Clkm
DIET KRAMER
DE MODERNE
SPIEGELT
JEUGD
.MENSCHEN IN DEN STORM'
DINSDAG 22 OCTOBER 1935
Men behoeft geen literaire profeet te zijn,
om te kunnen voorspellen, dat de „nieuwe
Diet Kramer", een veel gelezen boek zal zijn
in het zoo juist aangevangen nieuwe boe-
Jccn-seizoen.
Van haar eerste roman „Begin" is reeds
de zesde druk verschenen.
„Begin" heeft ook in christelijke kringen
Vele lezers gehad, wat te verklaren viel uit
het feit. dat de naam Diet Kramer geen on
bekende naam was in diverse christelijke
bladen.
Niettemin hebben we destijds geconsta
teerd. dat „Begin" niet kon worden gerekend
tot de z.g. Christelijke literatuur.
Er zijn wel critici geweest, die er een lans
voor gebroken hebben, ja, het een bij uitstek
„ohristelijk boek" genoemd hebben, doch dat
was minstens een vergissing.
Wat de schrijfster zelf zeker zal beamen.
„Begin", door ons gekwalificeerd als een
roman over de niet-kerkelijke jeugd, was
nobel, eerlijk, humanistisch boek, gedraj
door een onverwoestbaar geloof in het levi
zelf.
Het noemde de zonde der moderne jeugd
bij de naam, doch sloeg er niet op een ordi
naire manier winst uit. Integendeel de
schrijfster koos, vooral in het slotgede
onomwonden voor het waarlijk vrouwelijke,
voor het huwelijk en het moederschap, als
ideaal.
Met dezelfde ernst is nu haar tweede
man over de moderne jeugd: „De Bikkel"
geschreven.
De geschiedenis van een provinciale klas
gymnasiasten in bun laatste schooljaar.
Betreffende de inhoud citeer ik met een
gerust hart iets uit het prospectus, daar de
uitgevers maatschappij „Holland" de. eer
toekomt haar prospect! te houden buiten het
jargon dat lezers en critici reeds lang in
dergelijke „aankondigingen" tegenstaat.
Het verhaal
„Een zesde klas van een klein gymnasium
ïn een provinciestad.
„Een merkwaardige klas", zegt een leer-
ares er over. „We hebben in lang niet zoo'n
pientere zesde gehad. Vlot, je zou bijna zeg
gen „enbloc" begaafd, maar akelig nuchter."
Negen leerlingen, vier meisjes, vijf jon
gens, van welke de jongste zeventien, de oud
ste twintig is. Geen kinderen meer, maar
reeds mensohen met een bepaalden aanleg,
een aanleg die zich straks, m de komende
studentenjaren, krachtiger en volkomener
bewijzen zal.
Daar is Frederik Goosens, de fanaticus,
die zijn ideaal in Rusland ziet, en zich met
een zekere hartstocht in alle mogelijke po
litieke debatten en polemieken stort
Bob van Beek, de trouwhartige, sportieve
jongen, goedig en oppervlakkig, met zijn
zonderlinge verknochtheid aan het begaaf
de, innemende meisje Fransje Fulldag, met
.wie hij een onafscheidelijk paar vormt,
Non de Bira, blasé, mondain, „absoluut
doorgewinterd" zooals de achttienjarige Gijs
Scheltmans beweert, die zelf alle eigenschap,
pen bezit om eens weer een geperfectioneer
de man-van de wereld te worden. Dirk Ver
meer, de beweeglijke, vitale, met zijn wan
hopige, jongensachtige verliefdheid op Non
de Bira die hem in wezen jaren vooruit is
Juup Vollenhoven, het veulen, merkwaar
dig onaangedaan rondwandelend in het
klassegebeuren, een typisch onberoerde na
tuur.
Geerten de Pool, de oudste van hen allen,
©en uitzonderlijk begaafde jongen, die door
zijn vader gedwongen wordt het gymnasium
af te Joopen alsvorens hij de Academie voor
Beeldende Kunsten betreedt en die hierdoor
moeilijke eenzame jaren aohter zich heeft
Tenslotte als een van de belangrijke figu
ren in dezen kleine groep, en de hoofdper
soon van het verhaal Inger Olgo Horstink,
alias Bikkeltje en door haar mannelijke
klasgenooten „De Bikkel" genaamd. Het ver
haal gaat om de menschwording van deze
Bikkel. De groote bewondering voor Hans
de Pool een broer van Geerten, in hem
zneent ze een ideale man te zien.
De teleurstelling, de harde les die voor
haar hierin opgesloten ligt is ontroerend ver
teld. Groeien doet pijn, dit is de levensles die
De Bikkel te leeren krijgt. Haar weg gaat.
over vernedering, verdriet, kleineering en
strijd.... omlaag, omhooglangs heftige
emoties tot een bewustwording van eigen
innerlijk, tot oen inkeer een zelfbezinning."
„Groeien doet pijn"
Dat is zeker de moeilijkste les die Inger
Horstink, bijgenaamd „De Bikkel", dit laat
ste jaar te verwerken krijgt.
Inger is het type van bet moderne meisje
zooals wij dat kennen: slank; sportief; cri-
tisch en wat haar gevoelsleven betreft: inge
houden. Geen sentimentaliteitcn a.u.b.
Wanneer haar vader haar op zeventienja
rige leeftijd het dagboek van haar moeder
geeft, zegt ze, na het lezen van een paar ge
voelige zinnen, waarin de jonge moeder haar
toespreekt: „Hü". „Een vreemd geluid, dat
als een sneer bedoeld is, maar bijna een snik
wordt."
B ij n a. Geen wonder, dat dit moederloo-
,JDE BIKKEL, door Diet
Kramer. U. M. „Holland"
Amsterdam 1935
ze kind. met de rimpel tusschen haar oogen,
derailleert als er werkelijk iets van liefde
in haar gaat branden. Maar ook deze teleur
stelling moet ze overwinnen.
De figuur van De Bikkel is door de
schrijfster scherp geteekend en heel zui
ver doorvoeld. Telkens betrapt ge er de
schrijfster op, dat ze door de mond van
De Bikkel van die harde, scherpe waar
heden laat zeggen, die niet alleen de
vrucht kunnen zijn van een kille opvoe
ding, doch ook deel hebben aan het le
vensinzicht van de schrijfster zelf. Een
levensinzicht, dat het. merk draagt:
„Groeien doet pijn", het kenmerk van
een zekere nuchterheid, zakelijkheid, zoo
ge wilt die heeft afgerekend met alles
wat niet eolit, niet waar is.
Maar het ligt voor de hand, dat wanneer
De Bikkel, door alle teleurstellingen heen,
groeit tot de sterke jonge vrouw: „Blond
haar om een vast besloten gezicht, het waak
zame, gespannen kijken der oogen en het ge
baar van handen, die sterk en open willen
zijn", er in dit leven een groote leegte zal
blijven. De armoede, in ieder menschen be
staan, waarvan de schrijfster schier op ie
dere bladzijde spreekt, en die alleen vervuld
kan worden door Gods genade in Christus.
Want laten we nuchter zijn bij het
constateeren van deze armoede alleen kun
nen we niet leven.
De Rector als achtergrond
Eén figuur mag hier niet onvermeld blij
ven; het is de figuur van den rector, die ge
looft in de op\oeding, in de resultaten van
de juiste leiding.
Er komt een moment dat hij twijfelt, dat
hij wil plaats maken voor een jongere, als
hij vermoedt dat hij geen vat meer heeft op
deze generatie.
Dat gebeurt na een ernstig voorval, als hij
Non de Bira op een morgen aantreft in een
Haagsoh hotel aan de ontbijttafel, die voor
twee personen gedekt is.
„Hét schoolsysteem is gebaseerd op de ver-
onderetelling, dat kinderen kinderen zijn en
geen jeugdige volwassenen, voor wie het le
ven zonder geheimen is."
Later moet hij wel verantwoording doen
tegenover de andere leerlingen, die hem
ronduit vragen waarom Non van school is
gestuurd.
Dan vertelt hij, zonder omwegen. En hij
zegt: „Wie denkt, dat hij volwassen is en
daden durft doen die een volwassen mensch
als zonden en ondeugden worden aangere
kend, hoort op de schoolbanken niet thuis.
Het kan me niet schelen, hoe ze bij jullie
thuis over die dingen denken, het kan me
niet schelen wat de buitenwereld zegt, i k
tolereer op dit gebied niets."
Dan opeens, als hij al deze gezichten 1
ziet is hij weer een der hunnen ook
hun oudere kameraad, die zegt: „Ik
weet te goed, dat de zonden, die een
mensch in zijn jeugd bedrijft, uit over
moed. uit nieuwsgierigheid, uit wanhoop
misschien, later zoo onherstelbaar blij
ken. Er komt altijd een dag, voor ieder
een, waarop je het over zou willen doen,
waarop je alles zou willen geven om
het ongedaan te maken, om de herinne
ring er aan kwijt te raken. Het leven
is in die dingen zooveel harder en on-
verwinbaarder dan jullie weten. Onze
daden keeren altijd weer terug."
„Trobeer dit van me aan te nemen: het
1 s de moeite waard sterk en goed te le
ven, het is de moeite waard om in je
jeugd tucht en zolfbeheersching te lee
ren
Naar deze man kunnen ze nog wel
Juistepen.
„De Baas", dit is iets ondefinieerbaars
voor deze groep jongelui.
Het afscheid na het examen is prach
tig.
Dat de schrijfster temidden van deze
„Sturm und Drang"-kinderen deze ster
ke, nobele figuur plaatste, heeft haar
verhaal de onmisbare achtergrond ge
geven.
Geestelijke teleurstelling
In „De Bikkel" houdt Diet Kramer de mo
derne jeugd van heden opnieuw een spiegel
voor, die niet liegt.
Het is mogelijk, dat er onder de genera
tie, die in de oorlogsjaren werd geboren, zul
ten zijn die zich herkennen in dit boek, die
zullen zeggen: Ja, z o o z ij n w ij. Dat er zul
len zijn die zich zullen oprichten aan de
levensmoed, die ons uit dit boek tegemoet
komt, maar toch hoe geweldig jammer is
het dat Diet Kramer niet verder gekomen i;
dan „Begin".
Want, we voelen het allen, het gaat in
laatste instantie bij deze lectuur niet meer
om „literatuur". Het gaat überhaupt niet
meer om literatuur in onze tegenwoordige
romans en verzen (wat nooit een excuus
mag worden voor het inboeten aan geeste
lijke spanning en gemis aan vormkraoht.)
Het gaat om het leven zelf. Vooral voelen
we dit, als we een boek lezen dat een ta
lent verraadt. De dialogen in dit boek,
waarin geworsteld wordt om zekerheden,
typeeren de schrijfster als een zoekende
geest die zich niet zoo maar kan neerleggen
bij wat anderen in de schoot gevallen is.
doch langs een eigen, doornig pad, wil stij
gen tot het licht. Er is in dit zwoegend, ver
beten zoeken, iets prachtigs en ook iets, dat
onzegbaar teleurstelt.
Want Christus is daar en Hij roep ons.
Oók de schrijvers.
Het lijkt niet erg vriendelijk toch is bet
geenszins als onvriendelijkheid tegenover de
schrijfster bedoeld, als ik zeg, dat zij bet
zich, ook met dit bock, moeilijker had kuh-
nen maken.
Ik vermoed dat zij niet onkundig is
de moeilijkbeden in het leven van jonge
menschen uit christelijke gezinnen. Over
deze een boek te schrijven, even eerlijk als
over de niet-kerkelijke jeugd, blijve een op
gave, die dringend wacht op vervulling, bel
zij door Diet Kramer, hetzij door een andere
jonge christelijke auteur.
P. J. RISSEEUW.
De Buchman-beweging. Door
D'r. E. D. Kraan, Dienaar des
Woords te Vlaardingen. Uitgave
van J. H. Kok N.V. te Kampen.
1935.
Hoewel van oorsprong geen Nederland-
sche beweging, heeft de Buchmanbeweging
in den vijver van ons kleine land al heel
wat deining teweeggebracht, zoowel door
den ommekeer in veler hart als door de
tegenkanting van anderen. Deze reactie
doet denken aan andere buitenlandsche be
wegingen, aan welke in ons land aanvan
kelijk een gulle ontvangst ten deel viel, om
dan na eenigen tijd te stranden op den on
derbouw van onzen volksaard. Toch kan
men met deze overweging niet geheel de
teweeggebrachte reactie verklaren. Zij toch
heeft haar invloed ook door het tijdperk,
waarin de Buchmanbeweging opkwam. En
tweedons vindt zij haar oorzaak in het uit
zonderlijke begeleidende feit, dat deze be-
veging geen waarneembare organisatie
ormt en diensvolgens slechts volledig
te beoordeolen is, wanneer men in baar
sfeer komt, kort of lang. Dat Dr Kraan dit
ontkent, is een zwakke plek in zijn overi
gens wel zeer sterke boek.
Een sterk boek. Niet alleen door de argu
mentatie, maar ook door den opzet. Dr
Kraan geeft eerst een uit de eigen Bucli-
n-litcratuur gedocumenteerde expositie
1 wat de Buchmanbeweging is en wil
hij doet dat zóó, dat men ontwillekeurig
onder de bekoring komt van baar streven.
Maar dan zet hij zijn tegen-stellingen op.
die culmineeren in een volstrekte afwijzing
en in een scherp vonnis. Voorzoover dit de
kerkgroep betreft, waartoe hij zelf behoort,
komt de schrijver tot de merkwaardige
slotsom, dat de Buchmanbeweging een
„zeer krachteloos medicijn" is; hij wijst
haar af. omdat hij niet geloovcn kan. dat
„voor onze slechtheid een dergelijke lichte
methode helpen kan". Of: „niet in een
gang naar de house-party, maar in don
terugkeer tot Gods Verbond daarin al
leen ligt onze redding, onze vernieuwing,
onze toekomst".
Aan deze conclusies gaat een breede be
strijding van de beschouwingen en de prak
tijk dei Buchmanbeweging vooraf. Dr
Kraan beeft daarbij vooropgesteld, dat ryen
zich van den kant. der Beweging niet zal
openstellen voor een ernstige en eerlijke be
oordeeling van zijn critiek. Deze verwach
ting grondt hij op haar standpunt, dat wat
waarheid is, niet door overreding en argu
mentatie, maar door de praktijk zal wor
den uitgemaakt. Niettemin zette de schrij
ver zich aan een beoordeeling. doch dan
alleen een naar het Woord van God,
Het valt niet te ontkennen, dat de leiders
der Buchmanbeweging, met de bladz. 46
78 voor oogen, een zware taak zouden heb
ben met het zich ontrukken aan de klem
mende greep van dezen beoordeelaar. En
dat werkelijk niet alleen, omdat hij prin
cipieel tegenover haar staat, maar terdege
ook, omdat hij langs de rechte wegen van
logica en redelijkheid af en toe onhoud
bare stellingen omstoot.
In zijn conclusie is Dr Kraan dan ook
allesbehalve zachtzinnig. Hij beschikt daar
bij over zeer duidelijke woordkeus: „De
Buchmanbeweging is psychologie en geen
verlossing". „Dit is iri strikten zin geen
Christendom meer". „Zij is cultuur, geen
religie". „Zij is Humanisme, maar geen
verzoening". „Zij brengt bekeering tot de
deugd, maar niet naar God". Ep dergelijke.
Slechts één ernstige bedenking hebben
wij tegen de conclusies van Dr Kraan, en
dit betreft juist een zeer sterke plek in
de Buchmanbeweging. Hij spreekt nauwe
lijks over haar beteekenis als bek ee-
r i n g s-instituut. Hier speelt vermoedelijk
de kerkelijke richting van den schrijver
hem parten. Voor hem is de Kerk meer
doel dan middel; bij de Buchmanbeweging
staat in her centrum van haar streven:
„Ons voornaamste werk is altijd bet maken
van bekeerlingen". Het komt ons voor, dat,
wanneer Dr Kraan bij zijn overigens niet
malsch vonnis over eigen Kerk (blz. 90—9b)
meer in het midden gesteld had haar schul
dig verzuim inzake Evangelisatie waar
toe de Kerk gesticht is hij dan zou aange
wezen hebben één der oorzaken van 't snel
ontkiemen der levensbeschouwing, die on
der de Buchmanbeweging zit, e.n van den
invloed, welke zij in de Goref. Kerken hier
en daar heeft uitgeoefend.
De lezing van bet met394 aanteerce-
ningen voorziene boek van Dr Kraan be
velen wij ten zeerste aan. Het is als geheel
een voornaam pleidooi voor de eere van
Christus als volkomen Verlosser en Ko
ning van Zijn Kerk.
Nadat hij gestorven is,
door Mr. Dr. N. G. Veldhoen.
Voorburg, H. E. G. Ruys.
Van dezen bundel Sehriftmedïtaties kan
met recht gezegd worden, dat de ontslapen
Dienaar des Woords, Dr N. G. Veldhoen,
daarin nog spreekt, nadat hij gestorven is.
Er schuilt groote waarheid in het spreek
woord, dat het hart welsprekend maakt. Dr
Veldhoen had in bijzondere mate de ga\e
woords ontvangen. Maar indien bij j
dezen predikant niet de warmte van ge
moed en de bewogenheid der ziel over de 1
antwoordelijke taak van den Dienaar
des Woords de diepste oorzaken van zijn
welsprekendheid waren geweest, zou zeker
deze schriftelijke nalatenschap niet zóó tot
le harten der lezers kunnen spreken, als
thans liet geval is.
Met ontroering zullen zeer velen, die Drl
Wijlen Mr Dr N. G. Veldhoen
Veldhoen in zijn leven gekend en gehoord
hebben deze meditaties lezen.
Zelfs zij, die hem niet persoonlijk gekend
hebben, zullen bij het lezen onder den in
druk komen van de heilige bezieling, wel
ke aan deze meditaties klank en kleur
Beurtelings wordt hier vermaning, onder
wijzing en vertroosting geboden. En rte
Christus der Schriften staat daarbij altijd
in het middelpunt. Daarom gaat de nood
zakelijke ontdekking aan zonde en schuld
immer gepaard met de heenwijzing naai
onzen Hcere Jezus Christus als het Lam
Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
En niet minder merkt ge de worsteling-
der ziel bij dezen leeraar, om door zuiveie
Schriftuurlijke leiding en voorlichting Chris
tus al meer gestalte te doen verkrijgen in
de har!en der geloovigen.
Als we een aanmerking maken, is 't niet
op den inhoud dezer meditaties. Het is al
leen op den Uitgever, die door een vergis
sing tweemaal dezelfde meditatie opnarn
over Rom. 814, de eene maal op pag. 27
en de andere keer op pag. 102.
Zij, ook langs dezen weg, het gepredikte
woord door Dr Veldhoen nog voor velen
ten zegen.
W. von Schoen: „Auf Vorposten
für Deutschland". Verlag Ull-
stein, Berlij'n.
Dezer dagen verscheen bij Ullstein te
Berlijn een boek, dat onder den titel „Auf
Vorposten für Deutschland" de lotgevallen
beschrijft van de Duitsohe pioniers, die de
Duitsche koloniën te beschermen hadden
tijdens den wereldoorlog.
Zoowel in het Verre Oosten als in Afrika
waren uitgestrekte eilandengroepen en ge
bieden od het continent onder Duitsche lei
ding bezig zich in te schakelen in het we
reldverkeer. Het internationale conflict brak
uit en verloren gingen al deze moeizaam
in cultuur gebrachte invloedsferen.
Uitvoerig schildert de schrijver in .het bij
zonder den taaien weerstand van Tsingtau
tegen de Japansche overmacht en den tita-
nenstrijd van Lettow-Vorbeck, om het be
houd van Duitsch-Oost-Afrika. Vooral waar
het den uitzichtsloozen kamp betreft om t
lot van de Chineesche kolonie gevoelt men,
dat de Duitscher zich anders tot ihet heroï
sche verhoudt dan de gemiddelde Neder
lander; de Duitscher blijft militair in hart
en nieren.
Overigens is het verschijnen van dit boek
een symptoom, dat beter dan lange betoo-
gen bewijst, dat Duitschland thans meer
dan ooit den blik naar den einder richt, in
de hoop op hereeniging met. wat bet, tegen
den geest van Wilsons befaamde veertien
punten in, ontnomen werd.
Duitschlands aanspraak op koloniën, zoo
uitte zich onlangs een bekend Engelsch pu
blicist, zal niet louter op doelmatigheid ge
grond'zijn, doch zal allereerst wezen een
moreel appèl.
Schoens boek is geen pleidooi, het be
doelt slechts, aan de eigen volksgenootcn te
verhalen, wat in den grooten oorlog in de
koloniale gebieden verricht is. Het maakt
bet verleden weer levend, en zoo een ver
leden als dit in den geest van een volk als
het Duitsche herrijst, zal het aan de toe
komst zijn stempel opdrukken.
Trouwens, teekenen aan den internatio
nalen politiek en hemel wijzen reeds thans
daar onmiskenbaar op.
Moray Mc. Laren: „A Wayfarer
in Poland". Londen, Methuen
Co.
Polen, sinds de dagen van het Versailler
Tractaat herleefd, is een nieuw land, ga-
sticht op een bodem van oude traditie?, een
land, waarvan West-Europa over het al
gemeen weinig meer afweet, dan dat het
eertijils een zeer roerigen Landdag moet
hebben bezeten, evenals het thans con zoo
genaamde „Corridor" heeft, een gebieds
strook, welke tot een steeds opnieuw op
laaiend internationaal debat aanleiding
geeft. Verder weet „men" van Polen niets.
De Schotsche publicist heeft dezen Euro-
pceschen uithoek bereisd, in de verwach
ting er bovenal romantiek aan te zullen
treffen, doch reeds de aanblik van Gdynia,
de moderne havenstad, waar hij zich ont
sciheopte, bracht hem een andere tijding.
Polen is traditioneel, gehecht aan bijna
voorvaderlijke zeden, doch tevens hevig
modern, bijna Amerikaansch. Juist deze
ontmoeting van uitersten, van toestanden,
die sedert de verdeeling van het land, in
1795, vrijwel onveranderd hc-bben voortbe
staan, en van de twintigste eeuw, die in het
bijzonder in de steden, plotseling in 't her-
eenigdc rijk is binnengebroken, hebben Mc.
Laren geboeid, en hem gebracht tot bet
schrijven van dit boek, dat geen reisgids
is en minder nog een verzameling van
orientaliemateriaal, doch veeleer een cau
serie van een zeer bereisd en belezen
mensch, die op rustige en toch levendige
wijze hier zijn indrukken biedt.
Polens moderne en oude steden,
wijde landschappen en zijn bevolking tre
den ons uit deze bladzijden tegen; ook zijn
problemcp, onder welke het Duitsche en 't
Jooclsche wellicht van overwegend belang
zijn.
Mc Laren's boek is geschreven in een
toon als van oude reisverhalen, zonder pre
tenties van volledigheid of exactheid, doch
vol van een sfeer en een stemming, die
Nieuwe Kerstboehj.es
nimmer opgelegd aandoen. Al lezende
krijgt men genegenheid voor den auteur
en voor het land, dat hij met zulk een fijn
heid voor ons teekent; dit pleit dunkt ons
voor de kwaliteiten van het yenk.
Men kan er eenige zeer mooie uren mee
beleven.
De firma J. M. Bredee te Botterdam,
komt ook dit jaar met nieuwe Kerstboek?
jes op de markt. Al de boeken, die zij zendt
zijn gekeurd door een jury, bestaande uit
Mevr. T. Eggink-Engelberts en de heer H,
A. van den Hoven van Genderen.
Alvorens over te gaan tot het drukken
der nieuwe werkjes, is een enquête gehou
den onder de clienteclc over de spelling,
die gevolgd zou worden. De uitslag was,
zoo verzekert de firma Bredee, opmei'ke»
lijk: één derde was voor de spelling-De
Vries en Te Winkel, terwijl twee derde
verklaarde, dat zij de Kerstboekjes liever
in de nieuwe spelling zagen gedrukt. Daar
bij merkten velen op, dat zij persoonlijk
daar de voorkeur niet aan geven, maar
dat ter wille van de kinderen deze wijzi
ging moest worden ingevoerd.
Het lijkt ons verstandig, dat de uitgeve»
thans voor de jeugd drukt in de spelling;
die ze op school onderwezen krijgen.
Bijzondere aandacht is dit jaar besteed,
aan de omslagen. Ondanks bet feit, dat do
boekjes in prijs verlaagd zijn, zien ze er
smaakvol en stevig uit.
De zes boekjes, die wij ontvingen zijn:
De V r e man netjes door S. G. Broos-
Kloppers. Een aardig verhaal over een
paar kinderen, die in de Kcrstvacantie
met hun tante in een landhuisje in hefc
bosch gaan Iogeeren en dan een Kerstfeest
voor de arme kinderen van het naburigs
dorp organiseeren.
Stuglcop door D. Menkens-v. d. Spie
gel, handelt over een stijfhoofdige jongert,
die door zijn koppigheid veel verdriet cn
onaangenaamheden beleeft. Bovendien is
het bij hem thuis een en al misère, maar
aan het eind van het boek keert gelukkig
alles ten goede.
K a j a door Jenny van Doesburg, ba-
schrijft een avontuur van twee Holland-
sehc kinderen in Afrika.
Hein K o n ij n door Wout van den Ak
ker, is werkelijk een goed verhaal. De hoofd
persoon is Hein Konijn, de zoon van een
voddenkoopman, een jongen, die uiterlijk
een onverschillig karakter heeft.. Toch is
dit niet zoo, Hein is heusch geen kwado
jongen, maar er zijn bepaalde dingen, dia
hem norsch en onverschillig doen lijken.
Hij is een groot, dierenvriend. Deze laatste
eigenschap wordt hem noodlottig. Op een
koude winterdag ziet hij een schaap in da
sloot liggen en bij zijn poging om het dier
te redden, raakt hij zelf ook in de sloot en
kan er niet meer uitkomen. Tengevolga
van dit ongeluk sterft de arme jongen.
Een verhaal, dat de kinderen zeer zeker
zal ontroeren!
Tenslotte twee verhalen voor de kleinere
kinderen, nl. Zo'n fijne cPag, door D.
Menkens-v. d. Spiegel en J a a p j e, door
N. Faber-Meynen.
Neerbosch' Humor-fonds
Van deze bekende uitgave, onder redactie
van A r i e Post, verschenen thans weer
vier deeltjes. De eerste twee kwamen reeds
vroeger uit.
De titels van de nieuwe deeltj'es zijn:
Vrolijke lees- en voordrachtstukken, bijeen
gebracht door A r i e Pos t; Mascotte, blij-
spelletje in vier bedrijven door J. G. V e r-
meulen; De bevredigende oplossing, blij
spelletje in eén bedrijf door G. J. P e e I e n;
Het blije leven, vroolijke verzen van Jan
Wilna.
Aan jeugd-verecnigingen e.d.g. wordt hier
goed materiaal geboden voor jaarvergade
ringen, gezellige avonden enz.
De zoutloozc en banale „voordrachten'*,
die men vroeger in 't winterseizoen soms
meermalen te hooren kreeg, geraken geluk
kig uit de tijd.
Ook deze stukjes staan op veel hooger
plan en kunnen bij goede voorbereiding
groote voldoening geven.
Neerbosch' Boekhandel en Uitgeverij
zorgde weer voor een smaakvolle uitvoe
ring.
Een roman van Mevrouw J. M.
Selleger-Elout, die niet geeft wat
de titel doet verwachten
Maar toch een die ons in
beste bladzijden de kunstenares
~?ert kennen
De hoofdfiguren van deze roman van Mevi
J. N. Selfeger—Elout „Menschen i
S t o r m", 'n vervolg op haar Ruth
ling, waarin zij de moeilijkheden
een kinderleven behandelt, zijn weer dezelf
de Ruth en haar vriend Karei.
Karei is een beetje eigenaardig. Hij heeft
een goed hart. En dat goede hart wordt ge
kweld door het leed der menschheid. Hij ziet,
hoe de rijken de armen verdrukken, hoe de
goederen der aarde, die voldoende zouden
zijn tot onderhoud van allen, in hebzucht
•den vastgehouden door de bezittenden, in
het kort, de vreeselijke tegenstellingen op
maatschappelijk gebied, welke ons
lioenen laat zien in de gruwelijkste ellende,
grijpen hem in de ziel en hij voelt zich ge-
roepon een pionier te worden van betere ver
houdingen. Is het geen loffelijk streven?
Helaas echter krijgt hij het ongelukkig
idéé, een soort communistische kolonie te
stichten. Hij weet zijn meisje, Ruth Teiling,
die verpleegster is, dus een goede betrekking
heeft waarin zij bovendien met lust en liefde
tot zegen van haar medemenschen werkt,
over te halen zijn kolonieleven te deelen.
„Een huis, waar niemand meer iets vi
zic-hzelf zal bezitten, waar de een niet
meer is dan de ander, waar je elkaar niet
uitbuit'.
Het spreekt vanzelf, dat zulk kuddeleven,
gelijk dat van schapen zonder herder op
fiasco uitloopt. Dat spreekt, vanzelf, want de
opzet had geen rekening gehouden met de
factor van egoisme, waardoor verreweg de
meeste menschen, ook de bezitloozen zich
laten leiden.
Dergelijke kolonies zonder leiding gaan te
gronde, zooals elke onderneming zonder lei
ding en elke maatschappij zonder gezag on
verbiddelijk te gronde gaat.
Er klopt in dit boek van Mevr. Sel-
legerElout een hart, dat deernis
heeft met de menschen van deze harde
tijd. Ofschoon geen crisisroman
immers werkloozen zijn er altijd wel
eenigen geweest en het tijdsbeeld,
dat wij in deze roman aantreffen, is
niet specifiek dat van nu heeft zij
toch een sociale roman willen schrij
ven, sociale wantoestanden willen he
kelen en willen doen zien, hoe men
schen, levende menschen als u en ik,
door de storm van de tijd worden
gebeukt en .geslingerd.
Dat is een prachtig gegeven en een
dankbaar onderwerp. We betreuren
het daarom, dat schrijfster de strijd te
gen de ongunst des levens in een Van
Ecden-kolonie heeft gelocaliseerd. Van
meet af aan weten wij, dat het mis
moet en zal loopen, we weten van meet
af aan, dat Janus aan het eind van de
geschiedenis weet, dat „één wijze een
troep gekken niet haas kan".
Daarom ook gelooven wij niet in de storm.
Voor zoover er storm is, storm tusschen Ka-
rel en Ruth, storm in de kudde, zijn de ko
lonisten daar zelf de schuld van. En de
groote storm daarbuiten, die de menschen
hulpeloos neerwerpt, als waren het vergeel
de bladeren van een boom, wordt in die ko
lonie juist ontweken. Wij vinden, maat
schappelijk gezien, hier juist een troepje men
schen, saamgcscholen onder het beschuttend
dakje van Kareis kweekerij en erfenisje
buiten de storm.
Overigens is in dit boek, dat ook al weer
'oorbehouden moet worden voor lezers mot
een rijp onderscheidingsvermogen, veel
moois, veel psychologische diepte ook.
Leni, het vroegwijze, alles-beglurende, al
les-wetende kind, dat door en om haar af-
stootelijkheid steeds weer op zich zelf wordt
teruggeworpen en verdoolt in strikken van
jeugdzonde, maar toch niet heelemaal on
bruikbaar blijkt le zijn, als haar miserabele
bestaan eens even gestreeld wordt door de
koestering van wat liefde.
Ruth, dat is eigenlijk de mooiste fi
guur. De vrouw, die voelt, dat heel het
gedoe in de onbestuurde kudde-kooi
onzin is, maar er toch een betrekking
voor opgeeft, zich er de rechten der
liefde voor laat ontzeggen,' om hem
van wien ze houdt. Prachtige frag
menten geeft Mevr. Selleger aan deze
oprechte van geest. Ruth hij de zieke
Mieke, Ruth bij Mieke's doodsbed bijv.,
ja dat is goede beschrijvingskunst. Ook
wat zich op Jelle zelf afspeelt is met
teerheid beschreven.
Zoo is echter niet het heele boek. De
grappen van Jaap worden op 't laatst
een obsessie. Wenda, het type van de
modern-cynische vrouw, is wel erg cru.
En zooals het met de figuren en karakters
staat, is het ook met de stijl. Er zijn in deze
roman specimens van krachtig, weelderig
proza, maar de inspiratie is niet immer mo
biel geweest. Nu en dan maakt schrijfster er
maar wat van en dan laat zij een band „be
rusten op andere grondslagen dan de alle-
claagsche", dan laat zij Ruth weten „dat
Wenda's liefdeleven aan het onmogelijke
grenst", ja dan schrijft ze beelden, die eenigs
zins de lachlust opwekken, gelijk deze: „Hij
gehuld in zoo'n ondoorgrondelijk
asker van stijve ongenaakbaarheid,
dater van de heele Karei niet
e e I meer overblij ft".
Slotsom: Menschen in den
Storm geeft niet, wat de titel doet
verwachten, het is verder een boek,
zoowel naar stijl als naar psychologie
en conceptie zeer ongelijkmatig, in
zijn beste bladzijden tenslotte doet het
ons Mevr. Selleger—Elout kennen als
een kunstenares die naast macht over
de taal ook een warm hart bezit, dat
meedraagt aan de duizend nooden van
ons geslacht.
Wij zijn er van overtuigd speciaal
door de uitbeelding van Ruth, Snoetje
en Jelle dat zij bij beter stofkeuze cn
nauwer zelfcritiek in staat is een ro
man te schrijven, die geheel gaaf en
aanvaardbaar zal zijn.
Uitgeversmij „Scrvire", Den Haag 1935.