(Van
Zwerftochten door Oost-Europa
cJkw(cguJZ'
m
SbéaA iLKJi&en
Wete nschappelijke Boek
en
NOVEMBER 1935
Belangwekkende bladzijden, en toch een
teleurstellend boek.
Een onbehouwen aanval op het Calvinisme
A. den Doolaard, Van
Vrijheid en Dood, A'dam, Em.
Querido's Uitgevers-Mij.
Deze reisbeschrijving behandelt voor 't
grootste gedeelte dezelfde stof, die in Orient-
Express romantische gestalte ontving. Alleen
't laatste gedeelte biedt enige uitbreiding,
wanneer de schrijver z'n zwerftochten niet
langer beperkt tot de Balkan, maar ook Po
len en Litauen in zijn verhaal betrekt. Het
boek is verlucht met 31 fotografieën, eigen
opnamen van den schrijver; het zijn prach
tige natuurtaferelen en interessante afbeel
dingen van merkwaardige Balkanfiguren of
.van typische volksgewoonten
De titel van 't boek is ontleend aan
de revolutionnaire Macedonische orga
nisatie, die de spreuk „Vrijheid of
Dood" als devies voerde. Den Doolaard
doet hier een poging orn Nederland ob
jectieve kennis bij te brengen van de le
vensverhoudingen en levensgewoonten
in Oost-Europa. Hij stelt zich daarbij
voor een verhelderend werk te verrich
ten, immers de kennis van dit stuk
van ons werelddeel is gering en onjuist,
daar we immer worden „voorgelicht"
door een altijd oppervlakkige en dik
wijls opzettelijk leugenachtige pers"
De aldus gewaarschuwde lezer gaat vol
belangstelling verder in de hoop nu een dui
delijke voorstelling te zullen krijgen van de
verre Balkanlanden. Dat hij ondanks de, vele
belangwekkende bladzijden, die hij te lezen
krijgt, toch niet een zekere teleurstelling dit
boek sluit, vindt vooral zijn oorzaak in deze
twee omstandigheden: Vooreerst dringt de
schrijver zich zelf veel te veel op de voor
grond eb in de tweede plaats heeft hij ook nu
nog niet geleerd bezonnen en weloverwogen
zijn stof te rangschikken en te verdelen,
waardoor het geheel overzichtelijk en lo
gisch wordt opgebouwd.
De geestige Jacob Geel zei eenmaal in z'n
beoordeling van 't reisverhaal ,,Het Noor
den' van den jongen Potgieter; „Gaopzij,ik
kan niets zien!" Aan dat woord moest ik
voortdurend denken bij 't lezen van „Vrij
heid en. Dood". Den Doolaard zegt op blz.
185: „Ze vertellen me stuk voor stuk, dat ze
me een „junak" (held) vinden". Menige blad.
zijde wordt aan ook gevuld met de helden
daden van den schrijver, die hoe geweldig
en onwaarschijnlijk vaak ,tocli al te veel de
aandacht van de hoofdzaak afleiden. Niet
Den Doolaard s durf en scherpzinnigheid
boeien ons hier 't meest, maar veel meer het
leven en de levensgewoonten der Balkanbe-
.volking.
Hinderlijker is 't gebrek aan systeem, dat
'dit werk meer tot een reizigersdagboek of
zwerversverhaal want Den Doolaard wil
geen reiziger" heten maakt dan tot een
met zorg geschifte en inzicht gevende be
schrijving van merkwaardige volksgebruiken.
We sjouwen met den schrijver van stad tot
stad, van wildernis tot wildernis, maar ach
ter op zichzelf wel interessante, maar
toch minder belangrijke feiten gaan op
den duur de hoofdzaken schuil. Aan dit ge
brek aan bezonkenheid zijn ook te wijten de
herhalingen als op blz. 143 en 152; terwijl:
s,ik heb 't niet berouwd" (p. 149), „zeer
duur kosten" (p. 142) beslist als lelijke stijl
slordigheden moeten worden aangemerkt.
Ook voor dezen wuteur blijkt boven
dien de spelling van De Vries en Te Winkel
onoverkomelijke moeilijkheden te bezitten.
Ik noteerde o.a. inbruischen (p. 171, 174), te-
vergeefsch (adverbium p. 178), te samen (p.
JS1), povere (p. 219).
Bepaald ergerlijk is In dit boek van
Den Doolaard de onbehouwen aanval
op 't Calvinisme. Natuurlijk zal hij
onze opmerkingen „aan zijn hielen lap
pen", evenals hij 't enige stukken van
ons werelddeel deed. Maar nochtans
zullen wij met kracht tegen grofheden
als hier worden gedebiteerd, blijven
protesteren. Iemand, die een .„bijbel-
sche opvoeding" heeft gehad, zoals hij
zelf zegt op p. 72, en zich daarop (zij
't op ironische wijze) beroept om zijn
ontzag voor een grijsaard te verklaren,
mocht toch minstens zo fijngevoelig
worden geacht, dat hij niet moedwillig
andersdenkenden zou willen kwetsen.
De geschiedenis kent voorbeelden van
groter mannen dan Den Doolaard voor-
lopig is we denken hier speciaal
aan Allard Pierson die, hoewel aan
't voorvaderlijk geloof ontrouw gewor
den, toch immer met eerbied van 't
voor hen onaanvaardbare bleven ge
wagen. Tot deze hoogte moet Den Doo
laard zich nog opwerken. Hij houdt
zich thans nog bezig met het ruw cn
banaal uitbrallen van nietszeggende
invectieven cn 't geven van een onjuis
te voorstolling van zaken.
Wat is deze uitspraak: „De God der Uit
verkiezing, die '1 Calvinisme geschapen heeft
is een expressionistische Moloch, die dondert
en straft nog voor het vergrijp is geschied",
anders dan een holle scheldpartij en ijueic
godslastering? En wat bewijst de zin: „Cal-
.vijn was een mensch zonder normale in
stincten"? En waar leerde „de asceet Cal
vijn", dat „de mensch groot en sterk is'
Heeft Den Doolaard de psalmen nooit horen
zingen, maar alleen horen „kermen of gal
men"? Dan past hier misschien de goede
raad, dat hij nu eens, na zijn vele omzwer
vingen, met dezelfde oprechte en onbevoor
oordeelde toewijding, die hij de Balkanvol
ken schonk, een tijdlang in de leer gaat bij
Calvijn. Alleen wanneer hij zich juister beeld
vormt van diens leer, is er met hem te pra
ten. Laat hij nog eens met aandacht lezen
in de „literair fraaie bijbelvertaling", moge
lijk dat dan „de wetenschappelijke onhoud
baarheid" er van iets minder houdbaar voor
hem wordt. Het Calvinisme kunnen en wil
len we hem niet opdringen, en zo min als
iemand anders wordt hem '1 recht ontzegd
zijn bezwaren tegen de Calvinistische leer te
ontwikkelen; maar wel mag van ieder era
st ig tegenstander worden gevorderd, dat hij
zijn bezwaren uit in een waardige vorm. Las
terlijke smaad, als terloons in bombastische
woorden neergepend, achte ieder man, die au
sérieux genomen wil worden, infra dignita
tem.
Voor Den Doolaard gelden m.i. precies de
woorden, die hij zelf in „Oriënt-Express" een
van zijn helden laat spreken: „Goed, dan
ben jij, zooals ik, in het jong dan; een losge
slagene, die zijn leven met eigen vuist ver
overen moet, omdat hij alleen slaat tegen
over den dood. Een mensch is een klein
stofje, zoo klein, dat het steunpunten nootlig
heeft. God, de pope, een huis, een vrouw,
kinderen, rijkdom: de meestan zijn niet ge
rust voor ze zich aan dit alles hebben vast
geklampt. Maar als je jezelf buiten die nood.
zakelijke orde stelt, waarbinnen alles om
nuttigheid en voortplanting en behouo draait,
dan heb je nog steunpunten noodig, omdat
je nu eenmaal mensch bent. Maar je hebt
één voldoening: je kiest ze zelf en bouwt ze
uit met nn krachtige wil; en hoe grooter de
wil, hoe grooter de daad moet wezen; en
nog blijf je eeuwig ontmoedigd. En ook brok
kelen die steunpunten je voortdurend onder
je handen vandaan, misschien wel omdat je
ze eigenmachtig schept, buiten de gegeven
natuurlijke orde om. En daarom heeft 't
streven nooit een einde, en daarom kan er
ook geen tevredenheid wezen".
Hier spreekt de onzekere, de zoeker, die
verloor en niet vond. Hem ontzonk iedere
vastheid. „Een mensch is een klein stofj.e",
dat leert ook Calvijn. Zich buiten de mense
lijke orde te stellen, zal zelfs Den Doolaard
niet blijvend gelukken.
Dr. J. KARSEMEYER.
Vit het leven der Profeten, door
Dr. W. H. Gispen. Deel II. Mep-
pel, B. ten Brink en M. Stenvert
en Zoon.
De groote verdienste van dit werk, dat
ruim 130 pag. omvat, is zeker wel deze, dat
zoo cuidelijk in het licht gesteld wordt de
organische inspiratie der Heilige
Schrift.
„Onder organische inspiratie", zegt Dr. H.
Bavinck, „verstaan wij, dat de Heilige Geest
na het menschelijk bewustzijn van de schrij
vers, op allerlei wijze te hebben voorbereid
door geboorte, opvoeding, natuurlijke gaven,
nadenken, herinnering, onderzoek, levens
vorming, nu in, onder en b ij het spre
ken en schrijven, in dat bewustzijn die ge
dachten en woorden, die taal en die stijl
op komen, die ce Goddelijke gedachten op
de beste wijze voor menschen van allerlei
rang en stand en volk vertolken kan."
Hieruit volgt, dat ook tot recht verstaan
van de profetische boeken, dringend noodig
is, kennis te nemen van de persoonlijkheid,
den tijd van optreden en de levensomstan
digheden van deze profeten des Ouden Tes
taments.
Dr. Gispen kwijt zich in bovengenoemd
werk op uitnemende wijze van de taak, om
ons de profeten Zefanja, Habakuk en Jere-
mia ten voeten uit te tepkenen. Hij laat zich
daarbij allerminst leiden door fantasie, doch
gaat uitsluitend van de Schriftgegevens uit.
Van uit dat standpunt beziet hij dan ver
der oen inhoud dezer profetische boeken.
En tegelijk wijst hij dan op de rijke betee-
kenis dezer profetieën ook voor onzen te
gen woo rdigen tijd.
Gaarne hevelen we deze populaire studie
aan. Ze doet ons beter verstaan gedeelten
der Schrift, waarvan anders de rijke en
diepe zin zoo licht wordt voorbijgezien.
Dogmatische Hoofdlijnen, door
Ds. J. G. Feenstra. Tweede
druk. Bruinisse, J. v. d. Wal.
We zouden, waar het een tweeden druk
gelat, kunnen volstaan met een enkele aan
kondiging. Aangezien echter deze tweede
druk aanmerkelijk is uitgebreid en som
mige hoofdstukken opnieuw zijn bewerkt,
willen we toch gaarne opnieuw de aandacht
vestigen op deze uitgave.
Dit werkje is in de eerste plaats bestemd
voor onze Chr. Onderwijzers, die zich voor
bereiden voor het examen van „Gerefor
meerd Schoolverband".
Doch niet minder kan het dienst doen als
leidraad op Geref. Jeugd- en Mannenver-
eonigingen. Natuurlijk blijft het dan noo
dig, uitgebreidere werken te raadplegen
voor de behandeling van een of ander on
derwerp van de Geref. belijdenis. Doch men
vindt aan in bovengenoemd werkje zeker
eon uitnemend schema, dat duidelijk de
punten aangeeft, welke achtereenvolgens
dienen behandeld te worden.
Naar het land van Jezus. Door
A. G. Barkey Wolf. Illustraties
van Mia van Oostveen. Uitgave
N.V. Boekhandel W. ten Have,
Amsterdam.
In zijn wot d vooraf merkt de Haagsche
prediker op, dat er op het gebied van de
reisverhalen over het Heilige Land al zoo-
ceel goeds bestaat,
Jat hij „met-schrik"
zijn boek op de
markt heeft zien ko
men en dat hij zich
in gedachten door
zijn gymnasialen rec
tor van weleer hoor-
Je toevoegen: „Man,
wat doe je in de
kou!"
Wij zullen ons
liet onderwinden,
desgelijks tot den
schrijver te spreken,
maar wij willen wèl
erkennen, dat, yooral nu de als hoek ge
A. G. Barkey Wolf.
bundelde artikelen reeds in een dagblad
gestaan hebben, de uitgave ons niet vol
doende gemotiveerd voorkomt. Eerlijk ge
zegd: van ds. Barkey Wolf hadden wij iets
veel, veel beters verwacht. Dit boek is óf
te haastig geschreven, óf wat ons meer
waarschijnlijk lijkt de schrijver heeft de
gelegenheid gemist, zijn overlading van in
drukken eens een jaar te laten bezinken
om ze dan in de volheid van zijn overigens
voortreffelijk talent van luisteren en spre
ken uit te zetten.
Of hiermee nu de reisindrukken van ds
Barkey Wolf getaxeerd zijn? Niet geheel.
Want wij denken ons een breede schare
belangstellenden, die genieten zullen
deze vluchtige en onderhoudend geschreven
schetsen, de conformeering van het gezie-
aan de H. Schrift, het mystieke ele
ment en de ongekunstelde weergave van
persoonlijke indrukken en teleurstellingen.
Vraagt men niet meer, dan zal het boek
dat met fraaie penteekeningen is verlucht,
talrijke lezers doen genieten.
Aan de Levensbron. Zwolle, La
Rivière en Voorhoeve.
De eerste indruk, welke dit boek maakt,
is die van royale en keurige uitvoering. De
imitatie-bruinleeren band met gouden op
druk geeft een voornaam cachet aan dit
werk.
Maar de inhoud! is zeker niet minder voor
naam te noemen.
Dit werk dient zich aan als een troost
boek voor hen, die verstoken zijn te
kunnen opgaan naar Gods Huis voor
alle zieken en eenzamen, die gelaafd en ge
sterkt worden door te vertoeven bij de
„Levensbron".
Het bevat 55 schetsen, geordend naar de
weken en maanden van het jaar, en ge
schreven door de volgende predikanten: Dr.
C. Bouma van Den Haag, Ds. A. M. Boeyen-
ga van Haarlem, Ds. H. Knoop van Rotter
dam, Ds. J. H. Kuiper van Zwolle, Ds. L.
Oranje van Groningen en Ds. P. Ch. v. d.
Vliet van Utrecht.
We zijn gewoon een werk als dit, een
stichtelijk boek te noemen. Wij hebben te
gen die uitdrukking geen bezwaar, mits er
mede gerekend wordt, dat „stichten" feite
lijk „bouwen" beteekent Hier wordt inder
daad gebouwd op het eenig fundament
.Christus" en naar het woord van den Apos
tel Paulus aan de Corinthiërs mag gezegd
worden, dat gebouwd wordt niet met hout,
hooi en stoppelen, doch met goud, zilver cn
kostelijke steenen.
In dagen van ziekte, eenzaamheid en druk
dringen de groote levensvragen zich op,
waarover wij in tijden van voorspoed zoo
gemakkelijk heen leven. Hoe kostelijk is
het dan om door opening der Schriften licht
te ontvangen in de ons omringende duis
ternis.
De samenstellers van dit boek beschikken
over een vlotten duiaelijken stijl, toonen
rijke ervaring als zieleherders te bezitten en
dalen diep af in de mijn der Heilige Schrift
om aldaar te vinden, wat het menigwerf
ingezonken geloof kan versterken.
Dat Gods Woord voor alle tijden en om
standigheden deugdelijke onderwijzing, ern
stige vermaning en rijken troost bevat, is
zeker wel de diepe indruk, welke de lezing
van dit uitnemende werk bij alle heilbegec-
rig harten zal achterlaten.
Koning en Minister. Een staats
rechtelijke studie, door Mr. P.
W. Kamphuisen. Nijmegen, Dek
ker en Van de Vegt N.V.
Het vraagstuk, in deze studie aan de orde
gesteld, heeft reeds lang de aandacht van
rele staatsrechtsgeleerden in ons land bezig
gehouden, ja zelfs van den tijd van Van
Hogenc.orp af. Het spreekt wel vanzelf, dat
het probleem, al is het dan in hoofdzaak
ongewijzigd, verschillende nuanceeringen
heeft ondergaan. Onjuist is het daarom, uit
sluitend te letten op de wetstekst, maar
evenzeer onjuist, om te meenen, althans
stilzwijgend aan te nemen, dat de toestan
den en de verhoudingen, ook tusschen Ko
ning en Minister, niet aan veranderingen
zouden onderhevig zijn geweest. Het komt
dat, wanneer de schrijver niet zoo
zeer op staatsrecht, maar meer op staat
kunde het accent had doen vallen, m.a.w.
zich niet tot de theoretische uiteenzettingen
beperkt had, eenige punten anders waren
beoordeeld.
We dienen deze studie echter te nemen,
zooals zij blijkens het voorwoord is bedoeld,
ui. als een staatsrechtelijke, en niet als een
politieke. Belangwekkend is reeds danelijk
het b°gin, waar de schrijver opmerkt, dat
door velen onzer staatsrechtsheoefenaars te
veel gezien wordt naar Engeland als het
groote voorbeeld. Inderdaad. Ieder land
heeft eigen historie en zelfstandig gevorm
de rechtsinstellingen»
Aan een uiteenzetting van de beteekenis
der woorden „naar welgevallen" in art. 77
van de Grondwet wordt ruime plaat* ge
schonken. Hier is Prof. Kamphuisen het
niet eens met Buys, die, zooals bekend is,
deze uitdrukking alleen liet slaan op het
ontslag, en niet ook op het benoemen van
de ministers. De schrijver van de hierver-
melde studie voert vele bewijzen aan voor
de meening, dat de twee bovengenoemde
woorden op beide handelingen betrekking
zouden hebben.
Van meer beteekenis dan deze welhaast
academische kwestie lijkt ons het vervolg,
waarin onder meer de vraag onder de oogen
wordt gezien, of de verhouding tusschen
Koning en Ministers in 1S48 gewijzigd is.
Ook hier blijkt de hoogleeraar aan ae R.K.
Universiteit te Nijmegen met verschillende
staatsrechtsgeleerden van meening te ver
schillen. Een ruime plaats wordt geschon
ken aan de befaamde Juli-gebeurtenissen
van dit jaar, welke door den schrijver aan
een beschouwing worden onderworpen.
We aarzelen niet, deze belangwekkende
studie aangaande dit steeds weer actueele
probleem bij hen, die in het staatsrecht be
lang stellen aan te bevelen. Zoowel de pit
tige stijl als dc prettige uitvoering veraan
genamen het lezen.
Dr. Jan Romein, Grondstoffen en
Politiek. Amsterdam, Wereld
bibliotheek N.V.
Het verband tusschen grondstoffen en po
litiek is onmiskenbaar. Vooral in deze dagen
van internationale spanning nu de oorlog
woedt in Oost-Afrika.
Dr. Romein is een vijand van het kapita
lisme. Men fn communistische kijk
op de dingen op vele bladzijden van dit
boekje, dat een viertal lezingen bevat, welke
de schrijver voor de microfoon heeft gehou
den. Het is geen wonder dat de Radio-Con-
trole-Commissic enkele van de meest ge
waagde passages heeft geschrapt.
De Wereldbibliotheek heeft de vier lezin
gen in druk doen verschijnen. In onverkor-
ten vorm. Zij handelen resp. over de vier
voorname grondstoffen Katoen, Petroleum,
Rubber en Staal. Het is er den schrijver vnl.
om te doen te schetsen „den gang van on
schuld naar verderf, van een als spelend
aanvaarden van een geschenk der natuur
tot een strijd om de grondstof, waarvan de
onmisbaarheid voor den oorlog gebleken is".
Dat hij hierin in alle opzichten is geslaagd,
betwijfelen wij. Het best geslaagd is de
schets over rubber. Wellicht omdat deze het
ontróerendst beschrijft de wreede excessen,
waaraan „het gehate kapitalisme" zich in
vorige eeuwen te buiten ging. De schets
„Katoen" krijgt momenteel bijzonder relief
in verband niet het Italiaansch-Abessynisch
conflict
Ons standpunt t.a.v. het kapitalisme is
bekend. We zijn het met Dr. Romein eens
als hij op onbarmhartige wijze de exces
sen van het kapitalisme (lees „mammo
nisme") geeselt. Maar anderzijds moet men
zich toch ook weer hoeden voor overdrij
ving, iets waaraan ook diverse schrijvers
uit het Sovjet Paradijs (Ehrenburg: Het le
ven der Auto's) zich gretig schuldig maken.
Daarmee is echter het -fclsel als zoodanig
niet veroordeeld. Het gaat niet aan te be
weren, dat de internationale politiek be-
heerscht worot door enkele grootmachten,
die uiteindelijk aan de touwtjes trekken.
Zóó is liet al te simplistisch voorgesteld.
In feite wordt in deze vier lezingen op
verkapte wijze propaganda gemaakt voor
het socialistisch gemeenschapsideaal. Als
men maar weet te proeven! Bij hot lezen
er van doet men dan ook goed hiermee ïc-
kening te houden.
Het eigen karakter der Christe
lijke school. Door A. Janse. Uitg.
J. H. Kok N.V. te Kampen. 1935.
Terwijl de strijd om de Christelijke School
nog voorwerp van aanhoudende zorg is,
komt de strijd in de Christelijke school in
toenemende mate hoofd en hart bezig hou
den. Wij ontkomen niet meer aan de onrust
wekkende zekerheid, dat de school met den
Bijbel, die nog niet zoo heel lang geleden
den strijd om haar bestaan voltooide,
thans te maken krijgt met den strijd om
haar karakter. 'Dc nieuwe tijd moge
oude dingen voortbrengen, hij stelt zijn
eischen. En op hen, die onderricht te geven
hebben, dringt, van twee kanten de stuwing
tot koerswending aan: van de zijde der
nieuwe pae-oagogiek, die leerstof èn leer
methode niet ongemoeid laat; en van de
zijde der leerlingen, die kinderen van liun
tijd zijn in een mate, als tevoren zelden zich
openbaarde.
En nu komt de vraag op ons toe: is
koerswending noodig? Of mogelijk? Of ge-
wensclit? En zoo niet, wat doet dan dienst
als onwrikbaar uitgangspunt? Het is rond
deze vragen, dat de schrijver van het hier
besproken boek antwoorden heeft. Niet
zoekt, maar heeft. Daar is hij A. Janse
voor. Wie zijn
boek „Van de
rechtvaardigen"
las, dat den vol
wassenen ten nut
te wil zijn, weet,
dat de schrijver
voor zijn belang
stelling in kind
en school geen
andere lundcc-
ring bezit. Wij
proeven hier iets
van de eenheid
van denken, die
r e d e 1 ij k e
Godsdienst waar
borgt
Al zou men bij
dit bock kunnen
spreken van een bundel opstellen over ver
schillende onderwerpen, er loopt door alle
A. Janse
hoofdstukken eenzelfde draad, niet allten i
bij wijze van bindsnoer maar vooral bij
wijze van richtsnoer. Het is een mooie,
het is eci sterkende eentonigheid,
waarmee Janse alle onderdeden van het I
schoolleven conformeert aan wat voor hem I
het Christelijk onderwijs in wezen is: te
verkondigen aan onze kinderen de daden
des Ileeren. (Verkondigen in den schoonen
zin, waarin Prof. Berkclbach v. d. Sprenkel
dut bij zijn inauguratie te Utrecht bedoelde).
Als een klokslag kjinkt door elke beschou
wing heen dit refrein, en terecht. Want im
mers, ii alle hier aanhangige vraagstukken
knaagt het humanisme aan den wortel
van het onderwijs. Om den mensch! roept
het in alle toonaarden uit. Neen! roept de
schrijver veelvoudig terug, om den Gód des
Verbonos!
Van dit hoogtepunt uit overziet hij dan
het vraagstuk van den bijbel op school, de
opvoeding tot zelfstandigheid, de verhou
ding tusschen ouders en onoerwijzers, de
school-inspectic, schoolhervorming, de klach
ten over het onderwijs, het beginsel der Chr, I
school, de Barthiaansche paedagogiek, kort
om, het geheele apoaraat van het lager on-
derwijs met den Bijhei wordt nagezien, de
zwakke plekken worden aangewezen, maar, i
bovenal wordt de geestelijke onderbouw er
van in al z'n schoonheid geteekend en in I
z'n geheiligde doelmatigheid voor dit cn
het toekomende leven helder belicht.
Een boek voor den onderwijzer alleen?1
Volstrekt niet. Ouders, wier belangstelling I
verder gaat dan de ouderavond met of zou-
der demonstratie van de school-élite, vin
don hier volle korven, bruikbaar bij de aan-
sluiting tusschen hun kind(eren) op school
en in huis. Daarbij is de schrijfwijze van j
Janse, hoewel uit stijlistisch oogpunt niets
bijzonders, uit aard van wat en dc j
wijze waarop hij betoogt, in den besten zin
pakkend.
Men leze en versterke zich in wat
ouders voor wat hun het liefste op aarde
is, het beste doet zoeken.
Kalenderpakket 1936
Van de firma J. N. Voorhoeve, Dunna
Bierkade 17 te Den Haag ontvingen wij
een pakket bestaande uit: een scheurka
lender 1936, een ingebonden dagblok van do
zelfde kalender, een maandkalender „Het
licht tegemoet" met op elk blad een artis*
tieke illustratie, een keurig uitgevoerde 6-
bladige verjaarkalender, een mooi kalenden,
tje bestaande uit 3 bladen en twee premie-
boeken „Waar liefde woont" door Cath,
Shaw en „De stem des bloods" door W,
Schippers.
De groote scheurkalender verschijnt thansl
voor de 45e maal; het schild geeft een sug- j
gestieve voorstelling van den titel ,De dag j
is nabij". De lectuur op de achterzijde der
blaadjes is zeer boeiend. Aan de uitvoering
is nog meer zorg besteed als in vorige jaren
en de prijs isverlaagd.
Dc kalender „Het licht tegemoet" bestaat
uit 24 briefkaarten cn kan wedijveren met j
de beste buitcnlandsche kunstkalenders.
Dr H. M. H. A. v. d. Walk
Economische politiek in België
in de depressie, door Dr. H. M.
H. A. v. d. Valk. (Ned. Ec. Inst.
No. 13). Haarlem. Erven F.
Bohn N.V.
In het voorjaar van 1935 werd de positie
van het goudibloc aanzienlijk verzwakt door
de devaluatie van
den Belga. Met
name de Neder-
landsoho gulden
kreeg het zv
te verduren en
het is slechts na
groote krachts
inspanning gelukt
den gulden voor
muntverzwakking
veilig te stellen.
Over de oorza
ken, die tot de
devaluatie van de
Belga leidden,
zijn de meen i 11-
gen verdeeld.
Naast veel on
kunde bestaat er op dit gebied veel misvat
ting en elke poging om deze te doen verdwij
nen moet worden toegejuicht.
Het is dan ook een goede gedachte ge
weest van dr van der Valk een studie te
wijden aan de economische politiek, die in
België de laatste jaren is gevoerd.
Deze knappe studie is niet alleen in hoo-
ge mate actueel, maar ook in het licht van
onze economische moeilijkheden van groote
beteekenis, in zooverre zij antwoord geeft op
de vraag, op welke wijze ecu deflatiepoli-
tiek moet worden gevoerd.
Dr van der Valk is van de Belgische
financieel-economische verhoudingen goed
op de hoogte. Eenige jaren geleden trok
zijn studie over de betrekkingen tusschen
banken en industrie in België zeer de aan
dacht. De schrijver heeft zich thans spe
ciaal toegelegd op de bestudeering van de
periode 1926 tot einde Maart 1935, omdat dit
tijdvak een conjunctuurcyclus omvat, waar
in de gouden standaard ongewijzigd bleef.
Zijn onderzoek loopt dus over de periode
van de stabilisatie van de franc tot het uit
breken van de crisis in 1929 en de crisis
periode tot 1935, toen door de regeering on
der leiding van Minister-President van Zee
land een nieuwe crisispolitiek werd inge
slagen.
De periode 19261929 kenmerkt zidh door
een ex'pansieve crediietpoliitiek van de ban
ken, hetgeen tengevolge had, dat een pro
ductie-apparaat in het leven werd geroepen,
hetwelk de behoefte verre overtrof.
In de crisisperiode na 1929 bleven dc ge
volgen niet uit. Crediet-contractie, toene
mende werkloosheid, dalende buitcnland-
sche handel, stijgende rentelasten en Staats
schuld, het waren evenzoovele factoren, die
een gezonde economische ontwikkeling van
het land in den weg stonden.
De begrootingspositio werd onhoudbaar
en was bovendien zeer on elastisch: de dienst
van de openbare schuld eischtc alleen al
ongeveer één derde van do totale uitgaven
van den Belgischen Staat op. Van de ove
rige uitgaven was ongeveer 1/3 voor bc
stuursuitgaven en 1/3 voor sociale lasten en
pensioenen bestemd. De uitgaven voorwerk-
loozensteun vereischten elk jaar grootere
bedragen. Dit was te ernstiger, omdat, de
inkomstenzijde van de begrooting zeer elas
tisch was (voor 85 pet.) en staag dalende
cijfers te zien gaf. Daarnaast vertoonde de
interne prijsconjunctuur in België een groot
aantal spanningen, tengevolge yan de on
gelijkmatige prijsdaling van de verschillen
de goederen en diensten.
Onder deze benarde omstandigheden
moest de strijd tegen de crisis worden
aangevangen. De moeilijkheden stegen nog,
omdat de positie van het Belgische bank
wezen regelmatig verslechterde. Immers be
stonden in België nauwe relaties tussdhen
banken en industrie geheel in tegen
stelling met de positie van het bankwezen
in Nederland waardoor het buitenge
woon gevoelig was voor prijsveranderingen
Dr van der Valk is in dit gedeelte van
zijn studie zeer uitvoerig. Hij gaat na de
pogingen, die men aanwendde om de ere-
diet/basis van de banken te verbroeden door
middel van de Nat. Mij voor Credict aan
de Nijverheid, cn bespreekt vervolgens dc
maatregelen door den Staat genomen tot
steun van het bedrijfsleven en, de bestrij
ding der werkloosheid.
De Overheid heeft eerst getracht door
aanpassing en een actieve conjunctuurpoli-
tiek de weg naar herstel te vinden. In Maart
1935 was echter de toestand slechter dan
ooit en een Regeeringscrisis brak zich 1
die uiteindelijk leidde tot de devaluatie
van den Belga.
De conclusie van den schrijver is, dat 't
evenwicht in de Belgische volkshuishou
ding is verbeterd door de devaluatie, doch
niet hersteld. Alweer een bewijs alzoo, dat
men van devaluatie in dezen tijd dc red
ding alleen niet kan verwachten!
Rekening houdend met de bijzondere
positie van België, zoo besluit dr v. d. Valk,
staal het vast, dat zoolang de internatio
nale valutastabilisatie nog niet tot stand is
gekomen, de aanpassing in de goudlanden
zich niet heeft voltrokken, de handelspoli
tieke constellatie zich nog voortdurend wij
zigt en de internationale conjunctuur niet
verbetert, het evenwicht in de Belgische
volkshuishouding niet kan worden her
steld.
We bevelen deze interessante, helder ge
schreven, actueele studie van harte ter
lezing aan. Het zal uitermate belangwek
kend zijn aan de hand van het onderzoek
van dr v. d. Valk de verdere economische
ontwikkeling in België gade te slaan.
Het Ongeloof en de Natuur
wetenschap, door Prof. Dr. Ph.
Kohnstamm. Amsterdam W.
Ten Have.
Dit werkje, verschonen als nr VI in de
serie geschriften „Psychologie van het Onge
loof", behandelt de diepgaande invloed, die
de natuurwetenschap heeft gehad op het
denken cn leven en daarmede op de geloofs-
cn ongcloofshouding van de huidige mens
heid.
De tijd, waarin het materialisme werd 'be
schouwd als onverbrekelijk verbonden met
de natuurwetenschap, is voorbij. Maar de
invloca van laatstgenoemde werkt nog krach
tig door. Aan de hand van een uiteenzetting
over het verschil tussen functionele afhan
kelijkheid, waarbij steeds berekening cn sta
tistische regelmaat, waarbij hoogstens een
schatting van de uilkomst mogelijk is, be
toogt de schrijver dat de theorie der z.g.n.
ren natuurwetten", waardoor alle men
selijke gedragingen zouden worden beheerst,
door de nieuwere natuurwetenschap in het
minst niet meer wordt gesteund. Deze theo
lie zo sterk 't ongeloof in de hand heeft
gewerkt, is geen product van ernstige na-
wetenschap, maar van rationalistische
wijsbegeerte, 't Deïsme heeft haar gepropa
geerd. Dit deïsme Werd tot ontwikkeling ge-
bracht door de humanistische religie, die op
deze wijze hoopte tot een „natuurlijke theolo< I
gie" te komen. Hier ligt de bron der schei*
ding tussen het bovennatuurlijke en het ran
tionele, tussen geloven cn weten. Waar da
schrijver in dit verband de figuur van Kant
bespreekt, die van oordeel was dat alle we*
tenschappelijkc kennis mathematisch van;
structuur moest zijn, verdient zijn critischi
betoog zeer bijzondere aandacht. Hier toch ls
een wijsgerig geschoold natuuronderzoekes
aan het woord, die het verschil in denkwijza
tussen den mathematicus cn den natuurkun*
dige uit eigen ervaring heeft leren kennen.
Wat Prof. Kohnstamm bij dc bespreking
van ae verhouding van theologie en natuur
wetenschap zegt over de oorzaken van de
breuk van vele exact denkende intellectuelen;
met de kerk, is van grote waarde voor iedei;
die zijn tijd wil verstaan. Hij ziet onder meer
als een zeer belangrijke oorzaak een diep ln
christelijke kringen ingewortelde doch in j
wezen onbijbelse tegenstelling van geest en'
slof of natuur, een gevolg van de invloed van
het griekse denken op dc formulering der
christelijke geloofswaarheid. Het weigeren
om de statische begripsvorming der tradition
nele theologie als normatief te aanvaarden ls
volgens den auteur eerder als een uiting
van geloof dan van ongeloof aan te merken.
Tijdens de lectuur rezen bij mij enkele be-
denkingen. Wanneer de schrijver van het
physische, het biotische en het psychische,
het studieveld dus van den natuuronderzoe*
ker, spreekt als van een „gegevenheid bui- I
ten oen mensolielijken geest" (p. 41) en wan. I
neer hij dit. het „beneden-menschelijke" i
(p. 44) noemt, meen ik een dualisme tussen
de logische functie (de .geest") en de lagere j
functies ('t „beneden-mensohelijke") van de
mens te moeten constateren, dat aan de een.
heid van de menselijke natuur afbreuk doet.
Zeer zeker staat en valt de natuurweten-'
schap met het handhaven van de eigensoor
tigheid dezer lagere of natuurfuncties te
genover de logische, maar* daarom zijn ze
nog niet buiten dc menselijke geest, bene-
den-menselijk of irrationeel. Zij maken deel
uit van de totale mens als beeld Gods, zo
zijn evenzeer functies van de geest (hart,
ziel) als de hogere, specifiek-menselijke
functies. Deze in de christelijke anthropolo
gic zeer actuele kwestie vindt men uitvoerig
behandeld in de geschriften van Prof. Dooye- 1
weerö en Prof. Vollenhoven.
Prof. Kohnstamm heeft ons met dit ge
schrift een grote dienst bewezen. Laten theo
logen en natuurphilosophen het helder ge
schreven werkje bestuderen; het is immers
in de eerste plaats bedoeld om het vastge
raakte gesprek tussen deze beide denkrich
tingen weer op gang helpen. Het is hij
uitstek geschikt als handleiding voor studie,
kringen, waar beide groepen tezamen wer
ken.
Dr. J. H. D.
Vorming en vergaan der bergen,
door E. W. Venema. Uitgave van
de Ned. Reisvereen., Den Haag I
De verschillende vragen, die bij ons, en
vooral bij ons bewoners der vlakke landen, I
opkomen, als wij dat bergland bezoeken en
gaan mediteoren over het grootsche, het
majestueuze, dat, we daar zien, de vragen,
die dan opkomen wil de heer Venema trach
ten te beantwoorden in dit boekje.
Maar reeds op pag. 4 zegt bij, dat over do 1
oorzaken der bergvorming nog heel wat ver
schil van meening heerscht en daarom geeft I
hij een der nieuwste hypothesen. Deze wordt
uiteengezet in de eerste 14 pagina's, de rest
het boekje, dat. 53 pagina's telt, is ge
wijd aan de verweering en het verdwijnen j
der bergen. .1
Met talrijke teekeningen en fraaie afbeel- j
dingen is het boekje, dat op kunstdruk-
papier is uitgevoerd, versierd en wordt ae
lectuur, die veelal interessant is, verduide- I
lijkt.