(yjajaJtd& tjiadm; oveA,
GOUD EN VUUR
DINSDAG 8 OCTOBER 1935
FWFFDE BLAD PAG. 5
SOLLICITEEREN
Door Dr JOII. H. SCHEUR ER
III (Slot)
Er was een advertentie. Ge hebt er op ge
schreven. Ge licht u aangeboden, otn de
plaats in te nemen, waarvoor vervulling
werd gezocht. Ge hebt niet beleid uw woor
den gekozen, toen ge u schriftelijk hebt aan
geboden. Maar ge wilt u persoonlijk ter
plaatse melden.
Vele advertenties zeggen nadrukkelijk, dat
men geen persoonlijk bezoek wil dan na op
roep daartoe. Dan moet ge u daar dus ook
aan houden. Staat die voorwaarde er niet bij
genoemd, dan kunt ge natuurlijk probeeren,
om uw brief spoedig te doen volgen door
een persoonlijk contact in een bezoek, dat ge
brengt bij hem of hen, die op de benoeming
invloed uitoefenen zullen.
Zoo'n bezo.ek, na een* brief, die, laten we
zeggen, goed was. moet dus den eersten goe-
den indruk bevestigen en versterken. Ge
kunt er wel op rekenen, dat de ontvangende
persoon, wetende, dat gij zult binnentreden,
van het moment af, dat de deur open gaat
en ge in de deuropening verschijnt, tot het
moment, dat ge bij uw vertrek door die deur
opening verdwijnt, u opneemt en bespiedt. Is
hij een goed menschenkenner, dan zal hij
vooral letten op de kleinigheden in uw ge
drag en woorden en houding, omdat die meer
zeggen van uw persoon dan de opvallende
dingen, die gemakkelijker gekunsteld kun
nen gehouden worden en dus misleiden.
Hoe zal dus bij uw binnentreden de eer
ste indruk zijn, die zoo heel vaak zich het
diepste in de aandacht ingrift?
Rook niet vooraf, opdat ge niet naar koude
rook stinkt, als ge binnenkomt. Kleed u niet
te fatterig en niet te opzichtig, ook niet te los
sportief, in elk geval, geef geen indruk van
een slappeling of een uitzonderlijk wezen te
zijn; want de kantoorchef weet maar al te
goed, dat die buiten-beenige typen meestal
interessanter zijn op hun club dan op hun
Doe vooral niet stuntelig of slaafsch en
teemérig; men wil natuurlijk geen brutaal
•haantje hebben, maar 'n goed patroon krijgt
de keelkriebel, als hij zoo n kruipend nede
rig wezen ziet binnensluipen, liefst met zoo'n
"weeïge glimlach erbij.
Kijk uw ontvanger rustig en goed aan;
praat duidelijk en kalm, opdat de ander u
woord voor woord verstaan kan en nooit
herhaling moet vragen, omdat hij u niet
heeft verstaan. Wacht bescheiden, tot u een
stoel wordt geboden, en ga niet zitten, voor
dat de ander zich heeft gezet. Laat ook die
ander het gesprek beginnen»
Ja, dat gesprek, dat wordt nu een stukje
diplomatie.
We zeggen met opzet nu niet: een stukje
Voorzichtigheid. Want. voorzichtigheid alleen
is heel vaak niet anders dan uiting van
vrees: dan zit er geen activiteit in, alleen
een zich veilig stellen, iets negetiefs dus.
Dat is in dit geval fout.
U is op verovering van een baan uit en zit
'dus niet als gedaagde daar. Ge hebt dien ap?,,
der wat aan te bieden, jyaarvan hij in zijjn.
werk, als ge daarin treedt, profijt kan! heb-
:.6en.- Het gaad er'hu om,aheln ddarvan té
overtuigen. Ge wilt eén overeenkomst met
den ander aangaan, om voor dat deel van
zijn bedrijf met hem samen eraan te wer
den, hij nis chef en gij als bediende; dat
mqet hij nu gaan inzien.
II stond in ons Mad van 4 October;
Een beleediging
Een medewerker aan de V r ij z i n n i g-
Democr,aat schrijft:
Nadat de Koningin de zitting der Stat en-
Generaal voor geopend had verklaard,
brachten, twee leden de fascistengroet.
Dit'was in de eerste plaats een beleediging
van Hare Majesteit persoonlijk en in de
tweede plaats een beleediging van het open
baar gezag.
Mei! stelle zich het spektakel voor wan-
nee-r tegelijkertijd de sociaal-democraten de
arm omhoog hadden geheven onder het uiten
van de. kreet „vrijheid" en de communisten
wdren verschenen en hun gebaar en hun
kreet hadden geuit.
De vraag rijst of de tijd niet gekomen is.
dat in de reglementen van orde van alle
openbare colleges de bepaling wordt aange
nomen, dat een lid, die door ccnig gebaar
uiting geeft aan een bepaald politiek stre
ven, wordt verwijderd en bij herhaling voor
eenige vergaderingen wordt uitgesloten.
Ook in zittingen van rechterlijke colleges
behoort het brengen van bepaalde groeten
door beklaagden en getuigen te worden ver
boden, zijnde deze groeten een beleediging
voor de rechterlijke macht.
De vereenvoudigde spelling
Nu minister Slotemaher de nieuwe spel
ling bij het onderwijs handhaaft, is de zaak
bezegeld en haar blijven verzekerd, schrijft
de Volkskrant, welke sedert eenige
maanden in de nieuwe spelling geschreven
wordt.
Maar nu kan de minister, of liever de
regeering aan de consekwenties welke
daai'aan verbonden zijn niet ontkomen.
De belangrijkste consekwentie is, dat de
regeering de nieuwe spelling aanvaardt
en invoert voor alle stukken die van de
overheid, hooge en lage, uitgaan, dat zij
de nieuwe spelling officieel verklaart.
Dan volgen de pers en het maatschap
pelijk leven vanzelf.
Want niet lang meer kan de anomalie
worden gehandhaafd, dat het onderwijs
de nieuwe spelling volgt en het „leven"
voortzetting toch van het onderwijs
voor een groot deel De Vries en Te Win
kel trouw blijft. Met het dwaze gevolg
als we reeds hebben beleefd dat een ge
meentelijke autoriteit een handleiding
laat vervaardigen voor de oude spelling
ten behoeve van wie de nieuwe spelling
hebben geleerd, opdat zij niet bij het din
gen naar betrokkingen, waar De Vries
Ziedaar dus de inzet van het spel der di
plomatie, dat in het sollicitantsbezoek gaat
beginnen. Want diplomatie is niet lijdelijk
heid, niet veilig stellen alleen, maar is actie,
op een tevoren duidelijk gekozen doel afste
venen. doch met beleid, tact, aandacht en
durf.
Ge moet dus geen stommetje spelen, maar,
wanneerede kans er is, ook het noodige zeg
gen, dat den ander kan helpen overtuigen,
dat gij de persoon zijt, die hij voor dit werk
nu juist.zoekt
Gqnjo.et, s,cherp luisteren naai', wat die.an
der zegt en -doet en daaruit conclusies trach
ten te trekken over datgene, wat gij wel en
wat gij niet kunt beweren en doen.
Rijdt niet op uw eigen stokpaardjes, wanx
de ander kan dat misschien oer-vervelend
vinden en u erbij. Haal geen persoonlijke on
aangenaamheden, bij anderen ervaren op.
iMoeten ze om één of andere reden toch ge
Mam/estanten bevrijden tijdens een pro-Italiaansche betooging te Parijs
een arrestant uit een politiewagen*
en Te Winlkel geëerd blijven, zouden
achterstaan. Zoo iets kroms wordt door
onze dubbele spelling in de hand ge
Vertrouwd mag worden, dat nu de
minister van Onderwijs a heeft gezegd,
hij op liet b niet zal laten wachten
Gemeenten zonder raad
Tengevolge van gemaakte fouten bij de
jongste raadsverkiezingen bezitten de ge
meenten Mierlo (N.-B.), Halsteren (N.-BT
en Groesbeek (G.) op dit oogenblik nóch
een raad, noch een college van B. en W.
Deze situatie duurt voort tot de nieuw
te kiezen gemeenteraad definitief zitting
kan nemen en door deze nieuwe wethou
ders zullen zijn benoemd. Hiermede zali
echter geruime tijd gemoeid zijn.
Het behoeft echter geen betoog zoo
vervolgt de Chr. Ambtenaar, dat
deze regeeringloosheid tot allerlei moei
lijkheden en ongelegenheid aanleiding
kan geven. Vooral het ontbreken van een
college van burgemeester en wethouders
zal weldra tot stagnatie in de bestuurs
zaken leiden.
De wet voorziet in deze gevallen niét.
Bij een vorige gelegenheid toen Aaf-
denburg zonder gemeenteraad was
heeft men er deze mouw aangepast, dat
alle verrichtingen, aan burgemeester en
wethouders opgedragen, door den burge
meester alleen moesten worden verricht,
(Besluit van gedeputeerde staten van
Zeeland van 29 Juli 1927 en kon. besluit
van 1 September 1927). Maar deze op
lossing laat zich niet rijmen met de wet
en bevredigt daarom niet
Het beste zou zijn deze kwestie in pre
ventieve zin te regelen en de in een
dergelijke impasse geraakte gemeenten
tc helpen door een uitdrukkelijke voor
ziening bij de wot, b.v. in deze richting,
dat zoowel de oude gemeenteraad als het
oude college van burgemeester en wet
houders in functie blijven totdat de toe
lating van de leden van de nieuwe raad
onherroepelijk vaststaat en die raad de
nieuwe wethouders zal hebben benoemd.
Oost, West....
De rubriek „In 't verloren Tïooksken" in
„Het Laatste Nieuws", dat te Ant
werpen vörschijnt, wordt ook in Nederland
vaak geciteerd. In 't laatste nummer heeft
noemi worden, spreek er dan sober en
uiterst correct over, daarbij niet een derde
zwart makende en uzelf als den blank
onschuldigen martelaar teekenende. Hebt ge
b.v. door botsing met een vorigen patroon
ontslag daar gekregen en vraagt déze nieu
we patroon nu daarover, dan kunt ge zeg
gen: „Ja mijnheer, ik ben daar heel onrecht
vaardig behandeld en die mijnheer was al
tijd onhcusch tegen me", enz., maar dan-'doet
ge het glad mis. Zeg dan liever zoo iets als:
„Ja, het was" jamfltg£j. dat ik daar niét kor^
blijven; mijnheer en ik begrepen elkaar blijké
baar niet; het-was' er 'anders aartlig werk en
mijnheer had daar een mooi bedrijf, waarin,
het interessant was, om te werken". Kijk.
zoo'n verslag doet prettiger aan, .heft u in de
oogen van uw hoorder daar aan den over
kant van de tafel op in zijn waardeering
van uw persoon en levenskijk.
Soms, maar niet te vaak, moet men een
vraag beantwoorden met een weden-raag.
Vooral dan, als men nog verkennen, moet,
waar de vrager met zijn vraag heen wil. Er
zijn b.v. patroons, die niet graag als kan
toorbediende iemand hebben, vooral als hij
nog jong is, dié erg veel aan sport doet, om
dat daaronder de aandacht voor het kan-
toonverk nog wel eens wil lijden. Zoo
iemand zal dus aan een sollicitant kunnen
vragen: „Doet u veel aan sport?" Er zijn
ook patroons, die graag sportieve jongelui
om zich heen hebben. Ook die kunnen dezelf
de vraag dóén. Het antwoord beslist 'nii. Pas
dus op. Ge kent den vrager op dat punt in
zijn smaak niet.
In zoo'n geval kan het goed zijn, om' den
vrager eerst wat verder uit zijn vraaghoekje
te. lokken, b.v. door op zijn vraag „Doet u
veel aan sport?" te antwoorden met de we^-
dervraag: „O, is dat voor deze betrekking
vereisoht?" Dat zal waarschijnlijk de ander
zich iets laten ontvallen als b.v. „Neen, dat
gelukkig niet", waaruit ge dadelijk kunt op
maken, dat hij niet erg op sporttypen .ge
brand is: ofwel hij zegt dan misschien",,Nu,
vereischt, vereischt; het moest, misschien,
veel meer vereischt worden", waaruit u
weet, dat <is ander een sportbewonderaar is.
Daarnaar kunt ge dan vertellen, wat nooJig
is over uw sportieve ontwikkeling.
Schep niet met diploma's op, die in uw
oogen vaak belangrijker zijn dan in die van
de schrijver het over Oost, West
Oom Santé Kwante heeft het met Krikil-
joentje over de zon, die in 't Westen on
dergaat, en de laatste zegt:
Het Westen is ver, waar nu de zon
.achter zit, Oom Santé Kwante, is het
Oosten verder? En wonen er dezelfde
menschen in het Oosten als in het Wes
ten?
-r Men zegt dat die van 't Oosten wij
zer zijn dan die van 't Westen, Krikil
joentje.
Waarom zegt men dat zoo, oom
Santé Kwante, en zijn zij ook wijzer?
Men zegt dat zoo, Krikiljoentje,
omdat zij stiller zijn van manieren, wit
te kleeren dragen en zich tevreden stel-
- len met hun woestijnen en hun kara-
vanen. In 't Westen was er eens een
-man die zei aan 't volk, dat hij niet
wou doorgaan als een bijeenraper van
woestijnen, omdat hij veel grond bezat
dat, zei hij, niet veel opbracht, en mc-n
hem er nog van da-t soort wou geven,
en hij trok uit ten oorlog om anderen
grond te stelen. Dat is misschien 't ver
schil tussclicn de menschen van 't Oos
ten en van 't Westen.
Het kind vraagt, of ze in 't Oosten wer
kelijk wijzer zijn dan in 't Westen en oom
denkt van wel, want daar waren eens
drie Wijzen, die niet uittogen om een
arm volk te berooven, maar aan 't armste
Kind ter wereld in een stal schatten brach
ten. En waar men drie Wijzen tegelijk
vindt, moeten de menschen wel echt wij
zer zijn.
Nu, als men dan in 't Oosten de zon
vroeger ziet, en misschien daardoor wijzer
Avordt, dan moeten de menschen van 't
Westen er ook heen.
Zeg dat niet zoo luidop, Krikil-
j'oentje.
Ei, Oom Santé Kwante, iedereen
weet dat toch, of niet?
Luister, Krikiljoentje, iedereen weet
dat, maar die van 't Westen moeten
daar nog niet aandachtig aan gedacht
hebben, anders hadden ze al lang die
van 't Oosten in hun Oosten vermoord
en uitgejaagd om er zelf te gaan wo
nen. Dat is zoo de mode onder do men
schen van 't Westen. Als daar een js
die wat meer of iets beters bezit, dan is
er dadelijk een andere daarop jaloersch
en wil het ook hebben, gelijk toen hij
nogeen onnoozel kind was, hij veran
dert niet, al wordt hij nog zoo oud.
uw vrager; noem ze zoo en-passant, zóó, dat
de ander er toch even nota van kan nemen,
indien ge meent, dat uw brief ze al niet
duidelijk genoeg vermeld heeft. Dat moet ge
met al -ie opsomming van uw capaciteiten
doen; zoo terloops ze ter tafel brengen, maar
dan toch zóó, dat ze in des anderen brein
indringen kunnen. Maar zeg het niet zoo,
alsof die ander half bij is en ge het hem ont
zettend vaak en duidelijk aan zijn verstand
moet brengen.
Het js..'.ook wel nyftig, orq,, al pratende,
..Ten toon te vinden, alsof ge reeds-in betrek
king .zult komen. Heel tactisch dat doen,
natuurlijk, want anders bederft ge de zaak.
Maar in plaafs, dat ge b.v. vraagt: „Hoe zijn
de werktijden op uw kantoor?" kunt ge vra
gen: „Hoe zijn mijn werkuren vastgesteld?"
En ga alstublieft op tijd heen; gedraag u
niet als een plakker, die van geen weggaan
weet. Zoodra ge den indruk krijgt, dat de
ander klaar is met het onderhoud en ge hebt
zelf ook niets dringends meer te vragen,
blijf dan niet gelaten zitten, totdat de ander
het sein van vertrek geeft. Neen, houd de
eer aan uzelf, sta dan op. Vraagt ie ander,
of ge nog wilt blijven, dan kunt ge natuur
lijk weer gaan zitten. Maar een niensch, die
zijn tijd van gaan weet, is daardoor voor ve
len al een prettig persoon.
Solliciteeren is een moeilijk, een verve
lend werk vaak, al was het alleen al, omdat
ge zoo met uzelf, te koop moet loopen.
Maar blijf niet op het onprettige ervan
kijken, doch zie het dan maar eerst een9 als
krachtproef voor uw karakter en kennis.
Dan wordt ge bij veel mislukkingen ook niet
zoo gauw ontmoedigd. Tenslotte kunt ge uw
God ook beter om een zogen erop bidden, als
ge het solliciteeren zelf als een kunst hebt
aangevat en u erop geworpen hebt met hart
U daarbij even een handje te helpen was
de bedoeling van ons blad met deze arti
keltjes.
HENRIETTE TROOSTWIJK f
Op 39-jarigen leeftijd is te Utrecht over
leden Henriette Troostwijk, de zeer begaafde
pianiste, die leerares in het pianospel was
aan hielt Conservatorium van Toonkunst te
Utrecht. Met de heeren Tump en Henxlóksen,
leden van het Utrechtsch Stedelijk Orkest,
heeft zij een trio gevormd, dat herhaalde
malen voor radiovereenigingen is opgetre-,
den. Ook uit dien hoofde genoot zij een groo-
te bekendheid.
ROFFELRIJMEN
DE LAATSTE RONDE
Met liefde en met leeuwenmoed
Werkt ieder onzer mee
De laatste ronde góéd te doen
Voor 't Crisis-Comité.
De kasten worden uitgehaald,
De kisten nagespeurd,
De winkelier vindt wel ivat goed
Dat ietwat is verkleurd,
Een pak do t uit de mode is,
Een jas van 't vorig jaar,
Een deken die niet vlot meer gaat
Hij legt ze bij elkaar
En komen straks de wagens rond
Dan stijgt de vreugd ten top:
De liefde en milddadigheid
Laadt hoog de stapels op.
De giro krijgt het ook weer druk:
De wachtigi)ige#.yloed
Maaktmaandelijks de rekening
Van 't N.C.C. weer goed.
En wie geen gironummer heeft
Maar in een spaarpot spaart
Of op de spaarbank zich een schat
Of schotje heeft vergaard,
Hij grijpt er in met gul gebaar
En geeft van wat hij heeft
Een deel aan 't Crisis-Comité
Dat van de liefde leeft.
En wie slecht in de kleeren en
Schaars in de centen zit,
Die zendt nog gauw een briefkaart in
Voor „Wie z'n hoed is dit?"
Een kioartje extra op de kaart,
Of liefst een beetje meer,
Wie weet, op zijn liefdadig hoofd
Daalt straks de auto neer
Komt Nederlanders, allemaal!
De laatste ronde gaat!
Toont aan het Crisis-Comité
Dat ge uw plicht verstaat.
(Nadruk verboden.) LEO LENS.
STEUNVERGQEDING ERWTEN
EN SCHOKKERS
Vaai officieelc zijde wordt ons medegedeeld,
dat de steunvorgoeding voor groene erwten
en scholckerervvten, gedenatureerd in het
tijdvak van 22 t.e.m. 2& Sept. 1935, voor de
kwaliteitsklassen A, B. C en D resp. 4, ƒ3.50
3 en ƒ2.50 per 100 Kg. zal bedragen; de
steunvergoeamg voor in datzelfde tijdpak
gedorschte gele erwten, voldoende aan de
standaardmonsters C f.n D zaï resp. ƒ3 en
2.50 per 100 Kg. bedragen.
De Minister van
Landbouiv mr.
dr. Deckers be-
wondert tijdens
den rondgang
de jonge vrucht
boompjes op de
Zeeuwsche fruit
tentoonstelling,
die te Goes
wordt gehou
den.
Feuilleton
EEN AMERIKAANSCHE
GESCHIEDENIS
door Paul Hutchens
O
„Neemt U mij niet kwalijk, alstublieft!" zei ze op een hope-
loozen toon. „Ik zou graag een poosjie naar m'n kamer gaan."
Als hij weg was, zou ze op een goede gelégenheid kunnen
j wachten om ongemerkt te ontsnappen.
„Natuurlijk", zei hij vriendelijk. „U kunt vanmiddag rusten.
De lange reis heeft u zeker erg vermoeid. Zoodra uw koffer
komt, zal mijn vrouw hem naar boven laten brengen goeden-
j dag dan, tot vanavond." Hij wendde zich naar Mevrouw Raynor
i en kuste haar teeder. „Ik vrees dat het weer eén zwaar geval is.
Ik hoop dat de man niet dood is, voordat ik daar bén."
I-lij draaide zich om en ging weg.
Alleen in haar kamer dacht Betty over de toestand na. Ze
had een afkeer van een godsdienstige meeting op straat, vond
die eigenlijk niet gepast, 't Leek haar dat die menschen die
daar op straat voor al die voorbijgangers stonden te preeken,
niet denzelfden God konden aanbidden als haar moedei'. En na
j De herinnering aan het heerlijke samenzijn in de studeer-
kamer kwam terug. Zoo iets moest toch echt zijn! Tegenstrijdige
gevoelens en het verlangen om in deze menschen te gelooven
en de wensch om te vluchten maakten het haar moeilijk.
Waar was nu dat geloof, dat haar diezelfde morgen staande
gehouden had? Misschien was het niet eens geloof. „Alleen bij-
geloof, blind bijgeloof. Godsdienst is voor zwakke, onzelfstandige
menschen". Weer hoorde zij deze woorden van haar muziek
leeraar en weer won de twijfel het van het geloof. Was
God niet erg hard voor haar geweest? Natuurlijk moest iemanl
tijden van moeite en zorg hebben; alle menschen hadden die.
Maar verloor een ander een moeder en moest dan op dezelfde
tijd van huis vluchten?
De blik van Jaird naar haar, toen ze hem onder aan de trap
tegengekomen was, zou ze nooit kunnen vergeten. Hoe lang had
Molly hem tegen kunnen houden? Misschien was hij haar nu
al qp 't spoor. En Jaird Barloman zou haar vinden! Hij had haar
moeder gevonden en had haar teruggebracht naar huis en naar
de dood!
Betty huiverde. Ja, ze moest hier blijven, dat was haar eenige
hoop. Want Jaird zou er nooit over denken, haar tusscheu
evangelisten of op de evangelisatie te zoeken. Ze zou daar van
avond heengaan. Misschien zouden de Raynors anders zijn, dan
die menschen die ze vroeger gezien had.
Even over zeven gingen Betty en Mevrouw Raynor hst
evangelisatie-gebouw in South Logos Street binnen. Een groote
lichtreclame in de vorm van een kruis versierde de voorzijde
van het gebouw. Die droeg de woorden: „Jezus redt." Passen
de teksten, in groote mooie letters hingen onder de ramen aan
heide kanten van de deur. De deur zelf werd geopend door een
vriendelijken man van ongeveer veertig jaar. „Lachende Jim"
noemden ze hem en zoo werd hij aan Betty voorgesteld.
Betty deed gloed-nieuwe ervaringen op. Ze kwam in een groote
zaal van ongeveer tachtig voet lang en zeker dertig voet breed.
Aan de muren aan beide kanten hingen Bijbelteksten.
Keurig geschilderd aan de muur bij het platform las ze de
zeer onverwachte vraag: „HOE LANG IS 'T GELEDEN DAT U
AAN UW MOEDER SCHREEF?"
Met moeite kon Betty bij het platform komen want de zaal
was heel vol.
Wat een publiek! Dat moesten de „jongens" zijn, waar
Mevrouw Raynor 't over gehad had. De geur van sterken drank
was duidelijk waarneembaar. Op onbeschaamde manier werd
er naar haar gekeken. De lucht van ongewasschen lichamen
hing in de zaal. Er waren menschen met ongekamd haar en
versleten en gescheurde kleeren. Dat alles gaf Betty een gevoel
of ze ziek zou worden en ze moest een stoel nemen om niet te
vallen. Hoe zou ze dit ooit kunnen verdragen? Waar kwamen
die mannen vandaan, en waarom waren ze hier?
Meer naar voren waren er meer beschaafd-uitziende mannen
die beter gekleed waren. Velen van hen groetten haar. Hier
waren ook vrouwen- van beschaving. Welke wending van het
lot kon haar er toe gebracht hebben, deze plaats op te zoeken?
Er zou toch zeker niemand hier uit vrije wil komen of om een
andere reden dan dat het voor 't een of ander hard noodig was!
Op het platform werd ze hartelijk verwelkomd door Meneer
Raynor en dadelijk naar een van de twee groote piano's ge
bracht. Drie rijen stoelen achter de spreekplaats werden inge
nomen door goedgekleede mannen en vrouwen en jonge men
schen, waarvan sommigen muziekinstrumenten gereed hielden,
wachtend op een woord van den leider om met spelen te
beginnen.
Het was een avond om nooit te vergeten. De twee piano's
begonnen te spelen. Iedereen had een exemplaar van het
nieuwe liederboek in z'n handen. Nog nooit had Betty zoo
liooren zingen, als toen de stemmen, waarvan er vele verrassend
goed klonken, zich in groot koor verhieven. Van haar plaats
bij de piano af naar het publiek kijkend, verwonderde ze zich
over de uitdrukking van vreugde en verrukking op vele van
de opgeheven gezichten. Ze verbaasde zich ook over de manier
waarop Mevrouw Raynor de gezangen speelde. Nog nooit had
ze die zoo mooi hooren vertolken.
Betty voelde dat haar ziel verheven werd tot hoogten van
begeestering, toen ook haar hart aan den dienst deelnam, 't Kon
zijn, dat dit een evangelisatiedienst was, maar het was een
interessante, bezielde en buitengewoon eerbiedige. Ze ging zich
afvragen waarom ze altijd een afschuw gehad had van een
plaats als deze. Haar vingers vlogen over de toetsen, haar eigen
variatie improviseerend op de gezangen en nauwkeurig hot
rhythme van de muziek volgend.
Het was het deel van den dienst genaamd „de getuigenissen",
dat haar het meest aangreep.
Terwijl ze daar den heelen dienst op het platform zat had
ze van tijd tot tijd gelet op een rustigen, waardigen man van
middelbaren leeftijd. Het leek een man van aanzien, en zij a
gelaatsuitdrukking wees op eten edel karakter.
Na het beëindigen van een ontroerend gezang, dat niet alleen
geestdriftig maar bijna onstuimig gezongen was, vroeg Meneer
Raynor:
„En nu, wie onder U heeft Jezus als zijn waren Vriend en
Verlosser gevonden? Wie zal de eerste zijn om op te staan
en van Gods macht om te redden te spreken?"
Langzaam en toch vastbesloten stond die man op en ging
naar voren naar het platform.
„Mijn vrienden", begon hij rustig, „het is niet prettig voor
mij het verleden in m'n herinnering terug te roepen. Ik doe
het alleen omdat het misschien door God gebruikt kan worden
om anderen te beinvloedéri denzelfdien Zaligmaker aan te nemen,
die voor mij zoo barmhartig geweest is'.'
En toen begon hij zijn levensgeschiedenis te vertellen, hoe hij
op de universiteit door een atheistisch professor van het geloof
van z'i kinderjaren beroofd werd, hoe hij later door drank en
slechte vrienden van kwaad tot erger kwam, zelfs in de ge
vangenis geweest was, maar eens dronken op een meeting hier
in ditzelfde gebouw kwam, en hoe van toen af hij tot inkeer
gekomen was, door wat God hem daar had doen hooren.
„Kan Jezus redden? Is Hij Gods Zoon? Kan Hij de zonde
macht breken, den twijfel en 't ongeloof wegnemen? Dat kan
Hij! Ik weet het, want ik heb het ondervonden. Wat Hij voor
mij gedaan heeft, kan Hij ook voor U doen. Ge moet 't alleen
met U zelf opgeven en Hem aanroepen!"
J(Wordt vervolgd)!