(Van baeJvm m. Jjkt&thvnch EEN MOOI GEDENKBOEK BIOGRAFIE VAN SAMUEL MARESIUS DINSDAG 8 OCTOBER 1935 DE NIEUWE GIDS-TENTOONSTELLING EEN TERUGBLIK Tot 6 October duurde ze, de Nieuwe-Gids- tentooustelling in het gebouw van het Haag sche Gemeente-archief. En zij was heel in teressant, voor wie zich voor onze va-ler- landsciic letteren interesseert. Prachtig o\ erzichtelijk was het materiaal hier bijeen gebracht en wat je uit de boe ken niet weten kan, omdat hier allerlei do cumenten uit particuliere verzamelingen aamvezig waren, diende hier tot illustratie van de beweging van 'SO. Achter in dc zaai hing een groot schilde rij: het portret van Multatuli; hij is de vader, althans één der vaders, van 'die be weging, die inderdaad een taai-revolutie be- tcckcnde. Ook vader Potgieter met z n goed moedig, intelligent koopmansgezicht trof men er aan; hij is een der toppunten van de periode vóór 'SO; maar: een uitbloei, meer dan een gangmaker. De revolutionair van de „Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederl. Handelmaatschappij" is dc weg bereider voor de geestelijke anarchie die zich na 18S0 langzamerhand begon te vol trekken in de cultureele toonaangevende wereld dier dagen. Namen? Domela Nieuwenhuis, de anar chist, zoon van Douwes Dekker, overdrach telijk gesproken \ader der hedendaagsche communisten, en ook Troelstra was gevoed inct de vaak religieus-cynische „Ideeën" van Multatuli. Op wijsgeerig terrein, zoowel als op dat der natuurwetenschap begint het denken niet meer uit het geloof, maar van uit het „ik": als Kloos begint te zingen en .Van Deyssel begint te spreken, en Van Eeden te droomen zijn sprookje van „De kleine Johannes" is het individualisme, de ,,ikheids-cultus" ingezet: de literatuur is al toos geweest: de verwoording van wat er woelt en groeit in het denken en voelen der menigte, althans der „intellectueele" me nigte. Belangrijk, heel belangrijk is de beweging van 1880, gezien van uit 'het breede stand punt der geestescultuur omtrent die tijd. Al die jonge menschen, van wie we op deze tentoonstelling de geschilderde por tretten zagen of de antiek-aandoende foto's, waren bewust of onbewust beïnvloed door de los-van-God en los-van-de kerkbe- weging, die sinds Multatuli zich luide had doen hooren op allerlei gebied van geestes leven. Deze expositie was er één van revo lutionairen, die een heel groote invloed hebben gehad op de ontwikkeling der ideëen sinds 1S80: zij hebben „school" gemaakt; We begonnen naar Jacques Perk te zien, hij, de vroeg-gestorven heraut van 't nieuwe geluid, dat eigenlijk zijn meest lentelijke „nieuwheid" van klank bereikt in de „Mei" van Gorter. En was Gorter niet een Spino zist en Marxist? (We moeten „leven en kunst" altijd in levend verband met elkaar kunnen zien.) De „Mei" van Gorter was het zingende hart der nieuwe beweging, één Jang aangehouden stroom van zielsmuziek, die als zoodanig alleen maar genoten kan worden. Van Jacques Perk vond ge hier meer dan ócn geschilderd portret en een foto van Mathilde, de aangebeden vrouw der son netten-cyclus van die naam. Vroeg, heel vroeg, al, heeft Perk „gedicht", rijmpjes voor de verjaardag van vader, moeder of tante. Zijn tante Betsv Perk vindt ge hier aamvezig, zij, die zich „zonnen" mocht in de roem van haar neef. Nee, we gaan alle vitrines hier niet langs; 'de indrukken zouden te veel „uitdrukking" vinden, maar we willen dat wat ons vooral trof op de wandeling, hier memoreeren. Er was ook veel aanwezig, wat min of meer amusant aandoet: b.v. een foto van een drietal „oubollige" jongelui, Willem Kloos, Hein Boeken en W. Paap, veel lij kende op slaperige aapjeskoetsiers, op iet wat verboemelde huiswaarts keerende „stam gasten". Ja, die portretten van Kloos, geschilderd door Witsen, doen hem wel kennen als een „god in 't diepst van zijn gedachten", of zooals hij zelf zich heet: als een duivel-god; uit een demonisch donkere sfeer komt zijn kop. verwilderd, naar voren Wreet ge wat zoo grappig is? De briefjes te lezen van Van Deyssel aan zijn uitgevers betreffende de honoraria: 't was toen al net als nu: hij dringt er op aan in zijn „geldnood" ten spoedigste te voorzien; soms ook bedingt hij op grond van zijn „zelf- waardeering" belangrijk meer per vel copij Trouwens, van een ander las ik iets derge lijks, ik meen van Roosdorp, die meer smeekt dan vraagt om hulp-in-nood. Handschriften waren hier bij de vleet; ook dat van zekeren .Lieven Nijland", een pseudoniem van Frederik van Eeden, die onder die schuilnaam een keer een scherpe zelfcritiek inzond bij Kloos, den eind-redac teur van „De Nieuwe Gids"; deze werd op genomen, zonder dat Kloos begreep door zijn mede-redacteur in 't ootje te zijn geno men: een Haagsche juffer was de afzend ster en de schrijfster, zoo dacht Kloos. En fin, dit evenement was oorzaak van ruzie onder de redactie-leden. Wat is Kloos niet fel geweest ïn zijn scheid-sonnetten op Dr. van Eeden! En dan vonden we hier P. Tideman, die niet tot de literatuur behoort, maar toch „de Nieuwe Gids" heeft mogen vullen met zijn schimp op wie de groote Kloos aanrandde De portretkunst van Jan Veth werd ver tegenwoordigd door de vele schilderstuk ken, de mannen van '80 betreffende; we noemen b.v. Albert Verwey, Jac. van Looy, Frank v. d. Goes, e.a. Ook een mooi zelfpor tret van de schilder. Bezienswaardig waren ook de aardige foto's van Hélène Swarth, de jeugdportret ten. Wat een sympathiek meisjesgezicht dat uit haar „Franschen" tijd <3; In de vitrine betreffende het werk van Johan de Meester, den auteur van „Geertje' trof me een nog heel gaafpsalmboekje, met een inschrift van 's auteurs moeder.....'! Ik herinner me, van hem gelezen te hebben dat hij als joggie thuis ,De Standaard" las ook dat hij met een busje collecteerde voor Neerbosch, dc zg. Neerboschcent Hier voelt ge de diepe kloof tusschen het geslacht vóór en na 'SO. Weet ge wel, dat Albert Verwey ook uit een orthodox milieu is voortgekomen? Zijn familie kerkte in Amsterdam bijDr. Hoedemaker, de voorman der confessioneele beweging in de Hervormde Kerk or wie de beweging' van '80 slechts op pervlakkig kende, waren liicr vitrines mot onbekende namen en portretten. Ik noem o.a. den jong-gestorven auteur van Groenin gen, een Rotterdamsch onderwijzer aan een olksschool. De tering op 't gelaat, ziet ge hem zitten bij zijn schoolklas; typisch l foto van een groep kinderen uit die dagen. Hij schreef van wat hij zag onder de paupers in de achterbuurten Een andere onbekende voor velen: Alet- no, van wie hier een prachtig geschil derd portret hing; hij was dokter, schreef ir van taal, melancholisch-droef; nie mand die 't meer leest. Hoe anders dan Jac. van Looy, die frissche, opene, guitig-gees- tige Hollandsche schilder met pen en pen seel Wc hebben maar wat aangestipt; voldoen de hopen we om de belangrijkheid van deze expositie te benadrukken voor wie de lite ratuur slechts als 'n „versiersel" van 't le- ziet, niet als het begeleidend schoon- heidsvcrschijnsel \an een gecstes-beweging die haar wijde vertakkingen vertoont op velerlei cultureel terrein, een beweging, •in wij zelf ten nauwste betrokken zijn, al „doen" we4nict aan literatuur A. WAPENAAR EEN VLAAMSCHE BOERENROMAN Boerenpsalmdoor Felix Tim mermans Dit boek toont ons deze Vlaming weer opeens als een groot schrijver Het komt ons voor. dat Felix Timmer mans met zijn laatste werk „Boerenpsalm een boek geschapen heeft, dat het vertr wen in zijn kunnen doet herleven en vestigt. Er was na De pastoor uit den bloeyenclen Wij n gaerdt, dat. rijke, sterke boek over een hart, dat van liefde stierf, in Timmermans' productie een duidelijk-aanwijsbare inzinking inge treden. Op zijn Pieter Br u egel zijn talrijke en ernstige aanmerkingen ge maakt; zijn Harp van Sint Francis- cus gaf een beeld van den heilige, dat onmogelijk voor reëel kon doorgaan, Bij de krab bek oker was klein werk, dat wel zeer sterk Timmermans' neiging tot het bizarre en onrcëcle demonstreerde. Boerenpsalm toont ons dezen Vlaming weer op eens als een groot schrijver, als een die zijn gebreken bijna heeft weten te overwinnen, een romanschrijver, die niet maar onder gunstige voorwaarden een gaaf boek weet te construeercn maar het thema ook voortreffelijk weet uit te werken. Boerenpsalm is de roman van boer Wortel. Hij is dc echte Vlaamsche boer, die één is met zijn grond, die liefde heeft voor zijn grond, zijn gewas, zijn schuur, zijn huis, zijn vee. Hij blijft de grond van zijn vader trouw, zijn naam is de uitdruk king van zijn wezen. Hij zaait en maait jaar uit jaar in, hij trouwt en gewint kin deren. Hij hertrouwt na de dood van zijn Fien, die hem ondanks haar nimmer af latende hoofdpijn, trouw ter zijde stond. Zijn huwelijken zijn goed, al blijven afwij kingen niet uit, zijn kinderen, ze zijn vele en er zijn er bij, die de verkeerde kant op gaan en een is blind. Bij het klimmen dei- jaren gaat alles Wortel ontvallen, hij ver eenzaamt, maar zijn grond en zijn werk blijven hem trouw en hij beantwoordt die met dezelfde blijvende toewijding. En voor Ömslagteékeninq Boerenpsalm dat land laat hij de avond vóór zijn derde bruiloft de oude jonge juffrouw in de steek, bij wie hij zou intrekken. Het verhaal van een boerenleven is op zichzelf niet belangrij'k. 1-Iet wordt belangrijk, doordat de schrijver het uitheft van geval tot symbool. Reeds direct treft Timmermans de goede toon, als hij zijn boek begint; „Ik ben maai- een arme boer en al heb ik veel misérie gehad, toch is het boe renleven het schoonste leven, dat er be staat. Ik wil nog met geencn koning ver wisselen. P. N. van Kampen, God, ik dank U dat Gij van mij een boer hebt gemaakt!" Jen boer, den VIaanlachen boer heeft Timmermans uitge beeld. Hij doet ons hen zien in zijn armoe: daar zorgen die van het kasteel voor; in :ijn linksheid tegen- ver andere menschen, n zijn hartstochtelijk linnelijk l£ven (hij is n staat anderen te •ermoorden, sterk ero tische golven slaan bij wijlen doorzijn bloed*) zijn taaiheid (Wor tel verliest twee vron en, een zoon hangt zich op, ze zetten hem om het stroopen van enkel haasje acht maanden in 't gevang, „kapot krijgen ze ons niet"), in zijn bijgeloof, waarvan het leven dezer Vlaam sche landlieden, on danks alle ijver van den pastoor, vol is 1 hoer die zijn Paaschtijd niet houdt, 't is kans dat dc peeën in rapen veranderen"), maar ook in zijn vroomheid. Ja, de Vlaamsche boer is >'1-00111 op zijn manier, maar toch ;r leeft in hem een diep besef van de God delijke almacht, van de Goddelijke kracht die alles op den akker doet ge- of misluk- Timmermans is niet vóór alles psy choloog, hij is in de eerste plaat6 plas tisch verteller. Maar in Boeren psalm heeft zijn psychologie zich verdiept. Hij verklaart ons niet alleen de handelingen der menschen, van binnen uit, maar dringt ook door tot die geheime roerselen der ziel. Dat deze boerenroman zóó echt en levend en aanvaardbaar is geworden, komt niet in 't minst liicrdoor, dat het zie- leleven zóó gewoon en normaal is uit geheeld. De voorbeelden liggen voor liet grijpen. Als Wortel een zonde heeft begaan tegen zijn huwelijk, weegt die op zijn hart als lood. want Paschcn nadert en dan moet hij biechten bij den pastoor, dien goeden vriend. Dat durft hij niet. Hij stelt uit. maar einde lijk moet het toch gebeuren. En dan vinat Wortel er wat anders op: hij biecht in de stad. Maar het geeft hem geen rust. En als dan op een keer de pastoor'met hem spreekt de zwakheid der menschelijke natuur en Augustinus, dan voelt Wortel zich het hart opengaan en roept den pastoor: „blak bloot in 't open veld in zijn gezicht", wat hij hem in de biechtstoel niet had willen zeggen. „De boerenstiel schoon", dat had het motto kunnen zijn roor dit boek. En we geloovcn daarin, als we TimTnermans' romans hebben gelezen. Ilij zegt het ons niet, maar hij toont liet in het leven van Wortel, die bijgeloof over de non met haar kat, sthl- licht en tweepootig peerd, zijn bonkigheid en verkeerde lusten en daden ten spijt, sym pathiek is. In dezen mensch, die meer dfin eens vloekt, die dc moed heeft, den Heer'te danken „voor den jenever, die het levfcn schooner doet zien en er hem van tegen houdt, zijn eigen bloed te vermoorden", die wel eens toegeeft aan zijn verkeerde instiric- ten en daardoor zijn en anderer leven be derft, ja bedreigt, woont een groot, goei hart. Een hart, dat zoo echt menschelijk li: zoo zondig en arglistig, maar dat ook zoo teer en liefdevol kan zijn en dat bovenal trouw is aan het verleden van zijn vaderen. „Een boer is verhangen naar zijn veld, hij er als aan geketend. Een boer leeft om te werken. Alle dagen roept het veld hem „Het leven is geen lach". Dat is de levens spreuk van den pastoor. Ze is wel vooral an toepassing op het leven van den boer. Hij gaat zoo vaak al weenende, zijn zaad zaaiende en het veld verteert zijn kracht. Maar toch: de arbeid is een zegen: „Want het plezier van mijn leven bestaat in te kunnen werken op mijn veld. Te zien groeien bloeien, wat ik zelf geplant en gezaaid heb. Dat is mijn hemel op aarde, mijn veld." Neen, zoo héél genoeglijk rolt het leven an dezen landman niet heen, het is een le ven van hard werken en veel 1 maar niettemin, het is een leven van geluk en van dank. En zoo wordt Wortels leven ©en psalm, wel geen psalm Davids ,maar toch een lied, al wordt het dan maar ge speeld op een bugel. En Timmermans heeft het overgoten met het licht van zijn stra lende humor en verteld in een taal, sappig blozend lijk de vruchten uit Wortels boomgaard, De vrijmoedige beschrijvingen daarvan maken Boerenpsalm tot lectuur voor olwassenen! GEBONDENEN, door Rudolf van Reest. Uit gave van Bosch en Keuning te Baant Dit op menige bladzijde ons ontroerende bock moge .velen tot ernstig nadenken brengen. Er wordt in onzen tijd geklaagd over weinig opgewekt geestelijk leven. En zeker is er reden tot die klacht. Bij hoevelen, die nog wel met de Kerk des Heeren meeleven, wordt oe blijde zekerheid des geloofs ge- Ongetwijfeld is het dringend noodig, dat gezocht wordt naar de oorzaken van dit droeve verschijnsel. Ernstig mag wel over wogen worden, in hoeverre wereldgelijkvor migheid in onze Christelijke kringen mee gewerkt heeft en nog meewerkt tot die in zinking van opgewekt geestelijk leven. Maar wie bij de Schrift begeert te leven, zal het toch moeten toestemmen, oat het godsdienstig leven, hetwelk ons in dit boek van Rudolf .van Reest geteekend wordt, allerminst geschikt is, om het geestelijk leven tot hoogeren bloei te brengen. De Schr. schetst ons het godsdienstig loven op een onzer Zuid-Hollandsche eilan den. Hij vertelt ons, hoe daar feitelijk de twijfel aan den genaciestaat als dc hoogste trap des geloofs wordt beschouwd. En het meest droevige is wel, dat deze ziekclijk- .ystieke beschouwing wordt gevonden in schier alle kerkelijke kringen, die op den naam van Gereformeerd aanspraak begee- •en te maken. En het allerergste is zeker, dat de heraers der kudden in dit opzicht zulke verkeerde leiding geven. Het is bijna niet te gelooven, wat de Schr. in boeienden verhaalvorm ons mee deelt van de geestelijke „ligging" van zoo- velen, die zoo gaarne zichzelven voorstellen als waarlijk bekeerde menschen. Krientje Boone, die met ellen waren ventte, maar zich opeens geroepen voelde tot het predikambt, ontziet zich niet, om, sprekende van <ie verwoestingen des Hee ren op aarde, de sociale wetgeving in ons land en de actie van den Bond van god loozen in Rusland op één lijn te stellen en te rekenen tot de oordeelen Gods. En intusschen gaan die geestelijke herders voort, om inderdaad zoekende zielen als „Vrouw van Dijk" gebonden te laten in de strikken van Satan, die haar schier tot wanhoop brengt door zijn influistering, dat voor haar geen hoop op genade bestaat. Het is ontzettend te lezen, hoe ook de jeugd onder zulk een geestelijke leiding hoe langer hoe meer vervreemdt van God en Zijn dienst. Onder de meest vrome bewoordingen wordt feitelijk God de schuld gegeven, dat men niet tot bekeering komt. En door zichzelf op een hoog voetstuk te plaatsen en dat nog wel onder don schijn an nederigheid, voert men de eenvoudigen af van de waarheid der Schrift cn dwingt hen schier te gelooven in het beslissend oordeel van sommigen, die den naam heb ben van ingeleide kinderen Gods, al worden helaas! de door de Schrift geëischte vruch ten des geloofs bij hen gemist. Gaarne bevelen we dit werk ter lezing aan. De Schr. toont duidelijk, dat hij maar niet oppervlakkig kennis genomen heeft an het godsdienstig leven in die bepaalde streek van ons land. Maar hij schrijft niet, om eens interessant te zijn. Zeker, het boek boeit van het begin tot het eind. Het eigen aardige dialect, het wonderlijk zweren bij oude schrijvers, waarbij het jaartal al vol doende geacht wordt om de echtheid van het oude te waarborgen, het werkt alles mee, om iets interessants te geven. Maar het plan dezer uitgave ligt toch veel hooger. Geteekende figuren als die van Meester Jcl- gersma geven u den indruk, hoezeer de Schr. bedoelt, dat in het geloof gearbeid en geworsteld' moet worden, om de menschen terug te roepen tot de Schrift, die wel den zondaar diep vernedert, maar niet minder Christus op het hoogst verheerlijkt in den rijkdom Zijner genade voor allen, die heil- begeerig tot Hem de toevlucht nemen. Dit boek boeit door den vorm, en ont roert door zijn inhoud. Het laat ons zien. hoe ziekelijke mystiek niet minder dan bruut ongeloof een streek kan ontkerstenen. Om 't Eeuwig Welbehagen (de leer der praedestinatie), door Dr. K. Dijk. Derde, herziene en vermeerderde druk. Uitgave van W. D. Meinema te Delft. Dat binnen enkele jaren reeds een derde druk verscheen van dit bock, is op zich zelf reeds voldoende bewijs, hoezeer dit werk bij velen groote waardcering vond. En het mag ons tot dankbaarheid stem men, dat een theologisch boek als dit van Dr. Dijk thans voor de derde maal het licht mocht zien. Honderd jaar geleden zou dit niet moge lijk zijn geweest. Toen vierde het moder nisme hoogtij in ons vaderland en de Geref. waarheid werd slechts bewaard in Dr. K. DijH enkele kringen van eenvoudigen in 'den lande. Het zal zeker niet noodig zijn, een breede bespreking van dit werk te geven. Hiervoor is het sinds 1924, toen de eerste druk verscheen, reeds te veel bij het Geref. volksdeel ingeburgerd. Daarom willen we volstaan met le zeg gen, dat de auteur eerst de historie laat spreken en ons erop wijst hoe in de oude Christelijke Kerk vrij spoedig dc belijdenis van de uitverkiezing, zooals die inzonder heid door den Apostel Paulus scherp en duidelijk is uitgesproken, op den achter grond geraakte. En het is Augustinus ge weest, die in den strijd tegen Pelagius de leer der uitverkiezing als het keurgesteente der Christelijke belijdenis in zijn veelkleu rige tinteling en rijke schoonheid opnieuw deed schitteren. Voorts toont hij aan, hoe de Roomsche Kerk in de middeleeuwen zich, in weerwil van haar vereering voor Augustinus, toch van diens belijdenis heeft afgekeerd en het. toen Calvijn was, deze oude waarheid in haar oorspronke- lijkcn glans opnieuw aan het licht bracht. Op dit historisch gedeelte volgt dan het leerstellig deel, waarin duidelijk wordt aangetoond, hoe de leer der praedestinatie gegrond is op de Schriit en bevestigd wordt in de ervaring der gcloovigen. Dit leerstellig gedeelte wordt dan nog gevolgd door een practisch gedeelte. Dr. Dijk herinnert in dit deel eerst aan het misbruik, dat van deze leer gemaakt is, een misbruik, dat zich openbaarde of in lichtzinnigheid of in 1 ij d e 1 ij k- h e i d, waarbij feitelijk in beide gevallen God tot auteur der zonde werd gemaakt. Ten slotte geeft de auteur aan de rijke vrucht van het rechte gebruik dezer leer, zoowel voor de kerk als kerk, als ook voor den arbeid in Gods Koninkrijk en het per soonlijk leven van den Christen. Wat ons opnieuw trof bij het doorlezen van dit belangrijke theologische werk, was wel dit, dat Dr. Dijk op zoo overtuigende wijze aantoont, hoe de belijdenis van de leer der verkiezing in de Schrift nimmer was een koude formule, maar integendeel dc grondtoon van de roemtaal des ge- Gaarne bevelen we dit werk bij vernieu wing warm aan, inzonderheid .voor Geref. jeugd- en mannenvereenigingen. De leer der praedestinatie wordt noemd het hart der Geref. waarheid. Maar het hart moet dan ook voortdurend kloppen, m. a. w. deze waarheid moet leven in den kring der Geref. belijders. Natuurlijk bedoelen wij dit woord Gerefor meerd niet uitsluitend in kerkelijken zin, doch wij willen hiermee omvatten allen., die de Geref. belijdenis lief hebben. j '1785-193S. De Kweekschool voon de Zeevaart en de stuurmans- I J kunst, door J. C. M. Warnsinck, Uitgave van het Vaderlandscli Fonds ter aanmoediging van 's lands zeedienst. 1935. Vöji 'den, ook voor do 1 andshistorie zoo uitnemenden regel, om bij belangrijke jubi lea van maatschappelijke instellingen ge denkboeken uit te geven, is ook dc 150 jaren tellende Amsterdamsche Kweekschool voor de Zeevaart niet afgeweken. Naar vorm en inhoud in den stijl van het onderwerp, heeft dit Gedenkboek bovendien de waarde van een oriënteeringsmiddel op het gebied van het zeevaartkundig onderwijs, een terrein, dat in verhouding tot den aard eener zeevarende natie beter bekend moes^ wezen. De jubilearende Kweekschool, de oudste an alle op de ganse he wereld be« staande inrichtingen voor zeevaartkundig onderwijs, werd door haar stichters gezien als een „etablissement ten nutte der zee vaart", m.a-.w. een doelbewust, geheel op de praktijk gericht instituut. Dit karakter is tot op den huidigen dag gehandhaafd; in ons blad van 28 Sept. j.l. heeft men kunnen zien, hoezeer het door de uitkomsten is ge rechtvaardigd. Een overvloedig materiaal heeft den schrijver ten dienste gestaan bij het samen stellen van anderhalve eeuw geschiedenis. De beheerende mannen hebben blijkbaar van den aanvang af en zonder uitzondering ingezien, wat het zorgvuldig bewaren van notulen waard is; 38 zware foliobanden zijn ermee gevuld. Ook alle ingekomen brieven an 150 jaren lang, bleken nog aanwezig, Het met groote letter gedrukte Gedenkboek bevat talrijke illustraties, die, ook al uit aard. van het conserveercnd streven der be stuurders, in eigen archieven eveneens bij de hand waren. Hoewel chronologisch van opzet, bevat Het Gedenkboek meerdere fragmenten, die door, hun verhalend karakter de lectuur aantrek, keiijker maken dan een Gedenkboek meestal I is of zijn moet De chronologische lijn wordt ook af en toe gekruist door op zich zelf staande hoofdstukken als bijv. over straffen en belooningen, bezoeken van hooge perso nages, de sohenkingen e. d. Bijzondere aandacht heeft de schrijver ge wijd aan het donkere intermezzo van 1811' tot 1814, toen de Kweekschool door Napoleon geannexeerd werd; aan de reorganisatie van 1826, van 1860 en van 1884; aan de examens en de invloed der Kweekschool daarop; aan het in 1888 in gebruik genomen nieuwe ge bouw. De datum der opening was precies 99 jaren na den zeeslag op de Doggersbank, die in zekeren zin voor de stichting der, Kweekschool beslissend is geweest. DE GROOTE TIJDGENOOT VAN VOETIUS Een magistraal werk van Dr. D. Nauta Een proefschrift kan aanleiding en uit gangspunt worden van voortgezette studie die tot resultaat heeft een volrijpe biografie van dengene, uit wiens leven en werken een bijzonder onderwerp gekozen werd voor het schrijven van een dissertatie. Zoo promoveer de in 1861 A. C. Duker op 'n „historisch-cri- tische studie van den strijd tusschen Voe- tius en Descartes", verschenen onder den ti tel „Schoolgezag en Eigen onderzoek", ter wijl in 1893 zijn biografie van Voetius be gon uit te komen, welke in 1914 voltooid werd en waarin hij erkent in zijn jeugd werk aan Voetius niet ten volle recht te hebben laten wedervaren. Dr. Nauta heeft den omgekeerden ook den meer veiligen weg bewandeld, hij heeft met zijn promotic gewacht, totdat hij in staat was terstond uit te komen met een complete, doorgedachte levensbeschrijving. Hij heeft niet den weg gekozen van den minsten wederstand om tot zijn titel te komen, maar den langeren en moeilijken, dien hij toch ook weer, in aan merking genomen de uitgebreidheid van zijn onderwerp en de moeilijkheden, waar voor de te vergaderen en te verwerken stof hem stelde, in zuk een tijdsbestek heeft af gelegd, dat het blijk heeft gegeven van bui tengewoon studie-vermogen. Dat we bij de aankondiging van het boek van Dr. Nauta op de zoo hoogstaande biogra fie van Voetius door Dr Duker wijzen, heeft zijn reden echter niet in de eerste plaats in de vergelijking van uit formeel oogpunt, maar vooral in de stof zelve. Voetius en Maresius waren tijdgenooten, beide groote figuren uit de 17e eeuwsche theologische en kerkelijke wereld, helaas dikwijls scherp tegenover elkaar staande, en toch beide, behalve door groote geleerd heid zicti kenmerkende door groote liefde en trouw ten opzichte van de Geref. theolo gie. Was het verschil van persoonlijke ge aardheid (Voetius was Nederlander, Mare sius Franschman, uit Picardië afkomstig, landgenoot derhalve wat afkomst betreft van Calvijn) wellicht mede van invloed op de inderdaad dikwijls droevige verstand houding tusschen hen, 't is vooral die een heid in liefde voor de Geref. Theologie, die tenslotte, toen zij beide oud geworden waren, en beide evenzeer met bezorgdheid het steeds dreigender gevaar voor kerk en theologie zagen opkomen van het Cartesia- nisme en Coccejanisme, hen elkaar heeft doen vinden in een broederlijke verzoening. Deze jongste wetenschappelijke vrucht uit den kring der V. U. uitgebreid tot een nauw keurig historisch onoerzoek, waaraan blijk baar geen moeite en kosten gespaard zijn, komt ons voor bijzondere beteekenis te heb ben in de rij van dc studiën, die in den loop der jaren van dien kant zijn verschenen. Waren de eerste proefschriften, waarmee de Theologische faculteit aldaar uitkwam, schier uitsluitend van historischen aarü, en openbaarde zich daarin duidelijk de bedoe ling, om bij de reformatie der theologische wetenschap aansluiting te zoeken aan den rijken schat van het verleden, in lateren tijd veranderde het karakter der dissertaties eenigszins en kwamen ook allerlei onder werpen aan dc orde, die meer rechtstreeks aan den strijd onzer dagen ontleend waren. Dit toonde, dat de Vrije Universiteit den eisch des tjjds en de roeping voor het heden verstond. Zou echter de continuïteit bewaard worden en de nieuwere theologie niet teveel op zich zelf komen te staan, dan was het noodig, dat middelerwijl de band aan het verleden niet uit het oog verloren werd. Juist in een tijd als de onze, waarin de beweging der geesten het stuur is kwijt geraakt en zoo overstelpend aller lei nieuwigheden opkomen, is het zoo noo dig dat jonge theologen beginnen met dc oude Gereformeerde theologie te kennen en in te leven in den zwaren strijd dien theologie heeft moeten voeren, reeds in de eeuw na de Reformatie om zich te ont plooien en te handhaven, en het boek van Dr. Nauta kan daarbij uitnemende diensten bewijzen. De schrijver heeft zióh1 op meesterlijke wijze gekweten van de taak, die hij zich steld heeft. Zijn boek kan de vergelijking ten volle doorstaan met het reeds genoein» de, algemeen als eminent erkend standaard werk van Dr. Druker over Voetius. Zijn stijl is zelfs vloeiender en klaarder dan die van Duker, zoo zuiver en sober als men het voor historiebeschrijving schier wenschen kan. Bijna zou men wenschen, dat de biografifl van Voetius nog niet geschreven was en dat hij deze had mogen behandelen. Maar in deze beide werken samen genomen, heelt men dan toch althans een prachtige inlei ding in de 17e eeuw. Bijzondere belangrijkheid verleenen voorts aan dit werk de bibliografische gegevens, de uitgave van een rijke verzameling van brieven van en aan Maresius en van andere documenten, die vele interessante bijzonder heden bevatten. Het leven van en rondom de Groninger Universiteit wordt èn in de tekst èn in de bijlagen ontsloten op een wijze, dat de professoren en de studenten als 't ware voor u gaan leven. Ook heeft men bij het lezen van dit werk gedurig ge legenheid om op te merken, dat vele ker kelijke en theologische vraagstukken v dezen tijd ook toen reeds in geding zijn weest, ten opzichte waarvan het vaak zee." anregend en leerzaam is kennis te nemei van toen ingenomen standpunten. Wat echter een gevoel van teleurstelling en droefheid geeft, en ook daarin weer nut tige leering kan schenken, is, dat biografie helaas ook veel moest verhalen van twisten, die weinig of geen nut, i veel ontstichting veroorzaakten. Gode zij dank, eindigt de geschiedenis van do beide in deze recensie herhaaldelijk met elkander in verband genoemdë groote theologen, die beide hun zwakheden, gebreken en zonden gehad hebben, met verzoening en vrede. We begroeten dit magistrale werk, prach tig in stijl uitgegeven, met groote dankbaar heid als een rijke aanwinst voor de Gerefor meerde theologie en wenschen den Schrij ver .van harte geluk met zijn arbeid. G. D.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 10