(yjajaJtd& tjiadm; oveA, GOUD EN VUUR DINSDAG 8 OCTOBER 1935 FWFFDE BLAD PAG. 5 SOLLICITEEREN Door Dr JOII. H. SCHEUR ER III (Slot) Er was een advertentie. Ge hebt er op ge schreven. Ge licht u aangeboden, otn de plaats in te nemen, waarvoor vervulling werd gezocht. Ge hebt niet beleid uw woor den gekozen, toen ge u schriftelijk hebt aan geboden. Maar ge wilt u persoonlijk ter plaatse melden. Vele advertenties zeggen nadrukkelijk, dat men geen persoonlijk bezoek wil dan na op roep daartoe. Dan moet ge u daar dus ook aan houden. Staat die voorwaarde er niet bij genoemd, dan kunt ge natuurlijk probeeren, om uw brief spoedig te doen volgen door een persoonlijk contact in een bezoek, dat ge brengt bij hem of hen, die op de benoeming invloed uitoefenen zullen. Zoo'n bezo.ek, na een* brief, die, laten we zeggen, goed was. moet dus den eersten goe- den indruk bevestigen en versterken. Ge kunt er wel op rekenen, dat de ontvangende persoon, wetende, dat gij zult binnentreden, van het moment af, dat de deur open gaat en ge in de deuropening verschijnt, tot het moment, dat ge bij uw vertrek door die deur opening verdwijnt, u opneemt en bespiedt. Is hij een goed menschenkenner, dan zal hij vooral letten op de kleinigheden in uw ge drag en woorden en houding, omdat die meer zeggen van uw persoon dan de opvallende dingen, die gemakkelijker gekunsteld kun nen gehouden worden en dus misleiden. Hoe zal dus bij uw binnentreden de eer ste indruk zijn, die zoo heel vaak zich het diepste in de aandacht ingrift? Rook niet vooraf, opdat ge niet naar koude rook stinkt, als ge binnenkomt. Kleed u niet te fatterig en niet te opzichtig, ook niet te los sportief, in elk geval, geef geen indruk van een slappeling of een uitzonderlijk wezen te zijn; want de kantoorchef weet maar al te goed, dat die buiten-beenige typen meestal interessanter zijn op hun club dan op hun Doe vooral niet stuntelig of slaafsch en teemérig; men wil natuurlijk geen brutaal •haantje hebben, maar 'n goed patroon krijgt de keelkriebel, als hij zoo n kruipend nede rig wezen ziet binnensluipen, liefst met zoo'n "weeïge glimlach erbij. Kijk uw ontvanger rustig en goed aan; praat duidelijk en kalm, opdat de ander u woord voor woord verstaan kan en nooit herhaling moet vragen, omdat hij u niet heeft verstaan. Wacht bescheiden, tot u een stoel wordt geboden, en ga niet zitten, voor dat de ander zich heeft gezet. Laat ook die ander het gesprek beginnen» Ja, dat gesprek, dat wordt nu een stukje diplomatie. We zeggen met opzet nu niet: een stukje Voorzichtigheid. Want. voorzichtigheid alleen is heel vaak niet anders dan uiting van vrees: dan zit er geen activiteit in, alleen een zich veilig stellen, iets negetiefs dus. Dat is in dit geval fout. U is op verovering van een baan uit en zit 'dus niet als gedaagde daar. Ge hebt dien ap?,, der wat aan te bieden, jyaarvan hij in zijjn. werk, als ge daarin treedt, profijt kan! heb- :.6en.- Het gaad er'hu om,aheln ddarvan té overtuigen. Ge wilt eén overeenkomst met den ander aangaan, om voor dat deel van zijn bedrijf met hem samen eraan te wer den, hij nis chef en gij als bediende; dat mqet hij nu gaan inzien. II stond in ons Mad van 4 October; Een beleediging Een medewerker aan de V r ij z i n n i g- Democr,aat schrijft: Nadat de Koningin de zitting der Stat en- Generaal voor geopend had verklaard, brachten, twee leden de fascistengroet. Dit'was in de eerste plaats een beleediging van Hare Majesteit persoonlijk en in de tweede plaats een beleediging van het open baar gezag. Mei! stelle zich het spektakel voor wan- nee-r tegelijkertijd de sociaal-democraten de arm omhoog hadden geheven onder het uiten van de. kreet „vrijheid" en de communisten wdren verschenen en hun gebaar en hun kreet hadden geuit. De vraag rijst of de tijd niet gekomen is. dat in de reglementen van orde van alle openbare colleges de bepaling wordt aange nomen, dat een lid, die door ccnig gebaar uiting geeft aan een bepaald politiek stre ven, wordt verwijderd en bij herhaling voor eenige vergaderingen wordt uitgesloten. Ook in zittingen van rechterlijke colleges behoort het brengen van bepaalde groeten door beklaagden en getuigen te worden ver boden, zijnde deze groeten een beleediging voor de rechterlijke macht. De vereenvoudigde spelling Nu minister Slotemaher de nieuwe spel ling bij het onderwijs handhaaft, is de zaak bezegeld en haar blijven verzekerd, schrijft de Volkskrant, welke sedert eenige maanden in de nieuwe spelling geschreven wordt. Maar nu kan de minister, of liever de regeering aan de consekwenties welke daai'aan verbonden zijn niet ontkomen. De belangrijkste consekwentie is, dat de regeering de nieuwe spelling aanvaardt en invoert voor alle stukken die van de overheid, hooge en lage, uitgaan, dat zij de nieuwe spelling officieel verklaart. Dan volgen de pers en het maatschap pelijk leven vanzelf. Want niet lang meer kan de anomalie worden gehandhaafd, dat het onderwijs de nieuwe spelling volgt en het „leven" voortzetting toch van het onderwijs voor een groot deel De Vries en Te Win kel trouw blijft. Met het dwaze gevolg als we reeds hebben beleefd dat een ge meentelijke autoriteit een handleiding laat vervaardigen voor de oude spelling ten behoeve van wie de nieuwe spelling hebben geleerd, opdat zij niet bij het din gen naar betrokkingen, waar De Vries Ziedaar dus de inzet van het spel der di plomatie, dat in het sollicitantsbezoek gaat beginnen. Want diplomatie is niet lijdelijk heid, niet veilig stellen alleen, maar is actie, op een tevoren duidelijk gekozen doel afste venen. doch met beleid, tact, aandacht en durf. Ge moet dus geen stommetje spelen, maar, wanneerede kans er is, ook het noodige zeg gen, dat den ander kan helpen overtuigen, dat gij de persoon zijt, die hij voor dit werk nu juist.zoekt Gqnjo.et, s,cherp luisteren naai', wat die.an der zegt en -doet en daaruit conclusies trach ten te trekken over datgene, wat gij wel en wat gij niet kunt beweren en doen. Rijdt niet op uw eigen stokpaardjes, wanx de ander kan dat misschien oer-vervelend vinden en u erbij. Haal geen persoonlijke on aangenaamheden, bij anderen ervaren op. iMoeten ze om één of andere reden toch ge Mam/estanten bevrijden tijdens een pro-Italiaansche betooging te Parijs een arrestant uit een politiewagen* en Te Winlkel geëerd blijven, zouden achterstaan. Zoo iets kroms wordt door onze dubbele spelling in de hand ge Vertrouwd mag worden, dat nu de minister van Onderwijs a heeft gezegd, hij op liet b niet zal laten wachten Gemeenten zonder raad Tengevolge van gemaakte fouten bij de jongste raadsverkiezingen bezitten de ge meenten Mierlo (N.-B.), Halsteren (N.-BT en Groesbeek (G.) op dit oogenblik nóch een raad, noch een college van B. en W. Deze situatie duurt voort tot de nieuw te kiezen gemeenteraad definitief zitting kan nemen en door deze nieuwe wethou ders zullen zijn benoemd. Hiermede zali echter geruime tijd gemoeid zijn. Het behoeft echter geen betoog zoo vervolgt de Chr. Ambtenaar, dat deze regeeringloosheid tot allerlei moei lijkheden en ongelegenheid aanleiding kan geven. Vooral het ontbreken van een college van burgemeester en wethouders zal weldra tot stagnatie in de bestuurs zaken leiden. De wet voorziet in deze gevallen niét. Bij een vorige gelegenheid toen Aaf- denburg zonder gemeenteraad was heeft men er deze mouw aangepast, dat alle verrichtingen, aan burgemeester en wethouders opgedragen, door den burge meester alleen moesten worden verricht, (Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 29 Juli 1927 en kon. besluit van 1 September 1927). Maar deze op lossing laat zich niet rijmen met de wet en bevredigt daarom niet Het beste zou zijn deze kwestie in pre ventieve zin te regelen en de in een dergelijke impasse geraakte gemeenten tc helpen door een uitdrukkelijke voor ziening bij de wot, b.v. in deze richting, dat zoowel de oude gemeenteraad als het oude college van burgemeester en wet houders in functie blijven totdat de toe lating van de leden van de nieuwe raad onherroepelijk vaststaat en die raad de nieuwe wethouders zal hebben benoemd. Oost, West.... De rubriek „In 't verloren Tïooksken" in „Het Laatste Nieuws", dat te Ant werpen vörschijnt, wordt ook in Nederland vaak geciteerd. In 't laatste nummer heeft noemi worden, spreek er dan sober en uiterst correct over, daarbij niet een derde zwart makende en uzelf als den blank onschuldigen martelaar teekenende. Hebt ge b.v. door botsing met een vorigen patroon ontslag daar gekregen en vraagt déze nieu we patroon nu daarover, dan kunt ge zeg gen: „Ja mijnheer, ik ben daar heel onrecht vaardig behandeld en die mijnheer was al tijd onhcusch tegen me", enz., maar dan-'doet ge het glad mis. Zeg dan liever zoo iets als: „Ja, het was" jamfltg£j. dat ik daar niét kor^ blijven; mijnheer en ik begrepen elkaar blijké baar niet; het-was' er 'anders aartlig werk en mijnheer had daar een mooi bedrijf, waarin, het interessant was, om te werken". Kijk. zoo'n verslag doet prettiger aan, .heft u in de oogen van uw hoorder daar aan den over kant van de tafel op in zijn waardeering van uw persoon en levenskijk. Soms, maar niet te vaak, moet men een vraag beantwoorden met een weden-raag. Vooral dan, als men nog verkennen, moet, waar de vrager met zijn vraag heen wil. Er zijn b.v. patroons, die niet graag als kan toorbediende iemand hebben, vooral als hij nog jong is, dié erg veel aan sport doet, om dat daaronder de aandacht voor het kan- toonverk nog wel eens wil lijden. Zoo iemand zal dus aan een sollicitant kunnen vragen: „Doet u veel aan sport?" Er zijn ook patroons, die graag sportieve jongelui om zich heen hebben. Ook die kunnen dezelf de vraag dóén. Het antwoord beslist 'nii. Pas dus op. Ge kent den vrager op dat punt in zijn smaak niet. In zoo'n geval kan het goed zijn, om' den vrager eerst wat verder uit zijn vraaghoekje te. lokken, b.v. door op zijn vraag „Doet u veel aan sport?" te antwoorden met de we^- dervraag: „O, is dat voor deze betrekking vereisoht?" Dat zal waarschijnlijk de ander zich iets laten ontvallen als b.v. „Neen, dat gelukkig niet", waaruit ge dadelijk kunt op maken, dat hij niet erg op sporttypen .ge brand is: ofwel hij zegt dan misschien",,Nu, vereischt, vereischt; het moest, misschien, veel meer vereischt worden", waaruit u weet, dat <is ander een sportbewonderaar is. Daarnaar kunt ge dan vertellen, wat nooJig is over uw sportieve ontwikkeling. Schep niet met diploma's op, die in uw oogen vaak belangrijker zijn dan in die van de schrijver het over Oost, West Oom Santé Kwante heeft het met Krikil- joentje over de zon, die in 't Westen on dergaat, en de laatste zegt: Het Westen is ver, waar nu de zon .achter zit, Oom Santé Kwante, is het Oosten verder? En wonen er dezelfde menschen in het Oosten als in het Wes ten? -r Men zegt dat die van 't Oosten wij zer zijn dan die van 't Westen, Krikil joentje. Waarom zegt men dat zoo, oom Santé Kwante, en zijn zij ook wijzer? Men zegt dat zoo, Krikiljoentje, omdat zij stiller zijn van manieren, wit te kleeren dragen en zich tevreden stel- - len met hun woestijnen en hun kara- vanen. In 't Westen was er eens een -man die zei aan 't volk, dat hij niet wou doorgaan als een bijeenraper van woestijnen, omdat hij veel grond bezat dat, zei hij, niet veel opbracht, en mc-n hem er nog van da-t soort wou geven, en hij trok uit ten oorlog om anderen grond te stelen. Dat is misschien 't ver schil tussclicn de menschen van 't Oos ten en van 't Westen. Het kind vraagt, of ze in 't Oosten wer kelijk wijzer zijn dan in 't Westen en oom denkt van wel, want daar waren eens drie Wijzen, die niet uittogen om een arm volk te berooven, maar aan 't armste Kind ter wereld in een stal schatten brach ten. En waar men drie Wijzen tegelijk vindt, moeten de menschen wel echt wij zer zijn. Nu, als men dan in 't Oosten de zon vroeger ziet, en misschien daardoor wijzer Avordt, dan moeten de menschen van 't Westen er ook heen. Zeg dat niet zoo luidop, Krikil- j'oentje. Ei, Oom Santé Kwante, iedereen weet dat toch, of niet? Luister, Krikiljoentje, iedereen weet dat, maar die van 't Westen moeten daar nog niet aandachtig aan gedacht hebben, anders hadden ze al lang die van 't Oosten in hun Oosten vermoord en uitgejaagd om er zelf te gaan wo nen. Dat is zoo de mode onder do men schen van 't Westen. Als daar een js die wat meer of iets beters bezit, dan is er dadelijk een andere daarop jaloersch en wil het ook hebben, gelijk toen hij nogeen onnoozel kind was, hij veran dert niet, al wordt hij nog zoo oud. uw vrager; noem ze zoo en-passant, zóó, dat de ander er toch even nota van kan nemen, indien ge meent, dat uw brief ze al niet duidelijk genoeg vermeld heeft. Dat moet ge met al -ie opsomming van uw capaciteiten doen; zoo terloops ze ter tafel brengen, maar dan toch zóó, dat ze in des anderen brein indringen kunnen. Maar zeg het niet zoo, alsof die ander half bij is en ge het hem ont zettend vaak en duidelijk aan zijn verstand moet brengen. Het js..'.ook wel nyftig, orq,, al pratende, ..Ten toon te vinden, alsof ge reeds-in betrek king .zult komen. Heel tactisch dat doen, natuurlijk, want anders bederft ge de zaak. Maar in plaafs, dat ge b.v. vraagt: „Hoe zijn de werktijden op uw kantoor?" kunt ge vra gen: „Hoe zijn mijn werkuren vastgesteld?" En ga alstublieft op tijd heen; gedraag u niet als een plakker, die van geen weggaan weet. Zoodra ge den indruk krijgt, dat de ander klaar is met het onderhoud en ge hebt zelf ook niets dringends meer te vragen, blijf dan niet gelaten zitten, totdat de ander het sein van vertrek geeft. Neen, houd de eer aan uzelf, sta dan op. Vraagt ie ander, of ge nog wilt blijven, dan kunt ge natuur lijk weer gaan zitten. Maar een niensch, die zijn tijd van gaan weet, is daardoor voor ve len al een prettig persoon. Solliciteeren is een moeilijk, een verve lend werk vaak, al was het alleen al, omdat ge zoo met uzelf, te koop moet loopen. Maar blijf niet op het onprettige ervan kijken, doch zie het dan maar eerst een9 als krachtproef voor uw karakter en kennis. Dan wordt ge bij veel mislukkingen ook niet zoo gauw ontmoedigd. Tenslotte kunt ge uw God ook beter om een zogen erop bidden, als ge het solliciteeren zelf als een kunst hebt aangevat en u erop geworpen hebt met hart U daarbij even een handje te helpen was de bedoeling van ons blad met deze arti keltjes. HENRIETTE TROOSTWIJK f Op 39-jarigen leeftijd is te Utrecht over leden Henriette Troostwijk, de zeer begaafde pianiste, die leerares in het pianospel was aan hielt Conservatorium van Toonkunst te Utrecht. Met de heeren Tump en Henxlóksen, leden van het Utrechtsch Stedelijk Orkest, heeft zij een trio gevormd, dat herhaalde malen voor radiovereenigingen is opgetre-, den. Ook uit dien hoofde genoot zij een groo- te bekendheid. ROFFELRIJMEN DE LAATSTE RONDE Met liefde en met leeuwenmoed Werkt ieder onzer mee De laatste ronde góéd te doen Voor 't Crisis-Comité. De kasten worden uitgehaald, De kisten nagespeurd, De winkelier vindt wel ivat goed Dat ietwat is verkleurd, Een pak do t uit de mode is, Een jas van 't vorig jaar, Een deken die niet vlot meer gaat Hij legt ze bij elkaar En komen straks de wagens rond Dan stijgt de vreugd ten top: De liefde en milddadigheid Laadt hoog de stapels op. De giro krijgt het ook weer druk: De wachtigi)ige#.yloed Maaktmaandelijks de rekening Van 't N.C.C. weer goed. En wie geen gironummer heeft Maar in een spaarpot spaart Of op de spaarbank zich een schat Of schotje heeft vergaard, Hij grijpt er in met gul gebaar En geeft van wat hij heeft Een deel aan 't Crisis-Comité Dat van de liefde leeft. En wie slecht in de kleeren en Schaars in de centen zit, Die zendt nog gauw een briefkaart in Voor „Wie z'n hoed is dit?" Een kioartje extra op de kaart, Of liefst een beetje meer, Wie weet, op zijn liefdadig hoofd Daalt straks de auto neer Komt Nederlanders, allemaal! De laatste ronde gaat! Toont aan het Crisis-Comité Dat ge uw plicht verstaat. (Nadruk verboden.) LEO LENS. STEUNVERGQEDING ERWTEN EN SCHOKKERS Vaai officieelc zijde wordt ons medegedeeld, dat de steunvorgoeding voor groene erwten en scholckerervvten, gedenatureerd in het tijdvak van 22 t.e.m. 2& Sept. 1935, voor de kwaliteitsklassen A, B. C en D resp. 4, ƒ3.50 3 en ƒ2.50 per 100 Kg. zal bedragen; de steunvergoeamg voor in datzelfde tijdpak gedorschte gele erwten, voldoende aan de standaardmonsters C f.n D zaï resp. ƒ3 en 2.50 per 100 Kg. bedragen. De Minister van Landbouiv mr. dr. Deckers be- wondert tijdens den rondgang de jonge vrucht boompjes op de Zeeuwsche fruit tentoonstelling, die te Goes wordt gehou den. Feuilleton EEN AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS door Paul Hutchens O „Neemt U mij niet kwalijk, alstublieft!" zei ze op een hope- loozen toon. „Ik zou graag een poosjie naar m'n kamer gaan." Als hij weg was, zou ze op een goede gelégenheid kunnen j wachten om ongemerkt te ontsnappen. „Natuurlijk", zei hij vriendelijk. „U kunt vanmiddag rusten. De lange reis heeft u zeker erg vermoeid. Zoodra uw koffer komt, zal mijn vrouw hem naar boven laten brengen goeden- j dag dan, tot vanavond." Hij wendde zich naar Mevrouw Raynor i en kuste haar teeder. „Ik vrees dat het weer eén zwaar geval is. Ik hoop dat de man niet dood is, voordat ik daar bén." I-lij draaide zich om en ging weg. Alleen in haar kamer dacht Betty over de toestand na. Ze had een afkeer van een godsdienstige meeting op straat, vond die eigenlijk niet gepast, 't Leek haar dat die menschen die daar op straat voor al die voorbijgangers stonden te preeken, niet denzelfden God konden aanbidden als haar moedei'. En na j De herinnering aan het heerlijke samenzijn in de studeer- kamer kwam terug. Zoo iets moest toch echt zijn! Tegenstrijdige gevoelens en het verlangen om in deze menschen te gelooven en de wensch om te vluchten maakten het haar moeilijk. Waar was nu dat geloof, dat haar diezelfde morgen staande gehouden had? Misschien was het niet eens geloof. „Alleen bij- geloof, blind bijgeloof. Godsdienst is voor zwakke, onzelfstandige menschen". Weer hoorde zij deze woorden van haar muziek leeraar en weer won de twijfel het van het geloof. Was God niet erg hard voor haar geweest? Natuurlijk moest iemanl tijden van moeite en zorg hebben; alle menschen hadden die. Maar verloor een ander een moeder en moest dan op dezelfde tijd van huis vluchten? De blik van Jaird naar haar, toen ze hem onder aan de trap tegengekomen was, zou ze nooit kunnen vergeten. Hoe lang had Molly hem tegen kunnen houden? Misschien was hij haar nu al qp 't spoor. En Jaird Barloman zou haar vinden! Hij had haar moeder gevonden en had haar teruggebracht naar huis en naar de dood! Betty huiverde. Ja, ze moest hier blijven, dat was haar eenige hoop. Want Jaird zou er nooit over denken, haar tusscheu evangelisten of op de evangelisatie te zoeken. Ze zou daar van avond heengaan. Misschien zouden de Raynors anders zijn, dan die menschen die ze vroeger gezien had. Even over zeven gingen Betty en Mevrouw Raynor hst evangelisatie-gebouw in South Logos Street binnen. Een groote lichtreclame in de vorm van een kruis versierde de voorzijde van het gebouw. Die droeg de woorden: „Jezus redt." Passen de teksten, in groote mooie letters hingen onder de ramen aan heide kanten van de deur. De deur zelf werd geopend door een vriendelijken man van ongeveer veertig jaar. „Lachende Jim" noemden ze hem en zoo werd hij aan Betty voorgesteld. Betty deed gloed-nieuwe ervaringen op. Ze kwam in een groote zaal van ongeveer tachtig voet lang en zeker dertig voet breed. Aan de muren aan beide kanten hingen Bijbelteksten. Keurig geschilderd aan de muur bij het platform las ze de zeer onverwachte vraag: „HOE LANG IS 'T GELEDEN DAT U AAN UW MOEDER SCHREEF?" Met moeite kon Betty bij het platform komen want de zaal was heel vol. Wat een publiek! Dat moesten de „jongens" zijn, waar Mevrouw Raynor 't over gehad had. De geur van sterken drank was duidelijk waarneembaar. Op onbeschaamde manier werd er naar haar gekeken. De lucht van ongewasschen lichamen hing in de zaal. Er waren menschen met ongekamd haar en versleten en gescheurde kleeren. Dat alles gaf Betty een gevoel of ze ziek zou worden en ze moest een stoel nemen om niet te vallen. Hoe zou ze dit ooit kunnen verdragen? Waar kwamen die mannen vandaan, en waarom waren ze hier? Meer naar voren waren er meer beschaafd-uitziende mannen die beter gekleed waren. Velen van hen groetten haar. Hier waren ook vrouwen- van beschaving. Welke wending van het lot kon haar er toe gebracht hebben, deze plaats op te zoeken? Er zou toch zeker niemand hier uit vrije wil komen of om een andere reden dan dat het voor 't een of ander hard noodig was! Op het platform werd ze hartelijk verwelkomd door Meneer Raynor en dadelijk naar een van de twee groote piano's ge bracht. Drie rijen stoelen achter de spreekplaats werden inge nomen door goedgekleede mannen en vrouwen en jonge men schen, waarvan sommigen muziekinstrumenten gereed hielden, wachtend op een woord van den leider om met spelen te beginnen. Het was een avond om nooit te vergeten. De twee piano's begonnen te spelen. Iedereen had een exemplaar van het nieuwe liederboek in z'n handen. Nog nooit had Betty zoo liooren zingen, als toen de stemmen, waarvan er vele verrassend goed klonken, zich in groot koor verhieven. Van haar plaats bij de piano af naar het publiek kijkend, verwonderde ze zich over de uitdrukking van vreugde en verrukking op vele van de opgeheven gezichten. Ze verbaasde zich ook over de manier waarop Mevrouw Raynor de gezangen speelde. Nog nooit had ze die zoo mooi hooren vertolken. Betty voelde dat haar ziel verheven werd tot hoogten van begeestering, toen ook haar hart aan den dienst deelnam, 't Kon zijn, dat dit een evangelisatiedienst was, maar het was een interessante, bezielde en buitengewoon eerbiedige. Ze ging zich afvragen waarom ze altijd een afschuw gehad had van een plaats als deze. Haar vingers vlogen over de toetsen, haar eigen variatie improviseerend op de gezangen en nauwkeurig hot rhythme van de muziek volgend. Het was het deel van den dienst genaamd „de getuigenissen", dat haar het meest aangreep. Terwijl ze daar den heelen dienst op het platform zat had ze van tijd tot tijd gelet op een rustigen, waardigen man van middelbaren leeftijd. Het leek een man van aanzien, en zij a gelaatsuitdrukking wees op eten edel karakter. Na het beëindigen van een ontroerend gezang, dat niet alleen geestdriftig maar bijna onstuimig gezongen was, vroeg Meneer Raynor: „En nu, wie onder U heeft Jezus als zijn waren Vriend en Verlosser gevonden? Wie zal de eerste zijn om op te staan en van Gods macht om te redden te spreken?" Langzaam en toch vastbesloten stond die man op en ging naar voren naar het platform. „Mijn vrienden", begon hij rustig, „het is niet prettig voor mij het verleden in m'n herinnering terug te roepen. Ik doe het alleen omdat het misschien door God gebruikt kan worden om anderen te beinvloedéri denzelfdien Zaligmaker aan te nemen, die voor mij zoo barmhartig geweest is'.' En toen begon hij zijn levensgeschiedenis te vertellen, hoe hij op de universiteit door een atheistisch professor van het geloof van z'i kinderjaren beroofd werd, hoe hij later door drank en slechte vrienden van kwaad tot erger kwam, zelfs in de ge vangenis geweest was, maar eens dronken op een meeting hier in ditzelfde gebouw kwam, en hoe van toen af hij tot inkeer gekomen was, door wat God hem daar had doen hooren. „Kan Jezus redden? Is Hij Gods Zoon? Kan Hij de zonde macht breken, den twijfel en 't ongeloof wegnemen? Dat kan Hij! Ik weet het, want ik heb het ondervonden. Wat Hij voor mij gedaan heeft, kan Hij ook voor U doen. Ge moet 't alleen met U zelf opgeven en Hem aanroepen!" J(Wordt vervolgd)!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5