Federatie van Diaconieën in de
Ned. Herv. Kerk
Bond van Chr. Oranjevereenigingen
DONDERDAG 18 JULI 1935
DERDE BLAD PAG. 9
Slotzitting der buitenconferentie
Nieuw diaconaal
arbeidsterrein
Naar aanlei&ing van het referaat van den
heer Wisman in de Dinsdagavondzitting
van die conferentie der Federatie van Diaco
nieën gehouden, werden door de heeren H.
Beekman, van Bloemen daal en S. H o ft,
van Amsterdam eenige informeerende vra
gen gesteld, die door den referent werden
beantwoord.
Ds. J. van Dijk D.J.zn, van Oldenzaal,
leidde hierna de avondoverdenking, waarbij
hij zijn uitgangspunt nam in 1 Koningen
19 4-8
WOENSDAGSAMENKOMST
De laatste conferentiedag werd geopend
met een margenoverdenking oneer leiding
van Ds. D. T. Los, van Heerenveen, diie
dlaarbij tot onderwerp nam. Lucas 14 14.
De heer H. Mandersloot, van Almelo
sprak hierna over het onderwerp:
Dit onderwerp bepaalt ons bij de huidige
diaconale moeilijkheden. Deze moeilijkheden
ontstaan doordat thans andere groepen dan
voorheen hun financieele onafhankelijkheid
verliezen. Met name de middenstand heeft
met door de crisis veroorzaakte moeilijk
heden te kampten. Ten aanzien van de hulp
verleening zijn er in den middenstand twee
groepen te onderscheiden: de eene groep,
die voordat de crisis optrad goed gefundeer
de bedrijven had en de andere, wier zaken
ook voor 1930 op alesbehalve gezonde finan
cieele basis was opgebouwd. De eerste groep
kon eenige overheidssteun deelachtig wor
den; via de Algam. Nederlandsche Midden-
standsbank werd door de regeering een cre-
diet van een paar millioen beschikbaar ge
steld voor volwaardige middenstandsbedrij-
ven, welke uitsluitend tengevolge van de
crisisomstandigheden in liquidatie moeilijk
heden zijn geraakt Van deze crediet.verlee
ning is uitgesloten, de andere groep waartoe
behooren de bedrijven, die economisch geen
bestaansrecht hebben, hieronder vallen de
z.g.n. dwergbedrijven. Deze groep richt zich
thans, al of niet via de crisiscomité's tot de
diaconieën.
Bij de behandeling dezer groep komt men
voor de moeilijkheid van de beoordeeling
van het bedrijf. Moeten al deze bedrijfjes
maar kunstmatig in stand worden gehou
den? Hier zijn zakelijke en persoonlijke be
langen. Economisch ware het wellicht beter,
door liquidatie mee te werken aan de sa-
neering van bet. bedrijfsleven; deze methode
zou voor de betrokken personen zeer dras
tisch zijn, deze zouden dan uiteindelijk bij
de Burgerlijke Armbesturen moeten belan
den, want de diaconieën, niet alleen de
Ned. Hervoitnde, zijn overbelast en kunnen
evenmin deze groep als de groep der thans
in de rijkssteunregeling opgenomen werk-
looze arbeiders gaan verzorgen.
Op het oogenhlik kunnen de kleine zelf
standigheden nog bij de crisis-comité's te
recht. Het blijkt echter, wanneer men aan
do hulpverleening toekomt, dat de financi
eele moeilijkheden niet voor 100 aan de
economische imaladsê moeten worden toege
schreven. De imeeste bedrijfjes voldeden ook
voor 1930 niet aan redelijke zakelijke eisohen
ook in de eigen kring, de mid dens tan dsver-
eenigingen, klaagt men over gebrek aan za
kelijk inzicht; men heeft geen boekhouding,
en mist eenig inzicht over de ontwikkeling
van het bedrijf; men kende zijn eigen inko
men niet en betaalde daardoor te veel be
lasting en leefde buiten het raam van het
beschikbare bedrag. De gevolgen daarvan
komen thans voor den dag, wanneer imen
zich als crisissiac'htoffer komt melden. De te
verleenen hulp is dan ook tweeërlei; geld
eal noodig zijn voor directe moeilijkheden,
belangrijker en veelomvMtender is echter de
hulp, die verleend moet worden om deze
mensahen een zakelijk inzicht en verant
woordelijkheid ten aanzien van hun beheer
bij te brengen. Dit laatste is met de zielo-
eorg echt diaconaal werk, dat om ons vra
gen blijft, ook als er geldelijken steun van
overheidswege voor deze categorie zal ko
men, Daar blijft dus een taak, want het
gaat hier om menschen, die door geldelijke
zorgen ook geestelijk uit hun 'evenwicht zijn
geslagen, weer het oude vertrouwen bij te
brengen.
Aan het eind van zijn referaat gaf de heer
Mandersloot een overzicht van de antwoor
den, ingekomen op een tusschen Januari en
Maart gehouden enquête der Federatie naar
de verschuiving van de steunverleenrng naar
de kleine zelfstandigen.
Discussie
Aan de discussie over het referaat werd
deelgenomen door de heeren A, Ph. van
Strien, van 's Gravenhage; J. van Donselaar,
Van Treebeek; C. Duyekot, van Schevenin
gen; J. E. Akkeringa, van Voorburg; J. Ta
bak, van Amsterdam; C. H. Poulis, van Kra-
lingen; R. Goedhart, van Bilthoven; H. Leo-
W. J. HEMMES
algemeen secretaris, aan wiens goede rege
ling de Conferentie veel te danken had.
nand, van Dordrecht en W. J. Hemmes, van
Utrecht
De heer Van Strien deed mededeelin-
gen over het werk voor de crisis-slachtoffers
onder de middenstanders te 's Gravenhage
vanaf 1931. Zijn indruk is dat het steeds er
ger wordt De wesrklooze weet, dat hij steun
krijgt Maar voor de middenstanders is er
geen steunregeling. Met lof gewaagde spr.
van het werk van het crisiscomité.
De heer Van Donselaar vroeg, of een
diaconie thans goed doet, een voorschot te
geven voor het oprichten van een klein
zaakje.
De heer Akkeringa vroeg, of het juist
is een kleine patroon te helpen door het be
talen van knechtsloon.
De heer Tabak vroeg, of er geen gevaar
dreigt voor het versnipperen van den arbeid
der diaconie door het steeds weer betrekken
van nieuwen arbeid in haar werk. Zijn ei-
voldoende deskundigen beschikbaar, om als
diaken dit werk van advies aan miadenstan
ders te doen?
De heer Goedhart sprak de vrees uit,
dat zakelijke hulp aan kleine middenstan
dei's alleen uitstel van executie beteekent
De heer Hemmes informeerde of dit
vraagst/uk op het platteland net zoo klemt
als in de stad. In de stad is het feitelijk on-
baar. De diaconie moet bij dit werk
met geld zeer voorzichtig zijn. Doet men niet
goed, hiervoor e«n speciale commissie van
deskundigen te benoemen?
De heer Mandersloot verklaarde in
zijn antwoord, dat hij niet de illusie heeft
gehad, dat dit onderwerp dez#n morgen zou
afgedaan worden. Het is thans in een eerste
stadium van behandeling.
Aan het geven van een voorschot voor het
oprichten van een zaakje kleven groote be
zwaren, ook omdat een betrokkene daar
door wordt uitgesloten van den gewonen
werkloozensteun. Overigens geldt hier. wat
voor de vraag van het betalen van knechts
loon ook geldt, dat elk geval op zichzelf
moet beoordeeld worden.
Spr. deelt de vrees voor versnippering
niet. De diaconie moet open staan voor allo
soorten hulp en moet zich bij elk geval af
vragen, of zij de consequentie van afwijzing
durft aanvaarden.
Bestuursverkiezing
De heer S. Roos Jen, van Groningen, die
de zittingen van Dinsdag en Woensdag had
gepresideerd, deelde mee, dat met overgroo-
te meerderheid tot bestuursleden der Fede
ratie herkozen waren: Prof. Dr. J. R. Slote-
maker de Bruine, te Wassenaar; Jhr. Dr. C.
G. S. Quarles van Ufford, te Apeldoorn; Mr
F. A. Nelemans, te Delfshaven; W. van
Barneveld, te Veenendaal en W. F. Jansen,
te Amsterdam.
Als bestuursleden van de stichting Hui
zen van weldadigheid en barmhartigheid
werden herkozen de heeren G. van Hooge-
vest, van Amersfoort en W. K. H. Ort, van
ssen.
Na een kort slotwoord door den heer Roos-
jen, die in het bijzonder dank bracht aan
den heer Hemmes, den algemeen secretaris,
en zijn bureau voor de algemeene regeling,
werd de conferentie gesloten.
Uit het Sociale Leven
ï>e Ned. Vereen, van Gh-r Kantoor- en Han
delsbedienden en de R.K. feond van Han-dels-,
Kantoor- en Winkelbedienden hebben te 'e-Gra-
venhage met het personeel van dr;verse crieöe-
instellingen vergaderd naar aanleiding van hel
ontbreken van eenlgarlei ragelimg in de 5<ala-
rieering en de 'rechtspositie van drtt personeel.
~~kraik in een motie zijn telei
Herdenking 25-jarig bestaan
Prachtige samenkomst in den
Dierentuin
De Bondssecretaris gedecoreerd
Ontvangst op het Haagsche
Stadhuis
De Bond van Chr. Oranjevereeni
gingen in Nederland, die gisteren en
vandaag zijn 25-jarig bestaan te Den
Haag herdacht, is gisterochtend op
©enigszins plechtige wijze door bet
Gemeentebestuur ontvangen.
Nadat tevoren een korte begroetings
samenkomst was gehouden in de
Dierentuin, togen een naar schatting
honderd afgevaardigden onder leiding
van den Bondsvoorzitter, Ds Is.
Voorsteegh, van den Haag, naar
de Javastraat, waar de burgemeester,
Mr. de Monchy met de wethouders
de Vries, Quant en Feber
aanwezig waren.
Toespraak burgemeester de Monchy
Nadat allen zich in een der benedenzalen
van het deftige gebouw hadden verzameld,
begon de burgemeester met op te merken,
dat de Bond stellig niet veel moeite heeft
gehad om een keuze te doen wat betreft de
plaats, waar men het jubileum zou her
denken.
Immers, geen stad in Nederland had een
nauwer en intenser contact met Oranje dan
juist Den Haag. Hier heeft een groote reeks
bekwame en geliefde Oranjevorsten
geleefd en gewerkt. Hier werd het eerst
gejubeld of geweend, al naar gelang de c
stand'igheden daartoe aanleiding gaven.
Spr. herinnerde aan verschillende feiten,
dde met oranje rechtstreeks verband hiel
den en zich in de Residentie voordeden, als
daar waren de Novemberdagen van 1918,
toen het volk zich op het Malieveld als
man schaarde om den Troon van Oranje.
Stellig hebben de Oranjevereenigingen
haar taak nog niet beëindigd en dat is
maar goed ook, want nooit werd Nederland
beter geregeerd dan onder Oranje.
Daarom wilde spr. z'n hartelijke geluk-
wenschen uitspreken met dit jubileum, er
de hoop aan toevoegende, dat de Oranje
vereenigingen ook in de komende jaren nog
veel voor ons Vorstenhuis mogen doen.
Ds. Voorsteegh dankt
telijkheid voor de
hartelijke ont
vangst, daarbij
memoreerend dat
de burgemeester,
die onlangs zich
bereid verklaarde
het eere-voorzitter
schap van een
Haagsche Oranje
vereenigingen te
willen aanvaar
den, reeds vol
doende getoond
heeft, de Oranje
vereenigingen een
warm hart toe te
dragen.
Verder wees Ds. Voorsteegh nog op den
wonderlijken m.stieken band, die er al
sedert eeuwen- tusschen Oranje en Neder
land bestaat, om er vervolgens de aandacht
op te vestigen, wat Oranje voor ons land
is geweest
Dat valt eigenlijk niet onder woorden te
brengen, aldus spr. en daarom wilde 1
herinneren aan hetgeen de Haagsche histo
ricus Dr. Japikse in zijn laatste boek
schreef, n.l.: „Wat een kapitaal van rao-
reele beteekenis bezit Nederland in Oranje!"
Dat zijn wel heel ware woorden, aldus
spr.
Tenslotte verzocht Ds. Voorsteegh nog
toestemming om morgenochtend, tijdens
een autotocht langs de Haagsche monumen
ten. een krans te mogen leggen bij he'
monument van Koningin-Emma op het
Regen tesseulein.
Mot een driewerf „Lang leve Den Haagl
Lang leve de Burgemeester!" besloot spr.
Middagvergadering
's Middags werd in de Dierentuin de huis
houdelijke vergadering gehouden.
De Bondsvoorzitter, Ds Voorsteegh, heeft
met gloedvolle woorden gewezen op den
zegen, die de Bond van Chr. Oranjever
eenigingen voor ons volk is geweest
Nadat Spr. de vreugde van den Bond had
vertolkt over het feit, dat God Koningin en
Prinses nog in goeden welstand aan Neder
land liet, bracht hij hulde aan de jubileum
commissie en herinherde er vervolgens aan,
hoe op 14 April 1910 de oprichting van den
Bond geschiedde onder leiding van wijlen
Ds. J. D. Idenburg. Daarna is wijlen Ds. J.
van Noort vele jaren de toegewijde voorzit
ter van den Bond geweest. Verder bracht
spr. grooten lof aan den secretaris, den
heer C. Wilg v. d. Wal, te Hilversum, die
nu sedert ruim 22 jaren zijn taak vervult.
De vergadering zong hierop het Wil
helmus.
Op voorstel van den voorzitter werd een
telegram van verknochtheid aan H. M. de
Koningin gezonden.
Tenslotte volgde een bestuursverkiezing,
waarbij de heeren P. Spaa Jr., Dr M. Bar-
key Wolf van Geersdijk en J. de Jong bij
acclamatie werden herkozen.
De vergadering hield zich verder bezig
met huishoudelijke aangelegenheden (statu
tenwijziging e.d.)
Avondvergadering
In de feestelijk versierde groote zaal van
den Dierentuin begon 's avonds om 8 uur
de openbare vergadering, waarin als spre
kers optraden Jhr W. Röell en Mr H. Bij-
leveld.
Tot de aanwezigen behoorden burgemees
ter de Monchy; ;de gemeente-secretaris Mr.
Dr Boasson; Luit.-Gen. b. d. W. Ph. Weber;
Luit-Kol. van Hoogenhuyze; Maj. Boots; Ge
neraal Praag (chef van den Medischen
Dienst) met zijn adjudant Kapitein Land
raad en Generaal Fabius (inspecteur van
de cavalerie.
Ds. Nomes opent.
bed voorging en namens de vier ont
vangende Haagsche Vereenigingen (w.o.
.Loosduinen en Scheveningen) allen harte
lijk welkom heette.
Spr. wees op het groote voorrecht, dat
Wij Nederlanders in Oranje een punt van
vereeniging bezitten als weinig andere vol-
We zouden ons hedenavond aldus spr.,
kunnen bepalen tot het gedenken van 25
jaren Oranjetrouw en Oranjeliefde, doch
We willen meer dan dat. en er vooral ook
aan herinneren, hoe wij 25 jaren hebben
mogen arbeiden in het diep besef van de
groote gave Gods, ons in Oranje geschon
ken.
Met den wensch, dat God den- Bond en
zijn voorzitter, alsmede diens staf ook in
de toekomst wil zegenen, opdat de Bond
blijve groeien en bloeien, eindigde spr.
Staande zongen hierop allen ..Mijn schi't
ende betrouwen zijt Gij, o God. mijn Heer",
waarop het „Jeugddienst.kerkkoor" van de
Haagsche Hervormde Gemeente op fraaie
wijze een drietal liederen ten gehoore bracht.
De mystiek van Oranje
Rede van Jhi. W. Röell
Toen werd de aandacht gevraagd voor
Jhr. W. Röell, den Gouverneur der Resi
dentie, die een rede hield met als onder
werp; „De mystiek van Oranje".
In onzen tijd, zoo merkte spr. op, met al
zijn roering, opstandigheid zelfs in de
gezinnen van bandeloosheid, van oorlo
gen, geruchten en dreiging van oorlog, stelt
de geloovige zich wel eens de vraag, of de
pofetie des Heeren Jezus geschreven in
[attheus 24 in vervulling gaat.
Zijn wij in een Herfstgetij der zoogenaam
de beschaving, stervend door haar gruwe
lijke materialistische aanbidding van het
Gouden Kalf van Wetenschap en Weelde?
Wie zegt het ons, maar Gode zij dank, dit
wetaen wij zeker, dat zoolang Hij ons bet
Oranje-Huis waardig blijft oordeelen en dit
voor ons spaart en bestendigt, zoolang is
er geen „Hersttij van Oranje". Zoo laag
staan wij pal. en juist in deze roerige tijden
(vergeten wij niet, dat het Nederland na den
(geboortestrijd van ons Vaderland zonder
lOranje nooit goed gegaan is.
Wat door den Heer gezegend is, blijft
gezegend. Wie zijn zégen zelf wil loslaten,
Iflraagt er de gevolgen van.
Wat het onderwerp van dezen avond be
treft: „De mystiek van Oranje", dit is een
geliefkoosd symbool voor spr., aangezien
het alles inhoudt, wat wij van Oranje we
ten, verwachten, genoten, liefhebben, ho
pen en gelooven.
Oranje voor kleinen en heel grooten
En 1
is het wonderlijk, dat die mystiek
én het zich onberedeneerd overgeven daar
aan en vertrouwen daarop, altijd de groot
ste bekoring is geweest voor de kleinen en
de heel grooten.
De eersten, de kleinen, voelden zich
6teeds veilig bij Oranje. Zij gevoelen zich
nog altijd ingewikkeld en beschermd door
de zekerheid dat zelfs in grooten nood de
Oranje-herder niet slaapt. En zij kunnen dat
terecht doen, omdat zij van twee zaken ze
ker zijn.
In de eerste plaats, dat Oranje door de
eeuwen heen nooif zich zelf gezocht heeft,
maar altijd het heil van heel het volk en
heel het vaderland. Dat weet het klaine
■olk en daarnaast heeft het geen examen-
bul of geleerd getuigschrift noodig om te
weten, dat Oranje gelooft, dat het oude
Verbond met dep Potentaat der Potentaten
nog ongerept staat in het woord onzer Ko
ningin: „Christus voor altoe".
De houding der z.g.n. arbeiderspartij
Wat de verhouding van Oranje tot
de kleinen aangaat, merkte spr. nog
op, dat er in ons land een groote par
tij is, welke zich ten onrechte ver
beeldt speciaal arbeiderspartij te zijn
en zich sedert een halve eeuw tegen
Oranje meent te moeten keeren. Wel
nu, als er iets dom en onhistorisch is,
dan is het wel deze houding, want
niemand meer dan Oranje was steeds
de vriend en verdediger van het klei
ne en bedrukte.
Er is kentering, maar de leiders
dier blinden hebben veel goed te ma
ken en ze zien nog maar een kiertje
licht.
Naast de liefde der kleinen voelen ook de
heel grooten de mystiek van Oranje veelal
zuiver aan. Spr. bedoelt de grooten van
geest, hart en geschiedenis.
Om zich niet persoonlijk tot de levenden te
wenden, noemt spr. namen \an hen, die al
heen gingen, als een Groen van Prinsterer,
de Savornin Lohman, een Idenburg,
Dr de Visser, een Cort van der Linden
en nog vele anderen, wier geestelijke allure
zóó hoog is, dat zij in kinderlijken eenvoud
Oranje in ons staatsbestel boven alles stel
len en vasthouden.
Dit is geen paradox, het is het natuur
lijke gevolg van de juiste kennis van onze
historie en van het scherp aanvoelen in dc
Staatkunde van de tegenstelling tusschen
het klassieke kosmisch Nederlandsche der
Oranjes en de partijbelangen van zoovelen.
Hoe ontwikkelden zich die tegenstellingen
speciaal in de egoïste dwingelandij der re
genten, die klein eigen belang van hun
stad, groep, partij of gewest boven het alge
meene stelden en dus moesten botsen
tegen hetgeen Oranje als noodig voor het
geheel voelde.
Was het niet die geest die Oranje is blij
ven kenmerken en nu nog hij onze Koningin
zoo sterk naar voren treedt?
Lauw en neutraal
Het is daarom zoo bevreemdend, dat er
Nederlanders bestaan, zich z.g. ontwikkeld
achten, die zich lauw en „neutraal" toonen
en hun partij boven alles stellen. Spr. noemt
ze de moderne regenten, n.l. de egoïsten en
kortzichtigen onder de partijregenten.
Er is kentering, maar zij mogen weten
helaas voor hen dat zij niet behooren tot
de kleinen, maar zeker ook niet tot de
grooten
Spr. zeide ziel) aan geen profanie schul
dig te maken, wanneer hij aan de gave van
Oranje aan Nederland twee zijden toekent,
de algemeene en de bijzondere. Laat ons
onze verantwoordelijkheid voor onze bij
zondere wetenschap over de waarde van
Oranje wel bewust blijven en nooit vergp-
ten, dat het de mystiek van Oranje is, wel
ke haar algemeene beïnvloeding op heel
het volk doet uitgaan. Aan ons bijzonder
inzicht de plicht die algemeene beïnvloe
ding te voeden.
Tenslotte eindigde spr. met te wijzen op
den benarden toestand, waarin vooral Euro
pa verkeert, doch tevens op de kostbare
schat van Oranje, wier mystiek ons zegt
dat Neerlands „Herder niet sal slapen".
Vervolgens werd meegedeeld, dat 't
H. M de Koningin had behaagd den
heer C. Wilg v. d. Wal, Bondssecreta
ris, te benoemen tot Ridder in de
orde van Oranje Nassau, hetgeen
uiteraard luid applaus ontlokte.
Een Oranje-rede
van Mr. H. Bijleveld
Nadat het muziek-ensemble „Kunst en
Vriendschap", van Scheveningen, o. 1.
den heer W. J. A. van Leeuwen, eenige
Laat Uw vacantie
niet bederven!
door zoo'n schele hoofdpijn, door warmte of
ongewone vermoeienis. Zorg altijd zoo'n
zakdoosje met 3 „AKKERTJES" bij U te heb
ben van 20 ct. Ze helpen direct, maken „fit"
mooie nummers had uitgevoerd werd de
aandacht gevraagd voor Mr. H. Bijleveld.
Deze begon met te wijzen op het heerlijke
m een feestavond als deze, er aan toevoe
gend, dat men op zoo'n manier eigenlijk
nooit genoeg feest kan vieren.
Van uiterst links revolutionair tot uiterst
rechts wordt gedongen naar het gezag,
maar gelukkig is het God, Die ons Oranje
gegeven heeft. Dat beseffen beteekent voort,
durend voor Oranje op de bres staan.
Daarna stond spr. stil bij de geweldige
opofferingen, welke Oranje zich heeft ge
troost tot zijn bloed toe om dan te
memoreeren de Wilhelmus-woorden Vrij
en onverveerd".
Zoo was het, aldus spr., door dc eeuwen
heen. Niet alleen Prins Willem, maar ook
Willem III b.v. zette voor het volk zijn ge-
heele reputatie op het spel.
En het mooie nu is, dat men geen deugd
van het aloude Oranjehuis kan noemen, of
men vindt ze terug in Koningin Wilhelmina.
Vergelijk haar houding toen president
Kruger uit Zuid-Afrika werd gehaald! Zie
wat ze deed toen in de oorlogsjaren de Bel
gen werden bedreigd. Altijd stonden onze
grenzen onder Oranje voor de verdrukten
open! Geen wonder dus, dat de band van
Oranje en Nederland onversclieurbaar is.
TenzijGod het Zelf zou doen, omdat
we het zouden verdienen
Nogmaals dus: Op voor Oranje!, dat steeds
niet een deel, maar ons geheele volk is
geweest. Zulks in tegenstelling met b.v. de
Stuarts in Engeland, die een partijnaam
kregen en ten onder gingen. Zoo ook tte
Bourbons in Frankrijk.
Nooit kan zooiets van Oranje worden ge
zegd!
In vogelvlucht ging spr. daarop nog eens
na hoe en wat Oranje voor ons was, om te
besluiten met een krachtigen oproep, den
sterken band nóg hechter te maken dan hij
Hierop volgde een korte pauze, waarin
velen van de gelegenheid gebruik maakten,
het bestuur te complimenteeren.
Het tweede deel van den avond, waarin
muziek en zang elkaar afwisselden, werd
op de gebmikelijke wijze beëindigd door Ds,
Voorsteegh.
Vandaag werd een autotocht door de stad
gemaakt, een krans gelegd bij het monu
ment op het Regentesseplein en een bezoek
gebracht aan het Oranje Nassau-Museum.
Op waardige wijze heeft de Bond aldus
zijn zilveren jubileum gevierd.
GESMOKKELDE REVOLVERS IN BESLAG
GENOMEN
De politie van het bureau Marnixstraat te
Amsterdam heeft een 25-jarigen Amster-
damer aangehouden, die in het bezit bleek te
zijn van drie automatische pistolen van zwaar
kaliber en 50 scherpe patronen. De vuurwa
penen waren uit België ons land binnenge
smokkeld. Inspec^ur Visser, die de arrestatie
verrichtte, had den man al eenige dagen na
gegaan. Woensdag nam hij zijn kans waar,
toen liij ontdekte, dat de zakken van den man
nogal uitpuilden. Hij volgde hem in een café
aan de ElandsgTacht en arresteerde hem daar.
De man was reeds éénmaal eerder aangehou
den op het Damrak. Hjj bad toen niet minder
dan 19 revolvers in zijn bezit. Een huiszoeking
welke te zijnen huize is gehouden, heeft niets
opgeleverd.
De officieele ontvangst ten Stadhuize. De derde van links is Ds I. Voorsteegh, voor
zitter van den jubileerenden Bond; naast hem Mr S. J. R. de Monchy, burgemeester
van Den Haag.
FEUILLETON
TOEN MOEDER WAS
HEENGEGAAN
Een klein nichtje bij zeven neven
(33
Anna zag dien dag erg bleek en was zeer
■terneergeslagen; het spreken scheen haar
moeilijk te vallen.
Haar imoeder keek haar be&ongd aan en
zei: „Als zij maar .geen koorts krijgt; zij heeft
den gehee'en naoht bijna niet geslapen; het
arme kind was te verdrietig; morgen zal
(het wel beter gaan. Gelukkig dat het juist
op Zaterdag gebeurd is, nu kan ik ten min
ste vandaag .bij haar blijven. Wij houden
veel van den Zondag .niet waar, mijn kind?
De tijd vliegt om, alk wij bij elkander zijn".
Ik dacht er anders over, toen ik weer
alleen op mijn kamer zat. Gelukkig had ik
het boek, dat Jacob mij ge'eend had, en
waarin ik verscheiden bekende verzen
vond, maar bet bleeke treurige gelaat dat
ik pas verlaten had, trad mij telkens weer
voor den geest. Ik knoopte den rijksdaalder
in een punt van mijn zakdoek omdat ik het
veilieer oordeo'de, dien bij mij te houden, en
verheugde mii al in den aankoop van het
prentenboek. Hoe gelukkig, dat ik mij in
deze moei'ijke omstandigheden tot juffrouw
Hermine kon wenden!
Eensklaps schrikte ik op, er werd aan de
deur crek'oot. Het was tante zeker niet, en
Rosalie of Thérèse ook niet, want zii zou
den zonder kloppen binnengekomen zijn. Ik
deed open en stond tegenover Jacob.
„Kom gauw mee", zei hij, „er i6 niemand
in de leerkamer; het is juist een geschikt
oogenblikje".
Ik begreep niet waarom hij mij kwam ha
len, maar volgde hem.
Hij liet mij beleefd in de leuningstoel
plaats nemen en haalde een schrijfboekje uit.
zijn zak.
„Wat wil je nu het liefet hooren", 'zei hij,
„ik heb ze in soorten: heldendichten
treurzangen... overdenkingen... klinkdich
ten? Waar houd je. het meest van?..."
Onthutst keek ik hem aan en zei dat ik
het niet wist
„Hoe, weet je dat niet!Nu, dan zal ik
je van al'es wat voorlezen".
Hij begon met een eenigszins zachte stem
te declameeren, maar langzamerhand sprak
hij luider; hert scheen een zeer treurig vers
te zijn, maar ik begreep het niet recht. Mijn
plicht was het zeker geweest te zuchten en
tranen te storten, (maar ik gevoelde meer nei
ging tot slapen, toen zich eensklaps een luid
gelach achter ons deed hooren en wij tus
schen de ha'fgeopende deur Pauls spotach
tig gelaat zagen en acter hem zijn twee broe
ders Maurits en Karei.
Jacob werd zoo rood als een kreeft en
stonte haastig zijn boekje in den zak.
„Ha! ha!" zei Paul, „een aardig tooneeRje,
de dichter en dp muze!Ons nichtje, bi j ge
naamd leeuwerikje of botterikje, houdt dus
van verzen!"
1TJe bent onverdragelijk. Paul, ik haat je",
riep Jacob uit. de tanden van woede op el
kander geklemd.
„Dank je wel!... Tk bewonder je integen-
dee'. Kom aan, ga voort, wij ziin gereed om,
zoo noodig, in on: lacht te vallen".
„Je verveelt mij", zei Jacob en, zijn
broeders ruw op zij duwende, vloog hij de
kamer uit om zich in zijn eigen vertrek op
te sluiten.
„Hoe opvliegend zijn toch de dichters!...
het schijnt wel of wij niet waardig zijn om
van het geestelijk voedsel te genieten, dat
voor ons nichtje bestemd was."
Evenals Jacob wilde ik ook ontvluchten,
aar Paul hield mij tegen en zei: „Neen,
neen; wij laten je niet gaan. Je bent even
veilig bij ons als bij Jacob."
Toen ik mij trachtte los te maken, gaven
zij elkander) de hand en dansten onder
woest gezang en geschreeuw als een troep
wilden om mij heen en hoewel ik mis
schien beter gedaan had te lachen, kon ik
mijn tranen niet bedwingen. Zoodra Paul
zag dat ik schreide, hield hij op.
„Kun je zoo Weinig tegen plagen?"
„Denk je, dat wij je willen scalpeeren?"
„Het is een flauw kind", zei Karei
„Zij schreit ten minste dadelijk... Je hebt
er niets aan om een aardigheidje met haar
te maken. Het is toch treurig gesteld met
die meisjes: men kan onmogelijk vriend
schap met haar sluiten."
Paul had zeker een vreemde manier om
zijn vriendschaD te toonen. maar ik h*"'
toch spijt dat ik was gaan schreien. Het
was dwaas en flauw, maar ik had dien dag
al zooveel ondervonden, dat ik bang voor
Paul werd, hoewel ik mij overtuigd hieV
dat hij in den grond van zijn hnrt niet
kwaad was... Ik was hoos on mijzelf, dat
ik hem opnieuw aanleiding had gege
niii minachten
Toen ik weer op mijn kamer in veilig
heid was, dacht ik er over na wat ik wel
Oom was 's avonds niet thuis, Jacob
hield zich zoo ver mogelijk van mij ver
wijderd, zoodat niemand met mij sprak. O!
wat gevoelde ik mij verlaten.
Maar de volgende morgen kwam juf
frouw Hei-mine en ik vertelde haar de
treurige geschiedenis van Zizi en alles wat
er sedert gebeurd was. Zij luisterde met
belangstelling naar mij en ik geloof zelfs
dat haar oogen vochtig werden.
„Arm kind", zei. zij met haar lieve stem
Zij beloofde mij, dat zij naai' den prijs van
het boek vernemen zou.
„Er moeten veel platen in zijn, want
Anna kan niet lezen."
„Kan zij niet lezen!... Wat een genot zou
het voor haar zijn, als iemand het haar
loeren kon. dan zou zij zich niet eenzaam
meer gevoelen".
„Maar het is zeer moeilijk, niet waar. om
iemand lezen te leereti?"
..Neen, alleen behoort er veel geduld toe
en een goede manier om te onderwijzen.
Herinner ie te nog hoe je moeder het je
geteerd heeft?"
„Neen. het is of ik altijd heb kunnen
lezen"
..Wil ie niet eens probeeren je buurmeis
je les te geven?"
„O! jawel."
„Weïnu, dan zal ik een boekie mee-
orenven. waar ie veel nut van zult hebben."
dank 11 wel. Maar tante... denkt u dat
1 ij bel /al willen hebben?"
„Daar is zij juist je kunt het haar
vragen.'
„Vraagt u het maar voor mij!"
jL'ot is beter dat je het zelf doet"
„IK durf niet..."
„IIci lijkt wel of je iets kwaads in den
zir. hebt", zei juffrouw Hermine lachend.
Tante kwam binnen en mijn onderwij-,
zeres zei haar, dat ik iets te vragen had.
„Wat dan?" vroeg tante op zoo weinig
aanmoedigenden toon, dat de woorden mij
in den keel bleven steken en ik weinig
lust had mijn verzoek te doen, maar ik kon
niet meer terugtreden.
Tante bedacht zich eerst even, voordat
zij mij antwoordde.
„Ik heb niet graag, dat men onderwijs
geeft wanneer men zelf nog zeer onwetend
is, of plichten buitenshuis zoekt, terwijl
men er in huis nog zooveel te vervullen
heeft,,1 Gedurende Piets ongesteldheid heeft
Ursula niets voor hem gedaan, maar z';
stelt zich gaarne tegenover vreemden lief
Ik had de oogen neergeslagen, want
schaamde mij dat ik Piet aan zichzelf had
overgelaten, maar bij de laatste woorden
richtte ik bet hoofd op en zei: „Ik heb
nie.t gesproken van mij lief voor te doen;
het zou voor mijn eigen pleizter zijn, want
Anna houdt veel van mij en Piet in het ge
heel niet."
.Als het zoo 'n genoegen voor ip is. ri-m
za' ik mijn toestem,muig eerst geven als
je het verdiend hebt. Ttegin slechts met
eerst /elf goed te leeren."
Ik had mijn woorden slecht gekozen, dat
begreen ik nu het kwaad geschied was,
want tante zou niet op haar besluit terug
komen.
Zij verliet de kamer en juffrouw Hermine
deed haar best om mij te troosten.
„Later zul je de toestemming misschien
verkrijgen", zei ze, „laat het je niet ont
moedigen; maar je tante verlangt, dat ia
al je plichten vervult en niet alleen die,
welke je het prettigst vindt"
„Maar ik heb niets anders te doen dan
het werk dat u mij opgeeft."
„O! er is nog meer, als je maar zoekt;
misschien valt er wel iets voor Piet te
doen, vooral nu hij ziek is."
„Maar Piet is zoo ondeugend
Juffrouw Hei-mine had mij hierop wel
kunnen antwoorden: Denk je, dat ik nog
niet meer ondervonden heb dan jij? Maar
zij hield zich stil
Nog onder den indruk harer woorden,
vroeg ik 's middags om Piet gpzelscliao te
houden. Hij was veel beter, maar bijgevolg
ook veel ondeugender, daar hij zich vree-
selijk verveelde. Ik weet niet u-at voor
plagerijen ik al van hem te verduren had;
het cing zelfs zoo ver, da» hij mijn wang
openkrabde met zijn nagels die buiten
gewoon lang waren.
„Stout kind!" zei ik tot hem en trok snel
mijn zakdopk uit om het bloed af te vegen
dat ik voelde loepen. Dnor die haastige be
weging ging de knoop in mijn zakdoek los
en viel rte rijksdaalder op den grond.
„Zij heeft <vn rijksdaalder in haar zak
doek", riep Piet uit. Tante keek mij streng
aan en zei: „Hoe kom je aan dien rijks-
lelder. Ursula?"
„U hebt hem mij gisteren zelf gegeven.
tant
hebt hem