POSTVERKEER IN DEN OUDEN TIJD
DE
STERRENHEMEL
HOE DE VERBINDING MET DE VERRE
00 ST WERD ONDERHOUDEN
Een philatelist is zoo op het eerste gezicht
een wonderlijk mensch, die handen vol geld
uitgeeft en bovendien geen moeite of tijd
spaart om iets machtig te worden, dat vol
gens anderen niets is dan een klein stukje
papier, al of niet getand, dat eenmaal als
frankeerzegel voor brief of briefkaart dienst
deed, toen met een inktstempel werd voor
zien, die misschien het halve beeld ondui
delijk maakte, en daarmee de dienst, waar
ivoor het bestemd was, had voldaan. Dus
gevoeglijk naar den papiermand verwezen
zou kunnen worden. Maar voor den echten
liefhebber kan het dan toch nog, zooals wij
reeds zeiden, een schat beteekenen, die hij
gaarne wil machtig worden.
Laatst ontmoetten wij nog twee van zulke
echte liefhebbers op het achierbalcon van
een train. Ze kwamen klaarblijkelijk met
een laten trein mee, na een avond vol emo
tie op een postzegelveiling te hebben door
gebracht. Eén had daar niets anders van
meegebracht als een uitvoerig en vrij opge
wonden relaas van „partijen" en „mooi
'Een Oosthijc-vaarder, het schip „De PaerreV'
goed", en „hooge. prijzen", en de ondervin
ding, dat het niet. gemakkelijk is, zelfs al
iheeft men een vrij aardige sóm gelds bij
zich, datgene machtig te worden, waarop
men zijn hart gezet heeft, omdat al biedende
de prijzen vaak boven de financieele macht
stijgen. De ander was gelukkiger geweest,
misschien. Althans hij droeg als buit mede
twee vrij omvangrijke postzegel boeken, die
met behulp van een stuk touw tezamen
moesten worden gehouden, en zag nu nog
eens, al rijdende na, wat hem nu eigenlijk
wel in handen was gevallen. Het was o.a.
een Nederland-verzameling, en zoo terloops
zagen wij daarbij poststukken, die we als
leek nooit eerder onder de oogen hadden
gehad. Maar veel zegt dat niet. Want phi-
latelie is, behalve een liefhebberij, zooals uit
de samenstelling van het woord duidelijk
blijkt, tevens een vak, en een heel moei
lijk ook.
Wat is toch de geheimzinnige bekoring,
idie er voor zoovelen van een oude post
zegel uitgaat? Is het de suggestie van de
groote ruimte, die wereld heet, en die met
al haar bonte afwisseling tezamengeplakt
wordt in een album? Of is het de bekoring
van die andere groote ruimte, tijden die
achter ons liggen, die het meeste gewicht
legt in de schaal der waardeering? Wij we
ten het niet. Wel weten wij, dat het voor
velen, ook niet postzegelvrienden, iets fasci-
neerends is, over voor wat voorbij ging te
lezen, en zoo zullen wij dan ook wellicht
aan een massa menschen een pleizier doen,
zoo wij hier eens het oen en ander ontlee-
ncn aan een artikel, geschreven door een
postexpert, den heer J. D. van Brink, in het
tijdschrift P.T.T. Voor beide categorieën van
lezers bevat het vele wetenswaardigheden,
want het is een hoofdstuk uit de postgeschie
denis van onze verre Oost.
De drang, die onze voorouders de onbe
kende zeeën opdreef sproot voort uit hun
ondernemingslust en den zin voor geldelijk
gewin. Het algemeen verschijnsel, dat men
ook weervindt in de geschiedenis van andere
zeevarende volken. Wel deden later ook
ethische eischcn zich gelden, doch aanvan
kelijk was het de lust tot zakendoen, de vol
doening aan de stijgende verlangens eener
groeiende beschaving, die de beweegredenen
vormden tot die verre, onzekere reizen,
waaraan velen te gronde gingen.
Niet, dat voor de tochten van een Olivier
van Noordt en een De Houtman de Indische
producten hier onbekend waren. Reeds in
de verre oudheid werd bijv. de Chineesche
zijde langs de handelswegen over het uitge
strekte vasteland van Azië vervoerd, om
tegen hoogon prijs in de Levant te worden
verkocht. Indische specerijen, door den Ma-
leier per schip naar de havensteden in het
verre oosten overgebracht, bereikten na een
eindeloozcn tocht per karavaan de Klein-
Aziatische en Europeesche markten. Slechts
enkelen bevoorrechten was het mogelijk
deze producten te koopen. In de uitdrukking
peperduur ligt de kostbaarheid der spece
rijen uit die tijden voor ons thans nog opge-
De baanbrekers voor den Indisch en han
del en dc wegwijzere naar het verre oosten
waren de Portugeezcn. In 1-598 ontdekte
Vasco dc Gauia den zeeweg naar Hindostan.
De aloude weg, dien de Indische producten
hadden gevolgd met behulp van kustvaar
tuigen en karavanen, werd verlegd, een ge
beurtenis met enorme gevolgen, met in het
minst \oor de Nederlanders.
Goa werd het middelpunt van den Portu-
geesehen handel in het oosten. Dc eerste
Indische onderkoning Francesco d'Almeide
breidde de Portugeesche invloedssfeer steeds
verder uit. Zijn opvolger Alfonso de Albu
querque vestigde het gezag van zijn vorst
ook tot in den Oost.-Indisehen arahipe-1. In
1511 maakte Albuquerque zich meester van
Malakka, waarna dc handel werd begonnen
met At joh, Bantam en de Molukken.
Spanjaarden verschenen eveneens ten too-
neele, maar het antagonisme tusschen hen
en dc Portugeezcn was de oorzaak van ein-
delooze twisten, welke daarmee eindigden,
dat eerstgenoemden zich in 15-16 terugtrok
ken op de Philippijnen.
Ook de Engclschen onder Drake, die op
hun grooten tocht warén, de eerste Engel-
sche reis om de wereld kwamen in 15S0
op Java eens kijken, maar verdwenen weer
spoedig.
Eerst twintig jaar later landde onze land
genoot Olivier van Noordt op Java, na een
gevaarvollen tocht door de straat Magal-
haens.
Toen de Nederlanders in de zoogenaamde
„Groote Oosten", d.z. de Molukken, ver
schellen, troffen zij de Portugeezen nog op
enkele eilanden aan. Hun macht was ge
taand, daar dc inlandsche^ bevolking hen,
wegens hun knevelarijen, van talrijke plaat
sen had verdreven.
In de jaren 1591—15.97 beproefde men den
weg naar het beloofde land te vinden be
noorden Europa en Azië (Barendsz., Heems
kerk en De Rijp), doch deze pogingen mis
lukten. De Portugeezen hielden den weg
naar het Zuiden strikt geheim; op het ver
strekken van gegevens en zeekaarten was
zelfs de doodstraf gesteld.
Toch zaten de Hollanders niet stil. In op
dracht van eenige Arnsterdamsche kooplie
den vertrok Cornelis de Houtman naar Lis
sabon, om, zooals het heette „aldaer secreetc
informatie te nemen op het stuck van den
Oost-ïndischen en Molucksenhandel mettem
aancleven van diien".
De weg naar het Zuiden, hoe strikt geheim
ook gehouden door de Portugeezen, was den
Hollanders niet geheel onbekend. Verschil
lenden hadden de reis reeds gemaakt in
Portugceschen dienst en van hen dient in
de eerste plaats te worden genoemd Jan
Huygen van Linsohoten. Een man van een
voudige ontwikkeling, doch met scherpe
opmerkingsgave, die het verstond het ge
beurde en geziene duidelijk op papier te
stellen. De lust tot avonturen zat hem in 't
bloed. In een van zijn brieven, in 158-1 uit
Goa aan zijn ouders geschreven, luidt het
„Mijn hart denct anders niet dan nacht ende
dach dan om vreemde landen te besien.
Daer en is geen tijt quader versloten als een
jongman op sijn moeders kuecken te blijven
gelijck een babock."
Cornelis de Houtman
Op twintig-jarigen leeftijd reisde hij als
secretaris van den nieuwbenoemden aarts
bisschop naar Goa, waar hij vier jaren bleef.
In 1592 kwam hij in het, vaderland terug,
waar hij twee merkwaardige boeken uitgaf
waarvan het belangrijkste was „Intonario,
Voyagie ofte Schipvaert van Jan Huygen
van Linsohoten naar Oost- ofte Portugaels
Indien."
Deze werken waren voorzien van zee- en
landkaarten, kostbare gegevens voor de
navigatie.
De beroemde Petrus Plancius, predikant
vcrscclc kennis, vulde deze kaarten met tal
rijke gegevens aan en tusschen 1592 en 1600
versohenen van zijn hand een giootc we
reldkaart en een aantel speciale kaarten,
gedrukt bij Cornelis Claesz.
Doch Plancius deed meer. Een soort van
zeevaartschool werd opgericht, waarop aan
stuurlieden en matrozen de noodige theore
tische kennis werd bijgebracht voor liet be-
alen van den grooten waterweg.
Zoo voorbereid werd de eerste groote po
ging gewaagd tot een reis naar de landen
oorbij Kaap de Goede Hoop. Het „schiprijck
Amsterdam" bezorgde, het kapitaal en in
1591 werd de Compagnie van Verre opge
richt.
Op 2 April 1595 voer de kleine vloot van
vier nietige schepen van de reede van Texel.
Het waren de Mauritius, de Hollandschc
Leeuw, de Amsterdam en het Duifken. Elk
vaartuig had zijn eigen schipper; als „opper
ste piloot" was aangewezen de op zeevaart
kundig gebied ervaren leerling van Plancius,
Pieter Dircksz. Keijser. Onder de agenten
voor de handelsbelangen, zoogenaamde kom
miezen, nam de reeds eerder genoemde
Cornelis de Houtman een eerste plaats in.
De aanwezigheid op hetzelfde schip van
een nautisch gezagvoerder en een konunies
gaf aanleiding tot allerlei wrijvingen, ja
zelfs tot diepgaande mecningsverschillen,
waaronder de geheele onderneming moest
lijden. Bovendien was mén niet kieskeurig
geweest met het aanwerven van het scheep»
volk, wat op de tucht aan boord een nood
lot tigen invloed had.
De geheele bemanning van de kleine vloot
bestond uit 2-iS koppen, waaronder, zooals
dc geschiedschrijver zegt „verscheidene
broodtdronkene kinders van rijke oudere,
die op deze verre reis gestuert waren om
ghetemt te worden of uyt te blijven."
Den lle.n Juni 1596 passeerde men straat
Soenda; den volgenden dag werden de eer
ste inlandsohe prauwen met zeilen ontmoet,
die zeer de belangstelling der Hollanders
opwekten. Op 23 Juni, dus na een reis van
een jaar en bijna drie maanden, kwam
op de reede van Bantam.
Aanvankelijk werd ruilhandel gedreven
Gezantschap van de Compagnie bij een in landsch vorst.
0 I 7
i 7'iu> 'A'r//.c{
ja fa.
r. '><U~
Een poststuk, verzonden in den Compagnies- tijd.
boord der schepen, tot den Hollanders
don 14en Juli een huis in de stad Bantam
werd aangewezen, waar zij. hun waren kon
den uitstallen.
Tusschen beide partijen werd een verdrag
ui vrede en eeuwige vriendschap gesloten
op 11 October 1596. Het was de eerste officl-
eele overeenkomst van onze voorvaderen
met een regeering in die streken, waar zij
weldra als heer en meester zouden optreden.
Hoe groot ook de verdiensten zijn van
Cornelis de Houtman, voor mannen als
Jacob van Heemskerk en Van Neck, leiders
van latere expedities, was het weggelegd,
de eersten te zijn, wier ondernemingen in
digd van de Vereenigde Oost-Indische Com»
pagnie. Haar monogram, de dooreen geslin
gerde lettere V.O.C., zou vanaf dien datum
bekend werden over de geheele wereld en
tot heden voortleven.
De Compagnie omvatte zes kantoren of
kamers: Amsterdam, Middelburg, Hoorn,
Enkhuizen, Delft en Rotterdam.
De bewindhebbers dier kamers werden ge
kozen uit de aandeelhouders, die een zeker
bedrag in het aandeelen-kapitaal bezaten.
Als uitvoerend comité of dagelijksch be-
stuur was te beschouwen het college van
Heeren Zeventien, gekozen uit de Bewind
hebbers.
Steenenwaaronder aan de Kaap poststukken ter verzending werden neergelegd
Indië met goeden uitslag werden bekroond.
Zij zijn dan ook ongetwijfeld te beschouwen
als de stichters van Nederlands handel in
Indië.
De stoot was gegeven tot verdere exploi
tatie, ook al waren de resultaten der eerste
tochten verre van bemoedigend. De onder
nemingslust laaide op, ongeacht het groote
risico aan het verlies van menschen en
materiaal. In 1598 b.v. vertrokken niet min
der dan 22 Nederlamdsche schepen naar
Indië, waarvan er slechts 12 of 13 terug
keerden. Eén enkele rijke retourvloot bracht
nieuw leven en nieuwe hoop.
Tal van ondernemingen werden opgericht,
met het gevolg, dat een toomlooze concurren
tie ontstond. Het staatsbelang eischte even
wel, dat tegenover de Spaansch-Portugec-
sche macht in het verre oosten een krachtige
eenheid zou worden gesteld. Joan van Oiden
barnevelt, de raadspensionaris zag dit in
en in samenwerking met den stadhouder
prins Maurits, wist hij de bewindhebbers
en aandeelhouders der verschil lende maat
schappijen te overtuigen van het voordeel
zich tot één groot handelslichaam te ver-
eenigem.
Amsterdam had in 1600 de unificatie reeds
voorbereid; Middelburg volgde spoedig.
20 Maart 1602 werd het octrooi uitgevaar-
Mars op 6' April in oppositie.
De .sterrenhemel vertoont zich als een
koepelvormig gewelf, waaraan de sterren
evenals de zon en de maan in bet Oosten
opkomen en in liet Westen ondergaan.
De circumpolairste-rren die men op het
Noordkaartje binnen de gebogen lijn vindt,
gaan op onze breedte niet onder.
De Sterrenkaartjes
De kaartjes stelen elk het halve hemel
gewelf voor, boven den Noordelijken en den
Zuidelijken horizon, in den stand van 15
April 's avonds te negen uur. Hetzelfde
aspect vindt men begin April te tien uur en
aan het einde der maand te acht uur.
De Poolster, in de Kleine Beer, het eenige
hemellicht dat altijd op dezelfde plaats staat
geeft het Noorden aan.
De Sterrenbeelden
De iGoote Beer staat in het zenith. In het
N.O. komen de Zwaan en de Lier met de
heldere sterren Deneb en Wega op. Hooger
in het Oosten staat Boötes mot de heldere
Arcturus. Stier en Orion gaan in het Wes
ten onder, terwijl Slang, Slangendrager en
Weegschaal in het Oosten opkomen.
De Maagd staat nu geheel boven den
horizon, juist in het Zuiden staat de Leeuw
en in het Westen trekken de Tweelingen de
aandacht.
De Melkweg staat laag in het N.W.
Een Algol mini mum is -nog - waai;-.
neembaar, S April te 10 uur maar de stand
der ster wordt minder gunstig.
In de tweede helft van April zijn vallende
sterren te verwachten die naar de uitstra
lingspunten in Lier en Maagd, Lyriden en
Virgini den worden gehee t en.
Mars in tegenstand
De banen der planeten zijn ellipsen, waar
van de zon in een der brandpunten staat.
Aldus de „eerste wet van Kepler". Nu ver
schillen de planetenbanon over het algemeen
niet zooveel van den eikel vorm. Maar van
enkele, waaronder Mars, is de ellipsvorm
duidelijk te herkennen. Op bijgaande figuur
ziet men de banen van Mars en de aarde aan
gegeven, waarbij de grootere excentriciteit
van de Marsbaan dadelijk opvalt. Het punt
waar de planeet de grootste zons-afstand
heeft wordt het aphelium, waar zij het
dichtst bij de zon staat, het perihelium
genoemd. Zooals men ziet zijn het perihe
lium van Mars en het aphelium der aarde
betrekkelijk dicht bij elkaar gelegen.
De omloopstijd van de aarde is 365 dagen,
die van Mars 1 jaar en 322 dagen. Wanneer
Mars, van de aarde uit gezien, in tegenge
stelde richting van de-zon staat is de planeet
in „oppositie". Deze oppositiestand herhaalt
zich ongeveer om de 2 jaar en 2 maanden.
Op de teekening vindt men eenige opposities
standen van de laatste jaren aangegeven.
Het wordt daarbij duidelijk dat de opposities
nabij het perihelium van Mare het belang
wekkendst zijn. Zulk een tegenstand was
die van Augustus 1924 waarbij de afstand
Mars-aarde minder dan 60 millioen K.M.
bedroeg, terwijl die afstand bij een oppositie
in de maand Februari meer dan 100 mil
lioen K.M. kan bedragen. Bij de opposi
tie op 6 April is de afstand pl.m. 90 millioen
Bij perihelium-opposities schittert de pla
neet in buitengewonen glans, maar ook op
6 April bereikt Mars de helderheid
1.2 m, dat is helderder dan de sterren
van eerste grootte, behalve Sirius.
De perihelium-opposities herhalen zich om
de 15 jaar, maar een zoo gunstige «ls van
1924 zal zich eerst in 1956 voordoen.
Daar de snelheid van de aarde in haar
baan grooter is dan die van een buiten-
planeet en de aarde bij een oppositie de pla
neet inhaalt en voorbij gaat, is de laatste
bij die gelegenheid dan ook altijd „terug
loopend".
De Zon en de Maan
De zon treedt 21 April in het teeken Stier.
Het eerste kwartier der maan van 10 April
staat in de Tweelingen, de volle maan van
18 April in de Maagd.
De Planeten
De planeten voor het bloote oog zichtbaar
zijn: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en
Saturnus. De planeten stralen zelve geen
licht uit, maar weerkaatsen het zonlicht
Mercurius is onzichtbaar. De planeet
is 27 April in boven conjunctie.
Venus, waarvan helderheid en zonsaf
stand nog toenemen, gaat in het begin der
maand té half tien, aan het einde te elf uur
onder.
Op het sterrenkaart je geeft de stippellijn
met pijlpunt den weg aan, dien de planeet
in April in het sterrenbeeld Stier aflegt
Mars is terugloopend in de Maagd en
komt 6 April in tegenstand met de zon (zie
boven). De planeet staat op het kaartje aan
gegeven in de positie van 15 April. Het stip-
pelijntje geeft den loop aan in de maand
April.
Jupiter Is terugloopend in de Weeg
schaal, wat er op wijst dat de oppositie aan
staande is. De planeet is 15 April te negen
uur nog niet boven den horiz'i, maar komt
aan het einde dor maand reeds te acht
uur op.
Saturnus staat in de Waterman en is
aan den morgenhemel kort voor zonsopgang
zichtbaar. De planeet komt aan het einde
der maand te drie uur op.
Met groote energie begon dc Compagnie
met de bevestiging van haar gezag in Indië.
vermeestering van Ambon in 1605 op de
Portugeezen was de gelukkige inzet. Zij leid-
de tot een reeks van veroveringen, waardoor L
dc Nederlanders in het bezit kwamen van
den geheelen Oost-Indischen Archipel.
Bezien we thans eens de posttoestanden
i de nieuw verworven gewesten. Met voor» -
bijgaan van de groote. waarschijnlijkheid,r
dat de mlandsche bevolking over eenigen
postdienst beschikte, waaromtrent geen be
trouwbare berichten bewaard zijn gebleven,
bestond in de allereerste jaren van de vesti
ging van het Nederlandsolie gezag weinig be
hoefte aan een geregeld briefverkeer.
toen dit geschiedde met enkele personen om
producten te koopen, teneinde de aanko
mende schepen terstond te kunnen laden,
voorzag, naar men kan aannemen, de i
lijkheid tot verzending van enkele spaarza
me brieven met de retourschepen voldoende
in de verkeersedschen.
Uit dien tijd dateeren interessante over
blijfselen van een postverkeer, in latere
ecuwen opgegraven bij den uitbouw van
Kaapstad. Het zijn steenen, waaronder deze
zeevaarders hun brieven, goed verpakt in
zeildoek, deponeerden, in vertrouwen,
schepelingen van andere koopvaarders, die
aan de Kaap de Goede Hoop landden, deze
zouden meenemen.
Eenige dezer steenen berustten in het mu
seum te Kaapstad; afgietsels daarvan zijn
in het bezit van het Nederlandsohe Post
museum.
Ongeveer twintig jaren later (1652) werd
Kaapstad gesticht door Johan van Riebeek,
Een nieuwe orde van zaken begon; toch
zijn deze steenen getuigenissen van doorge
stane ontberingen, Nederlandsche moed en
toewijding.
Toen echter in den geheelen archipel fac
torijen werden aangelegd, die. onderling gb
met het centraal gezag in verbindingn
ten kunnen zijn, zal zich de behoefte
een geregelden en betrouwbaren postdienst
ongetwijfeld hebben doen gevoelen.
Hieraan is dan ook te danken, dat d«
Compagnie al spoedig eenige regelmaat
bracht in het postvervoer, door met elk schip
een brievendoos mee te geven, waarin
brieven gesloten werden voor en van
algemeene employé's, waardoor de naam
van „gemeene doose" verklaard is. Dat deza
handelwijze ingegeven was door vaderlijke
zorg voor de ondergeschikten mogen wij be^
twijfelen.
De Heeren Zeventienen waren als de dood
zoo bang, dat iets van dc Indische zaken
wereldkundig zou worden, waarmee de con
currenten hun voordeel zouden kunnen
doen. Het was dan ook strikt verboden in de
brieven iets te schrijven over Indische toe
standen. Enkele jaren later werd de ven
zending met de „gemeene doose" verplich
tend gesteld en werden strenge straffen be
paald tegen overtreding van dit verbod. Ef
mocht geen brief noch in Holland, noch in
Indië worden afgegeven, voordat de Com
pagnie zich overtuigd had, dat er niets in
stond, dat haar belangen kon schaden.
Later werd bevolen, dat de aankomende
brieven ter hand gesteld moesten worden
aan den deurwaarder bij den Raad
Justitie te Batavia, die deze opende, sorteer
de en in een alfabetisch register inschreef,
dat aldus was in te richten, dat „een yder
met wynich soucken liohtelijck aen sijn
brieven zal conn en comen; mits conditie, dat
elekeen over dach vrij acces zal hebben tot
het register derselver brieven, doch niet by
avont ofte ontyden."
Briefloon behoefde niet betaald te worden,
doch wilde men iets geven, dan bestond
daartoe de gelegenheid door de giften in een
bus te doen, waarvan de opbrengst voor de
helft aan den deurwaarder en de rest aan
de armen kwam. Van eigenlijke bestelling ia
dus geen sprake, wat nog jaren zoo bleef.
Ook het vervoer zelf liet veel te wenschea
over. Als een bewijs van trage overkomst
moge dienen, dat de kennisgeving van hel
optreden van Van Gloon als gouverneur-gena
raai, op 9 October 1731 uit Holland verzon
den, op 27 Mei 1732 te Batavia werd ontvaa-
Dit regeeringsstuk was dus 7'/-» maand
onderweg!.