Federatie van Diaconieën in de Ned. Herv. Kerk Bond van Chr. Oranjevereenigingen DONDERDAG 18 JULI 1935 DERDE BLAD PAG. 9 Slotzitting der buitenconferentie Nieuw diaconaal arbeidsterrein Naar aanlei&ing van het referaat van den heer Wisman in de Dinsdagavondzitting van die conferentie der Federatie van Diaco nieën gehouden, werden door de heeren H. Beekman, van Bloemen daal en S. H o ft, van Amsterdam eenige informeerende vra gen gesteld, die door den referent werden beantwoord. Ds. J. van Dijk D.J.zn, van Oldenzaal, leidde hierna de avondoverdenking, waarbij hij zijn uitgangspunt nam in 1 Koningen 19 4-8 WOENSDAGSAMENKOMST De laatste conferentiedag werd geopend met een margenoverdenking oneer leiding van Ds. D. T. Los, van Heerenveen, diie dlaarbij tot onderwerp nam. Lucas 14 14. De heer H. Mandersloot, van Almelo sprak hierna over het onderwerp: Dit onderwerp bepaalt ons bij de huidige diaconale moeilijkheden. Deze moeilijkheden ontstaan doordat thans andere groepen dan voorheen hun financieele onafhankelijkheid verliezen. Met name de middenstand heeft met door de crisis veroorzaakte moeilijk heden te kampten. Ten aanzien van de hulp verleening zijn er in den middenstand twee groepen te onderscheiden: de eene groep, die voordat de crisis optrad goed gefundeer de bedrijven had en de andere, wier zaken ook voor 1930 op alesbehalve gezonde finan cieele basis was opgebouwd. De eerste groep kon eenige overheidssteun deelachtig wor den; via de Algam. Nederlandsche Midden- standsbank werd door de regeering een cre- diet van een paar millioen beschikbaar ge steld voor volwaardige middenstandsbedrij- ven, welke uitsluitend tengevolge van de crisisomstandigheden in liquidatie moeilijk heden zijn geraakt Van deze crediet.verlee ning is uitgesloten, de andere groep waartoe behooren de bedrijven, die economisch geen bestaansrecht hebben, hieronder vallen de z.g.n. dwergbedrijven. Deze groep richt zich thans, al of niet via de crisiscomité's tot de diaconieën. Bij de behandeling dezer groep komt men voor de moeilijkheid van de beoordeeling van het bedrijf. Moeten al deze bedrijfjes maar kunstmatig in stand worden gehou den? Hier zijn zakelijke en persoonlijke be langen. Economisch ware het wellicht beter, door liquidatie mee te werken aan de sa- neering van bet. bedrijfsleven; deze methode zou voor de betrokken personen zeer dras tisch zijn, deze zouden dan uiteindelijk bij de Burgerlijke Armbesturen moeten belan den, want de diaconieën, niet alleen de Ned. Hervoitnde, zijn overbelast en kunnen evenmin deze groep als de groep der thans in de rijkssteunregeling opgenomen werk- looze arbeiders gaan verzorgen. Op het oogenhlik kunnen de kleine zelf standigheden nog bij de crisis-comité's te recht. Het blijkt echter, wanneer men aan do hulpverleening toekomt, dat de financi eele moeilijkheden niet voor 100 aan de economische imaladsê moeten worden toege schreven. De imeeste bedrijfjes voldeden ook voor 1930 niet aan redelijke zakelijke eisohen ook in de eigen kring, de mid dens tan dsver- eenigingen, klaagt men over gebrek aan za kelijk inzicht; men heeft geen boekhouding, en mist eenig inzicht over de ontwikkeling van het bedrijf; men kende zijn eigen inko men niet en betaalde daardoor te veel be lasting en leefde buiten het raam van het beschikbare bedrag. De gevolgen daarvan komen thans voor den dag, wanneer imen zich als crisissiac'htoffer komt melden. De te verleenen hulp is dan ook tweeërlei; geld eal noodig zijn voor directe moeilijkheden, belangrijker en veelomvMtender is echter de hulp, die verleend moet worden om deze mensahen een zakelijk inzicht en verant woordelijkheid ten aanzien van hun beheer bij te brengen. Dit laatste is met de zielo- eorg echt diaconaal werk, dat om ons vra gen blijft, ook als er geldelijken steun van overheidswege voor deze categorie zal ko men, Daar blijft dus een taak, want het gaat hier om menschen, die door geldelijke zorgen ook geestelijk uit hun 'evenwicht zijn geslagen, weer het oude vertrouwen bij te brengen. Aan het eind van zijn referaat gaf de heer Mandersloot een overzicht van de antwoor den, ingekomen op een tusschen Januari en Maart gehouden enquête der Federatie naar de verschuiving van de steunverleenrng naar de kleine zelfstandigen. Discussie Aan de discussie over het referaat werd deelgenomen door de heeren A, Ph. van Strien, van 's Gravenhage; J. van Donselaar, Van Treebeek; C. Duyekot, van Schevenin gen; J. E. Akkeringa, van Voorburg; J. Ta bak, van Amsterdam; C. H. Poulis, van Kra- lingen; R. Goedhart, van Bilthoven; H. Leo- W. J. HEMMES algemeen secretaris, aan wiens goede rege ling de Conferentie veel te danken had. nand, van Dordrecht en W. J. Hemmes, van Utrecht De heer Van Strien deed mededeelin- gen over het werk voor de crisis-slachtoffers onder de middenstanders te 's Gravenhage vanaf 1931. Zijn indruk is dat het steeds er ger wordt De wesrklooze weet, dat hij steun krijgt Maar voor de middenstanders is er geen steunregeling. Met lof gewaagde spr. van het werk van het crisiscomité. De heer Van Donselaar vroeg, of een diaconie thans goed doet, een voorschot te geven voor het oprichten van een klein zaakje. De heer Akkeringa vroeg, of het juist is een kleine patroon te helpen door het be talen van knechtsloon. De heer Tabak vroeg, of er geen gevaar dreigt voor het versnipperen van den arbeid der diaconie door het steeds weer betrekken van nieuwen arbeid in haar werk. Zijn ei- voldoende deskundigen beschikbaar, om als diaken dit werk van advies aan miadenstan ders te doen? De heer Goedhart sprak de vrees uit, dat zakelijke hulp aan kleine middenstan dei's alleen uitstel van executie beteekent De heer Hemmes informeerde of dit vraagst/uk op het platteland net zoo klemt als in de stad. In de stad is het feitelijk on- baar. De diaconie moet bij dit werk met geld zeer voorzichtig zijn. Doet men niet goed, hiervoor e«n speciale commissie van deskundigen te benoemen? De heer Mandersloot verklaarde in zijn antwoord, dat hij niet de illusie heeft gehad, dat dit onderwerp dez#n morgen zou afgedaan worden. Het is thans in een eerste stadium van behandeling. Aan het geven van een voorschot voor het oprichten van een zaakje kleven groote be zwaren, ook omdat een betrokkene daar door wordt uitgesloten van den gewonen werkloozensteun. Overigens geldt hier. wat voor de vraag van het betalen van knechts loon ook geldt, dat elk geval op zichzelf moet beoordeeld worden. Spr. deelt de vrees voor versnippering niet. De diaconie moet open staan voor allo soorten hulp en moet zich bij elk geval af vragen, of zij de consequentie van afwijzing durft aanvaarden. Bestuursverkiezing De heer S. Roos Jen, van Groningen, die de zittingen van Dinsdag en Woensdag had gepresideerd, deelde mee, dat met overgroo- te meerderheid tot bestuursleden der Fede ratie herkozen waren: Prof. Dr. J. R. Slote- maker de Bruine, te Wassenaar; Jhr. Dr. C. G. S. Quarles van Ufford, te Apeldoorn; Mr F. A. Nelemans, te Delfshaven; W. van Barneveld, te Veenendaal en W. F. Jansen, te Amsterdam. Als bestuursleden van de stichting Hui zen van weldadigheid en barmhartigheid werden herkozen de heeren G. van Hooge- vest, van Amersfoort en W. K. H. Ort, van ssen. Na een kort slotwoord door den heer Roos- jen, die in het bijzonder dank bracht aan den heer Hemmes, den algemeen secretaris, en zijn bureau voor de algemeene regeling, werd de conferentie gesloten. Uit het Sociale Leven ï>e Ned. Vereen, van Gh-r Kantoor- en Han delsbedienden en de R.K. feond van Han-dels-, Kantoor- en Winkelbedienden hebben te 'e-Gra- venhage met het personeel van dr;verse crieöe- instellingen vergaderd naar aanleiding van hel ontbreken van eenlgarlei ragelimg in de 5<ala- rieering en de 'rechtspositie van drtt personeel. ~~kraik in een motie zijn telei Herdenking 25-jarig bestaan Prachtige samenkomst in den Dierentuin De Bondssecretaris gedecoreerd Ontvangst op het Haagsche Stadhuis De Bond van Chr. Oranjevereeni gingen in Nederland, die gisteren en vandaag zijn 25-jarig bestaan te Den Haag herdacht, is gisterochtend op ©enigszins plechtige wijze door bet Gemeentebestuur ontvangen. Nadat tevoren een korte begroetings samenkomst was gehouden in de Dierentuin, togen een naar schatting honderd afgevaardigden onder leiding van den Bondsvoorzitter, Ds Is. Voorsteegh, van den Haag, naar de Javastraat, waar de burgemeester, Mr. de Monchy met de wethouders de Vries, Quant en Feber aanwezig waren. Toespraak burgemeester de Monchy Nadat allen zich in een der benedenzalen van het deftige gebouw hadden verzameld, begon de burgemeester met op te merken, dat de Bond stellig niet veel moeite heeft gehad om een keuze te doen wat betreft de plaats, waar men het jubileum zou her denken. Immers, geen stad in Nederland had een nauwer en intenser contact met Oranje dan juist Den Haag. Hier heeft een groote reeks bekwame en geliefde Oranjevorsten geleefd en gewerkt. Hier werd het eerst gejubeld of geweend, al naar gelang de c stand'igheden daartoe aanleiding gaven. Spr. herinnerde aan verschillende feiten, dde met oranje rechtstreeks verband hiel den en zich in de Residentie voordeden, als daar waren de Novemberdagen van 1918, toen het volk zich op het Malieveld als man schaarde om den Troon van Oranje. Stellig hebben de Oranjevereenigingen haar taak nog niet beëindigd en dat is maar goed ook, want nooit werd Nederland beter geregeerd dan onder Oranje. Daarom wilde spr. z'n hartelijke geluk- wenschen uitspreken met dit jubileum, er de hoop aan toevoegende, dat de Oranje vereenigingen ook in de komende jaren nog veel voor ons Vorstenhuis mogen doen. Ds. Voorsteegh dankt telijkheid voor de hartelijke ont vangst, daarbij memoreerend dat de burgemeester, die onlangs zich bereid verklaarde het eere-voorzitter schap van een Haagsche Oranje vereenigingen te willen aanvaar den, reeds vol doende getoond heeft, de Oranje vereenigingen een warm hart toe te dragen. Verder wees Ds. Voorsteegh nog op den wonderlijken m.stieken band, die er al sedert eeuwen- tusschen Oranje en Neder land bestaat, om er vervolgens de aandacht op te vestigen, wat Oranje voor ons land is geweest Dat valt eigenlijk niet onder woorden te brengen, aldus spr. en daarom wilde 1 herinneren aan hetgeen de Haagsche histo ricus Dr. Japikse in zijn laatste boek schreef, n.l.: „Wat een kapitaal van rao- reele beteekenis bezit Nederland in Oranje!" Dat zijn wel heel ware woorden, aldus spr. Tenslotte verzocht Ds. Voorsteegh nog toestemming om morgenochtend, tijdens een autotocht langs de Haagsche monumen ten. een krans te mogen leggen bij he' monument van Koningin-Emma op het Regen tesseulein. Mot een driewerf „Lang leve Den Haagl Lang leve de Burgemeester!" besloot spr. Middagvergadering 's Middags werd in de Dierentuin de huis houdelijke vergadering gehouden. De Bondsvoorzitter, Ds Voorsteegh, heeft met gloedvolle woorden gewezen op den zegen, die de Bond van Chr. Oranjever eenigingen voor ons volk is geweest Nadat Spr. de vreugde van den Bond had vertolkt over het feit, dat God Koningin en Prinses nog in goeden welstand aan Neder land liet, bracht hij hulde aan de jubileum commissie en herinherde er vervolgens aan, hoe op 14 April 1910 de oprichting van den Bond geschiedde onder leiding van wijlen Ds. J. D. Idenburg. Daarna is wijlen Ds. J. van Noort vele jaren de toegewijde voorzit ter van den Bond geweest. Verder bracht spr. grooten lof aan den secretaris, den heer C. Wilg v. d. Wal, te Hilversum, die nu sedert ruim 22 jaren zijn taak vervult. De vergadering zong hierop het Wil helmus. Op voorstel van den voorzitter werd een telegram van verknochtheid aan H. M. de Koningin gezonden. Tenslotte volgde een bestuursverkiezing, waarbij de heeren P. Spaa Jr., Dr M. Bar- key Wolf van Geersdijk en J. de Jong bij acclamatie werden herkozen. De vergadering hield zich verder bezig met huishoudelijke aangelegenheden (statu tenwijziging e.d.) Avondvergadering In de feestelijk versierde groote zaal van den Dierentuin begon 's avonds om 8 uur de openbare vergadering, waarin als spre kers optraden Jhr W. Röell en Mr H. Bij- leveld. Tot de aanwezigen behoorden burgemees ter de Monchy; ;de gemeente-secretaris Mr. Dr Boasson; Luit.-Gen. b. d. W. Ph. Weber; Luit-Kol. van Hoogenhuyze; Maj. Boots; Ge neraal Praag (chef van den Medischen Dienst) met zijn adjudant Kapitein Land raad en Generaal Fabius (inspecteur van de cavalerie. Ds. Nomes opent. bed voorging en namens de vier ont vangende Haagsche Vereenigingen (w.o. .Loosduinen en Scheveningen) allen harte lijk welkom heette. Spr. wees op het groote voorrecht, dat Wij Nederlanders in Oranje een punt van vereeniging bezitten als weinig andere vol- We zouden ons hedenavond aldus spr., kunnen bepalen tot het gedenken van 25 jaren Oranjetrouw en Oranjeliefde, doch We willen meer dan dat. en er vooral ook aan herinneren, hoe wij 25 jaren hebben mogen arbeiden in het diep besef van de groote gave Gods, ons in Oranje geschon ken. Met den wensch, dat God den- Bond en zijn voorzitter, alsmede diens staf ook in de toekomst wil zegenen, opdat de Bond blijve groeien en bloeien, eindigde spr. Staande zongen hierop allen ..Mijn schi't ende betrouwen zijt Gij, o God. mijn Heer", waarop het „Jeugddienst.kerkkoor" van de Haagsche Hervormde Gemeente op fraaie wijze een drietal liederen ten gehoore bracht. De mystiek van Oranje Rede van Jhi. W. Röell Toen werd de aandacht gevraagd voor Jhr. W. Röell, den Gouverneur der Resi dentie, die een rede hield met als onder werp; „De mystiek van Oranje". In onzen tijd, zoo merkte spr. op, met al zijn roering, opstandigheid zelfs in de gezinnen van bandeloosheid, van oorlo gen, geruchten en dreiging van oorlog, stelt de geloovige zich wel eens de vraag, of de pofetie des Heeren Jezus geschreven in [attheus 24 in vervulling gaat. Zijn wij in een Herfstgetij der zoogenaam de beschaving, stervend door haar gruwe lijke materialistische aanbidding van het Gouden Kalf van Wetenschap en Weelde? Wie zegt het ons, maar Gode zij dank, dit wetaen wij zeker, dat zoolang Hij ons bet Oranje-Huis waardig blijft oordeelen en dit voor ons spaart en bestendigt, zoolang is er geen „Hersttij van Oranje". Zoo laag staan wij pal. en juist in deze roerige tijden (vergeten wij niet, dat het Nederland na den (geboortestrijd van ons Vaderland zonder lOranje nooit goed gegaan is. Wat door den Heer gezegend is, blijft gezegend. Wie zijn zégen zelf wil loslaten, Iflraagt er de gevolgen van. Wat het onderwerp van dezen avond be treft: „De mystiek van Oranje", dit is een geliefkoosd symbool voor spr., aangezien het alles inhoudt, wat wij van Oranje we ten, verwachten, genoten, liefhebben, ho pen en gelooven. Oranje voor kleinen en heel grooten En 1 is het wonderlijk, dat die mystiek én het zich onberedeneerd overgeven daar aan en vertrouwen daarop, altijd de groot ste bekoring is geweest voor de kleinen en de heel grooten. De eersten, de kleinen, voelden zich 6teeds veilig bij Oranje. Zij gevoelen zich nog altijd ingewikkeld en beschermd door de zekerheid dat zelfs in grooten nood de Oranje-herder niet slaapt. En zij kunnen dat terecht doen, omdat zij van twee zaken ze ker zijn. In de eerste plaats, dat Oranje door de eeuwen heen nooif zich zelf gezocht heeft, maar altijd het heil van heel het volk en heel het vaderland. Dat weet het klaine ■olk en daarnaast heeft het geen examen- bul of geleerd getuigschrift noodig om te weten, dat Oranje gelooft, dat het oude Verbond met dep Potentaat der Potentaten nog ongerept staat in het woord onzer Ko ningin: „Christus voor altoe". De houding der z.g.n. arbeiderspartij Wat de verhouding van Oranje tot de kleinen aangaat, merkte spr. nog op, dat er in ons land een groote par tij is, welke zich ten onrechte ver beeldt speciaal arbeiderspartij te zijn en zich sedert een halve eeuw tegen Oranje meent te moeten keeren. Wel nu, als er iets dom en onhistorisch is, dan is het wel deze houding, want niemand meer dan Oranje was steeds de vriend en verdediger van het klei ne en bedrukte. Er is kentering, maar de leiders dier blinden hebben veel goed te ma ken en ze zien nog maar een kiertje licht. Naast de liefde der kleinen voelen ook de heel grooten de mystiek van Oranje veelal zuiver aan. Spr. bedoelt de grooten van geest, hart en geschiedenis. Om zich niet persoonlijk tot de levenden te wenden, noemt spr. namen \an hen, die al heen gingen, als een Groen van Prinsterer, de Savornin Lohman, een Idenburg, Dr de Visser, een Cort van der Linden en nog vele anderen, wier geestelijke allure zóó hoog is, dat zij in kinderlijken eenvoud Oranje in ons staatsbestel boven alles stel len en vasthouden. Dit is geen paradox, het is het natuur lijke gevolg van de juiste kennis van onze historie en van het scherp aanvoelen in dc Staatkunde van de tegenstelling tusschen het klassieke kosmisch Nederlandsche der Oranjes en de partijbelangen van zoovelen. Hoe ontwikkelden zich die tegenstellingen speciaal in de egoïste dwingelandij der re genten, die klein eigen belang van hun stad, groep, partij of gewest boven het alge meene stelden en dus moesten botsen tegen hetgeen Oranje als noodig voor het geheel voelde. Was het niet die geest die Oranje is blij ven kenmerken en nu nog hij onze Koningin zoo sterk naar voren treedt? Lauw en neutraal Het is daarom zoo bevreemdend, dat er Nederlanders bestaan, zich z.g. ontwikkeld achten, die zich lauw en „neutraal" toonen en hun partij boven alles stellen. Spr. noemt ze de moderne regenten, n.l. de egoïsten en kortzichtigen onder de partijregenten. Er is kentering, maar zij mogen weten helaas voor hen dat zij niet behooren tot de kleinen, maar zeker ook niet tot de grooten Spr. zeide ziel) aan geen profanie schul dig te maken, wanneer hij aan de gave van Oranje aan Nederland twee zijden toekent, de algemeene en de bijzondere. Laat ons onze verantwoordelijkheid voor onze bij zondere wetenschap over de waarde van Oranje wel bewust blijven en nooit vergp- ten, dat het de mystiek van Oranje is, wel ke haar algemeene beïnvloeding op heel het volk doet uitgaan. Aan ons bijzonder inzicht de plicht die algemeene beïnvloe ding te voeden. Tenslotte eindigde spr. met te wijzen op den benarden toestand, waarin vooral Euro pa verkeert, doch tevens op de kostbare schat van Oranje, wier mystiek ons zegt dat Neerlands „Herder niet sal slapen". Vervolgens werd meegedeeld, dat 't H. M de Koningin had behaagd den heer C. Wilg v. d. Wal, Bondssecreta ris, te benoemen tot Ridder in de orde van Oranje Nassau, hetgeen uiteraard luid applaus ontlokte. Een Oranje-rede van Mr. H. Bijleveld Nadat het muziek-ensemble „Kunst en Vriendschap", van Scheveningen, o. 1. den heer W. J. A. van Leeuwen, eenige Laat Uw vacantie niet bederven! door zoo'n schele hoofdpijn, door warmte of ongewone vermoeienis. Zorg altijd zoo'n zakdoosje met 3 „AKKERTJES" bij U te heb ben van 20 ct. Ze helpen direct, maken „fit" mooie nummers had uitgevoerd werd de aandacht gevraagd voor Mr. H. Bijleveld. Deze begon met te wijzen op het heerlijke m een feestavond als deze, er aan toevoe gend, dat men op zoo'n manier eigenlijk nooit genoeg feest kan vieren. Van uiterst links revolutionair tot uiterst rechts wordt gedongen naar het gezag, maar gelukkig is het God, Die ons Oranje gegeven heeft. Dat beseffen beteekent voort, durend voor Oranje op de bres staan. Daarna stond spr. stil bij de geweldige opofferingen, welke Oranje zich heeft ge troost tot zijn bloed toe om dan te memoreeren de Wilhelmus-woorden Vrij en onverveerd". Zoo was het, aldus spr., door dc eeuwen heen. Niet alleen Prins Willem, maar ook Willem III b.v. zette voor het volk zijn ge- heele reputatie op het spel. En het mooie nu is, dat men geen deugd van het aloude Oranjehuis kan noemen, of men vindt ze terug in Koningin Wilhelmina. Vergelijk haar houding toen president Kruger uit Zuid-Afrika werd gehaald! Zie wat ze deed toen in de oorlogsjaren de Bel gen werden bedreigd. Altijd stonden onze grenzen onder Oranje voor de verdrukten open! Geen wonder dus, dat de band van Oranje en Nederland onversclieurbaar is. TenzijGod het Zelf zou doen, omdat we het zouden verdienen Nogmaals dus: Op voor Oranje!, dat steeds niet een deel, maar ons geheele volk is geweest. Zulks in tegenstelling met b.v. de Stuarts in Engeland, die een partijnaam kregen en ten onder gingen. Zoo ook tte Bourbons in Frankrijk. Nooit kan zooiets van Oranje worden ge zegd! In vogelvlucht ging spr. daarop nog eens na hoe en wat Oranje voor ons was, om te besluiten met een krachtigen oproep, den sterken band nóg hechter te maken dan hij Hierop volgde een korte pauze, waarin velen van de gelegenheid gebruik maakten, het bestuur te complimenteeren. Het tweede deel van den avond, waarin muziek en zang elkaar afwisselden, werd op de gebmikelijke wijze beëindigd door Ds, Voorsteegh. Vandaag werd een autotocht door de stad gemaakt, een krans gelegd bij het monu ment op het Regentesseplein en een bezoek gebracht aan het Oranje Nassau-Museum. Op waardige wijze heeft de Bond aldus zijn zilveren jubileum gevierd. GESMOKKELDE REVOLVERS IN BESLAG GENOMEN De politie van het bureau Marnixstraat te Amsterdam heeft een 25-jarigen Amster- damer aangehouden, die in het bezit bleek te zijn van drie automatische pistolen van zwaar kaliber en 50 scherpe patronen. De vuurwa penen waren uit België ons land binnenge smokkeld. Inspec^ur Visser, die de arrestatie verrichtte, had den man al eenige dagen na gegaan. Woensdag nam hij zijn kans waar, toen liij ontdekte, dat de zakken van den man nogal uitpuilden. Hij volgde hem in een café aan de ElandsgTacht en arresteerde hem daar. De man was reeds éénmaal eerder aangehou den op het Damrak. Hjj bad toen niet minder dan 19 revolvers in zijn bezit. Een huiszoeking welke te zijnen huize is gehouden, heeft niets opgeleverd. De officieele ontvangst ten Stadhuize. De derde van links is Ds I. Voorsteegh, voor zitter van den jubileerenden Bond; naast hem Mr S. J. R. de Monchy, burgemeester van Den Haag. FEUILLETON TOEN MOEDER WAS HEENGEGAAN Een klein nichtje bij zeven neven (33 Anna zag dien dag erg bleek en was zeer ■terneergeslagen; het spreken scheen haar moeilijk te vallen. Haar imoeder keek haar be&ongd aan en zei: „Als zij maar .geen koorts krijgt; zij heeft den gehee'en naoht bijna niet geslapen; het arme kind was te verdrietig; morgen zal (het wel beter gaan. Gelukkig dat het juist op Zaterdag gebeurd is, nu kan ik ten min ste vandaag .bij haar blijven. Wij houden veel van den Zondag .niet waar, mijn kind? De tijd vliegt om, alk wij bij elkander zijn". Ik dacht er anders over, toen ik weer alleen op mijn kamer zat. Gelukkig had ik het boek, dat Jacob mij ge'eend had, en waarin ik verscheiden bekende verzen vond, maar bet bleeke treurige gelaat dat ik pas verlaten had, trad mij telkens weer voor den geest. Ik knoopte den rijksdaalder in een punt van mijn zakdoek omdat ik het veilieer oordeo'de, dien bij mij te houden, en verheugde mii al in den aankoop van het prentenboek. Hoe gelukkig, dat ik mij in deze moei'ijke omstandigheden tot juffrouw Hermine kon wenden! Eensklaps schrikte ik op, er werd aan de deur crek'oot. Het was tante zeker niet, en Rosalie of Thérèse ook niet, want zii zou den zonder kloppen binnengekomen zijn. Ik deed open en stond tegenover Jacob. „Kom gauw mee", zei hij, „er i6 niemand in de leerkamer; het is juist een geschikt oogenblikje". Ik begreep niet waarom hij mij kwam ha len, maar volgde hem. Hij liet mij beleefd in de leuningstoel plaats nemen en haalde een schrijfboekje uit. zijn zak. „Wat wil je nu het liefet hooren", 'zei hij, „ik heb ze in soorten: heldendichten treurzangen... overdenkingen... klinkdich ten? Waar houd je. het meest van?..." Onthutst keek ik hem aan en zei dat ik het niet wist „Hoe, weet je dat niet!Nu, dan zal ik je van al'es wat voorlezen". Hij begon met een eenigszins zachte stem te declameeren, maar langzamerhand sprak hij luider; hert scheen een zeer treurig vers te zijn, maar ik begreep het niet recht. Mijn plicht was het zeker geweest te zuchten en tranen te storten, (maar ik gevoelde meer nei ging tot slapen, toen zich eensklaps een luid gelach achter ons deed hooren en wij tus schen de ha'fgeopende deur Pauls spotach tig gelaat zagen en acter hem zijn twee broe ders Maurits en Karei. Jacob werd zoo rood als een kreeft en stonte haastig zijn boekje in den zak. „Ha! ha!" zei Paul, „een aardig tooneeRje, de dichter en dp muze!Ons nichtje, bi j ge naamd leeuwerikje of botterikje, houdt dus van verzen!" 1TJe bent onverdragelijk. Paul, ik haat je", riep Jacob uit. de tanden van woede op el kander geklemd. „Dank je wel!... Tk bewonder je integen- dee'. Kom aan, ga voort, wij ziin gereed om, zoo noodig, in on: lacht te vallen". „Je verveelt mij", zei Jacob en, zijn broeders ruw op zij duwende, vloog hij de kamer uit om zich in zijn eigen vertrek op te sluiten. „Hoe opvliegend zijn toch de dichters!... het schijnt wel of wij niet waardig zijn om van het geestelijk voedsel te genieten, dat voor ons nichtje bestemd was." Evenals Jacob wilde ik ook ontvluchten, aar Paul hield mij tegen en zei: „Neen, neen; wij laten je niet gaan. Je bent even veilig bij ons als bij Jacob." Toen ik mij trachtte los te maken, gaven zij elkander) de hand en dansten onder woest gezang en geschreeuw als een troep wilden om mij heen en hoewel ik mis schien beter gedaan had te lachen, kon ik mijn tranen niet bedwingen. Zoodra Paul zag dat ik schreide, hield hij op. „Kun je zoo Weinig tegen plagen?" „Denk je, dat wij je willen scalpeeren?" „Het is een flauw kind", zei Karei „Zij schreit ten minste dadelijk... Je hebt er niets aan om een aardigheidje met haar te maken. Het is toch treurig gesteld met die meisjes: men kan onmogelijk vriend schap met haar sluiten." Paul had zeker een vreemde manier om zijn vriendschaD te toonen. maar ik h*"' toch spijt dat ik was gaan schreien. Het was dwaas en flauw, maar ik had dien dag al zooveel ondervonden, dat ik bang voor Paul werd, hoewel ik mij overtuigd hieV dat hij in den grond van zijn hnrt niet kwaad was... Ik was hoos on mijzelf, dat ik hem opnieuw aanleiding had gege niii minachten Toen ik weer op mijn kamer in veilig heid was, dacht ik er over na wat ik wel Oom was 's avonds niet thuis, Jacob hield zich zoo ver mogelijk van mij ver wijderd, zoodat niemand met mij sprak. O! wat gevoelde ik mij verlaten. Maar de volgende morgen kwam juf frouw Hei-mine en ik vertelde haar de treurige geschiedenis van Zizi en alles wat er sedert gebeurd was. Zij luisterde met belangstelling naar mij en ik geloof zelfs dat haar oogen vochtig werden. „Arm kind", zei. zij met haar lieve stem Zij beloofde mij, dat zij naai' den prijs van het boek vernemen zou. „Er moeten veel platen in zijn, want Anna kan niet lezen." „Kan zij niet lezen!... Wat een genot zou het voor haar zijn, als iemand het haar loeren kon. dan zou zij zich niet eenzaam meer gevoelen". „Maar het is zeer moeilijk, niet waar. om iemand lezen te leereti?" ..Neen, alleen behoort er veel geduld toe en een goede manier om te onderwijzen. Herinner ie te nog hoe je moeder het je geteerd heeft?" „Neen. het is of ik altijd heb kunnen lezen" ..Wil ie niet eens probeeren je buurmeis je les te geven?" „O! jawel." „Weïnu, dan zal ik een boekie mee- orenven. waar ie veel nut van zult hebben." dank 11 wel. Maar tante... denkt u dat 1 ij bel /al willen hebben?" „Daar is zij juist je kunt het haar vragen.' „Vraagt u het maar voor mij!" jL'ot is beter dat je het zelf doet" „IK durf niet..." „IIci lijkt wel of je iets kwaads in den zir. hebt", zei juffrouw Hermine lachend. Tante kwam binnen en mijn onderwij-, zeres zei haar, dat ik iets te vragen had. „Wat dan?" vroeg tante op zoo weinig aanmoedigenden toon, dat de woorden mij in den keel bleven steken en ik weinig lust had mijn verzoek te doen, maar ik kon niet meer terugtreden. Tante bedacht zich eerst even, voordat zij mij antwoordde. „Ik heb niet graag, dat men onderwijs geeft wanneer men zelf nog zeer onwetend is, of plichten buitenshuis zoekt, terwijl men er in huis nog zooveel te vervullen heeft,,1 Gedurende Piets ongesteldheid heeft Ursula niets voor hem gedaan, maar z'; stelt zich gaarne tegenover vreemden lief Ik had de oogen neergeslagen, want schaamde mij dat ik Piet aan zichzelf had overgelaten, maar bij de laatste woorden richtte ik bet hoofd op en zei: „Ik heb nie.t gesproken van mij lief voor te doen; het zou voor mijn eigen pleizter zijn, want Anna houdt veel van mij en Piet in het ge heel niet." .Als het zoo 'n genoegen voor ip is. ri-m za' ik mijn toestem,muig eerst geven als je het verdiend hebt. Ttegin slechts met eerst /elf goed te leeren." Ik had mijn woorden slecht gekozen, dat begreen ik nu het kwaad geschied was, want tante zou niet op haar besluit terug komen. Zij verliet de kamer en juffrouw Hermine deed haar best om mij te troosten. „Later zul je de toestemming misschien verkrijgen", zei ze, „laat het je niet ont moedigen; maar je tante verlangt, dat ia al je plichten vervult en niet alleen die, welke je het prettigst vindt" „Maar ik heb niets anders te doen dan het werk dat u mij opgeeft." „O! er is nog meer, als je maar zoekt; misschien valt er wel iets voor Piet te doen, vooral nu hij ziek is." „Maar Piet is zoo ondeugend Juffrouw Hei-mine had mij hierop wel kunnen antwoorden: Denk je, dat ik nog niet meer ondervonden heb dan jij? Maar zij hield zich stil Nog onder den indruk harer woorden, vroeg ik 's middags om Piet gpzelscliao te houden. Hij was veel beter, maar bijgevolg ook veel ondeugender, daar hij zich vree- selijk verveelde. Ik weet niet u-at voor plagerijen ik al van hem te verduren had; het cing zelfs zoo ver, da» hij mijn wang openkrabde met zijn nagels die buiten gewoon lang waren. „Stout kind!" zei ik tot hem en trok snel mijn zakdopk uit om het bloed af te vegen dat ik voelde loepen. Dnor die haastige be weging ging de knoop in mijn zakdoek los en viel rte rijksdaalder op den grond. „Zij heeft <vn rijksdaalder in haar zak doek", riep Piet uit. Tante keek mij streng aan en zei: „Hoe kom je aan dien rijks- lelder. Ursula?" „U hebt hem mij gisteren zelf gegeven. tant hebt hem

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 9