Ons koi-i vei-hadp 1
EEN GEHEIME
TERECHT
STELLING
door P. van Renssen
Men spreekt wel over de „duistere middeleeuwen",
doch zou elke tijd niet zijn eigen duisternissen
hebben gehad? Zéker de achttiende eeuw, waaruit
wij hier een in meer dan één opzicht duister
■voorval willen vertellen.
Hot was Sint Maartensavond, November 1776,
dat een eenvoudig gekleed man zich door het
gure, triestige herfstweer over den duisteren
straatweg naar het stadje Landau spoedde. Een
Bwokke lichtschijn tegen de lucht overtuigde hem
ervan, dat hij het stadje naderde, en weldra zag
hij do donkere stadsmuur voor zich oprijzen.
Hoewol Landau niet ver van den Rijn, aan den
Queich lag, was het nu reeds 63 jaar in handen
der Franschen, en sedert de stichting der ves
tingmuren, in 1688, hadden deze al menige belege
ring doorstaan.
l)e man trad het stadje door de Noorderpoort
Linnen, ging echter de stad niet in, maar haastte
zich lungs de binnenzijde der vestingmuuur, waar
hot diep denker was. Als hij niet geweten had,
dat het op dit oogenblik Sintmaartensavond was,
dan zou het verre gezang der kinderen, die al zin
gend langs de huizen hun Sint-Maartensgave
trachtten op te halen, er hem wel aan herinnerd
hebben. Doch de man had andere dingen aan zijn
hoofd. Hij rustte niet vóór hij. soms bijna strui
kelend over het slechte plaveisel, een toren ge
vonden had, die in de vestingwal was ingebouwd.
Met een zwaren slag liet hij de klopper op de deur
vallen. Spoedig hoorde hij binnen eenig gestom
mel, het luikje in de deur ging open en een ruwe
stem vroeg, wat hij wenschte.
Het leek wel, of de man schrok. Geen wonder:
achter do deur stond ongetwijfeld Jerome Menges,
de beul van Landau, en zijn luguber beroep liet
nooit na, ieder die met hem in aanraking kwam,
vrees aan te jagen.
„Nou, hóór ik nog wat?" vroeg de beul barsch.
En nu kwam de buitenman met zijn boodschap.
He ze was kort genoeg. Hij werd gestuurd door
twee hoeren, die hem bij de Daumiihle vanuit hun
koets, die daar nog wachtte, hadden aangespro
ken en gevraagd, of hij zoo spoedig mogelijk
„meester" Menges bij hen wilde brengen. Ze wil
den hem oogenblikkelijk spreken.
Pats! het luikje ging toe, en weinig later kwam
do heul van Landau, gewapend niet met het
beruchte beulszwaard, maar met een flakkerende
lantaarn, naar buiten. Het was een groote. forsche
man met wreede trekken. Hij hield de lantaarn
boog, zoodat hij den boodschapper in het gezicht
kon zien, en keek dezen met eenig wantrouwen
aan, terwijl hij hem vroeg, zijn boodschap nog
eens te herhalen. Deze deed dit grif. daar hij ver
langde. weer weg te komen, en voegde eraan toe,
dat het zeker rijke heeren moesten zijn, daar ze
hem voor zijn boodschap ruim betaald' hadden.
Vergiste hij zich niet, dan zou er voor den beul
heel wat te verdienen vallen.
Nu spitste Menges zijn ooren. Dat iemand hem,
do heul, zou durven beetnemen, daar was geen
aprake van. De boodschap klonk goed, en geld
verdienen" daar had hij wel ooren naar. voor-
Hl nu sinds kort verschillende bculsprivileges, die
Veel inbrachten, waren opgeheven. Hij knikte, ten
teoki-n, dat hij aan het verzoek gehoor zou geven.
boodschapper, blij dat hij onder de oogen van
Jen heul vandaan kon komen, maakte na oen
1 .ortn groet dat hij weg kwam. De scherprechter
zelf spoedde zich door de Noorderpöort naar
buiten. Bij de Daumühle ontdekte hij prompt de
koets, waarbij hij zich aanmeldde. Er bleken in
derdaad twee hoeren in te zitten: ze waren bei
den gemaskerd en zagen er welgesteld uit
De beul rook geld. temeer, toen de heeren hem
meedeelden, dat er een flinke som voor hem to
verdienen viel indien hij met hen mee wilde gaan
om een executie te voltrekken. Hoewel het een
vreemde, ongetwijfeld onwettelijke zaak betrof,
aarzelde hij niet. De heeren stonden niet toe, dat
hij naar huis terugkeerde om zijn zwaard te ha
len; dif zou te veel tijdverlies eeven. Daarom be
sloot hij. ineens mee te rijden en in Neustadf zijn
colleoa he» beulszwaard ter leen te vragen. Dit
werd goedgekeurd. Men reed weg en in N'eiistadt
stnnte Ie beul uit om kort daarop met het zwaard
terug Ie komen. Onnieuw zette het voertuig zich
ïn bewe-'jng. en nu deelden de heeren Menges
mee dat hem het geld slechts zou worden uitbe
taald a's hij de belofte aflegde, de geheele onder
neming gpheim te houden en er in toestemde,
ido tocht geblinddoekt voort te zetten. Menges, die
wel hegreep dat geheimhouding hier alles was,
beloofde en liet zich blinddoeken. Van het gesprek,
«lat de heeren te zamen voerden, verstond hij
niets, danr zij zich van het ï-ntijn bedienden.
Gaandeweg raakte Menges door het schommelen
van den reiswagen in slaap; hij werd echter wak
ker toen de koets stilhield om van paarden te
wisselen, maar sliep toen spoedig weer in. Eerst
toen de wagen ten tweeden male stilhield ont
waakte hij opnieuw. Nu mocht hij, echter nog
steeds geblinddoekt, de wagen een oogenblik ver
laten, ontving ook eendg eten en drinken, maar
steeds bleven naar hij bemerkte, de heeren bij
hem als om hem te bewaken. Onder zijn blinddoek
door meende hij nu daglicht te zien schemeren.
Weldra stapten ze weer in en pleisterden op de
zelfde wijze nog verschillende malen éér zij blijk
baar hun bestemming bereikten. Hier werd Men
ges eenige trappen opgeleid en op een bank neer
gezet. De stilte, die de nu komende uren van
daadloos wachten vervulde, werd slechts onder
broken door do eentonige stap van Menges' be
waker.
Eindelijk, eindelijk kwam iemand binnen, die in
het Latijn eenige woorden met den bewaker wis
selde en hem ten slotte zijn blinddoek afdeed. In
't eerst was Menges verblind door het licht, dat
in do kamer scheen en het duurde even, voor zijn
zoo lang aan het duister gewende oogen de dingen
om hem heen onderscheiden konden. Toen echter
kon hij, hoe gehard hij overigens was, nauwelijks
een beweging van afgrijzen bedwingen: hij bevond
zich in een particuliere gerechtskamer. Vóór hem
was een hoop zand, en daarop bevond zich een
houten beulsblok. Geen venster was te zien, aan
alle zijden was de wand met zwart laken bekleed,
en het licht, dat in zijn oogen pijn gedaan had,
was afkomstig van enkele koperen kandelaars,
waarin flakkerende' kaarsen brandden.
Een oogenblik flitste de afgrijselijke gedachte door
hem heen, dat men zich op hem wreken wilde en
dat hij hier zijn eigen dood te verbeiden zat. Doch
nog vóór dit schrikbeeld zich in een beweging van
instinctief verweer kon openbaren knarste e-n
deur. Een zwart gordijn week opzij en tegelijk
wist de beul, wien de terechtstelling gold: een
man trad de kamer in, de hals diep ontbloot en
verder slechts in oen fijn batisten hemd gekleed.
De onderkant van het gelaat was bedekt met een
dook van zwart krip. Achter den man traden
twee lange, in pijen gehulde monniken binnen.
Ze hadden de kappen diep over hun oogen getrok
ken, zoodnt hun eezichten, evenals dat van den
veroordeelde, onherkenbaar waren.
De man, die het eerst was binnengekomen, ont
stelde zichtbaar bij het zien van het geïmprovi
seerde schavot. Een oogenblik was daar de ver
bijstering voor den dood, die de beul reeds in
zoovele oogen gezien had. Doch dadelijk daarop
herstelde de ter dood veroordeelde zich, ging moe
dig op het blok toe en keek de gemaskerde man
nen, die Menges begeleid hadden, een oogenblik
strak aan. Toen knielde hij neer met zijn hoofd op
liet hout, blijkbaar bereid, over enkele seconden
te sterven.
Dit alles .en ook het volgende, geschiedde in do
diepste stilte. Er klonk geen woord. Slechts do
monniken prevelden hun gebed. Een der gemas-
kerden gaf een toeken. De beul hief het zwaard,
hot suisde door de luchtEen harde slag en
oen val dc veroordeelde was niet meer. Het
zand kleurde zich rood van het wegvloeiende
bloed.
Dit was het korte resultaat van de lange voorbe
reiding. De beul had zijn opdracht volvoerd. Men
bracht hem. opnieuw geblinddoekt, naar een ander
vertrek, waar hij zijn oogen mocht ontbloolen. Op
de tafel stond eten en drinken, in de hoek een
bed, waarop Menges zich, na verzadigd te zijn,
ter ruste begaf. Na geruimen tijd werd hij door
de aemaskerden uit zijn slaap gewekt en op de
zelfde wijze als woaron hij gekomen was terug
gevoerd tot de Daumühle, waar hij het vastge
stelde loon ontving en ontslagen werd.
Op den weg naar zijn huis kwam hij geen enkelen
stadgenoot tegen, en weldra kreeg hij het veilige
gevoel, dat zijn geheime tocht door niemand was
opgemerkt. De weken verstreken, maanden gingen
om en de beul leefde zijn leven van eiken dag.
Hij dacht nauwelijks meer aan het voorval, of
het moest zijn, als hij zich 's avonds, af en toe,
verlustigde in hot gerinkel en de aanblik vnn
hot vole geld, dat hij zoo gemakkelijk verdiend
had. F.n dan grimlachte hij.
Zooals zoovele brute en sluwe menschep, was
Menges echter tevens dom. Hij kon niet nalaten,
een enkele maal op zijn vermeende handigheid in
hot opknnppon van ..karweitjes" te pochen, en zoo
had hij het aan zichzelf te danken, dat er ten
slotte lots van zijn nachtelijke tocht uitlekte en
do Magistraat tor oorc kwam.
Maart 1777, dus nog geen half jaar na dc dnn.l,
ontboden de burgemeesters hem op het stadhuis.
Menges was echter opnieuw afwezig en kon dus
niet komen. Den 7don April werd hem opnieuw
het bevel gegeven, vóór te komen. Ditmaal was
hij thuis en verscheen hij.
liet verhoor, waaraan hij onderworpen werd, was
De Groote- of Catherinakerk te Brielle
niet malsch. Wegens zijn laatste afwezigheid ver
ontschuldigde hij zich met de bewering, bij een
ziek paard geroepen te zijn, buiten de stad, cn
daar hij inderdaad ook als veearts optrad, klonk,
deze bewering heel aannemelijk. Anders echter
stond liet met zijn voorlaatste afwezigheid. Zijn
uitvluchten in dit opzicht bevredigden niet, cn
toen de al meer argwanend wordende magistraat
hem aan enkele strikvragen onderwierp, stuitte
men op ullerlei tegenstrijdigheden. Ten slotte
voelde Menges zich het vuur zóó na aan de sche
nen gelegd, dat hij alle draaierijen opgaf en be
loofde, de volledige waarheid to zeggen. Nu ver
telde hij het gohcele verhaal, dat wij hiervóór
meedeelden, met de toevoeging, dat hij zijn last
gevers niet kende, noch de plaats, waar zij hem
heengevoerd hadden. Het verwijt, dat hij zijn
ambt schromelijk misbruikt had, eékende hij als
rechtvaardig, waarom hij de heeren om vergiffe
nis smeekle.
Zijn bekentenis werd op schrift gesteld cn door
hem onderteekend. Zijn straf was meer dan lank
moedig: hij werd, met een ernstige vermaning,
veroordeeld tot een hechtenis van veertien dagen.
Met deze zeer lichte straf nam de aanwezig©
raadsheer des Konings, Philbert, echter geen ge
noegen. Hij wendde zich tot den minister van
Justitie, wion hij de ernst van het misdrijf onder
oogen bracht Volgens Philbert moest de beul van
zijn ambt vervallen worden verklaard, veroordeeld
worden tot een straf van drie maanden op water
en brood. Als reden voerde hij aan, dnt Menges'
daad een beleediging der Fransche justitie was,
daar de beulsmacht zich onder geen beding ver
tier mocht uitstrekken dan tot de uitoefening
der door het gerecht bevolen executies.
De minister van justitie, die niet gaarne van dom
beganon weg afweek, keurde echter de lichte
straf van de stadsmagistraat .goed. Menges werd
na zijn arrest in zijn ambt hensteld, waartoe
mensclien met een nauw geweten trouwens vrij
wel ongeschikt waren.
Wie intusschen de zoo geheimzinnig terecht
gestelde was?
Hiernaar heeft men slechts kunnen gissen. Meer
dan een halve eeuw later, in 1835, berichtte de
„Revue rétrosjiective" een brief over het myste-
rieuse voorval ontvangen te hebben, waaruit viel
op te maken, dat Frankfort het doel van de tocht
zou zijn geweest. In het paleis van de vorsten van
Thurn und Taxis, aldaar, zou een der leden van
dit oeroude geslacht ter dood zijn gebracht wegens
handelingen, die niet overeenkwamen met de eer
dezer vorstenfamilie. Het doodvonnis zou uitge
sproken zijn door een familieraad, die de overheid
niet in de zaak betrekken wilde en dus op eigen
gelegenheid de gerechtigheid uitoefende.
Zelfs ai ware dit bericht juist wat onmogelijk
gecontroleerd kan worden dan nog tast men
omtrent den aard van het door het onthoofde
familielid gepleegde misdrijf volkomen in het
duister.
De geschiedenis zal du6 wel in meer dan één op
zicht duister blijven.
De uitvinder van de Dorschmachine
In ons Zondagsblad van 2 Nov. namen wij een
artikeltje op over de dorschmachine. Aan het slot
deelden wij mede, dat de naam van den uitvinder
ons niet hekend is. In antwoord daarop schrijft
ons de heer G. J. van Ojen Jr. te Den Haag:
Ik heb ine gewond tot den landbouwkundige van
dc Arbeidsinspectie en heb cr zelf nog eenige
werken over nageslagen.
Hieromtrent kan ik u nu het volgende mede-
deelen:
In 1785 bouwde Adreas Meikle in Tyr-
ringliam (Schotland), de eerste dorschma
chine met een van slaglijsten voorzienen trommel.
Dc dorschrnachines, waarhij dc trommel van pen
nen is voorzien, dateeren uit lateren tijd: 1831, toen
Samuel Turner, in Aurelines, staat New-
York, deze liet patenteeren.
372
DONDERDAGAVOND
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
EEN STEEN DER ERGERNIS,
welke in 1905 „ter eere" van de verkiezing
van Duymacr van Twist te Steenwijk door
dc winkelruit van den petlenfabrikant Jan
Brouwer in de Oosterstraat gekogeld werd,
was Zaterdag ter receptie in de Witte Brug
aanwezig. Het bestuur van de A U. Kiesver-
eeviging heeft hem van een passende in
scriptie laten voorzien en hij komt alleen
bij feestelijke gelegenheden voor de dag. En
zoo wordt een steen des aanstoots gelijk
we meermalen in hel Oude Testament lezen
een stille getuige van zegen; in politieke
taal zouden we zeggen-. een prachtige brok
propaganda.
Nu. daarvan kunnen we in onze dagen
wel wat gebruiken. Want menigmaal mee-
nen we in wijsheid te moeten vragen naar
dc oude dagen, welke gewis beter waren
dan deze. Wanneer ergens een jongeren
groep zich Mobiel verklaart en de straat
op gaat om Nederland tot tv aak z aam-
hei d op te wekken, dan wordt zulks in
een vergadering van partijleiders hoog ge
loofd en geprezen.
Daar is nu volstrekt geen bezwaar tegen,
maar het teekent onze werkeloosheid, dat
zoo'v club aan honderd andere ten voor
beeld moet worden gesteld; het diende zoo
te zijn, dat allen loopen, al kan slechts
één dc prijs verwerven.
Natuurlijk dacht minister Colijn daaraan
niet, toen hij in dc Tweede Kamer zijn
hart ekr eet liet hooren tegen het doo-
dende evenredige kiesrecht, waardoor een
parlementaire regcering in ons land onmo
gelijk werd. De minister had het slechts
over het kleine partijgrut, dat in de Kamei
dooreen woelt en ktioel; samen vormen ze
gemakkelijk een meerderheid, welke tegen
kan roepen: maar ze weten niet Ie zeggen
waar ze voor zijn. En nog altijd blijft het
waar: de critiek is gemakkelijk, de kunst is
Maar ja, nu zitten we er mee. En de regee
ring ook. Het zijn viaarlijk geen prelliqe
verhoudingen, waaronder het kabinet-Colijn
het bewind voert. Een meerderheid van
tegendeel en kan het wel ten val brengen,
want elke fractie en elk groepje heeft zoo
zijn eigen grieven; maar het moet blijven,
want er is geen working majority", zoo
als Dr Kuyper placht te zeggen: geen meer
derheid. die een plan voor rcgecringsarbeid
onderschrijft.
Dat met het plan van de arbeid der S.D.A.P.
in politicis niets te beginnen is, bleek in de
Tweede Kamer voldoende. Vergissen we ons
niet, dan zijn er twee partijen voor: ie
S.D.A.P. zelf en de C.D.U.; een school haaien
en een loodsmannetje of een pluimpje aan
een lecuwenstaart, dat meekwispe.lt als de
manen schtidden. En nu behoeft men niet te
zeggen: twee is te weinig, want de derde,
brengt de praat aan, overmits deze twee
„praats" genoeg hebben maar het is zoo
veel, dat ze hoogstens als plannenmakers
geccrd worden.
Men kent zulk volk ook in 't daqelijksch
leven. Ze hebben nog iets, waar de lommerd
wat geld op geeft, of ze leenen bij familie;
men doet inkoopen cn vraagt vrienden te
gast, en de buren constateer en een schijn
van welvaart, welke even verbaast, doch
spoedig verzwindt...
Zou het zoo ook gaan met devaluatie, waar
over twee ministers nogmaals de staf ge
broken hebben?
Het gaat bepaald lijken op ren verboden
vrucht, welke altijd aantrekkelijk schijnt.
Men loopt er vol belangstelling omheen;
men ruikt er eens aan: men ziet het blosje-
dat lokt
Maar Colijn zegt: ik geef geen slaappoeders;
zeur cr niet langer over. Wie devaluatie wil,
moet het zelf doen; wij doen het toch
niet
Het is een groote troost, dat ons volk zeer
duidelijk vertrouwen stelt in dc woorden
van Colijn.
De grid markt wordt steeds ruimer.
Het offirieelc disconto is sedert de crisis
van Juli/Augustus weer teruggel,,apen ran
C, tot 3Yg pet. Dr zakenmenschen krijgen
weer moed. Hor lager rente hoe meer kans
dat het herstel, waarvan we een flauwe
schemering meenen te zien, dóórzet.
Het is nog maar een wolkje als eens mans
hand. doch de profeet hoorde in Gods be
lofte reeds het ruischen van een overvloe
dige regen
3e dingen te vergeven; Hij wil Je als Zijn lieve
Bertie"....;, ze kon bijna niet verder van aandoe
ning, „...in ...Zijn ..Armen wegdragen, hoor."
Dan was cr een spannende stilte; Bertie kreunde
nog zachtjes en woelde onrustig. Nog eens bc-
duiode hij dat hij wat in moeders oor wilde fluis
teren. Ze boog zich naar hém over.
„Moesie, vadie", fluisterde het zwakke teere stem
metje, „kom u ook bij mij, als de Heere Jezus nnj
heeft weggedragen?"
„Ja", knikten moeder en vader, die hot ook ge
hoord had, allebei, maar ze konden niet spreken.
Moeder moest even opstaan en terzijde uithuilen,
het overweldigde haar te sterk.
Ze stond met haar hoofd gebogen in haar zak
doek tusschen haar beic.e handen en haar lijf
schokte van zenuwaandoening.
De zuster, die het opmerkte, nam haar even mee
in een ander vortrek en trachtte haar te k&l-
meeren.
Als ze na een poosje door vader haastig geroepen
wordt, komt ze nog met dc zuster net op tijd om
haar lieve Bertie in haar arm te nemen en hom
aan haar hart te zien heengaan, zonder nog een
woord van hem op te vangen.
Weer is de zomer in het land en bloeien in volle
schittering van oranje cn goudgeel, de Oostinrli-
sche kerskolken aan de overkant langs dc spijlen
van oe veranda; weer rookt dc oude maa z'n
pijpje in het morgenzonnetje op de tweede etage
op het achterbalkon; weer schettert de felle radio-
muziek tusschen de huizenrijen door over de tuin
tjes; het is alles nog net als verleden jaar. De
oude mevrouw legt zich na haar middageten op
haar divan om haar tukje te vangen, maar het
gesnap van dc vroolijko kinderstem wordt niet
meer gehoord.
Als een weemoedige herinnering knerpt Lorre af
en toe z'n:
„Wat is het liefic?" gevolgd door hot: „Opoe, dag
opoe, O-Opoc-oc!"
En opoe buigt het hoofd en de tranen springen
in haar oogen.
Ze schudt liet hoofd cn mompelt zacht voor zich
heen:
„Bertie, m'n joggic, ik wou al m'n middagslaap
jes wel geven, als ik nog niaar jou lieve stem
metje kon hooren.
„Maar dc veranda van twee hoog is uitgestorven;
de menschen zijn verhuisd naar een ander stads
gedeelte, en Bortio is venhuisd naar den hemet",
denkt Opoe.
Zal Opoe daar ook eenmaal heen verhuizen?
DE STERRENHEMEL
IN NOVEMBER
De sterrenkaartjes
De kaartjes stellen elk het halve hemelgewelf
voor, boven den noordelijken cn den zuidelijken
horizon, in den stand van 15 November
's avonds te negen uur.
De Poolster, het eenige hemellicht dat altijd op
dezelfde plaats staat, geeft het noorden aan,.
De circumpolaire sterrenbeelden, op het noord-
kaartje binnen de gebogen strecplijn, gaan op onze
breedte niet onder maar beschrijven cirkelvormige
banen rondom de Poolster. Dc overige sterren
komen op en gaan onder.
De pijlen op de kaartjes geven de richting van
de hemeldraaiing aan.
De sterrenbeelden
Boven den noordelijken horizon trkken de aan
dacht: de Groote Beer, de Zwaan, Cassiopeia, de
Wagenman en de Tweelingen; in het zuiden:
Orion 1), Stier, Andromeda, Pegasus en Arend,
waarvan de eerste juist opkomt en dc laatste on
dergaat.
Do Melkweg loopt van het Oosten, door liet zenith
naar het Westen.
Algolmi nima zijn waarneembaar: 4 Nov. te
5.15 (v.m.), 7 Nov. te 2 uur (v.tn.), 0 Nov. te 10.50,
12 Nov. te 7.45, 27 Nov. te 3.45 (v.m.), 30 Nov. te
0.30 (v.m.).
Mi ra, omicron lilt den Walvisch, is een lang-
periodischc, onregclmnt ig veranderlijke ster.
De gemiddelde periode is 330 dagen, waarbij de
ster, wegens geringe helderheid, geruimen tijd
onziclithanr is en in het maximum dc helderheid
van de tweede grootte kan bereiken. Het vorige
maximum wus in begin Januari, zoodal het vol
gende einde November valt, maar tijdstip en te
bereiken helderheid zijn niet geheel zeker. Maar
in November zal Mira voor het bloote oog zicht
baar zijn.
De maand November is rijk aan vallende
sterren: van 1216 Nov. zijn dc Leonidcn, van
1723 Nov. de Andmmedideii te verwachten, op
welke dagen de aarde in haar liaan door de me
teoren-zwermen van dien naam gaat.
De zon, de maan en de planeten
Dc zon treedt 23 November in het teeken Schutter.
Het eerste kwartier der maan van 3 Nov. staat
in den Steenbok, dc volle maan van 10 Nov. in
den Rain.
Van de planeten is Me reu ri us, rechtloopend
in Maagd en Weegschaal, in de eerste helft der
maand zichtbaar als morgenster. Begin Nov. komt
de planeet 2 uren voor do zon op en bereikt de
helderheid van dc sterren der eerste grootte en
is b.v. nog iets helderder dan Wega uit de Lier,
De grootste clongatie wordt bereikt op 2 Nov.
Venus blijft een schitterende morgenster en
komt 4 uren voor de zon op. Dc helderste der pla
neten is rechtloopend in Leeuw en Maagd en be
reikt 19 Nov. haar grootste clongatie (zonsafstand
aan dc sfeer).
M a r s, in den Schutter, gaat in November wel
3 uren na dc zon onder muur is niet helder cn
staat laag boven den horizon.
Jupiter is niet zichtbaar. Conjunctie (samen-
stand met de zon) 27 Nov.
S a t u r n u s, in den Waterman, trekt in dit wei
nig schitterende sterrenbeeld wel de aandacht.
De piancct met den ring (voor het eerst door
Iluygens als zoodanig herkend) gaat in het mid
den der maand te middernacht onder.
In 1781 werd door Herschel in Engeland een pla
neet ontdekt. De nieuwe planeet, die den naam
Uranus 2) ontving, bleek op grooter zons
afstand te staan en langer omloopstijd te hebben
dan Saluruus, die tot dien tijd als de buitenste
planeet van het zonnestelsel had gegolden. Ura
nus heeft, ook in den gunstigsten stand, slechts
de helderheid van een ster der zesde grootte, ligt
dus op 'o grens der zichtbaarheid voor hot onge
wapend oog en is alleen voor een scherp gezicht
waarneembaar. De waarneming (bij helderen
hemel, bij afwezigheid van maanlicht en zonder
dat kunstlicht hindert, is dus een aardige proef
ter toetsing der gezichtssterkte.
De huidige positie van Uranus staat op het zuid
kaartje uangegevcn, tusschen de sterrenbeelden
Ram en Vissclien.
1) Uitspr.: Orion. 2) Uitspr.: üranus.
Nee, mevrouw, niet zuo erg als ik eerst dachtf
369