(Van baeJvm
m.
Jjkt&thvnch
EEN MOOI
GEDENKBOEK
BIOGRAFIE VAN
SAMUEL MARESIUS
DINSDAG 8 OCTOBER 1935
DE NIEUWE GIDS-TENTOONSTELLING
EEN TERUGBLIK
Tot 6 October duurde ze, de Nieuwe-Gids-
tentooustelling in het gebouw van het Haag
sche Gemeente-archief. En zij was heel in
teressant, voor wie zich voor onze va-ler-
landsciic letteren interesseert.
Prachtig o\ erzichtelijk was het materiaal
hier bijeen gebracht en wat je uit de boe
ken niet weten kan, omdat hier allerlei do
cumenten uit particuliere verzamelingen
aamvezig waren, diende hier tot illustratie
van de beweging van 'SO.
Achter in dc zaai hing een groot schilde
rij: het portret van Multatuli; hij is de
vader, althans één der vaders, van 'die be
weging, die inderdaad een taai-revolutie be-
tcckcnde. Ook vader Potgieter met z n goed
moedig, intelligent koopmansgezicht trof
men er aan; hij is een der toppunten van
de periode vóór 'SO; maar: een uitbloei,
meer dan een gangmaker. De revolutionair
van de „Max Havelaar of de koffieveilingen
der Nederl. Handelmaatschappij" is dc weg
bereider voor de geestelijke anarchie die
zich na 18S0 langzamerhand begon te vol
trekken in de cultureele toonaangevende
wereld dier dagen.
Namen? Domela Nieuwenhuis, de anar
chist, zoon van Douwes Dekker, overdrach
telijk gesproken \ader der hedendaagsche
communisten, en ook Troelstra was gevoed
inct de vaak religieus-cynische „Ideeën"
van Multatuli. Op wijsgeerig terrein, zoowel
als op dat der natuurwetenschap begint het
denken niet meer uit het geloof, maar van
uit het „ik": als Kloos begint te zingen en
.Van Deyssel begint te spreken, en Van
Eeden te droomen zijn sprookje van „De
kleine Johannes" is het individualisme, de
,,ikheids-cultus" ingezet: de literatuur is al
toos geweest: de verwoording van wat er
woelt en groeit in het denken en voelen der
menigte, althans der „intellectueele" me
nigte.
Belangrijk, heel belangrijk is de beweging
van 1880, gezien van uit 'het breede stand
punt der geestescultuur omtrent die tijd.
Al die jonge menschen, van wie we op
deze tentoonstelling de geschilderde por
tretten zagen of de antiek-aandoende foto's,
waren bewust of onbewust beïnvloed
door de los-van-God en los-van-de kerkbe-
weging, die sinds Multatuli zich luide had
doen hooren op allerlei gebied van geestes
leven. Deze expositie was er één van revo
lutionairen, die een heel groote invloed
hebben gehad op de ontwikkeling der ideëen
sinds 1S80: zij hebben „school" gemaakt;
We begonnen naar Jacques Perk te zien,
hij, de vroeg-gestorven heraut van 't nieuwe
geluid, dat eigenlijk zijn meest lentelijke
„nieuwheid" van klank bereikt in de „Mei"
van Gorter. En was Gorter niet een Spino
zist en Marxist? (We moeten „leven en
kunst" altijd in levend verband met elkaar
kunnen zien.) De „Mei" van Gorter was het
zingende hart der nieuwe beweging, één
Jang aangehouden stroom van zielsmuziek,
die als zoodanig alleen maar genoten kan
worden.
Van Jacques Perk vond ge hier meer dan
ócn geschilderd portret en een foto van
Mathilde, de aangebeden vrouw der son
netten-cyclus van die naam. Vroeg, heel
vroeg, al, heeft Perk „gedicht", rijmpjes
voor de verjaardag van vader, moeder of
tante. Zijn tante Betsv Perk vindt ge hier
aamvezig, zij, die zich „zonnen" mocht in
de roem van haar neef.
Nee, we gaan alle vitrines hier niet langs;
'de indrukken zouden te veel „uitdrukking"
vinden, maar we willen dat wat ons vooral
trof op de wandeling, hier memoreeren.
Er was ook veel aanwezig, wat min of
meer amusant aandoet: b.v. een foto van
een drietal „oubollige" jongelui, Willem
Kloos, Hein Boeken en W. Paap, veel lij
kende op slaperige aapjeskoetsiers, op iet
wat verboemelde huiswaarts keerende „stam
gasten".
Ja, die portretten van Kloos, geschilderd
door Witsen, doen hem wel kennen als een
„god in 't diepst van zijn gedachten", of
zooals hij zelf zich heet: als een duivel-god;
uit een demonisch donkere sfeer komt zijn
kop. verwilderd, naar voren
Wreet ge wat zoo grappig is? De briefjes
te lezen van Van Deyssel aan zijn uitgevers
betreffende de honoraria: 't was toen al
net als nu: hij dringt er op aan in zijn
„geldnood" ten spoedigste te voorzien; soms
ook bedingt hij op grond van zijn „zelf-
waardeering" belangrijk meer per vel copij
Trouwens, van een ander las ik iets derge
lijks, ik meen van Roosdorp, die meer
smeekt dan vraagt om hulp-in-nood.
Handschriften waren hier bij de vleet;
ook dat van zekeren .Lieven Nijland", een
pseudoniem van Frederik van Eeden, die
onder die schuilnaam een keer een scherpe
zelfcritiek inzond bij Kloos, den eind-redac
teur van „De Nieuwe Gids"; deze werd op
genomen, zonder dat Kloos begreep door
zijn mede-redacteur in 't ootje te zijn geno
men: een Haagsche juffer was de afzend
ster en de schrijfster, zoo dacht Kloos. En
fin, dit evenement was oorzaak van ruzie
onder de redactie-leden.
Wat is Kloos niet fel geweest ïn zijn
scheid-sonnetten op Dr. van Eeden! En dan
vonden we hier P. Tideman, die niet tot de
literatuur behoort, maar toch „de Nieuwe
Gids" heeft mogen vullen met zijn schimp
op wie de groote Kloos aanrandde
De portretkunst van Jan Veth werd ver
tegenwoordigd door de vele schilderstuk
ken, de mannen van '80 betreffende; we
noemen b.v. Albert Verwey, Jac. van Looy,
Frank v. d. Goes, e.a. Ook een mooi zelfpor
tret van de schilder.
Bezienswaardig waren ook de aardige
foto's van Hélène Swarth, de jeugdportret
ten. Wat een sympathiek meisjesgezicht
dat uit haar „Franschen" tijd
<3;
In de vitrine betreffende het werk van
Johan de Meester, den auteur van „Geertje'
trof me een nog heel gaafpsalmboekje,
met een inschrift van 's auteurs moeder.....'!
Ik herinner me, van hem gelezen te hebben
dat hij als joggie thuis ,De Standaard" las
ook dat hij met een busje collecteerde voor
Neerbosch, dc zg. Neerboschcent
Hier voelt ge de diepe kloof tusschen het
geslacht vóór en na 'SO.
Weet ge wel, dat Albert Verwey ook uit
een orthodox milieu is voortgekomen? Zijn
familie kerkte in Amsterdam bijDr.
Hoedemaker, de voorman der confessioneele
beweging in de Hervormde Kerk
or wie de beweging' van '80 slechts op
pervlakkig kende, waren liicr vitrines mot
onbekende namen en portretten. Ik noem
o.a. den jong-gestorven auteur van Groenin
gen, een Rotterdamsch onderwijzer aan een
olksschool. De tering op 't gelaat, ziet ge
hem zitten bij zijn schoolklas; typisch
l foto van een groep kinderen uit die
dagen. Hij schreef van wat hij zag onder
de paupers in de achterbuurten
Een andere onbekende voor velen: Alet-
no, van wie hier een prachtig geschil
derd portret hing; hij was dokter, schreef
ir van taal, melancholisch-droef; nie
mand die 't meer leest. Hoe anders dan Jac.
van Looy, die frissche, opene, guitig-gees-
tige Hollandsche schilder met pen en pen
seel
Wc hebben maar wat aangestipt; voldoen
de hopen we om de belangrijkheid van deze
expositie te benadrukken voor wie de lite
ratuur slechts als 'n „versiersel" van 't le-
ziet, niet als het begeleidend schoon-
heidsvcrschijnsel \an een gecstes-beweging
die haar wijde vertakkingen vertoont op
velerlei cultureel terrein, een beweging,
•in wij zelf ten nauwste betrokken zijn,
al „doen" we4nict aan literatuur
A. WAPENAAR
EEN VLAAMSCHE
BOERENROMAN
Boerenpsalmdoor
Felix Tim mermans
Dit boek toont ons deze Vlaming
weer opeens als een
groot schrijver
Het komt ons voor. dat Felix Timmer
mans met zijn laatste werk „Boerenpsalm
een boek geschapen heeft, dat het vertr
wen in zijn kunnen doet herleven en
vestigt. Er was na De pastoor uit
den bloeyenclen Wij n gaerdt, dat.
rijke, sterke boek over een hart, dat van
liefde stierf, in Timmermans' productie
een duidelijk-aanwijsbare inzinking inge
treden. Op zijn Pieter Br u egel zijn
talrijke en ernstige aanmerkingen ge
maakt; zijn Harp van Sint Francis-
cus gaf een beeld van den heilige, dat
onmogelijk voor reëel kon doorgaan, Bij
de krab bek oker was klein werk, dat
wel zeer sterk Timmermans' neiging tot
het bizarre en onrcëcle demonstreerde.
Boerenpsalm toont ons dezen
Vlaming weer op eens als een groot
schrijver, als een die zijn gebreken
bijna heeft weten te overwinnen, een
romanschrijver, die niet maar onder
gunstige voorwaarden een gaaf
boek weet te construeercn maar het
thema ook voortreffelijk weet uit te
werken.
Boerenpsalm is de roman van boer
Wortel. Hij is dc echte Vlaamsche boer,
die één is met zijn grond, die liefde heeft
voor zijn grond, zijn gewas, zijn schuur,
zijn huis, zijn vee. Hij blijft de grond van
zijn vader trouw, zijn naam is de uitdruk
king van zijn wezen. Hij zaait en maait
jaar uit jaar in, hij trouwt en gewint kin
deren. Hij hertrouwt na de dood van zijn
Fien, die hem ondanks haar nimmer af
latende hoofdpijn, trouw ter zijde stond.
Zijn huwelijken zijn goed, al blijven afwij
kingen niet uit, zijn kinderen, ze zijn vele
en er zijn er bij, die de verkeerde kant op
gaan en een is blind. Bij het klimmen dei-
jaren gaat alles Wortel ontvallen, hij ver
eenzaamt, maar zijn grond en zijn werk
blijven hem trouw en hij beantwoordt die
met dezelfde blijvende toewijding. En voor
Ömslagteékeninq Boerenpsalm
dat land laat hij de avond vóór zijn derde
bruiloft de oude jonge juffrouw in de steek,
bij wie hij zou intrekken.
Het verhaal van een boerenleven is op
zichzelf niet belangrij'k. 1-Iet
wordt belangrijk, doordat de schrijver
het uitheft van geval tot symbool.
Reeds direct treft Timmermans de goede
toon, als hij zijn boek begint;
„Ik ben maai- een arme boer en al heb
ik veel misérie gehad, toch is het boe
renleven het schoonste leven, dat er be
staat. Ik wil nog met geencn koning ver
wisselen.
P. N. van Kampen,
God, ik dank U dat Gij van mij een
boer hebt gemaakt!"
Jen boer, den VIaanlachen boer heeft
Timmermans uitge
beeld. Hij doet ons hen
zien in zijn armoe:
daar zorgen die van
het kasteel voor; in
:ijn linksheid tegen-
ver andere menschen,
n zijn hartstochtelijk
linnelijk l£ven (hij is
n staat anderen te
•ermoorden, sterk ero
tische golven slaan bij
wijlen doorzijn bloed*)
zijn taaiheid (Wor
tel verliest twee vron
en, een zoon hangt
zich op, ze zetten hem
om het stroopen van
enkel haasje acht
maanden in 't gevang,
„kapot krijgen
ze ons niet"), in zijn
bijgeloof, waarvan het
leven dezer Vlaam
sche landlieden, on
danks alle ijver van
den pastoor, vol is
1 hoer die zijn
Paaschtijd niet houdt, 't is kans dat dc
peeën in rapen veranderen"), maar ook in
zijn vroomheid. Ja, de Vlaamsche boer is
>'1-00111 op zijn manier, maar toch
;r leeft in hem een diep besef van de God
delijke almacht, van de Goddelijke kracht
die alles op den akker doet ge- of misluk-
Timmermans is niet vóór alles psy
choloog, hij is in de eerste plaat6 plas
tisch verteller. Maar in Boeren
psalm heeft zijn psychologie zich
verdiept. Hij verklaart ons niet alleen
de handelingen der menschen, van
binnen uit, maar dringt ook door tot
die geheime roerselen der ziel. Dat
deze boerenroman zóó echt en levend
en aanvaardbaar is geworden, komt
niet in 't minst liicrdoor, dat het zie-
leleven zóó gewoon en normaal is uit
geheeld.
De voorbeelden liggen voor liet grijpen.
Als Wortel een zonde heeft begaan tegen
zijn huwelijk, weegt die op zijn hart als
lood. want Paschcn nadert en dan moet hij
biechten bij den pastoor, dien goeden vriend.
Dat durft hij niet. Hij stelt uit. maar einde
lijk moet het toch gebeuren. En dan vinat
Wortel er wat anders op: hij biecht in de
stad. Maar het geeft hem geen rust. En als
dan op een keer de pastoor'met hem spreekt
de zwakheid der menschelijke natuur
en Augustinus, dan voelt Wortel zich het
hart opengaan en roept den pastoor: „blak
bloot in 't open veld in zijn gezicht", wat
hij hem in de biechtstoel niet had willen
zeggen.
„De boerenstiel
schoon", dat had het motto kunnen zijn
roor dit boek. En we geloovcn daarin, als
we TimTnermans' romans hebben gelezen.
Ilij zegt het ons niet, maar hij toont liet
in het leven van Wortel, die
bijgeloof over de non met haar kat, sthl-
licht en tweepootig peerd, zijn bonkigheid
en verkeerde lusten en daden ten spijt, sym
pathiek is. In dezen mensch, die meer dfin
eens vloekt, die dc moed heeft, den Heer'te
danken „voor den jenever, die het levfcn
schooner doet zien en er hem van tegen
houdt, zijn eigen bloed te vermoorden", die
wel eens toegeeft aan zijn verkeerde instiric-
ten en daardoor zijn en anderer leven be
derft, ja bedreigt, woont een groot, goei
hart. Een hart, dat zoo echt menschelijk li:
zoo zondig en arglistig, maar dat ook zoo
teer en liefdevol kan zijn en dat bovenal
trouw is aan het verleden van zijn vaderen.
„Een boer is verhangen naar zijn veld, hij
er als aan geketend. Een boer leeft om
te werken. Alle dagen roept het veld hem
„Het leven is geen lach". Dat is de levens
spreuk van den pastoor. Ze is wel vooral
an toepassing op het leven van den boer.
Hij gaat zoo vaak al weenende, zijn zaad
zaaiende en het veld verteert zijn kracht.
Maar toch: de arbeid is een zegen: „Want
het plezier van mijn leven bestaat in te
kunnen werken op mijn veld. Te zien groeien
bloeien, wat ik zelf geplant en gezaaid
heb. Dat is mijn hemel op aarde, mijn veld."
Neen, zoo héél genoeglijk rolt het leven
an dezen landman niet heen, het is een le
ven van hard werken en veel 1
maar niettemin, het is een leven van geluk
en van dank. En zoo wordt Wortels leven
©en psalm, wel geen psalm Davids ,maar
toch een lied, al wordt het dan maar ge
speeld op een bugel. En Timmermans heeft
het overgoten met het licht van zijn stra
lende humor en verteld in een taal, sappig
blozend lijk de vruchten uit Wortels
boomgaard,
De vrijmoedige beschrijvingen daarvan
maken Boerenpsalm tot lectuur voor
olwassenen!
GEBONDENEN,
door Rudolf van Reest. Uit
gave van Bosch en Keuning
te Baant
Dit op menige bladzijde ons ontroerende
bock moge .velen tot ernstig nadenken
brengen.
Er wordt in onzen tijd geklaagd over
weinig opgewekt geestelijk leven. En zeker
is er reden tot die klacht. Bij hoevelen, die
nog wel met de Kerk des Heeren meeleven,
wordt oe blijde zekerheid des geloofs ge-
Ongetwijfeld is het dringend noodig, dat
gezocht wordt naar de oorzaken van dit
droeve verschijnsel. Ernstig mag wel over
wogen worden, in hoeverre wereldgelijkvor
migheid in onze Christelijke kringen mee
gewerkt heeft en nog meewerkt tot die in
zinking van opgewekt geestelijk leven.
Maar wie bij de Schrift begeert te leven,
zal het toch moeten toestemmen, oat het
godsdienstig leven, hetwelk ons in dit boek
van Rudolf .van Reest geteekend wordt,
allerminst geschikt is, om het geestelijk
leven tot hoogeren bloei te brengen.
De Schr. schetst ons het godsdienstig
loven op een onzer Zuid-Hollandsche eilan
den. Hij vertelt ons, hoe daar feitelijk de
twijfel aan den genaciestaat als dc hoogste
trap des geloofs wordt beschouwd. En het
meest droevige is wel, dat deze ziekclijk-
.ystieke beschouwing wordt gevonden in
schier alle kerkelijke kringen, die op den
naam van Gereformeerd aanspraak begee-
•en te maken. En het allerergste is zeker,
dat de heraers der kudden in dit opzicht
zulke verkeerde leiding geven.
Het is bijna niet te gelooven, wat de
Schr. in boeienden verhaalvorm ons mee
deelt van de geestelijke „ligging" van zoo-
velen, die zoo gaarne zichzelven voorstellen
als waarlijk bekeerde menschen.
Krientje Boone, die met ellen waren
ventte, maar zich opeens geroepen voelde
tot het predikambt, ontziet zich niet, om,
sprekende van <ie verwoestingen des Hee
ren op aarde, de sociale wetgeving in ons
land en de actie van den Bond van god
loozen in Rusland op één lijn te stellen en
te rekenen tot de oordeelen Gods.
En intusschen gaan die geestelijke herders
voort, om inderdaad zoekende zielen als
„Vrouw van Dijk" gebonden te laten in de
strikken van Satan, die haar schier tot
wanhoop brengt door zijn influistering, dat
voor haar geen hoop op genade bestaat.
Het is ontzettend te lezen, hoe ook de
jeugd onder zulk een geestelijke leiding hoe
langer hoe meer vervreemdt van God en
Zijn dienst.
Onder de meest vrome bewoordingen
wordt feitelijk God de schuld gegeven, dat
men niet tot bekeering komt.
En door zichzelf op een hoog voetstuk te
plaatsen en dat nog wel onder don schijn
an nederigheid, voert men de eenvoudigen
af van de waarheid der Schrift cn dwingt
hen schier te gelooven in het beslissend
oordeel van sommigen, die den naam heb
ben van ingeleide kinderen Gods, al worden
helaas! de door de Schrift geëischte vruch
ten des geloofs bij hen gemist.
Gaarne bevelen we dit werk ter lezing
aan. De Schr. toont duidelijk, dat hij maar
niet oppervlakkig kennis genomen heeft
an het godsdienstig leven in die bepaalde
streek van ons land. Maar hij schrijft niet,
om eens interessant te zijn. Zeker, het boek
boeit van het begin tot het eind. Het eigen
aardige dialect, het wonderlijk zweren bij
oude schrijvers, waarbij het jaartal al vol
doende geacht wordt om de echtheid van
het oude te waarborgen, het werkt alles
mee, om iets interessants te geven. Maar
het plan dezer uitgave ligt toch veel hooger.
Geteekende figuren als die van Meester Jcl-
gersma geven u den indruk, hoezeer de
Schr. bedoelt, dat in het geloof gearbeid en
geworsteld' moet worden, om de menschen
terug te roepen tot de Schrift, die wel den
zondaar diep vernedert, maar niet minder
Christus op het hoogst verheerlijkt in den
rijkdom Zijner genade voor allen, die heil-
begeerig tot Hem de toevlucht nemen.
Dit boek boeit door den vorm, en ont
roert door zijn inhoud. Het laat ons zien.
hoe ziekelijke mystiek niet minder dan
bruut ongeloof een streek kan ontkerstenen.
Om 't Eeuwig Welbehagen (de
leer der praedestinatie), door
Dr. K. Dijk. Derde, herziene en
vermeerderde druk. Uitgave van
W. D. Meinema te Delft.
Dat binnen enkele jaren reeds een derde
druk verscheen van dit bock, is op zich
zelf reeds voldoende bewijs, hoezeer dit
werk bij velen groote waardcering vond.
En het mag ons tot dankbaarheid stem
men, dat een theologisch boek als dit van
Dr. Dijk thans voor de derde maal het licht
mocht zien.
Honderd jaar geleden zou dit niet moge
lijk zijn geweest. Toen vierde het moder
nisme hoogtij in ons vaderland en de
Geref. waarheid werd slechts bewaard in
Dr. K. DijH
enkele kringen van eenvoudigen in 'den
lande. Het zal zeker niet noodig zijn, een
breede bespreking van dit werk te geven.
Hiervoor is het sinds 1924, toen de eerste
druk verscheen, reeds te veel bij het Geref.
volksdeel ingeburgerd.
Daarom willen we volstaan met le zeg
gen, dat de auteur eerst de historie laat
spreken en ons erop wijst hoe in de oude
Christelijke Kerk vrij spoedig dc belijdenis
van de uitverkiezing, zooals die inzonder
heid door den Apostel Paulus scherp en
duidelijk is uitgesproken, op den achter
grond geraakte. En het is Augustinus ge
weest, die in den strijd tegen Pelagius de
leer der uitverkiezing als het keurgesteente
der Christelijke belijdenis in zijn veelkleu
rige tinteling en rijke schoonheid opnieuw
deed schitteren. Voorts toont hij aan, hoe
de Roomsche Kerk in de middeleeuwen
zich, in weerwil van haar vereering voor
Augustinus, toch van diens belijdenis heeft
afgekeerd en het. toen Calvijn was,
deze oude waarheid in haar oorspronke-
lijkcn glans opnieuw aan het licht bracht.
Op dit historisch gedeelte volgt dan het
leerstellig deel, waarin duidelijk wordt
aangetoond, hoe de leer der praedestinatie
gegrond is op de Schriit en bevestigd
wordt in de ervaring der gcloovigen.
Dit leerstellig gedeelte wordt dan nog
gevolgd door een practisch gedeelte. Dr.
Dijk herinnert in dit deel eerst aan het
misbruik, dat van deze leer gemaakt is,
een misbruik, dat zich openbaarde of in
lichtzinnigheid of in 1 ij d e 1 ij k-
h e i d, waarbij feitelijk in beide gevallen
God tot auteur der zonde werd gemaakt.
Ten slotte geeft de auteur aan de rijke
vrucht van het rechte gebruik dezer leer,
zoowel voor de kerk als kerk, als ook voor
den arbeid in Gods Koninkrijk en het per
soonlijk leven van den Christen.
Wat ons opnieuw trof bij het doorlezen
van dit belangrijke theologische werk, was
wel dit, dat Dr. Dijk op zoo overtuigende
wijze aantoont, hoe de belijdenis van de
leer der verkiezing in de Schrift nimmer
was een koude formule, maar integendeel
dc grondtoon van de roemtaal des ge-
Gaarne bevelen we dit werk bij vernieu
wing warm aan, inzonderheid .voor Geref.
jeugd- en mannenvereenigingen.
De leer der praedestinatie wordt
noemd het hart der Geref. waarheid.
Maar het hart moet dan ook voortdurend
kloppen, m. a. w. deze waarheid moet
leven in den kring der Geref. belijders.
Natuurlijk bedoelen wij dit woord Gerefor
meerd niet uitsluitend in kerkelijken zin,
doch wij willen hiermee omvatten allen.,
die de Geref. belijdenis lief hebben.
j '1785-193S. De Kweekschool voon
de Zeevaart en de stuurmans- I
J kunst, door J. C. M. Warnsinck,
Uitgave van het Vaderlandscli
Fonds ter aanmoediging van
's lands zeedienst. 1935.
Vöji 'den, ook voor do 1 andshistorie zoo
uitnemenden regel, om bij belangrijke jubi
lea van maatschappelijke instellingen ge
denkboeken uit te geven, is ook dc 150 jaren
tellende Amsterdamsche Kweekschool voor
de Zeevaart niet afgeweken.
Naar vorm en inhoud in den stijl van het
onderwerp, heeft dit Gedenkboek bovendien
de waarde van een oriënteeringsmiddel op
het gebied van het zeevaartkundig onderwijs,
een terrein, dat in verhouding tot den aard
eener zeevarende natie beter bekend moes^
wezen.
De jubilearende Kweekschool, de oudste
an alle op de ganse he wereld be«
staande inrichtingen voor zeevaartkundig
onderwijs, werd door haar stichters gezien
als een „etablissement ten nutte der zee
vaart", m.a-.w. een doelbewust, geheel op de
praktijk gericht instituut. Dit karakter is tot
op den huidigen dag gehandhaafd; in ons
blad van 28 Sept. j.l. heeft men kunnen
zien, hoezeer het door de uitkomsten is ge
rechtvaardigd.
Een overvloedig materiaal heeft den
schrijver ten dienste gestaan bij het samen
stellen van anderhalve eeuw geschiedenis.
De beheerende mannen hebben blijkbaar
van den aanvang af en zonder uitzondering
ingezien, wat het zorgvuldig bewaren van
notulen waard is; 38 zware foliobanden zijn
ermee gevuld. Ook alle ingekomen brieven
an 150 jaren lang, bleken nog aanwezig,
Het met groote letter gedrukte Gedenkboek
bevat talrijke illustraties, die, ook al uit
aard. van het conserveercnd streven der be
stuurders, in eigen archieven eveneens bij
de hand waren.
Hoewel chronologisch van opzet, bevat Het
Gedenkboek meerdere fragmenten, die door,
hun verhalend karakter de lectuur aantrek,
keiijker maken dan een Gedenkboek meestal I
is of zijn moet De chronologische lijn wordt
ook af en toe gekruist door op zich zelf
staande hoofdstukken als bijv. over straffen
en belooningen, bezoeken van hooge perso
nages, de sohenkingen e. d.
Bijzondere aandacht heeft de schrijver ge
wijd aan het donkere intermezzo van 1811'
tot 1814, toen de Kweekschool door Napoleon
geannexeerd werd; aan de reorganisatie van
1826, van 1860 en van 1884; aan de examens
en de invloed der Kweekschool daarop; aan
het in 1888 in gebruik genomen nieuwe ge
bouw. De datum der opening was precies
99 jaren na den zeeslag op de Doggersbank,
die in zekeren zin voor de stichting der,
Kweekschool beslissend is geweest.
DE GROOTE TIJDGENOOT
VAN VOETIUS
Een magistraal werk van
Dr. D. Nauta
Een proefschrift kan aanleiding en uit
gangspunt worden van voortgezette studie
die tot resultaat heeft een volrijpe biografie
van dengene, uit wiens leven en werken een
bijzonder onderwerp gekozen werd voor het
schrijven van een dissertatie. Zoo promoveer
de in 1861 A. C. Duker op 'n „historisch-cri-
tische studie van den strijd tusschen Voe-
tius en Descartes", verschenen onder den ti
tel „Schoolgezag en Eigen onderzoek", ter
wijl in 1893 zijn biografie van Voetius be
gon uit te komen, welke in 1914 voltooid
werd en waarin hij erkent in zijn jeugd
werk aan Voetius niet ten volle recht te
hebben laten wedervaren. Dr. Nauta heeft
den omgekeerden ook den meer veiligen
weg bewandeld, hij heeft met zijn promotic
gewacht, totdat hij in staat was terstond uit
te komen met een complete, doorgedachte
levensbeschrijving. Hij heeft niet den weg
gekozen van den minsten wederstand om tot
zijn titel te komen, maar den langeren en
moeilijken, dien hij toch ook weer, in aan
merking genomen de uitgebreidheid van
zijn onderwerp en de moeilijkheden, waar
voor de te vergaderen en te verwerken stof
hem stelde, in zuk een tijdsbestek heeft af
gelegd, dat het blijk heeft gegeven van bui
tengewoon studie-vermogen.
Dat we bij de aankondiging van het boek
van Dr. Nauta op de zoo hoogstaande biogra
fie van Voetius door Dr Duker wijzen, heeft
zijn reden echter niet in de eerste plaats in
de vergelijking van uit formeel oogpunt,
maar vooral in de stof zelve.
Voetius en Maresius waren tijdgenooten,
beide groote figuren uit de 17e eeuwsche
theologische en kerkelijke wereld, helaas
dikwijls scherp tegenover elkaar staande,
en toch beide, behalve door groote geleerd
heid zicti kenmerkende door groote liefde
en trouw ten opzichte van de Geref. theolo
gie. Was het verschil van persoonlijke ge
aardheid (Voetius was Nederlander, Mare
sius Franschman, uit Picardië afkomstig,
landgenoot derhalve wat afkomst betreft
van Calvijn) wellicht mede van invloed op
de inderdaad dikwijls droevige verstand
houding tusschen hen, 't is vooral die een
heid in liefde voor de Geref. Theologie,
die tenslotte, toen zij beide oud geworden
waren, en beide evenzeer met bezorgdheid
het steeds dreigender gevaar voor kerk en
theologie zagen opkomen van het Cartesia-
nisme en Coccejanisme, hen elkaar heeft
doen vinden in een broederlijke verzoening.
Deze jongste wetenschappelijke vrucht uit
den kring der V. U. uitgebreid tot een nauw
keurig historisch onoerzoek, waaraan blijk
baar geen moeite en kosten gespaard zijn,
komt ons voor bijzondere beteekenis te heb
ben in de rij van dc studiën, die in den loop
der jaren van dien kant zijn verschenen.
Waren de eerste proefschriften, waarmee de
Theologische faculteit aldaar uitkwam,
schier uitsluitend van historischen aarü, en
openbaarde zich daarin duidelijk de bedoe
ling, om bij de reformatie der theologische
wetenschap aansluiting te zoeken aan den
rijken schat van het verleden, in lateren tijd
veranderde het karakter der dissertaties
eenigszins en kwamen ook allerlei onder
werpen aan dc orde, die meer rechtstreeks
aan den strijd onzer dagen ontleend waren.
Dit toonde, dat de Vrije Universiteit den
eisch des tjjds en de roeping voor
het heden verstond. Zou echter de
continuïteit bewaard worden en de nieuwere
theologie niet teveel op zich zelf komen te
staan, dan was het noodig, dat middelerwijl
de band aan het verleden niet uit het oog
verloren werd. Juist in een tijd als de onze,
waarin de beweging der geesten het stuur
is kwijt geraakt en zoo overstelpend aller
lei nieuwigheden opkomen, is het zoo noo
dig dat jonge theologen beginnen met dc
oude Gereformeerde theologie te kennen en
in te leven in den zwaren strijd dien
theologie heeft moeten voeren, reeds in de
eeuw na de Reformatie om zich te ont
plooien en te handhaven, en het boek van
Dr. Nauta kan daarbij uitnemende diensten
bewijzen.
De schrijver heeft zióh1 op meesterlijke
wijze gekweten van de taak, die hij zich
steld heeft. Zijn boek kan de vergelijking
ten volle doorstaan met het reeds genoein»
de, algemeen als eminent erkend standaard
werk van Dr. Druker over Voetius. Zijn stijl
is zelfs vloeiender en klaarder dan die van
Duker, zoo zuiver en sober als men het voor
historiebeschrijving schier wenschen kan.
Bijna zou men wenschen, dat de biografifl
van Voetius nog niet geschreven was en
dat hij deze had mogen behandelen. Maar
in deze beide werken samen genomen, heelt
men dan toch althans een prachtige inlei
ding in de 17e eeuw.
Bijzondere belangrijkheid verleenen voorts
aan dit werk de bibliografische gegevens,
de uitgave van een rijke verzameling van
brieven van en aan Maresius en van andere
documenten, die vele interessante bijzonder
heden bevatten. Het leven van en rondom
de Groninger Universiteit wordt èn in de
tekst èn in de bijlagen ontsloten op een
wijze, dat de professoren en de studenten
als 't ware voor u gaan leven. Ook heeft
men bij het lezen van dit werk gedurig ge
legenheid om op te merken, dat vele ker
kelijke en theologische vraagstukken v
dezen tijd ook toen reeds in geding zijn
weest, ten opzichte waarvan het vaak zee."
anregend en leerzaam is kennis te nemei
van toen ingenomen standpunten.
Wat echter een gevoel van teleurstelling
en droefheid geeft, en ook daarin weer nut
tige leering kan schenken, is, dat
biografie helaas ook veel moest verhalen
van twisten, die weinig of geen nut, i
veel ontstichting veroorzaakten. Gode zij
dank, eindigt de geschiedenis van do beide
in deze recensie herhaaldelijk met elkander
in verband genoemdë groote theologen, die
beide hun zwakheden, gebreken en zonden
gehad hebben, met verzoening en vrede.
We begroeten dit magistrale werk, prach
tig in stijl uitgegeven, met groote dankbaar
heid als een rijke aanwinst voor de Gerefor
meerde theologie en wenschen den Schrij
ver .van harte geluk met zijn arbeid.
G. D.