JEUGD VOOR DE wn BOEKEN MMM EN SCHRIJVERS J. H. Leopold. Verzamelde verzen. W. L en J. Brusse N.V., Rotterdam 1935. In de „Toelichting" achter deze verzamelde verzen, door Dr P. N. van Eyck geordend en van aanteekeningen voorzien, lezen we: „Toen Leopold 21 Juni 1925 plotseling overfeed, was het gereedmaken van de tweede bundel verzen, waarmee hij reeds geruime tijd bezig was, nog 6lechts betrekkelijk weinig gevorderd. Behalve een groote menigte handschriften wer den zes blauwe schoolschriften gevonden, vier waarvan het geordende begin van een tweede bundel vormden, in de andere waarvan allerlei, ten deele nog steeds niet geheel voltooide verzen los bij elkaar gelegd waren." De uitgever Brusse heeft kort na 's dichters dood een bundel Verzen II uitgegeven, waarover heel wat te doen is geweest. De dichter M. Nijhoff o.a. ging heftig te keer tegen wat hij vermoedde een ondeskundige be- of belet: mis handeling te zijn geweest van Leopold's poëtische erflating. Dr van Eyck heelt de delicate taak op zich genomen, niet alleen de Verzen II, doch ook de rest van die dichterlijke nalatenschap te verzor gen, die nu, kostelijk ook door den uitgever ver zorgd, 't licht zag. Jammer dat er zooveel onvoltooide fragmenten, schetsen enz. zich onder deze verzamelde verzen bevinden. De aanteekeningen geven ons te zien boe de dichter tal van varianten naast sommige woorden eener eerste lezing placht neer te zet ten, waaruit hij zijn definitieve keuze nog wilde doen. Dr van Eyck zegt ervan: „Zijn uitvoerige werk wijze bracht mee, dat de betrekkelijk geregelde voltooiing waartoe geringe voortbrengingsdrift hem vroeger de gelegenheid gelaten had, later door de talrijkheid van zijn in schetsen neergeleg de gedicht-ideeën aanzienlijk belemmerd moest worden." Een portret naar een fotografie van B. Bersscn- brugge bevindt zich voorin dit boek: dit zacht en droomerig-peinzend gelaat bevestigt '6 dichters zelfportret in dezer voege; Zoo groote ingekeerdheid was in dezen hij mocht wel zelf zoo een p'ant wezen 2ulk een bloem vredig staande op haren stengel in half wezen verloren, gewiegd door windewil windewil, die loom wiegt de tengere met heiligheid, de gewijde met het volle denkhoofd, het gebenedijde in een enkel en hoog eenzijn in zichzelven geheel heenzijn in zich pijnende, kwijnende, bloemmcnsch alleen zijn. Zoo zag hij zich zelf, gaande tusschen bloemen en heesters zelf ook bloem-teer. Het is een eenzelvige figuur geweest, zoo zegt ons zijn portret. Maar bovenal zeggen ons dat zijn verzen. Hij leefde veel met zijn klassieken (hij was leeraar in de klassieke talen aan 't Erasmiaansch gymnasium te Rotterdam), leefde vooral veel in de Oostersch-mystieke sfeer van Omar Khayam e.a. Van hem zijn ook de vertalingen „Stoïsche Wijsheid" en „Uit den tuin van Epicurus". Schatten van wijsheid en schoonheid. Hoe meer ge u verdiept met rustige toegewijde belangstelling voor deze zoo belangrijke figuur in onze diehterwere'd, hoe meer ge ziet de won- der-diepe geheimzinnige flonkeringen van wijs heid en schoonheid, te zaam in het zoet verband eijnor vrrsregels, zijner rhythmcn. Leopold heeft de wereld van den schijn dóór: Zoek heil en heul in uw gedichten; doe als ik en denk om roem en eer geen oogenhlik, maar vind in verzen vrede en zie'sgeluk. Veracht de wereld en zijn valsch behagen in afbreuk doen, wat groot is te veringen en al het kleine en slinksche hoog te dragen. Deze dichter was wel gestorven aan de jacht naar een naam op deze wereld: hij heeft nooit haast gehad zijn verzen te publicceren; dat doet cms zijn uitgebreide poëtische nalatenschap wel duidelijk zien. Hij was niet zooals dc mecstcn: die bundel op bundel prijs geven aan de open baarheid, bang dat ze anders te laat zullen ko men. 't Is alleen maar te betreuren dat Leopo'd niet meer haast gehad heeft om vóór hij stierf, «an zooveel onvoltooid schoons do laatste hand te leggen. Maar wat heeft het lcvCn dezen mcnach wreed geknauwd, dezen toch al zoo in zichzelf gekeerde wordt ziek van dit al'een-zijn, al is 't ook dat we zelfs aan die eenzijdige ingekeerdheid veel schoons van teedere mijmeringen te danken hebben. Bed van mijn onrust, wieg van mijn verlangen, o koele peluw van mijn eenzaamheid, al wat aan wanhoop brandt achter mijn wangen, tot uw omsluiten wordt het heengeleid. tl* De zuchten, die 6inds lang hetzelfde zochten, de oogen van een klagend wenschen groot, de droomen en hun verre zwervenstochten, gevangen al in uwe liggensschoot En langs de donzen boorden dezer spondo strijken de vleugels eener sluimring. Eenzelfde nacht hield alle leed gebonden, legde het staamlend neor en verder ging. Jeugd-liejde. De nog niet eerder gepubliceerde verzen uit zijn jongere jaren doen ons verstaan, hoè zeer de dichter heeft geloden aan de liefde. Merk op hoe luid de stem van den dichter nog is; hoe open, maar tevens over-gevoelig als 't liefhebbend hart wezen kan als de liefde ontwaakt Laat het niet lang zijn, liefste, liefste mijn, het weggaan! ai, maak mij het hart niet zwaar door tranen! O ons laatste samenwezen laat het niet lang zijnl Een kort adieu en langen tijd daarna denkt dan mijn ziel, uitschreiend, hoeveel liefs en hoeveel teers er werd bedwongen in een kort adieu. Wat een bedwongen kracht in deze laatste kernige versregelI Wonderlijk dat deze jeugd verzen, zwaar van verdriet en eenzaamheid, uit- loopen op een Christus-vers. Ze zijn uit de tijd der bekende Chri6tus-verzen. 't Is het menschelijk meelijden met Christus, wijl de dichter zijn eigen smart op de Christus figuur projecteert, Als hij van moeheid neergebroken wegzinkt, hoe bleek is dan het hoofd, in zwarte haren die vochtig klam aanliggen en waarlangs het zweet afloopt van dit afgejaagde hoofd, afloopt En zwarte plekken op dc steenen, en stil ligt nu het lichaam, weg, verworpen de handen saamgeklemd, ellendige rust Ook hier een zich trachten op te richten aan den Christus; doch dit geschiedt hier door oen zich weg te droomen in de smarten van den Christus, die hij plastisch als tastbaar voor ons stelt Een Hollandsche zanger. Die zoo moeilijk verstaanbare vaak, die zoo verwikkeld-moeizame dichter kon ook zingen, echt Hollandsch zingen. Laten we met zoo'n liedje eindigen deze bespreking van een zoo hoogst belangrijke verzenbundel. Nu dat het jaar is oud en wit en elk in zijn behuizing zit over het vuur gebogen, nu zal een wakkre zang opgaan en dreunend aan den zolder slaan rumoerend in den hoogen. Hoe zit de huisman breed en goed op zijnen stoel en welgemoed keert hij den rug naar buiten en tegen kou en overlast noodt hij de vroolijkheid te gast met neuriën en fluiten. En dan op een gegeven woord zet in hij va6t en onverstoord een bas met zware gangen, terwijl de vrienden honderd uit met tierelierend keelgeluid opvolgen en vervangen. Tuinkoningcn in wintertijd die al te strenge vorst ten spijt hun helder liedje zingen; wat ook voor leed heeft aangerand, of dreigen mag, houd stand, houd stand, kloek hart zal 't al bedwingen. Reizigers door Bert Bakker. Uitgave: Kok, Kampen. De titel kan ons niet bekoren .Op 't eerste hoo- ren denk je aan een handleiding voor commis- voyageurs. Vermoedelijk moeten we hier denken aan: pelgrims, op reis naar de eeuwigheid. Ik meen dat er van dezen jongen dichter al eens een bundeltje verzen werd uitgegeven bij Cal'enbach; ik ben de titel vergeten. Of vergis ik me? Laten we maar dadelijk zeggen, dat ons de stem van dezen jongen dichter sympathiek aan doet. Willem de Mérode maakt school: Bert Bakker staat nog sterk onder diens invloed. Is dit niet (ik doe maar een greep op goed geluk) zuiver De Mérode's stem: Hij lag te sterven en hij lag alleen en vreesde niet het waaien door de boomen en van den regen het ontzaglijk stroomen en niet de schaduwen der dingen om hem heen. En lees ik dan verder; En in den .stroom van Zijn vergevend bloed wist hij zich opgenomen en gedragen, dan denk ik aan een soortgelijke versregel van.., Muus Jacobse. Maar niettegenstaande zulke reminiscenties (ach, ieder dichter begint met sterk beïnvloed to zijn door anderer stemmen) is er veel in dit boekje dat wijst op 't althans trachten naar ecu eigen, doorvoelde zegging. „Dood en Leven" heet het vej-s waaruit ik ci-« teerde en daarin staan deze plastisch-rake regels: En wachtende en ruggelings en recht vroeg hij met zwakken mond en met wijd-open oogen en handen, die niet meer bewogen, der engelen bijstand in zijn laatst gevecht Op bl. 15 lees ik „Wee u", onlangs gepubliceerd in „Opwaartsche Wegen", opgedragen aan Ds do Vrijer van Amsterdam. Van zoo'n vers houd ik niet; 't is te gewild, te veel fi la den cynischen Van Oosten. Laat ik dit probeeren toe te lichten: En a>ls wij bidden, laat het dan zóó zijn: maak daartoe eerst onszelf en onze harten klein niet voor een bontjas, Heer, maar voor de bedelaars, die in portieken en plantsoenen slapen, en voor de schooiers en gedwongen slenteraars, die naar de sintels en het afval rapen. Geenszins uit luxe, Heer, of louter uit genoegen, maar hij gebrek aan warmte en aan brood, Dat zal wel, dichter. Dat hoef je heusch „Ons lieve Heer" niet mee te deelen; die weet dit toch nog wel iets beter dan wij. Die gemeenzaamheid in de gebedstoon, met een tikje grapperighcid (humor is dit ndet) doet een beetje wee aan, al waardeer ik erg de bedoeling van deze toon: een aanklacht tegende Farizeeërs en hypocrieten. Maar dan die aanklacht zoo niet in 't gebed brengen; dan maar zonder bidden. Heel slap is ook: Heer, als wij bidden, laat ons dan niet staan Want zelfs bij ons berouw komt nooit te laat, wel achteraan. Nee, dit soort didactiek kón als aanklacht goed bedoeld zijn, maar 't is qua poëzie een gevaarlijk experiment. Iets dergelijks haat ik ook in 't vers: lk ben 't, waar 't heet; Het is niet waar, ofschoon het wordt beweerd, dat Jezus is gekruisigd door de Joden, en dat alleen Zijn jongeren van Hem vloden. Het is niet waar ofschoon het wordt beweerd. Gij weet wel beter, Heer, gelijk ook Revius dichtte 't en zijn de Joden niet! Wij zijn het die aan U vergeef ons deze schuld, voor morgen en voor nu den dood, den dood en wéér den dood verrichten. Dat ware wel een sterke regel, deze laatste, maar „de dood verrichten" is een rcminiscens aan 'n versregel van W. A. P. Smit Wel wat al te naïef en daardoor bijna komisch is die herin nering aan Revius' beroemd sonnet. Gelukkig dat de beste verzen van Bakker vreemd zijn aan deze toon: Ik noemde de stem van dezen dichter sympathiek. Alleen: hij moot nog, zooals gezegd, zich vrij worstelen van sterke beïnvloeding. Laat ik mogen noemen: Heilig Avondmaal, Bach-avond, een echt blij, gelukkig vers, 't aan gehaalde Dood en Leven, en In Jezus ontslapen, dat ik hier afschrijf; Het is voorbij ik zal u niet hervinden. Alles wat om u riep, is hiermee afgedaan. Dit is het einde van een veilig samengaan, waarin wij kinderen waren en elkaar beminden. Nu gij gestorven zijt, wil ik herdenken hoe gij mij liefhadt en gedurig naast mij ging, hoe ik van u gedurig meer ontving, dan ik o aanklacht kon schenken. Thans laat gij mij gebroken achter. Gij gaaft u over aan Gods wil. Het zonlicht op uw mond wordt zachter, het bonzen van Uw bloed staat stil. Maar dit is mij als troost gegeven: zoo kalm en vredig sliept ge in; dood was voor u geen eindo, maar begin, van nieuw en onaanrandbaar leven. Wat mij verborgen is gebleven werd u tot ruimte en gewin. A. WAPENAAR. WIST JE DAT De reuzen vechten! door Vervolg „Wanneer is 't volle maan?" vroeg Albert. De boer zocht 't in een almanak. „4 Augustus," zei hij. „Volgende week Vrijdag," rekende z'n vrouw uit. 'n Uur later waren de jongens thuis. XL 'T IS VANDAAG DE LAATSTE DAG Een Maandag is meestal geen erg prettige dag. Je hebt dan pas anderhalve dag vrij gehad: een balve Zaterdag, en een heele Zondag. En dan weer Maandag op gewone tijd opstaan, en naar school. Niets vergeten? Je tasch, je huis werkschrift, je potlood. Maar Maandag 31 Juli is één van de mooiste da gen van 't jaar .En je zegt met glundere gezichten sommigen zingen het: ,,'t Is vandaag de leste dag..." Dat eerste regeltje zingt iedereen net een der. De rest, die volgt, kan je op verschillende ma nieren zeggen. Meer of minder ruw. Waarom ben je nu eigenlijk zoo blij doe je zoo uitbundig? Eigenlijk is 't toch op school ook zoo kwaad niet Nü verlang je naar de vacantie, over vier weken verlang je weer naar school. Een mensch is nooit tevreden. Op 't schoolplein kan je 't zien, dat de vacantie niet veraf meer is. De stemming is er al in! De meisjes staan meest in kleine groepjes bij elkaar over mooie plannen te smoezen; sommige jongens ook, maar de meesten rennen en vliegen als dollen door mekaar. Ze schreeuwen en ze krij- schen, een rustig pratend meisje trekken ze bij haar aim, dat ze ineens met haar rug naar do vriendinnetjes staat Eén jongen zit op een ander z'n rug: ze maken de gekste bokkesprongen. Daar komt nog zoo'n ruiter aan: 't wordt een tournooi. Ze probeeren mekaar eraf to trekken. Ook loopen er een paar op hun handen. De juffrouw van de derde klas staat achter de gordijntjes en schudt haar hoofd: ,,'t Zal een zware dag worden", denkt ze. Dan zoekt ze een mooi ver haal op, om voor te lezen. En terwijl denkt ze aan een eenig leuk huisje, met snoeperige gordijntjes, in de duinen op een stille plek. En haar crêpe-de- chine japonnetje... De bovenmeester beweert met een stalen gezicht, dat ze gewoon tot half vier doorwerken. En hij vertelt de oude bak van een professor, die een maand vóór 't eind van de cursus alvast z'n colleges beëindigde: „met 't oog op de vacantie". Dan belt hij luid en wreed 't begin van de school tijd. In meester Vreeswijk z'n klas wordt gewerkt. Ze hebben hun cijferboeken vóór. En hun potlooden rekenen al maar: komma twee plaatsen naar links, neen, naar rechts, is 't nu da.m2. of dn>2.? Meester Vreeswijk vindt dat dit de rustigste ma nier is, om ze zoet to houden. Vanmiddag zal de baas wel 'n uur eerder vrij geven. Dan heeft hij de trein van 1532 u. De korfer staat al gepakt. Z'n meisje gaat-ie ophalen... Hij glimlacht stil voor zich heen. En Nel Passer stoot haar buurmeisje aan, Pietje Hartens, on fluistert: „Vacantie!" Dan lachen ze allebei, omdat de meester lacht. Nu kijkt de moester. „Nel!" zegt hij, ,,'k blijf vanavond tot Vijf uur hier, hoor!" Nu lacht Nel hardop. „En met je bloot boenen naar bed, Pietje!" Nu lacht alles. Alleen do vierkante meters blijven ernstig. Een dikke inktvlek valt op Braim z'n schrift, 't Wordt toch vacantie! Alle boeken en schriften worden opgehaald. 't Oude papier: verbazend, waar komt dat alle maal vandaan? Eén die heel mooi zit, mag met de prullcbak de rijen langs. De meester geeft aan allemaal een vel papier: je mag teekenen of op stellen, wat je wilt. 't Wordt vacantie! Maar ze hebebn geen pennen en potlooden meer. „Schrijf maar met je nagels", zegt de meester. Ze lachen nu overal om. Als de bovenmeester over de gang loopt, tikt meneer Vreeswijk hard tegen 't bord, dat de klas ineens stil is. Dan vertelt hij, zotte verhalen, die orkanen van lach daverend doen losbreken om snel weer plaats te maken voor doodsche stilte, als de stem van den meester in stil gefluister verder geheimzinnigt. 's Middags zegt de bovenmeester tegen 't verder personeel: „We zwaaien om half dri^ af!'" En de meesters en juffrouws vertalen het aldus: ,Als jullie héél zoet zijn, mogen jullie vanmiddag 'n beetje eerder naar huis. Dadelijk worden de rapporten uitgedeeld. O, wat 'n spanning; Je mag 't pas opendoen, als ik tik!" zegt meester Vreeswijk. Wim kan 't bijna niet laten. Maar de meester ziet alles. Nu hebben ze allemaal de envelop. De liniaal is al omhoog. De handen willen al bijna pakken. Dóór is de tik, zenuwachtig wijzen de vingers de cijfers langs. F. J. Vreeswijk, de hand- teokening van den meester, 'n Half puntje voor uit voor teekenen. „Ik heb 'n negen voor lezen", zegt Ger Stip. Ze schrikt van haar eigen stem. De meester veegt over z'n voorhoofd. De bovenmeester had vanmorgen al verteld, dat ze allemaal overgegaan waren. Cor is zwak in rekenen en taal, maar goed in geschiedenis en aardrijkskunde. Bram en Wim hebben een vier voor 't schrijven. Albert heeft de mooiste cijfers van 't viertal. Gel Velstroo en Gerrie Stip hebben de mooiste rapporten. Jaap Sintel is voorwaardelijk overgegaan. Zacht zingen ze nog een paar versjes. De bel gaat om half drie. Ze krijgen allemaal een hand van den meester. Volle schriften nemen ze mee. 1 September weer op school. „Nu zijn jullie zesde klas!" Vacantie!! VACANTIE!!!! Om drie uur bij de lantaren! Om half vier bij Wim!! Hoera!UI HOERA!!!!!! Ik krijg een pluimpje. Jij krijgt een pluimpje. Hij krijgt een pak slaag. Als je zóó eens vervoegen mocht! De rapporten zijn thuis, en 't is warm. Over de Stationsweg. Recht naar t 'Zuiden toe. Daar gaat meneer Vreeswijk met in z'n eene hand 'n rieten koffer en een handtaschje, aan z'n andere z'n meisje. Ze stappen prachtig in de pas. „Dag meneer!" groeten ze. 't Meisje lacht met witte tanden. „Dag, jongens!" zegt de meester. Daar komt de Veld aan. Vooraan op bruine paarden een kapitein en een luitenant. Dan kanonnen, elk getrokken door zes paarden. Ze zitten rechtop, de kanoniers. Hun helmen glimmen mat, Ze hebben hun karabijn tusschen de knieën. Twee trompetters beginnen te blazen. En almaar rechtuit loopen de jongens, 't Stoom trammet je tuut achter hen en stoomt met schom melend gesis voorbij. Ze gaan linksaf, en 't bosch in. Tegen een heuvel op. Bovenaan is een bank. „Weten jullie hier de weg?" Niemand weet hem. Dus zijn ze ontdekkingsreizigers. Ze zijn midden in een oerwoud. Pas op, een slang! Hoor je dat brullen? Da's vast een leeuw! Wim heeft een dikke knuppel. Je moet goed op de boomstronken letten. Tot ze bij een tweesprong komen, na veel kronkel-draaiingen. (Wordt vervolgd) De gemiddelde levensduur van den Amerikaan in dc Vcreenigdc Staten, is blijkens de statistieken der levensverzekering-maatschappijen, aanzienlijk hooger dan vroeger en bedraagt thans 56 jaar. Do gewoonte, om op eikaars gezondheid te drinken, stamt uit het heidcnsche gebruik, om drinkoffers te plengen voor de goden. Toen de eerste spoortreinen reden, beduidden brandende kaareen aan de stations, dat gestopt moest worden. Waren deze er niet, dan werd doorgereden. Na het melken bevat een liter melk 9300 kiemen, na 6 uur bij een temperatuur van 15 gr. C. 25.000, en als zij 6 uur op bloeltemperatuur gestaan heeft niet minder dan 12.000.000 kiemen. Bijna een achtste van de oppervlakte van Zwe* den wordt ingenomen door meren. In de Vereenigde Staten bestaan geen wettelijk erkendo feestdagen. Het oudste nieuwsblad ter wereld, de „Gazet van Peking" is opgericht onder de T ang dynastie (907618 v. C.). Tot in 1351 verscheen het op ongeregelde tijden. Ofschoon 100 ton opium per jaar in alle me dische behoeften zouden voorzien, bedraagt de wereldproductie 2000 toa. Van dc 12607 vrouwelijke studenten, die de Oxford-Universiteit afwerkten, zijn er slechts 657 getrouwxl. Dc vrije "aterdagmiddag in Engeland dateert uit de 13e eeuw. In een kamer van het hoofdbureau van politie te New-York vond men een tor, die verslaafa was aan morphine. Dit insect kon per week 2 korrels morphine consumeercn, welke hoeveelheid meer dan genoeg is om 2 menschen te dooden. Een springbok Rebus 279

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 12