sr; POSTDUIF s m m m m Wh wh m m m m m flfi WÊ m WW ft m m m De mannen gaan Kitten, Dorothy loopt weg. „Richard, ga jij nu naar huie. Dat is beter. Doro thy cn ik kunnen binnenkort wel eens rustig praten." Hij is een beetje geschrokken, nu hij aan Doro thy's optreden ziet, hoeveel er gehaperd heelt aan haar opvoeding. XIV door K. Jonkheid 4) „Hij is nu terug. Een nieuw en groot gevaar voor het leven van den Lord Protector." „Cromwell wordt goed bewaakt, maak je daar over niet ongerust, 's Avon<ls heeft hij twaalf slaapkamers tot zijn beschikking en niemand weet, in welke daarvan hij de nacht zal doorbren gen. Maar, wat i'k zeggen wil, nu die dolle kerel weer in Engeland is, moet hij oogenblikkelijk in de Tower." „Dat kan niet, oom. Hij heeft tegenwoordig over al vrienden en de Lord Protector helaas overal vijanden." Maar die vijanden zitten toch verspreid, hier een en daar een! Wat kunnen ze doen, als ze geen verbinding hebben?" „Ze hebben verbinding. Tegenwoordig zijn er ge dresseerde duiven, die boodschappen over brengen." Oom tiwij-felt plotseling aan Richards verstand. „Kom Richard, wees wijzer. Duiven, die bood schappen overbrengen!" „Toch wel, oom. 't Lijkt mij zeer aannemelijk. Gisteren' heeft John White mij verteld, dat bij een korf van deze dieren moet leveren aan den jongen Lord Lacy. Die heeft een nieuw duiven- huis laten bouwen." Onrustig zit oom te draaien. „Is Dorothy thuis?" vraagt Richard. „Wil je haar spreken? Ik weet niet, of ze al voor zichzelf beslist heeft." „Ik zoek haar wel." Richard vindt haar bij de volière. Hij wil praten, maar zij is onrustig en loopt telkens een pas of twee van hem weg. „Dorothy", zegt Richard eensklaps met nadruk, „kan ik je antwoord nu meenemen?" „Neen Richard, nu nog niet." „Waarom niet?" „Ik weet het niet Het kan niet." „Ik weet het wel. 't Is de jonge Lacy. Je vader weet nog van niets, maar ik weet het zeker. Wat wil je nu? Komt daar een eind aan of moet ik het oom vertellen?" „Lafaard. Durf je Lacy alleen niet aan? Moet vader jou helpen, dappere ridder!" Spot ligt om haar mond, minachting in haar oogen. Gekreukt en bitter keert hij zich af. Zij wendt haar blik naar de vogels. Zoodra hij op vo'-docnde afstand is, kijkt ze op cn ziet hem binnen gaan. Even aarzelt ze. Dan gaat ze vastberaden achter hem aan en zet zich vlak bij de tafel, waaraan Richard nu zit bij haar vader. Hij mag niets vertellen, zijzelf wil het vader zeg gen. Het kan nu niet anders. Vader spreekt telkens eenige woorden. Stug en afgetrokken zegt Richard c<.n woord terug en Dorothy zit er bij als waakhond. XII. Zij had zich de toestand al Ingedacht, voordat Richard haar met zijn vraag overrompelde. Nu is ze verplicht snel te handelen, maar ziet geen reden zich te overhaasten. Ze houdt vader wel een paar dagen aan 't lijntje. Eerst moet zo maatregelen nemen. Ze zet een pot inkt gereed cn een paar ganzc- penncn. Van haar slaapkamer neemt ze een stoel. Als vader 's middags zich voor korte tijd in zijn kamer terugtrekt, drukt ze op de geheimzinnige knop en opent de verborgen deur. Ze draagt do boel naar boven, legt papier, inkt en pennen op de oude tafel en plaatst er de stoel bij. Ze kijkt het kamertje rond en glimlacht. Het ziet cr zoo romantisch uit. Nu haast ze zich weg, want ze heeft een afspraak met Guy en ze meent vader to hooren. Maar daarin vergist ze zich, vader is nog op zijn kamer. Hij voelt zich wat onbehagelijk. Zal liet de ouderdom zijn? Daar wil hij niet van hoo ren. Hij b ij ft maar wat langor rusten. Als Dorothy terug komt, is vader nog niet bene den. Hij weet dus niets van haar slippertje. Ze gaat naar bov€n en vraagt: „Is u daar nog, vadertje?" „Ja kind, ik kom dadelijk." Vader is goed gemutst. Ze drinken samen thee en praten gezellig. Dat gebeurt niet dikwijls, 't Is in lange tijd zoo gezellig niet geweest. Waardoor voelen ze beiden zich zoo verlicht? Vader heeft nagedacht over Dorothy en tcnslotto vastgesteld, dat hij haar wel missen zal, als zo eenmaal getrouwd en vertrokken is. Zoodoende is hij nu maar blij, dat ze wat traineert en brengt zulks tot uiting door bijzonder aardig cn spraak zaam te zijn. Dorothy heeft Guy verteld van Richards aanzoek en toen diens bes.uit gehoord en met blijdschap goedgekeurd, om dadelijk met zijn moeder te spreken over hun verloving. Lady Lacy zit aan haar schrijftafel en Guy staat bij haar. Lady Lacy zit aan haar schrijftafel en Guy staat bij haar. „Ik heb al lang geweten, dat je iets hebt. Waar om heb je 't niet eerder gezegd?" „Hebt u het geweten?" „Ja zeker. Je loopt al woken rond met iets, dat je hindert. Is er nog iets anders?" „Neon moeder, niets anders. Ik vond het zoo moeilijk, er met u over te spreken. U begrijpt wel waarom. Sir Howard is een Cromwellman cn een Puritein." „Zijn wij dan geen Puriteinen, al dragen wij dio naam niet? Maar, hob je alles wel goed over dacht?" „Wat bcdoetl u?" „Jij bent van oude adel, je hebt recht op de plaatsen, die de Lords in Engeland innemen en Sir Howard is niet meer dan een middelmatig aristocraat. Is dat voor jou geen bezwaar? Weet je zeker, dat je daarmee geen moeite zult hebben als je eenmaal met Dorothy getrouwd bent?" „Neen moeder, voor mij is dat .geen bezwaar." Hij zegt het zoo eerlijk en open, dat twijfel niet mogelijk is. Maar nu wordt zijn gezicht zorgelijk. „Hoe zal Sir William er over ilenken? Het aanzoek van zijn neef, Sir Richerd, wordt door hem gesteund." „Houd ze van hem?" „O neen, maar haar vader wi! het, omdat Sir Richard haar eenige neef is." „Dat komt in orde, mijn jongen. Als onze wegen recht zijn, mogen we alles overlaten aan Gods leiding. Dan zal het goed gaan. Welke weg het worden zal, weten we niet, inaar dat het goed zal gaan staat vast, als wc God maar niet belet ten, met ons te zijn." Het rustig Godsvertrouwen van deze Royal isto kan menig Puritein beschamen. Lady Lacy heeft geen wapengeweld, waarop ze steunen kan, dies vertrouwt ze op haar God. XIII. Richard vertoont zich in geen veertien dagen. Dat maakt Dorothy onrustig. Wat voert hij in zijn schild"? Ze herinnert zich eensklaps zijn woorden over Guy, dat hij een Royalist is en een samen zweerder. Guy laat ook niets van zich hooren. Ze hebben afgesproken de oude John White te gebruiken als tusschenscliakel. Dorothy heeft hem een keer ontboden en een paar jonge duiven besteld. Toen hij de dieren bracht, gaf ze hem een brief moe voor Lady Lacy, in werkelijkheid bestemd voor Guy. Maar ze hoort niets. En vader is heclemaal van streek. Een keurig ge- klcede huisknecht van Lady Lacy, door koetsier en palfrenier gereden in een koets, die als een overdekte groote kinderstoel aan vier riemen tus- schcn de wieLen hing, heeft hem een schrijven bezorgd, waarin de Lady officieel de hand van zijn dochter vraagt voor haar zoon Guy. Dit aanzoek is vleiend en het 6treelt liem wel, maar strookt niet met zijn p'annen. Hij heeft er dadelijk met Dorothy over gesproken en zich verwonderd over haar, maar tot een scène is het niet gekomen, ook niet, toen zo ronduit ver klaarde, Guy te verkiezen boven Richard. Op een middag wandelt ze naar John While, maar diens kleindochter, die alleen thuis is, weet van niets. Als ze terugkomt, roept vader haar dadelijk bin nen. Daar zit Richard kalm en overwinnend, ter wijl vader opgewonden blijft staan voor zijn stoel. „Dorothy, het verzoek van Lady Lacy heb ik af gewezen. Dat zijn vader en broers gevochten heb- Ibcn tegen Gods hoogsten dienaar in Engeland, kan hij niet helpen. Ze hebben trouwens hun verdiende dood gevonden. Maar dat hij sameiir spant met moordenaars en complot tanten is een misdaad, waarvoor onze wetten geen vergeving kennen. Aan een misdadiger kan ik jou niet afstaan." Dorothy's oogen schieten in vlam. Ze begrijpt wel ■wiens werk dit is. Ze voelt in haar ziel de haat oprijzen. Ze haat nu al'es, de politiek, de oorlog, Cromwell en in 't bijzonder Richard. „Vader," zegt ze, „welke schavuit heeft u wijs gemaakt, dat Guy een misdadiger i6? Die karak- tcrlooze lasteraar kan niet ver weg zijn." Bij die felle woorden kan Richard zich niet •bedwingen. Hij staat snel op en keert zich naar Dorothy. Als een leeuwin staat ze voor hem. „Jij natuurlijk, ellendeling." „Kind, bedaar," stamelt vader. „Ga zitten, Richard. Ze weet niet, wat ze zegt." John White komt het hek van Howard-house bin* non, kijkt eerbiedig naar de groote voordeur en loopt regelrecht naar de hijgebouwen. Hij treft den heer des huizes, die juist naar do paarden gaat. John heeft een uitgelezen paar duiven bij zich, maar Sir Howard heeft geen die ren noodig. Daar ziet John de gestalte van Dorothy en -Saat zijn geluk bij haar beproeven. Terwijl hij de dui ven toont, overhandigt hij een brief. Zonder op te zien, steekt ze het schrijven weg en zegt: „Ik kan er nu niet op beslissen, komt morgenmiddag tegen drie uur nog eens terug. In elk geval koop ik wat." De volgende middag neemt John haar ant woord mee. Op vastgestelde tijd en plaats zal zo Guy ontmoeten. „Ik wil je graag nog eens spreken, Dory." Dan eensklaps in de officieelc toon vallend, vervolgt hij: „Sir William, uw vader, heeft geweigerd." „Ik weet het, vader heeft het mij verteld." „Maar hij noemt geen reden." „Kun je de oorzaak niet vermoeden?" „Neen Dory, jij houdt toch van me. Ik begrijp het niet." „Er wordt kwaad van je gesproken, Guy. Maar ik geloof het niet. Ik kan het niet gelooven." „Wat niet gelooven?" „Wat ze zeggen. Dat je een Royalist bent en com plotten helpt smeden." „Ik bemoei me nooit met politiek. Wat zou ik voop complotten smeden? Zeg het precies, Dory." „Togen het leven van den Lord Protector." {Wordt vervolgd) HAAR PLICHT Ze zaten bij het vuur, Rudolf Zwart, een bijna veertig jarig man, met groote donkere oogen in een rond gezicht, oogen, die plots konden glinste ren van vreugde, maar ook dof zien van ver driet,en z'n schoonmoeder, oude vrouw van zeventig, het witte haar onder 't zwart kanten mutsje, waaraan eenige lila bloemen gehecht waren. Lekker warm was 't in 't vertrek, dat een flauwen lichtschijn ving van het lichtje op het tafeltje in ©en hoek der kamer, waarop de thee zachtjes to trekken stond, en het rood koperen waterketeltje boven de gasvlam allerlei tecrc geluidjes door do kamerstilte zong. 't Was een koude Februari dag geweest met zwaar-grijze lucht, die don dag koud en somber maakte en sneeuw voorspelde. Al vroeg was 't beginnen te schemeren, en in de grauwe kilto van den voornacht warrelden heel teer de eersto sneeuwvlokjes omlaag, geluidloos neerdonzend tussehen de fijne grassprietjes in den tuin, dio daar schrieltjes nog stonden rond de afgedekte rozenbedden. Stilte was in de kamer, zacht onderbroken door het behaaglijk spinnen van een wit poesje, dat met 'r nietig lijfje kleintjes achter de rood gloeiende kachel in elkaar gedoken lag, zich nu en dan even strekkend in de koesterende warmte. Rudolf Zwart, loom gestrekt in een lagen stoel, 'Bij hun bezoek aan Amsterdam brachten de. Koningin en Prinses ook een bezoek aan de S.O.S.-tcntoonstelling in het Stedelijk Museum. liet vertrek der beide Vorstinnen. 296 KRUISWOORDRAADSEL 1 3 *4 5 pp 6 y 8 10 11 13 1H 15 19 10 V - 13 LH 13 n LL V HORIZONTAAL 1 Plantenwereld. 5 Meisjesnaam. 6 Metaal. 8 Beneden. 9 Houding. 11 Zout water. 14 Fruit. 15 Stadje op Sicilië. 16 Bijen-voortbrengsel. 19 Moedig mensch. 21 Heischinstrument. 23 Grieksch eiland. 24 Voorkant. 25 Verrichten. 26 Europeaan. 27. Nauwkeuriger. VERTICAAL 1 Voorzijde. 2 Grond. 3 Strook. 4 Sleden. 5 Heden. 7 Hemellichaam. 9 Aard. 12 Dik touw. 13. Opslagplaats. 17 Eigenschap. 18 Omstreeks. 19 Diefjesmaat. 20 Salari9. 22 Meisjesnaam. 23 Germaansche volksdrank. Wedstrijdprobleem no. 2 Auteur: A. VAN DOMMELEN, Rotterdam OPLOSSING van het Kruiswoordraadsel nit het vorige nummer HORIZONTAAL 2 Eudemus; 7 alarm; 10 snoek; 13 Lima; 15 Ibis; 16 gerst; 19 velours; 21 Biela; 23 lago; 25 Aras; 28 Adolf; 30 atout; 31 tamboer. VERTICAAL 1 aval; 2 Edam; 3 dam; 4 mos; 5 snob; 6 laks; 8 lip; 9 ragebol; 11 nitraat; 12 eik; 14 kroes; 17 Eli; 18 sul; 20 bad; 22 Sau; 23 larf; 24 goat; 26 roer; 27 stal; 29 Fem; 30 Abo. BLOKKEN- RAADSEL Het standbeeld van Gocthe Een buitenlander kwam in den winter naar Ber lijn. Hij wilde bet Goethe standbeeld zien. Snel besloten nam hij een kruier tot gids. Onderweg viel het dezen in, dat een houten schutting om liet standbeeld was getimmerd, om gedurende do harde wintermaanden het gevoelige marmer to beschermenNu ging de kruier met den vreemdeling langs een anderen weg en leiddo hem naar het ruiterstandbeeld van Friedrich Wilhelm III. Vlak voor het beeld stond hij stil, wees met een niet na te vertellen beweging op het standbeeld en zei: „Goethel" Vol eerbied en bewondering stond de vreemdo- ling voor het gedenkteeken, vond het heel mooi «n kon niet begrijpen, waarom Goethe op een DAMRUBRIEK Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag. Inzendingen nitslnitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Oplossingen moeten worden Ingezonden uiterlijk 10 dagen na plaatsing. B ekerwed strijd In deze rubriek vangen wij weer aan met de op- lossingswcdstrijd om den wisselbekcr beschik baar gesteld door do directie. De wedstrijd zal weer bestaan uit 6 X 2 proble- Op de oplossingen gelieve men te vermelden „B e- k e r w e d s t r ij d" benevens naam van dit blad. Bujtcn op natuurlijk. Duidelijk naam en adres vermelden. Er is geen beroep mogelijk op den eind uitslag. Voor beantwoording van vragen, buiten deze ru briek, gelieve men postzegel in te sluiten. Problemen, welke een bijoplossing mochten bevat ten, worden vervangen. Het lot zal beslissen indien meerdere oplossers alle problemen goed hebben opgelost. De namen der oplossers worden aan het einde van den wedstrijd gepubliceerd. Ieder kan inzen den. Wedstrijdprobleem no. 1 Auteur: II. N. J. WINTER, Den Ilaag m 1 af"" w. "W/% IS M 6y Tij i 2 p Ti JH 31 fel 7"\ mr Wa H 01 S" Üf pp a 11 Sf 8 s is HU 8 8 s..S S 1 LJ WW '/w s 8 mA '<%M 46 47 48 49 50 Zwart: 1, 2, 5, 8, 9, 11, 13, 15, 16, 18, 19, 21, 23—25 Wit: 22, 30, 32—36, 38, 41—43, 45, 46, 48, 49 Vraagstuk no. 755 Auteur: G. VAN DER MEULEN, Den Haag paard werd voorgesteld, omdat dit anders niet gebruikelijk is. Ten slotte vraagt hij het den kruier, waarom men den dichter op een paard had vereeuwigd. „Ja weet u, het standbeeld werd in den tijd ge bouwd, toen Goethe zijn jaar bij de cavallerio moest dienen!" JP féj ii nu ES m j§§ Ut i§ iü 8 JÜ B 46 47 48 49 Voor beginners: Zwart: 2, 11—14, 19, 36 Wit: 29, 30, 37—40, 49 Oplossing: Wit: 1 37—31 2 38—32 3 4943 4 39—33 5 29X16 wint 36X27 27X38 3SX49 49X24 Vraagstuk no. 756 Partij-combinatie van: O. G. VAN VEEN, Ede mm Zwart: 1—3, 5, 7, 9—15, 17, 20, 21, 22, 25 Wit: 24, 28, 29, 31—30, 38, 40, 45, 47—50 Zwart wint door: 1 25—30 21—27 17X37 14X32 9X38! Zwart: 2, 7—9, 13, 16, 18, 19, 30, 35 .Wit: 21, 25, 28, 32—34, 39, 42, 44, 48 2 34X25 3 32X21 4 28X19 5 25X14 Nagekomen oplossingen van nos. 747—749 ontvan gen van: C. Baatenburg de Jong, Maassluis; II. van Mazijk, C. C. Goedhart en G. van der Burg, Rotterdam. Correspondentie R. v. M. Uw opmerkingen' over do vraagstukken 742 cn 743 waren zéér juist. Dank voor de geno men moeite. O. G. v. V. Dank voor toezending. Zal per brief antwoorden. PROBLEMISTEN. Verzoeke vriendelijk eerste drie maanden geen toezending van vraagstuk ken. 3or Vul hier onder in ieder hokje een letter in. Do letters van boven rechts naar het midden links en vandaar naar beneden rechts (9) van iemand, die bij inboorlingen in hogo eer staat, terwijl do verticale rij (van boven naar beneden) een prettige tijd is voor ziekenhuis patiënten of voor gevangenen. Verder betekenen de horizontale rijen (van boven te begin nen): 1. scheur, spleet; 2. weerkaat ste klanken; 3. Verl, tijd van „zweren"; 4. Langwerpig rond; 5. uitbouw met uit zicht; 6. Jongeling; 7. Gevaarlijk dier uit do sagenwereld; 8. Streek in Achter-Indië; 9. Uithangbord vuu drogisterij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 18