door
G. K. A. NONHEBEL,
Apotheker te Middelburg
Lawaai
Groote-stads-mcnschcn lachen ons vaak uit,
wanneer we bij een bezoek ons wel eens beklagen
over het heidenschc lawaai en rumoer, dat er
heerscht. „Daar wen je wel aan,'' zeggen ze. Dat
moge waar zijn, maar ik voor mij geloof toch, dat
al dat dag en nacht maar doorgaande rumoer toch
min of nieêr sloopend, althans irriteerend, werkt
op hun zenuwleven en hen eerder doet verouderen.
Het auto-verkeer en de zucht naar steeds groo-
tere vervoersnelheid is zeker wel een van dc
voornaamste oorzaken hiervan.
Het verminderen van dat alwaai is zeker wel
©en der moeilijkst op te lossen problemen
van onzen tijd. Maar we zouden in dezen
al vast goed werk doen door het onnoodig lawaai
zooveel mogelijk te voorkomen.
Een auto-chauffeur behoeft op den hoek van
een straat niet zesmaal te toeteren. Dit doen dan
ook meestal de eigenaren, die geen vaklui zijn.
Vandaar dan ook, dat vele hoteliers hun keurig
gemeubelde en duurdere kamers aan straat gaan
omwisselen met kamers, die op een binnenplaats
uitzicht geven, omdat vele gasten er op gesteld
zijn een slaapkamer te huren, waarin ze ook
slapen kunnen.
Toen we eens in Parijs de Champs Elysée per
auto doorreden, schatte onze chauffeur het aantal
gaande en komende auto's op minstens 20.U00. Men
kon veel sneller als voetganger vooruitkomen,
terwijl het loeien der hoorns oorverdoovend was
cn men in zijn mond de benzine proefde.
Men zou nu alvast kunnen beproeven het onnoo
dig lawaai binnenshuis zooveel mogelijk te voor
komen. Zoo werd ik midden in den nacht in een
hotel eens wakker geschrikt, doordat de deur van
©en spiegelkast, die door een gast, die met den
nachttrein vertrok, herhaaldelijk werd open en
dicht gedaan, een geluid maakte, dat sprekend
geleek op dat van een tram, die door een slecht
gesmeerde bocht loopt. Zoo zijn er heel wat men-
schen, die, ook zonder dat hun humeur op het
nulpunt staat, in huis altijd zóó hard met de deu
ren slaan, "dat lïct me steeds verwondert, dat .?Tag
nog zoo'n stevig materiaal is cn de ruiten zoo
stevig in het raam zitten.
En dan niet te vergeten... buurmans Radio.
Het ellendige is, dat de een je vergast op een
Jazz, de ander op orgelspel en de derde op een
gillende sopraan, wat zoo bij elkaar vrijwel op
een kerxnislawaai gelijkt. Als men dan juist in
de goede stemming is om niet zijn lezers wat te
babbelen, kan men nog Antiphoncn in de ooren
stoppen, die het geluid dempen, maar dan moet
men niet vergeten de deur op slot te draaien, daar
men anders ellendig kan schrikken van iemand,
die op zijn kloppen geen antwoord kreeg en nu
plotseling voor u staat.
Wanneer we eens in ieder huis een onderzoek
konden instellen, dan zou ons blijken, dat een
massa deuren, kasten, sloten, klinken etc. bij het
sluiten geluiden maken, die alleen voor een tim
merman of smid welluidend kunnen zijn, daar
het tevens „zwanenzangen" van het slot zijn, dat
binnenkort zal moeten vernieuwd worden. Is een
kwastje met vloeibare paraffine dan zoo duur?
Weineen de mensehen zijn een beetje lui om al
die dingen wat tijdig te smeeren.
En dan die suite-deuren, die op ijzeren wieltjes
over rails loopen, vooral als dc wieltjes door af
slijting niet meer rond zijn en dan .gaan hobbelen.
Wie dat heeft uitgevonden verdiende nou ja
iets heel ergs.
Van je onder- of bovenburen, van je buren nog
twee huizen ver, dat gerammel hoort men ieder
moment. Want liet is bepaald merkwaardig, dat
zoodra men die deuren b.v. vanwege de koude
gaat sluiten, dat er dan telkens iemand is, die uit
de andere kamer wat halen moet, dat ze vergeten
hebben, waarbij dan natuurlijk weer het noodige
gerammel plaats vindt. Daar in die gevallen het
weer van zelf spreekt ,dat ze het zoo goed hebben
opgeborgen, dat ze het niet meer vinden kunnen,
of dat oen ander het heeft „opgeruimd", (dat
noemen ze zoo) en die ander juist afwezig is, wat
natuurlijk nog fataler is, dan roepen de huisge-
nooten om strijd: „dat hun beenen afvallen van
de tocht" wat tengevolge heeft, dat de deur twee
maal open en dicht gaan, alvorens die vergeet-
kous weer binnen is.
Lang geleden had ik in mijn apotheek een kast
met zware spiegelruiten, die een heidensch lawaai
maakte. Daar er geen betere manier is om je
geest te scherpen dan zich elk oogenblik aan iets
te ergeren, vond ik ten slotte een goede methode
(reeds vroeger beschreven) die nog steeds voldoet
en na al die jaren nog geen reparatie behoefde.
Maar de fabrikanten van rails en wieltjes
kunnen toch met hun voorraad niet blijven zit
ten zult u zeggen.
Dan rammelen we maar verder.
Geestelijke liederen uit
den schat van de Kerk
der eeuwen
Gesprek met den auteur
Een levenswerk komt tot voltooiing
door
G. P. KLIJN.
II.
AUTEURSRECHTEN
U zinspeelt telkens op juridische studiën cn
op de noodzakelijkheid om aan het, volk de gees
telijke liederen uit den schat der Kerk even goed
koop te verschaffen als den bijbel. Is uw onder
neming gericht tegen de firma Brandt te
Amsterdam?
Neen, mijn onderneming is tegen niemand
'gericht.
Ook niet tegen Johan de Heer?
Ook niet. Er is verschil van arbeidskracht.
Johan de Heer stelde zijn bunoel samen in negen
maanden. Ik heb er langer over gedaan. Zijn
werk is zeer gezegend geworden. Velen hebben in
den letterkundigen en muzikalen vorm, waarin
bij de menschen tracht te bereiken en waaraan
weliswaar menigeen aanstoot neemt, juist gevon
den de uitdrukkingswijze, die bij hun geestelijke
structuur paste. Ook daarin verheug ik mij cn ik
hoop, dat nog duizenden en duizenden door zijn
werk vertroost en versterkt zullen worden.
Zou hij zelf niét zeer tegen uw bundel ge
kant zijn?
Neen. Waarom? Zijn bundel en dc mijne zijn
wat tekst en melodie en harmonisatie bel reft vol
komen verschillend. Hij zal er gaarne uit gaan
gingen.
Maar Brandt! Is het standpunt van Brandt,
die pretendeert ten eeuwigen dage het recht te
hebben op den bundel der „Evangelische Gezan
gen" en toch zeker méér dan den kostprijs be
rekent, niet verwerpelijk?
Met de Evangelische Gezangen Compagnie,
alias Brandt, verschil ik inderdaad op enkele
punten van zienswijze. Maar op de „Evangelische
Gezangen" komt aan Brandt het recht van uit
gave toe met uitsluiting van ieder ander, ook
met uitsluiting van 'de Synode der Nederduitsch
Hervormde Kerk. En dat Brandt boven den kost-
il 88
prijs gaat, mag aan een uitgever niet al te kwa
lijk genomen worden. Hij 6taat als zakenman
tegenover het geestelijk lied. Wie hier iets kwa
lijk wil nemen, moet niet altijd aan dc uitgeefster
der „Evangelische Gezangen" de schuld geven,
maar aan dc oude verzamelaars! Die hebben in
dertijd bij geheim contract een onmatigen prijs
voor hun werk bedongen van den rechtsvoorgan-
ger der tegenwoordige firma. Op 12 Juli 1805 be
dongen zij voor hun verzamelwerk vijf en twintig
duizend gulden, destijds een bedrag, dat op heden
toch zeker op het drievoud van deze som mag
worden gesteld! Dat waren de zakenmenschen.
Natuurlijk ook de eerste rechtverkrijgende, Johan
nes Allart, boekhandelaar te Amsterdam. Maar
Allart deed zich ook alleen voor als zakenman. De
commissieleden hebben over hun zoete winst al
tijd het stilzwijgen bewaard. Maar wanneer (naar
onze geldswaarde) kerkelijke bloemlezers 75.000
in hiin zak steken, mag men een uitgever toch
niet altijd zoo hard vallen. De onzuiverheid zit
niet in de tegenwoordige uitgeefster, maar in de
oude verzamelaars, en het volk heeft dat indertijd
als het ware geroken. Er was oen „luchtje" aan.
Acht u het mogelijk, zoo vroegen wij, dat
de oude en diep ingewortelde tegenzin in som
mige kringen tegen de „Gezangen" mede verklaard
kan worden uit dergelijke omstandigheden?
Zeer zeker. Want onze vaderen hebben altijd
gaarne gezongen. Juist in dien tijd had men be
hoefte aan „Evangelische" liederen. Men had niets
tegen die liederen als zoodanig. Zij zijn door de
Gereformeerde Kerken (de Nederduitsch Hervorm
de Kerk van 1816 was er nog niet) wettig inge
voerd. Maar er was iets niet mee in den haak.
Wat, dat wist niemand. Tientallen van jaren later
kon nog geen provinciale synode te weten komen,
hoe het precies gegaan was met de auteursrechten.
Daarbij kwam de eigenaardigheid, dat dit Pro-
testanlsche boekje verscheen, voorzien van een
„imprimatur". Ook nu nog mag in den eeredienst
van de Hervormde Kerk niet gezongen worden uit
een hoekje, waarin dat „imprimatur" niet staat.
Maar het gekke is, dat de Rooni6che Kerk eeni
„imprimatur" gratis geeft, terwijl in het contract
van knop op 12 Juli 1805 de samenstel Iers van de
Gezangen, als particulieren handelende, voor zich
zelf en voor door de Kerk aan te wijzen opvolgers
„ene halve stuiver" (dat is tegenwoordig bijna een
dubbeltje) bedongen voor iedere handteckening,
zonder welke geen afdruk van dit Evangelisch
Gezangboek door de Synode „voor echt" gehouden
wordt.
U acht dus het standpunt van Brandt ten
aanzien van liet recht van copy op den bundel
„Evangelische "Gezangen" weCtlg etf Volk'omen
onaantastbaar?
Inderdaad.
Kan men niet, wanneer men, gelijk velen
willen, vrij zou wenschen te staan van dc Evan
gelische Gezangen Compagnie, de zoogenoemde
„Gezangen" ontleenen aan uw bundel?
Neen, want dan zou men indirect bij het
overnemen van een groot deel inbreuk maken op
de ten eeuwigen dage onherroepelijk geworden
rechten van de Evangelische Gezangen Compagnie.
Mijnerzijds is een toestemming op grond van mijn
eigen verzamel ree lit in dc door u aangeduide rich
ting niet te verwachten, daar dit oneerlijk tegen
over Brandt zou zijn Want men komt dan niet
bij mij om een deel van mijn bundel, maar om
een deel van den bundel van Brandt.
U handhaaft dus zelf eigenlijk even krachtig
uw auteursrecht als de Evangelische Gezangen
Compagnie?
Natuurlijk, want zonder de bescherming van
de auteurswet is het geestelijk lied voor het volk
niet verkrijgbaar te stellen tegen den kostenden
prijs.
U acht het ongevraagd overnemen van lie
deren en melodieën of van hun samenvoeging
of van uw harmonisaties, het afschrijven van
stemmen en het ongevraagd publiek uitvoeren der
koorzettingen dus evengoed diefstal als een andere
uitgever van muziek of verzen?
Diefstal is diefstal, ook tegenover mij. Een
vergissing kan altijd plaats hebben. Zelf kan ik
mij ook hebben vergist. Maar ik zou het stiekum
afschrijven van stemmen al een zeer onedel bedrijf
vinden, daar men mij laat zitten met duizenden
guldens schuld cn zelf hier wordt dc auteur
heftig vroom staat te zingen zonder ook maar
ecnigszins mijn last te verlichten.
Geen mensch begrijpt, dat een liederenboek,
dat geheel uit de bronnen bewerkt is, dat ruim
driehonderd nieuwe liederen brengt en een nog
grootcr aantal tot dusver onbekende melodieën,
op sterk papier en in prachtband voor 1.50 in
den winkel en voor 1.bij sommige organi
saties te koop is.
Dit kan alleen begrepen worden, wanneer
men denkt aan jarcnlangcn onbetaulden arbeid,
aan de macht van het particulier initiatief en
aan de voortreffelijke samenwerking, waartoe ik
gekomen ben met den uitgever Callenbach, die
deze zaak mede als een ideëele beschouwt.
Vergunt u mij een vraag, die u natuurlijk
niet behoeft te beantwoorden, wanneer u haar
onaangenaam vindt.
Geen enkele vraag is mij onaangenaam.
Mijn vraag is deze. Voor 1.50 (bij jongclings-
voreenigingen enz. misschien 1.koopt straks
iedereen dezen bundel. Niemand zou zich kunnen
voorstellen, dat hij ten minste niet als leesboek
in elk Christelijk gezin binnen een paar jaar
voorradig was. Wanneer do liederen en melodieën
straks op de scholen geleerd worden, krijgt een
bundel, waarop het auteursrecht .gehandhaafd
wordt, geleidelijk een ontzaglijke verkoopwaarde
in Nederland. Hoe zal het gaan, wanneer uw kin
deren, die nu natuurlijk uw inzichten deelen, na
uw dood den bundel gaan verkoopen aan een uit
gever? Dan kan deze de 60ort papier, band, prijs
enz. vaststellen. Het wordt heel goed opgemerkt,
dat de prijs van uw bundel nog veel lager is dan
de menschen op liet eerste gezicht denken.
Hoe bedoelt u dat?
Wel, ieder ziet, dat het papier duurzamer
is en dat de band sterker is dan waaraan men
gewoon is. Men kan er zijn leven lang mee toe.
De auteur lachte. Ja, dat is juist mijn con
flict geweest met verschillende uitgevers. „U bent
geen zakenman", zeiden zij. „U geeft het beste
papier en den sterkstcn band. Een psalmboekje
moet na een jaar of drie los liggen cn het papier
moet langzamerhand stuk gaan. Elke vijf jaar
moeten wij aan dezelfde menschen een nieuw
Duilscjie hcldebocrin in Scliecscler dracht.
jyerEoopcn." IE moet Toestemmen: 'dal Is verslan»
itiig en zakelijk.
Maar nu hebt u nog niet geantwoord op onze
(Vraag betreffende den prijs in de toekomst.
Dc prijs van de volksuitgave blijft altijd
dezelfde. Ten minste, wanneer de geldswaarde van
het oogenblik geen verandering ondergaat. Ik heb
dit namelijk vastgelegd voor alle kerken, welke
cok. Het auteursrecht, dat <>P mijn kinderen over
gaat, vervalt, wanneer zij het gaan verkoopen.
Zorgen zij er niet voor, dat dc volksuitgave voor
den bekenden prijs (maximum 1.50) voor ieder
verkrijgbaar i6, dan heeft de Nederlandsche afdcc-
Bing van den Wereldbond der Kerken het recht
een volksuitgave ter perse to leggen tegen den
kostenden prijs zonder ocnigc geldelijke tegen
prestatie tegenover mijn erfgenamen.
Weet u, dat de Roomschc Kerk niet bij den
SVere'dbond is aangesloten?
Ja. Ik ben daarom bereid tegenover de Room-
schon hetzelfde te doen, want het geestelijke lied
is niet van eenige geïnstitueerde kerk, maar van
Christus. En in Hem zijn niet de onderscheidin
gen, die in de gesohieoenis der mensahen onwille
keurig ontstaan. In Hem is „geen Jood en Griek,
geen dienstknecht of vrije. Want allen zijt gij één
in Christus Jezus."
'Aanvaarding van den bundel
Door wie zal uw bundel worden aanvaard?
•*- Door ieder.
Denkt u, dat dc kerken uw bundel zonder
meer op den kansel zullen leggen?
Neen, maar dat heb ik ook nooit gezegd. De
kerken hebben alle haar eigen bundels, voorzien
van de kerkelijke goedkeuring. Deze bundel moet
goedgekeurd worden in de gewetens der menschen.
De levensstroom der heilige nlgemeene Christelijke
Kerk moet door de menschen heengaan. En dan
zal na niet al te langen tijd het boek werkelijk
komen te liggen op verschillende kansels naast
liet eigen gezangenboek.
Zijn er menschen op uw bundel tegen?
»—Ik weet er niet één.
Maar men' zegt, dut sommigen het betreuren,
dat er veranderingen gekomen zijn in teksten, die
zij reeds in een bepaalden vorm kenden.
Daar kan ik wel inkomen. Dat is ook niet
prettig. Maar dat geldt alleen voor een zeer klein
gedeelte van hen, voor wie dc bundel bestemd is.
Het zijn enkele ouderen in dc Nedcrlandsch Her
vormde Kerk, die de redactie in hun .hoofd heb-
l>cn van de oude verzamelaars, die met Johannes
Allart contracteerden. Ik zie niet in, waarom hun
redactie de eeuwen moet verduren. Ik ben uitge
gaan van de oorspronkelijke liederen en daarin
heb ik zelf ook gewijzigd, omdat het niet de be
doeling is een geschiedkundig werk uit te geven,
maar verstaanbare liederen.
Zijn uw veranderingen niet willekeurig?
Neen, want ik heb ten aanzien van veran
deringen in verbinding gestaan met personen van
allerlei rang en stand en ontwikkeling en wel uit
verschillende kerken.
Wat heeft u dat gekost, als ik vragen mag?
Ruim vier duizend gulden.
Komt dat geld terug uit de volksuitgave?
Neen, het volk betaalt alleen het papier en
'den band. Geen auteursrechten, geen voorarbeid,
niets.
Om no,g even terug te komen op die wijzi
gingen; hebt u ook betuigingen van instemming
met verandering van wat men de „Gezangen"
noemt?
Bij menigten. Onlangs gaf de Nieuwe Rot-
terdarnschc Courant (25 April) een wel gedocu
menteerde beschouwing over het Luthcrlied en
©ver nog een „gezang". Velen zijn juist voor den
teruggang naar het oorspronkelijke of voor een
wijziging naar ons tegenwoordig taalgevoel zeer
dankbaar. Wanneer de oude menschen hebben uit
gezongen, kent het komende geslacht alleen de
tegenwoordige redactie. Onze kinderen zullen la
ter op dezelfde wijze gehecht zijn aan wat zij
thans lcoren. En de jongeren van onze dagen zijn
juist zeer afkeerig van enkele uitdrukkingen,
waarvan de ouden geen afstand willen doen.
Maar er zal toch nog wel een zwakke plaats
eijn in de oen of andero vertaling! Wanneer men
iu daarop opmerkzaam maakt, kunt u dat dan nog
wijzigen?
Het voordeel van het „geestelijke lied als
particuliere onderneming" is juist daarin gelegen,
dat men niet altijd met kerkelijke vergaderingen
ite maken heeft, wanneer een kleine wijziging
noodzakelijk is. Veranderingen moeten thans uit
zondering blijven, maar zeer kleine correcties ko
men reeds in dc geharmoniseerde uitgave. Dezo
eijn echter zoo gering, dat ieder die in zijn eigen
boekje kan aanbrengen.
Wij durven den auteur niet langer op te hou
den. Ook achten wij liet onbescheiden te vragen,
wie al dc ndeuwe liederen gemaakt had cn de oudo
Latijnsche, dc Fransche, Duitse he, Engelschc vcr-
ftaakl had. Op tien na zijn alle onderdcelcn, die
geen publiek eigendom zijn, zoowel wat dc melo
dieën als wat de teksten betreft, het persoonlijk
eigendom van den auteur. Hij las sommige lie
deren voor, waarover hij in verrukking was. „Die
heeft iemand voor mij vertaald." Door combina
tie van verschillende gegovens kwam het intus-
schen wel voor ons vast te staan, dat niet alleen
miecr dan dertig melodieën van Ds Hasper zelf
afkomstig zijn,'maar dat wij aan hem ook den
(tekst van zeker meer dan tweehonderd liederen
'SucTce'Surgèr'lmen
te danken hebben. Paulus schreef eens aan Ti-
motheus, dat hij geen gaven moest verzuimen, die
in hem waren. Nu, wij waren het gesprek begon
nen met tc vragen naar dichterlijken aanleg. In
dien ons vermoeden juist is, dan heeft er toch
wel iets in den auteur gesluimerd, dat hem in
staat stelde het geestelijke lied in den vorm te
brengen, die passend is bij den inhoud.
Voor het werk der koorzettingen maakte Ds
Hasper met grootc dankbaarheid melding van het
voortrellfelijke werk van Roomsche zijde.
Aan het einde van het jaar komen geleidelijk
uitbreidingen, eerst van Russische liedoren uit den
tijd der geloofsvcrvol,gingen.
Maar we mogen nog eens terug komen. Dat
hopen wij dan later te doen en daarvan zullen wij
zeker opnieuw iets mededeelen.
Wij kregen nog mee een koorzetting van Lieven
Duvosel voor liet Zondagsblad, „Laat liet kruis
piijn ziel bedekken", die hierbij gepubliceerd wordt
Tenslotte: wij wenschen met dezen bundel do
gansche Nederlandsche Christenheid geluk. Daar
onder vatten wij samen allen, die in welke Kerk
dan ook, in deze liederen de hartslag van het ge
loof der Kerk van alle eeuwen onderkennen.
Moge dit werk medewerken tot het uiteindlijke
doel: Ut omnes unura sint, dat alleen één zijn.
Wij eindigen met de overname van lied 389 uit
tien bundel, een Avondlied, dat Ds Hasper gedicht
heeft op een oude melodie van Christoph Peter,
uit dc zeventiende eeuw;
Dc avond komt; zie, hoe de zon gaat neigen
naar verro kim en avondneev'lcn stijgen;
o mensch, wees van uw kleinheid u bewust;
wend u tot God; bij Hem alleen is rust.
De dieren leggen zich vermoeid ter neder,
de voog'len vluchten tot hun nesten weder,
de schapen keoren naar hun vcil'gen stal;
wie is het, die dc menschen bergen zal?
O, God, D.ic als een Herder weidt Uw schapen,
berg mij bij U; dan zal.ik rustig slapen.
Verberg mij in 't verbolgen' van Uw tent;
Toon in den avond, Heer, dat Gij mij kent.
Mijn hart zal 'k U als avondoffer schenken;
aan 't oind dos daags wilt Gij ook mij gedenken;
ik ben mij, Heer, van Uwe trouw bewust;
in Uwe schuilplaats vind ik veil'ge rust.
en
WAT ZEGGEN ONZE KAMERLEDEN?
Onder dit opschrift vertelt de heer Wt. J. Bas-
tiaan, oud-directeur van den Stenografische»
Dienst der Staten-Gcneraal, in Schoevers Kocriert
hoe dc Handelingen tot 6tand komen cn onder
welke omstandigheden dc stenografen in de Ka-
mor hun dikwijls zeer inspannend en nauwkeurig
iwerk moeten volbrengen.
Wij laten hier liet niet onvermakelijk slot van
(bedoeld artikel volgen:
„Do taak van den stenograaf in het moderne
Parlement, in dezen tijd van geweldige welspre
kendheid, is in vergelijking met vroeger wel zeer
verzwaard. Vooreerst door de spanning, die het
gevolg is van de aandacht, waarmede hij de rede
voeringen moet volgen, welke in verband met den
dikwerf tot op enkele minuten gerantsoeneerde»
spreektijd, veelal met bliksemsnelheid en onder
een kruisvuur van interrupties worden uitge
sproken.
Maar voorts ook door de omstandigheid, dat een
«lor „geachte" afgevaardigden epitheton van
dezelfde waarde als het dw. dr. aan het slot van
een brief op een der uiterste banken
een causerie uitsluitend voor zichzelf houdt.
Dan ziet men vele drentelende leden de
gemeenschap tusschen „spreker" en stenograaf
verbreken. Men ziet den stenograaf als een Lao-
toon zich kronkelen cn wringen om te verstaan
wat niemand kan cn wil verstaan, en soms met
een wanhopend gebaar te kennen geven, dat het
onmogelijk is, die misschien onsterfelijke woorden
op te vangen cn te vereeuwigen
Tal van sprekers keuvelen ook, alsof zij thuis
zaten bij een 'kop koffie. Zij beginnen volzinnen
vergeten die te voltooien, herhalen ze, verwarren
zich in hun woorden, of kiezen een onjuiste uit
drukking voor een gedachte. Zoo hebben wij uit
den mond van redenaars vernomen; dat sprekers
voorganger den spijker op den verkeerden kop
had geslagen; dat dc kunstmest de reddende
engel is, waaróp dc landbouw drijft; dat, men bij
een dergelijke aanbieding met beide handen moest
189