze Vader
Prof. Taverne durft daarvan dit zeggen:
Nog één concreet voorbeeld. Beseft de
Regeering wel, dat de „spelling"-Mar-
chant, biddend Nederland wil dwingen
let wel dwingen, want het andere is
dan fout om in het Gebed der Gebe
den, te zeggen: „Uw wil geschiede op
aarde, zooals in de hemel"?
Deinst de Regeering voor deze conse
quentie terug? Welnu, dan breke zij met
deze „spelling", spoedig en radicaal, en
vel met de „geheele spelling", die dit
omheil herbergt. Zoo zou ik honderden
voorbeelden kunnen geven van vernieti
ging van levende taal, want, al zullen er
honderden zijn, die bidden „in de hemel",
er zijn er tienduizenden, die bidden „in
den hemel"*
Eerlijk gezegd vinden wij dit beroep op
de n van „den hemel" ver beneden de maat
van een professor.
Hij had kunnen weten, dat nog niet zoo
lang geleden voor de Gereformeerde Kerken
een nieuwe uitgave is verschenen, waarin
b.v. uit de formulieren voor Doop, Huwelijk
enz. de uitgangen \an zijne, hunne, hare.
mijnen, uwen, enz. zijn geschrapt om al
thans de beschaafde spreektaal eenigszins
te benaderen.
Geen dominé, hoe verslaafd ook aan „zijne
kerk", „uwen vader en uwe moeder" enz.
TAAL EN SPELLING
Orde en eenheid in
de schrijftaal
Ongewenschte argumenten
Het gcheurt niet vaak, dat men een pro
fessor, tevens raadsheer in de Ilooge Raad
der Nederlanden niet zonder reden van
overijling en onbedachtzaamheid moet ver
denken.
En toch behoeft men geen voorstander
van de spelling Marchaiit tc zijn om tot de
conclusie te komen, dat Prof. Mr. B. M.
Taverne *e hard van stal draafde en beden
kelijke argumenten aanvoerde ter bestrij
ding van deze spelling en ter verdediging
van de spelling De Vries en Te Winkel, wel
ke schrijfwijze de professor echter niet
volgt.
Want dat is wel opvallend in het orgaan
Van do vereenigmg voor orrle en een
h e i d in de schrijftaal, dat de schrijvers het
met die orde en eenheid heelcmaal
piet nauw nemen, noch onderling, noch iedc
vonr zich.
Eenige voorbeelden uit het eerste artikel,
dat Prof. Taverne schreef in het November
nummer van Taal en Spelling mogen
dit bewijzen. De professor spelt- een com
pagnie, een, (en dan weer) eene schrijf
wijze; een verwarring, een cent. hij een
voetbalmatch; maar in vele andere gevallen
eene. zijne, hunne, hare. Waar zijn hier orde
en eenheid?
Dit is niet het ergste. Wij zonden wel eens
het bewijs geleverd willen zien, dat vele
ontwikkelde arbeiders van die nieuwe spel
ling hoegenaamd niets moeten hebben, er.
van de andere bewering:
De toepassing der nieuwe spelling
neemt band over hand af. Telkens ko
men bij onze vereeniging berichten bui
non van groote lichamen, periodieken en
comité's, die reeds thans de nieuwe spel
ling, welke zij laten we zeggen in den
roes van de overvvinningskreten der
nieuw-spellers hadden aanvaard, weer
hebben verlaten. Zij zijn weer terugge
keerd tot de oude „spelling".
Ons is slechts één semi-officiecle organi
salie bekend, die de nieuwe spelling onmid
dellijk invoerde, doch er later op terug
kwam, omdat de.correspondentie met de de
parlementen in de oude spelling gevoerd
moest worden.
Het ergste in dit artikel vonden wij ech
ter het beroep op
Naar aanleiding van het boek
In de schaduwen van morgen,
door Prof. Dr. J. Huizinga
De nieuwe levensfilosofie
Huizinga acht de diepste grond van
de cultuur-crisis gelegen in 't anti-
intellcetualisme, het irrationalisme van
de nieuwe tijd. De drang naar
kennis moet ondergeschikt worden
gemaakt aan de wil tot leven.
Denken en weten is niet meer 't levens
doel, maar leven en doen. Het
gaat met meer om het verstaan
maar om het bestaan. Dat is het
nieuwe In de huidige cultuur, waar
voor men tevergeefs een historische
parallel zoekt, n.l. 't vitalisme, 't stel
selmatig filosofisch en practisch anti-
in tellectuaüsme.
Wel fs in vroeger eeuwen herhaaldelijk
gestreden over 't primaat van verstand en
wil. maar daarbij ging 't toch immer om ne
kennis van de waarheid. Ook de zuiverste
mystiek verwierp ten slotte het kennen, h- i
erkennen niet. Werd de rede bevochten, dan
was 't anderzijds alleen om 't boven redelijke
te doen triomforen. „Maar de cul'uur van
heden", zegt Huizinga. „ziet niet alleen "f
van de rede. maar var het intelligibele zelf
en dat ton gunste van het heneden-reririijke.
van clc driften en instincten". De begrippen
historie en fictie worden niet duidelijk mou
onderscheiden. De fantasie laat men onge
breideld haar gang gaan. De „mythe" is
de hoogste verering waard.
Het recht van den mens op aards geluk
vindt bijna algemene erkenning; de onge-
mene uitbreiding van 'f levenscom.fortge-
volg van de ■perfectie der techniek, der hy
giëne voedt deze mening „Men stelt aan
spraken aan het leven". Een echte levens-
cultus komt meer en meer in zwang.
In de kunst viert die levensf'losofie hoog
tij!
De kunstenaar geeft 't aanzien aan vor
men, die de werkelijkheid niet kent. Hij er
kent geen discipline. „De dichter, om
zijn geestesinhoud mee te deelen, schudt
zinselementen, die door hun onderling con
tact absurd worden, in de ruimte uit". Bui
ten het weten en buiten de -kennis om wil
de kunst het leven uitbeelden. Het denken
wordt uitgeschakeld.
De arme Rede, in vroeger eeuwen er op uit
I stond in ons blad van 16 November
't Geloof te onttronen, moet thans bij 't Ge
loof een toevlucht zoeken om voor destruc
tie beschermd te worden.
„De staat den staat een wolf?**
Deze titel draagt het 14e hoofdstuk, waarin
Huizinga duidelijk 't verderfelijke van de
Staatsfilosofie van 't tegenwoordig „hemd
en hand-heroïsme" in 't licht stelt.
De Staat is boven alle morele normen ver
heven. Hij kan niet misdadig zijn. Hij Is
zelfstandig. Hij moet alleen beoordeeld wor
den naar zijn succes als handhaver van de
macht. Het is de oude leer van Machiavetli
en Hegel vooral, die thans herleeft. De ver
dedigers van de amorele staat loochenen
met nadruk de christelijke grondslag voor
zijn zedewet.
Een modern Duits historicus noemt de
politieke gebondenheid van de Staat aan de
idéé van de absolute Gerechtigheid en aan 't
eeuwige, van God ingestelde recht een mid-
del-eeuws-Christelijke gedachte.
De Staat is alles geoorloofd! Het
belang gaat voorop. Daarvoor moet
alles wijken. Hij mag den vijand be
strijden met alle middelen, waarover
hij beschikt Het begrip misdaad be
staat voor de Staat niet Hij kont geen
verplichting tegenover vreemden
of eigen onderdanen. Hij rekent met
eer noch vertrouwen. Baatzucht wordt
gepredikt als hoogste ideaal.
„Maar", zegt Huizinga, „een Staat,
die het „vertrouw mij niet", zelf in
zijn vaandel schrijft, gelijk de theorie
van den amoreelen Staat het metter
daad doet, zou. indien de we*aid wer
kelijk naar deze denkbeelden gelieft te
loopen, op den duur alleen kunnen
bestaan door volstrekt overmachtig
te zijn boven alle andere staten".
Deze leer van de autonomie van den Staat
acht H. terecht een van de grootste gevaren
voor de westerse beschaving. Consekwent
handelend moest een dergelijke Staatsopvat
ting het Christelijke beginsel absoluut af
zweren. Maar daarvoor wijkt zij nog terug,
al ivordt de Kerk wel gekneld in 'f enge
keurslijf van haar autonome ideeën.
Uit al hetgeen aan Huizinga's belanerijk
boek door citaat en excerpt werd naar voren
gebracht moee voldoende gebleken zijn, van
hoe grote betekenis deze veelzijdige en in
dringende beschouwingen over brandende
vraagstukken van de dag ziin. Wie dit boek
met gespannen aandacht leest want die
is er voor nodig en wordt door de interes
sante behandeling van zelf gewekt ver
rijkt zijn geest in niet geringe rna'e. Het
boek werkt niet alleen verhelderend, maar
't spoort aan tot dieper studie en tot nauw
keurig vergelijken en onderscheiden.
Toch laat 't boek in ëèn belangrijk opzicht
een gevoel van onbevredijdheii achter. Ni-d
door wat het zegt. maar door wat het r/iet
zegt. Uit hetgeen door mij werd gereleveerd,
kan duidelijk geworden zijn dat de schrij
ver zich plaatst op een standpunt, dat e<r
bied vordert voor de christelijke zedelecr.
De christelijke grondslaovn van ons staat
kundig en maatschappelijk leven zijn hem
lief. Hij heeft er eerbied voor en ziet in hun
conservering de enige weg tot behoud. Hij
spreekt in zijn slothoofdstuk van katharsis.
van inwendige loutering, die nodig zal zijn
om tot hprstel te geraken. Gelukkig prijst
hij hen. die niet in een cultus van 't leven
opgaan, maar die zich bereiden tot de dood
en die daarbij vertrouwen op Hem, die
sprak- „Ik ben de weg, en de waarheid, en
het leven".
Maar hij dit alles wordt toch éen voor
naam ding gemist
De diepste oorzaak van alle ellende
en ontaarding: de menschelijke zonde
persoonlijk en van heel ons geslacht
wordt in dit boek niet genoemd. De
humanistische zelfverzekerdheid, dat
de mens, bij intoming van zijn kwade
neigingen en bij voortdurende rede
lijke toetsing zijner begeerten zichzelf
en de samenleving tot hager en har
monischer levensstaat kan verheffen,
neemt de plaats in, die wij alleen kun
nen toekennen aan de Goddelijke ge
nade, die alleen door Christus' ver
dienste het menselijk bestaan kan be
hoeden voor de absolute macht des
Satans. Het gebed om de Goddelijke
ontferming alleen kan den Christen
staande houden ook in de gruwelijkste
dreiging der tegenwoordige gevaren.
Het is Gods eeuwig bestel, waarin ook
onze tijd is begrepen. En al moge dan, naar
H. constateert, in onze crisis de vrees voor 't
naderend eind der dingen niet krachtig
spreken, wat in andere tijden van beroering
wel 't .geval was; wij weten, dat de dag van
Christus komt „als de afval gekomen zij en
geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon
des verderfs, die zich tegenstelt boven al wat
God genaamd, of als God geëerd wordt", en
als God gezonden heeft „een kracht der dwa
ling. dat zij de leugen zouden geloven"
(2 Thess. 2).
Maar evenzeer geldt voor ons, wat Paulus
in datzelfde hoofdstuk zegt: „Onze Here
Jezus Christus Zelf. en onze God en Vader
Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft
een eeuwige vertroosting en goede hoop in
genade, vertrooste onze harten, en versterke
ons in alle goed woord en en werk".
Dr. J. KARSEMEYER
heeft daar eenige aanmerking op gemaakt
en 't is waarschijnlijk aan geen enkel hoor
der (die niets van de nieuwe spelling moet
hebben) opgevallen. Zoomin als iemand p.r
aanstoot aan neemt, dat menig predikant
(geen nieuw-lichter) in het votum spreekt
van d e hemel en de aarde.
Het is nu eenmaal een feit, dat velen ab
soluut willekeurig de buigingsuitgangen
bezigen en weglaten.
Maar welke waarde kan men nu hechten
aan het „vrome" argument van Prof. Ta-
Wat leert de historie?
Heeft men misschien al de eeuwen door
geschreven en gezegd: „Uw wil geschiede op
aarde, zooals in den hemel"?
Volstrekt niet. De professor zegt zelf in
een noot, dat dit de „katholieke tekst" is
(hij bedoelt natuurlijk: roomsch-katholieke
tekst!). De protestanten immers bidden: Uw
wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook
op aarde.
Het nieuwe C.J.M.V.-gebouw te Sliedrecht, dat dezer dagen is geopend*
De omzetting schijnt dus niet te hinderen.
Er is echter meer. De oude Statenbijbel
zegt: „Uwen wille geschiede, gelijök in den
hemel, alsoo oock op der aerden."
Mocht daarin in de loop der jaren wel wij
ziging worden gebracht? En hebben de oude
Zeeuwen anders geen gelijk, die nog steeds
de Bijbel in die spelling lezen en de psa!
men zingen van Datheen?
In die oude Bijbel staat ook „dagelicks
broot"; later, werd dat „dageliks.broot" Kol-
levvijn zou er zich op kunnen beroepen en
met professor Taverne kunnen vragen: Hoe
durfde men de consekwentie aan om er „da
gelijks" van te maken.
De ouden waren vooruitstrevend
Er is echter nog meer, waaraan de pro
fessor wel eens denken mag.
Even na 1800 vulde een kerkelijke com
missie de kerkhoeken in de Hervormde
Kerk aan met „Evangelische Gezangen". En
wat schreef deze Synodale Commissie in de
voorrede van 1803? Het volgende:
„Gedurende de voortgang onzer ver-
rigtingen hebben wij groote aandacht be
steed aan taal en spelling en de laatste
bleek grootendeels overeen te komen met
de onlangs algemeen aangenomen rege
len van den hoogleeraar Siegenheek,
welke wij voorts met de meeste nauw
keurigheid hebben gevolgd."
(Misschien is dit citaat niet heelemaal
leteerlijk, maar het is volkomen juist.)
Wat blijkt nu' Dat deze commissie bij
haar werk reeds van de aanvang af reke
ning .hield met de spelregels van Siegen
heek, welke eerst „gedurende de voortgang
der verrigtirigen" algemeen werden aange
nomen. Deze heeren waren heel wat voort
varender, dan sommige professoren van on
ze tijd.
Begrafenis D. Goldschmeding
Zaterdag is op de algemeene begraafplaats
te Heemstede ter aarde besteld het stoffelijk
overschot van d,en aldaar overleden heer D.
Goldschmeding. in leven president
commissaris van de N.V. Piano- en Orgel-
handel G. A. Goldschmeding. Onder de tal
rijke aanwezigen waren directeuren, com
missarissen en leden van het personeel van
deze N.V. en leden van de kerkeraad van de
Gereformeerde Kerk van Heemstede, als
mede ouderlingen van andere Gereformeer
de Kerken.
In de aula werd het eerst gesproken door
ds. A. Don dorp, predikant van de Geref.
Kerk van Heemstede. Deze zeide, dat de
heer Goldschmeding niet dood is. al is hij
gestorven.. Hij. leeft, rijker clan wij, die .kun
nen zeggen nog in het land der levenden te
zijn, dank zij de genade Gods in Christus
Jezus. Voorts herdacht spr. met groote dank
baarheid hetgeen de overledenen is geweest
voor de Geref Kerk van Heemstede, die hij
vele jaren als ouderling of als diaken heeft
gediend.
Nadat gezongen was „Zijn Naam moet
eeuwig' eer ontvaneen" .sprak namens direc
tie, commissarissen en aandeelhouders van
de N.V. de heer G. A. Gol dschmpding
Gzn. Deze stelde in het licht, dat de over
ledene vijftie jaar aan de zaak zijn beste
krachten heeft gegeven, dat hij verder was
een man die ook bij het personeel zeer ge
zien was. Veel heeft hij voor het personeel
gevoeld. De aandeelhoudersvergaderingen
werden steeds met gebed besloten en
thans ontslapene bad dan voor den handel,
maar ook voor het personeel en de gezinnen.
Met vaderlijke zorg was hij voor het perso
neel vervuld. Tenslotte bracht spr. Gode
dank voor hetgeen Hij in den overledene
heeft gegeven.
Nadat nog namens het personeel de heer
J. Carpentier had gesproken, werd het
stoffelijk overschot grafwaarts gedracren.
Aan het graf heeft een zoon van den over
ledene dank gezegd voor de betoonde be
langstelling.
Door de Minister is goedgunstig beschikt
op het verzoek van de moderne, christelijk»
en r.-k. landarbeidersbonden, om in de ii
te stellen commissie voor onderzoek naar
de eventueele wijzigingen in de landbouw
crisis-instellingen, landbouw-crisis-maatrege
len, uitvoering en controle, enz., ook een
arbeidersvertegenwoordiger op te nemen.
De drie landarbeidersbonden zijn uitgenoo-
digd gezamenlijk één lid ter benoeming voor
te dragen. De bedoelde commissie zal Woens
idag 27 November geïnstalleerd worden.
KAAIMUUR TE VLAARDINGEN
Het maken van een basalt-betom kaaimuur
a. d. Buiten- en Koningin Wilhelminahavcn
te Vlaardingen, lang 189.10 RL, met inbegrip
van het dempen v. d. doorvaart tusschen
deze havens en de daarvoor benoodigde
grond en bagger werken, is door bureau gem.
■erken gegund aan N.V. Aann. bedr. v.h.
P. A. v. W ij n e n te Dordrecht.
ZIEKENHUIS TE SLUISKIL
Te Sluiskil werd aanbesteed het bouwen
an een R.K. Ziekenhuis met bijbehoorende
werken. Laagste inschrijver was de Aann.
Mij. Joh. Fest en Zn. te Nijmegen voor
65.442.
LEIDSCHE DUINWATER MIJ.
Te Leirlan werd door de Leidsche Duin
water Mij. aanbesteed het maken van een
ingraving in handarbeid over een lengte
van ongeveer 1000 meter in een duinterrein
benoorden het Wassenaarsche Slag in de
gem. Wassenaar, in werkverschaffing. Laag
ste inschrijver waren tie gebr. A. J. en Abr.
Ouwehand te Katwijk aan Zee voor
65.000.—.
ONDERHOUD ROTTERDAMSCHE
WATERWEG
Het onderhouden van de rivierwerken van
den Rotterdamschen Waterweg gedurende
de jaren 1936, 1937 en 1938 is voor de massa
der perceelen gegund aan M. C. van de
Plas te 's Gravenhage, voor 51.500 per
jaar.
LOGIESGEBONW SCHOOL VOOR
RESERVE-OFFICIEREN
Het bouwen van een logiesgebouw voor
de school voor reserveofficieren der hereden
artillerie te Ede is door de Directie der
Genie gegund aan J. Oordt, aannemer te
Vriezen veen* voor 75.880.
ONDERBOUW BASCULEBRUG
Het maken van den onderhouw van een
basculebrug over de Gouwe te Waddinx-
veen met toe leidende viaducten en bijkomen
de werken, in het gedeelte Bodegraven-
Moordrecht, van den aan te leggen weg
no. 3 van "iet Rijswegenplan (Amsterdam—
Bodegraven—Rotterdam) is door den Rijks
waterstaat gegund aan de N.V. W e r n i n k's
B e t o n M ij. te Leiden, voor 296.000.
BOUW VAN EEN VIADUCT
De bouw van een viaduct in gewappnd
beton over den in aamleg zijnden Rijksweg
no. 13, 's-GravcnhageRotterdam (gedeelte
beoosten ~>elft) en het maken van een
duikerbrug in gewapend beton over het
aanvoerkanaal naar het gemaal van den
Lagen Broekpolder met bijkomende werken
onder de gemeente Delft en Rijswijk, is bij
onderhandsche overeenkomst gegund aan de
N.V. W e r n i n ks Beton M ij. te Leiden
voor 53.6S0.
DIENSTGEBOUW TE AMSTERDAM
B. en W. van Amsterdam hebben het bou
wen van een dienstgebouw met karren
bergplaats en bijbehoorende werken voor
ee-n sectiepost van den Dienst der Stads
reiniging, op een terrein gelegen aan de
Kerkstraat, opgedragen aan oen heer H. C.
Geerdink te Usselo voor 19.444.
DINSDAG 19 NOVEMBER
HILVERSUM I 1875 RL KRO-Uitzending.
4.00—5.10 HIRO. 8.00—9.15 en 10.00 Gra-
mofoonpl. 11.30—12.00 Godsd. halfuur.
12.15 Gram.pl. en schlagermuziek. 2.00
Vrouwenuur. 3.00 Modecursus. 4.00 HIRO
5.10 Orkestconcert. 6.40 Esperanto. 7.15
Causerie. 7.35 Marine-a"vond, m.m.v.
orkest en sprekers (o.a. Dr. H. Colijn).
(Om 8.00 Berichten). 9.20 Causerie. 9.30
„Jephta" oratorium van Handel. 10.30 Be
richten. 10.45 Populair concert.
HILVERSUM II 301 M. AVRO-uitzending.
5.30 VPRO. 6.30 RVU. 8.00 Gram.pl. 9.00
Ensemble Lismonde. 10.00 Morgenwij
ding. Gram.pl. 10.30 Ensemble Lismonde.
11.00 Kookpraatje. 11.30 Viool en piano.
Voordracht. 12.30 Kovacs Lajos. 2.15 Het
Omroeporkest m.m.v. vioolsolisten. 3.00
Knipcursus. 4.00 Gram.pl. 4.30 Kinder
koorzang. 5.00 Voor de kinderen. 5.30 Bij
belvertelling. 6.00 AVRO-Decibels. 6.30
Psychologische causerie. 7.00 Voor de
kinderen. 7.05 Pianorecital. 7.30 Engel-
sche les. 8.00 Berichten. Concert door het
Omroeporkest. 9.00 Radiolooneel. 10.00
Gram.muziek. 10.20 Verslag schaakmatch
EuweAljechin. 10.35 Bridge-les. 11.00
Berichten.
DROITWICH 1500 M. 11.20—11.50 Orgel
concert. 2.35 Ds Karl Caylus Players. 120
2.25 Schotsch Studio-orkest. 4.20 Le
zing. 4140 Het Portland Strijkkwartet
mmv. solist. 5.35 Orkest. 6.20 Berichten.
6.50 Piano-recital. 7.50 Lezing. 8.20 Revue
programma. 9.20 Mickey Mouse-pro-
gramma. 9.50 Berichten. 10.20 Voordracht.
11.20 Symphonie orkest.
RADIO PARIS 1648 M. 12.35 Orkestconcert.
2.50 Gram.pl. 4.20 Concert. 5.50 Kamer
concert. 6.50 Dito. 9.05 Koorzang.
KALUNDBORG 1261 M. 11.20—1.20 Strijk
orkest. 2.204.20 Het Omroeporkest. 7.20
Het Omroepstrijkorkest. 7.45 Radiotoo-
neel. 9.15 Gram.muziek. 9.50 Kwartet.
KEULEN 456 M. 11.20 Omroepkleinorkest.
1.35 Gram.muziek. 4.20 Symphopieorkest.
6.20 Omroepkwintet. 7.35 Strijkkwartet.
8.00 Hoorspel met muziek.
BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M. 12.50 Om
roeporkest. 1.502.20 Gram.muziek. 5.20
Salonorkest. 6.35 en 7.35 Gramofoonpl.
8.20 Gevarieerd concert. 10.3011.20
Gram.pl.
484 m.: 12.50 Salonorkest. 1.502.20 Gra
mofoonpl. 5.20 Zang en vioolrecitaL 6.50
Salonorkest. 8.20 „Bach-Franck-concert.
9.35 Beethoven programma.
BOUW VAN EEN TRICOTAGEFABRIEK
De firma Te Strake en Verkouteren heeft
onder leiding van het bouwkundig inge
nieursbureau Beltman te Enschede doen
aanbesteden het bouwen eener tricotagefa-
brkei te Astetn, met uitzondering van do
ijzerconstructie. Laagste inschrijvers waren
Gebr. L mers te Waalre voor 31.736.
BOUW VAN 29 ARBEIDERSWONINGEN
Aan de firma J. en J. M. Groenenberg
te Deventer, is de houw opgedragen van 29
arbeid erswóningen aan de Ferdinand Bol
straat voor de som vatn 43.750. De huizen
worden gebouwd voor rekening van den
heer A. L. Bauling aldaar.
BRAMMETJE FLAPOOR EN Z"N VRINDEN
door G. T. ROTMAN
45. Voorzichtig wachtte Bram, tot het
meisje de keuken even uit was; toen stak
hij vliegensvlug zijn slurf in de kan, die
lak bij het open raam stond, en slurpte
de melk in één teug op! Ja, zoo'n egoïst
was hij, dat hij 'niet eens vroeg, of Tom ei
ook wat van hebben wilde! Dat het ste-
1 e n was, bedacht hij ook al niet; maar ja,
daar was hij ook een olifant voor! Die
weten niet beter.
46. Na de* lekkere melk uit zijn slurf in
zijn mond overgeladen te hebben, zette
Bram zich met Tom vlak onder het venster
neer, van welke plaats zij al spoedig hel
keukenmeisje konden hooren jammeren,
waar haar melk opeens gebleven was. Zo
riep het kamermeisje er bij, en spoedig
hadden deze twee de grootste ruzie; ze be
schuldigden elkaar, de melk uitgedronken
te hebben!
(Wordt Woensdag vervolgd.)
Feuilleton
EEN AMERIKAANSCHE
GESCHIEDENIS
door Paul Hutchens
(44
In die kerken waar nog de Zondagsche lezingen over „Ethische
Cultuur", „De Hoogere Godsdienst" en „De Nieuwere Psycholo
gie'' gehouden werden, werden de menschen onvoldaan. Wat zij
hoorden van hun buren die naar de kerken van het „Vuur'
gingen deed ook hen hongeren naai iets, dat hun groote nood
bevredigen kon. In andere kerken hoorde men de oud bood
schap van het kruis, en men begon zich af te vragen wa' er
met hun eigen dominéé en kerk aan de hand was. Sommigen
van hen vereenigden zich met de kerken die het „vuur" op den
kansel hadden: anderen protesteerden en vroegen dat de
predikant óf het Evangelie zou prediken óf zou ophouden met
liet opstrijken van zijn salaris van het volk van God.
Hooger en hooger steeg de geestdrift, totdat die ook hot
stedelijk leven bereikte. Ilooge magistraten en zakenlieden lceer-
Ken zich tot Christus. De menschen die het bestuur van de stad
in handen hadden werden bij de volgende verkiezingen niet
herkozen. Veel onderwijzers op school vonden Christus. Met een
Christelijke meerderheid op de schoolvergaderingen werden ve'e
nieuwe onderwijzers, die het Evangelie kenden en lief hadden,
gekozen. Men wilde de misdaad uitroeien door ieder kind een
Christelijke opvoeding te geven. Want: „een mensch zal in z'u
later leven zijn wat hij in z'n jeugd is."
Al verder en verder verspreidde zich het vuur. totdat ook de
jeugd haar liefde inplaats van aan de wereld aan Christus gaf.
Nu kon het niet lang meer duren voordat de zendingsvelden
overstroomd zouden worden met geestdriftige jonge mannen en
jonge vrouwen, die gesteund werden door Christenen die gaarne
hun ge'd voor de zaak van Christus wilden besteden.
Andere steden werden door het vuur aangestoken, dat zich
als een epidemie van heiligen ijver van staat tot staat ver
spreidde. Zelfs die predikanten die geen groote redenaars waren,
brachten hun boodschap in de kracht van den Geest, en mannen
en vrouwen werden bekeerd.
Gerald en Meneter Baynor zaten in het kantoor van den
laatste, en spraken over dingen die van het hoogste belang
waren voor henzelf en voor het heele tand.
Wat zijn je plannen nu, Gerald?" vroeg Meneer Raynor.
„Mijn plannen voor het oogenblik zijn tamelijk onbepaald,
beha%e dat ik cie school af wil loopen", antwoordde Gerald.
„Maar over datgene wat tenslotte mijn werk zal worden, ben
ik even zeker als over mijn eigen bestaan."
„Je bedoelt?"
„Dat het vuur van Chicago niet noodig was om mij warmte
en licht te geven. Ik werd geheel tot het leven gewekt op dien
gedenkwa*ardigen dag in Colorado. Maar sindsdien is alles me
nog veel duidelijker geworden."
„Nu, je hebt heel wat op je genomen, jonge man. Ik benijd
je bijna, jou, die een heel leven voor je hebt, terwijl de kerken
roepen om het evangelie. Tien jaar geleden zelfs verleden
jaar nog had je om open deuren moeten smeoken. Maar nu
komt er van iedere stad en bijna iedere kerk de ernstige roep
om iemand om mee te helpen het net in tc halen. Ik kan me
geen tijd herinneren, dat de roep om het evangelie zoo alge
meen en gemeend geweest is."
„Ja", antwoordde Gerald ernstig. „En te denken dat ik al
die jaren op de universiteit blind geweest hen, koortsachtig
werkend voor graden, en het ééne noodige vergat."
„En weet je zeker, dat je dat nu hebt?"
„Zeker? Ik weet 't zoo zeker, dat ik, door Gods genade, uit
zal gaan om iedereen, om elke zondaar die alleen maar wtl
gelooven, op dat ééne noodige te wijzen."
„God zegene je, Gerald! Als dat wat voor je beteekent, zal
ik elke dag voor je bidden, zoo lang als ik leef. Het zal geen
gemakkelijke taak voor je zijn, ook al zal je den Dienst des
Woords achter je hebben. Het heele land heeft vooroordeel en
tegen evangelisten. Evangelisatie-werk is gebrandmerkt als
„emotionalisme". Zelfs bij de tegenwoordige opwaking zal je bij
de ouderen die oude muur van vooroordeel neer moeten
breken".
„Wat denkt U dat tenslotte het resultaat zal zijn van deze
drang naar het Evangelie? Wat zal het „vuur van Chicago"'
doen? Zich verder verspreiden, totdat de heele wereld be
keerd is?'*
Het antwoord van Meneer Raynor klonk overdacht maar toch
met overtuiging:
„Wij zouden wel willen, dat het zoo mocht zijn. Maar nooit
zullen alle menschen bekeerd worden, zooals Christus duidelijk
leerde in Zijn gelijkenissen van „den zaaier", „het vischnet" en
„het zuurdeeg". Wat er werkelijk gebeuren zal staat nog te
bezien. Als deze opwaking zich verder verspreidt, wat ze zeker
zal doen, als de prediking voortgaat te waken en werken, en de
valsche profeten verstooten worden, zullen we over een pa/ir
jaar, met den groei van de nieuwe generatie, een andere wereld
hebben. Maar het volk zal nooit tot God terug,keeren als de
geestelijkheid niet tot God terugkeert We hebben duizenden
edele menschen op den kansel, en hun aantal neemt nog toe
met deze opwaking, maar er zijn nog duizenden die niet in den
Bijbel gelooven. en die op den kansel niets te maken hebben."
„Denkt U dat die groote golf van misdaad in dit land voor
komen had kunnen worden, als we een geloovige geestelijkheid
gehad zouden hebben?" vroeg Gerald, wat verbaasd.
„Absoluut! De moderne predikant heeft niets te zeggen dat
de menschen God doet vreezen, en bang. zijn voor de gevolgen
der zonde. Als de kansels van ons land al deze jaren tegen de
zonde getoornd hadden en voortdurend den Bijbel gepredikt als
het ware Woord van God, zou het Amerikaansche volk geen
ontrouw in de universiteiten en hoogescholen geduld hebben
Het is deze nalatendheid in de prediking van het kruis, die een
publieke opinie toegestaan heeft, die voor de misdaad aan
sprakelija is. We zouden nooit alle menschen weerhouden kun
nen hebben misdadigers te zijn, maar we zouden hen zeker er
van weerhouden kunnen hebben dit land te regeeren en ons
dertien billioen dollars jaarlijks te kosten."
„Dan komt het hierop neer" zei Gerald nadenkend, en tegelijk
een andere vraag stsllend. „Terwijl U en anderen probeeren do
menschen uit de diepten der zonde te redden, hebben de univer
siteiten evenals vele moderne literatuur de noodzakelijkheid
van Uw arbeid geschapen. 1-Iet is waar, dat de scholen de
menschen niet leeren kwaad te doen zij onderwijzen eigenlijk
een systeem van ethische regels, dat aanbevelenswaardig is
maar toch berooven zij ons van ons geloof in den waren God.
En omdat wij allen zonen van Adam zijn, die een onbekeerde
natuur hebben, die de zonde liefheeft, doen wij in de practij'k
het tegengestelde van hun ethisch onderwijs. In andere woor
den, zij leeren ons hoe we goede vruchten op onze slechte
hoornen vast moeten maken, terwijl ze het eenige dat goede
hoornen van ons zou kunnen maken weg halen f Is het zoo
niet?"
„Ik ben bang van wel!"
Er was nog iets, dat Gerald moest vragen.
„Denkt U dat de hoogescholen de vrijzinnige professors van
hun vertrouwenspositie zullen verwijderen? Zal het vuur die
ook bereiken?"
(Wordt vervolgd).