odSOll Federatie van Diaconieën Ned. in de Hervormde Kerk DINSDAG 2 APRIL 1935 Het 25-jarig bestaan te Utrecht herdacht Morgensamenkomst in gebouw voor K. en W. Herdenkingsdienst in de Domkerk „De boodschap van de Kerk brengt zij ook door haar Diaconie" Chr. ontroering en hulpvaardigheid Gisteren heeft te Utrecht de herdenking plaats gevonden van het 25-jarig bestaan der Organisatie van de Diaconiën der Her vormde Kerk. Des morgens had in het ge bouw voor K. en W. een groote samen komst plaats onder presidium van Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine. De groote zaal was feestelijk met palmen ver sierd en uit alle oorden des lands waren de ambtsdragers opgekomen om het zilveren jubileum te gedenken. Geen plaats was er meer onbezet, toen Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine het samenzijn opende met het laten zingen van Psalm 103 vers 3. Na het uitspreken van een gebed heette de voorzitter de ruim 500 aanwezigen harte lijk welkom en merkte op dat de Federatie behoefte gevoelde om een dag als dezen te gedenken om dan tevens zich te bezinnen op wat er verder gedaan zal moeten wor den. Dadelijk gaf de voorzitter hierop het woord aan Ds. N. van der Snoek, Herv. Pred. te Veenendaal, die een wijdingswoord Uitsprak: Wijdingswoord Ds. Van der Snoek las Ps. 134 voor. De eerste twee verzen zijn gericht tot de knechten des Heeren. Het derde vers wordt die priesters op de lippen gelegd, zoodat zij rich daarmede richten tot het volk. (Ver klaring van Calvijn). Dezen psalm passen wij toe op het pries terlijk werk der barmhartigheid- Er is geen gemeente des levenden Gods idenkbaar zonder diaconie, zooals er geen tempel zonder priesters was. Wij verheffen geen menschen, maar het ambt. Menschen worden verwaardigd het te bekleeden. Het Diaken-ambt is niet minder geestelijk als dat van leeraar en ouderlingen. De ambten zijn onderscheiden» maar het eene staat niet hooger dan het andere, evenmin als dit in Christus het geval is. Wanneer in 1 Tim. 3 de gemeente een pilaar, een vastheid der waarheid genoemd wordt, n.l. door middel van den getrouwen arbeid der ambtsdragers, vindt men de dia kenen er ook bij genoemd. Ook door hen beantwoordt de gemeente aan haar roeping: een Christus-belijdende Kerk te zijn, opdat zij ook door hun werk de daad bij het woord zou voegen. 't Gaat er dus om den Heere te loven in het priesterlijk werk der barmhartigheid. De diaconale arbeid is er alleen tot ver heerlijking van den Koning der Kerk en niet in de eerste plaats om de arme broe ders en zusters der gemeente geluk aan te brengen. Bij een priesterlijk werk behoort een pries terlijk hart. Dit laatste is er bij ons niet tenzij wij ons tot den Heere bekeeren, om gedurig dicht bij den grooten Hoogepriester te leven. De mensch is een hoogmoedig wezen, zoo dat hij ook het priesterlijk werk der barm hartigheid gebruikt om zich naar boven te werken, om wat te beteekenen, om als een lieve, zorgzame broeder te worden aange zien. Bij den gekruisten Christus wordt ook ons godsdienstig hoogmoedig hart gebroken, maar worden wij ook gezegend door de groote liefde Gods. Het éénige Evangelie is onze éénige stuw kracht Wij kunnen niet anders dan onzen Koning verheerlijken. „Looft den Heere, alle gij knechten des Heeren". 't Zij de hoofdtoon, ook in de huidige her denking van het 25-jarig bestaan van onze Federatie. De handen die zich ophieven naar het heiligdom keeren zich zegenend tot het volk. Zoo staat het ook met onzen diaconalen arbeid. Hier zijn ook onze broeders diake nen medewerkers Gods". Een naam om ivoor te beven. Medewerkers van een altijd werkend God, Die alle dingen doet ten goe de medewerken voor zijn gemeente, geeste lijk en stoffelijk. Een naam van groote verantwoordelijk heid! Het priesterlijk werk der barmhartig heid houdt ook zielszorgen in. De zegen uit Sion is het voornaamste. Het is de zegen van Hem, Die hemel en aarde gemaakt heeft, Die de almachtige Eigenaar is. Hem is het goud en 't zilver. Wij vra gen daarvan een deel voor de gemeente (voor haar barmhartigheidswerk. Opdat Christus' gemeente aan haar roeping zou be antwoorden. Als „Medewerkers Gods" zingen wij, staande als diakenen, onze arme broe- Na het wijdingswoord van Ds. v. d. Snoek, kreeg Dr. J. H. Adriani te Utrecht het woord en hield een rede over het onderwerp: Hoewel het spr.'s taak heden niet is, een herdenkingsrede te houden, kan hij zich toch niet onthouden van een terugblik op deze periode van 25 jaren. Nadat een ingrij pende reorganisatie bij de Utrechtsche Dia conie had plaats gehad, bleek spoedig, dat in andere gemeenten dezelfde behoeften be stonden. Men verkreeg onderling contact met de Synode; in het bijzonder werd de erkregen van den toenmali- gen secretaris, Ds. J. Knottenbelt. Op ziju voorstel besloot de Synode, een diaconale con ferentie bijen te roepen op 31 Maart 1910. Deze werd bezocht door de afgevaardigden van 312 diaconieën en deze gelegenheid werd aangegrepen om een blijvende organi satie tot stand te brengen. Op dien dag werd de „Vereeniging van Diakenen" opgericht; aank zij de toewijding en het organisatie talent van wijlen den heer G. J. A. Ruijs, ontwikkelde deze Vereeniging zich zoodanig, dat in 1921 de tijd rijp voor omzetting in de .Federatie van Diaconieën" was. (De ver gadering betrachtte een minuut stilte.) De vraag naar de eigen taak der Diaconie werd ons reeds 25 jaar geleden heeft ons steeds in spanning gehouden. De Federatie heeft hierop nooit een geformu leerd antwoord gegeven of een bepaalde ge dragslijn willen voorschrijven; zij heeft de Diaconieën geprikkeld, ieder voor zich gestelde vraag te beantwoorden. Die prikkel was noodig, want onverschilligheid en sleur heerschten. Voorlichting en gedachtenwiseling werden geschonken en nieuw enthousiasme werd gewekt Echter werd vermeden een program te formuleeren, dat aan de Federatie het karakter van een partij zou geven. Spr. wil het zoeken naar de eigen taak der diaconieeën bespreken in drieërlei houding tot het vraagstuk der armverzor ging in haar geheel, tot het werk der over heid en tot de Kerk. 1. Niet ten onrechte werd, 25 jaar geleden, agn de Kerk verweten, dat zij weinig had bijgedragen tot oplossing van het vraagstuk der armverzorging, en bijna geen deel had genomen in de herleefde belangstolling, die sinds 1890 te constateeren viel. Dit verwijt is thans niet meer te verwachten. De diaco nieën hebben gebruik gemaakt van datgene, wat de wet van 1912 hun bood: de Armen raad; zij hebben groote verbetering ge bracht in de zorg voor ouden van dagen door de uitgave van een maandblad van talrijke geschriften, vooral ook door het houden van tallooze conferentiën en het oprichten van een adviesbureau is een geheel nieuwe strooming in het werk der Diaconie gekomen. Door dit alles hebben de diaco nieën bijgedragen om het peil van het Ned. armwezen in zijn geheel op te heffen. 2. Nagegaan moet worden, hoe de verhou ding van het werk der Overheid tot het werk der diaconieën zich heeft ontwikkeld. Overzien wij de periode 19111931, dan zien wij de gezamenlijke kosten der armenzorg stijgen van 23.5 tot ruim 100 millioen; hier van kwam voor rekening der overheid in in 1911 56 procent, welk percentage in 1931 tot 76 procent was gestegen. Toch is van een inzinking van het werk der kerke lijke en bijz. instellingen geen sprake; de verschuiving is veeleer het gevolg van de veel ruiipere opvatting van de taak, aan de burgerlijke armenzorg toegedacht Princi- piëel is gedurende deze 25 jaar iri de wette lijke verhouding niets veranderd; de ver schuiving in de verhouding van den om vang van het werk van burgerlijke en ker kelijke armenzorg dwingt echter, veel ster ker nadruk te leggen op de eigen taak der diaconieën. Bijna overal is bij de burger lijke armenzorg de benaming „Maatsch. Hulpbetoon" ingevoerd; voor een dergelijke naamsverandering bestond bij de diaconie geenerlei aanleiding. Echter heeft de mas sale ondersteuning bij de burgerlijke armen zorg geleid tot een automatiseeren van de hulp naar tarieven en tabellen, en terwijl lp 1908 Mr. Everts bepaaldelijk de kerkelijke armenzorg aanklaagde, klaagt hij thans over de methoden van de steunverleening van overheidswege. Dit bevat voor de diaco nie een prikkel^ om meer dan ooit het „zout voor de burgerlijke armenzorg. De beste samenwerking met de ovorheid is niet, dat de diaconie haar een poover verlengstuk voor haar steunverleening aanbiedt, maar een hulp, die haar beteekenis vindt in haar geestelijke waarde. 3. Deze dag is een gedenkdag voor de her leving van de belangstelling van de Ned Herv. Kerk in haar diaconieën. Thans leven wij in crisistijd; zulk een tijd geeft de groot ste kansen aan de Kerk, dus ook aan de Diaconie, een der vormen waarin de Kerk zich openbart. Er is grooter belangstelling ln de Kerk dan 25 Jaar geleden; echter ont vangt niet ieder deel van het kerkelijk leven hetzelfde aandeel van die vermeerderde be langstelling. De Diaconie komt wat achter aan; men beschouwt haar teveel als een in stelling, waarbij slechts „de armen" belang hebben. De Diaconie is echter een belang van de geheele gemeente; diaconie en ge meenteleven hangen ten nauwste samen. Hier en daar begint door te dringen, dat de collecte een zelfstandig deel is van dén eere- dienst en als offerande aan Christus hetzelf de middelpunt heeft als de geheele eere- dienst. De eigen taak der Diaconie is nimmer in een afgerond program te omschrijven. Steeds moet .gewerkt worden aan haar op bouw, niet slechts door de diakenen maar door de geheele kerk, waarbij een bijzon dere verantwordelijkheid op de besturen rust. Deze worden thans beter voorgelicht bij het vervullen van hun taak op admini stratief gebied, maar bovenal komt het aan op de beschouwing die zij hebben van het werk der diaconie. Hierin valt nog veel te verbeteren; omtrent de vraag, tot welke doel einden de middelen der" diaconie mogen wor den aangewend treffen wij somtijds bij de besturen en de kerkvoogdijen opvattingen aan, die wij moeten wederstaan. Deze herdenkingsdag valt in crisistijd. Overal wordt muterleele en geestelijke scha de geleden. Bij de bestrijding hiervan kan onze Kerk niet worden gemist; de bood schap, die zij te brengen heeft, brengt zij óók door haar diaconie. In dit besef willen wij, na deze 25 jaren, een nieuwe periode in treden tot opbouw van de eigen taak der diaconie. Nadat eenige minuten gepauzeerd was, gaf de Voorzitter het woord aan Prof. Dr. J. Lindeboom, hoogleeraar te Groningen, die een krachtige rede uitsprak over bet onderwerp: „Wat vooralt ligt." Spr. voert niet het word als deskundige op het gebied der diaconale armenzorg. Zijn woord zij een dankwoord tot besluit van dezen morgen. Maar dit besluit is geen af sluiting; daar ligt nog een gansche diaco nale taak voor ons. Veel is in 25 jaren be reikt oneindig meer ligt vooruit. Wij mo gen er dankbaar voor zijn dat God aan de Christelijke gemeente hier een taak wijst Zijn menschelijke krachten eigenlijk niet te gering voor deze taak, welke in zoo nau- wen samenhang staat met den nood en de zonde dezer wereld? Aan menschelijk ken nen en kunnen is een grens gesteld. Hier moge de Federatie van Diaconieën beseffen dat haar vereeniging iets meer kan beteeke nen, meer moet uitdragen en door grooter kracht kan worden gesterkt dan het enkel menschelijke is. Gods kracht werkend in de gemeente van Christus, kan alles brengen op hooger plan. Dat diaconale armenzorg, kerkelijke armenzorg beteekent, maakt de taak zooveel te grooter, maar beteekent ook een belofte. De belofte des geloofs, hetwelk vertrouwt dat, wat vooruit moge liggen, Gods bijstand en Christus' liefde daar óók zullen zijn, ten dienste van hen die als dia kenen, da. als dienaars willen werkzaam wezen. De Voorzitter dankte de sprekers voor de goede woorden, die ook tot leering wa ren en wilde een en ander nog onderstrepen door te wijzen op de groote beteekenis van de geestelijke kracht, die aan de Diaconie ten grondslag liggen moet. Hierna werd de morgenbijeenkomst ge sloten en vereenigden de talrijke aanwezi gen zich aan een lunch. Om half twee werd in groepsverband naar de Domkerk gewandeld. Een filmoperateur vereeuwigde de stoet bij den Domtoren. Herdenkingsdienst in de Domkerk Om twee uur ving de Herdenkingsdienst in de Domkerk aan Het eeuwenoude gebouw was plechtig ver sierd met palmen en witte bloemen. Voor den kansel was in een kring een aantal zetels geplaatst voor de autoriteiten, die deze dienst kwamen bijwonen. Terwijl alle aanwezigen zich van hun zitplaatsen verhieven (de kenk was geheel bezet), tra den de autoriteiten onder orgelspel 't kerk gebouw binnen. Wij merkten o. m. in deze stoet op: Z.Exc. Minister Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, Z.Exc. Minister mr. J. A. de Wilde, Minister van Binnen!. Zaken, den Com missaris der Koningin in de prov. Utrecht Jihr. Dr. L. H. N. Bosoh Ridder van Ro senthal, den oud-Commissaris in dit gewest Dr. H. Th. s'Jacob, den president-kerkvoogd Baron W. C Röell van Hazerswoude. wet houder A. H. Smulders (namens B. en W van Utrecht), de predikanteu Briët en Martens van Sevenhoven namens het M» msterie van Predikanten te Utrecht, Ds. K den Hollander namens de Synode der Ned Hervormde Kerk, en voorts hadden tal van kerkelijke autoriteiten en algevaardigdeu van liefdadigheidsinstellingen plaats geno men. D s. E. van Meer, Herv. predikant te Utrecht, opende het samenzijn mei votum en liet vervolgens Psalm 118 7 zingen, waarna hij Hom. 12 416 voorlas. Na ge bed sprak Ds. v a n M e e r als afd.-voor- ziUer van den Utreclnschen kerker&ad een welkomstwoord, waarin hij er op wees dat de kerkelijke dienst van barmhartigheid ge sollieden moet in aausluiting aan de sociale toestanden en vraagstukken, een feit dat tot velen is doorgedrongen. Spr. óoopte dat de federatie onder Gods zegen moed en kracht zou bezitten om j tweede kwarteeuw in te gaan. Nadat mej. S. Volkers, sopraan-zangeres te Utrecht, enkele liederen had gezongen begeleid door den organist, den heer H. F. Bas, besteeg Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine den kansel om de herdenkingsrede uit te spreken. Rede Prof. Slotemaker de Bruine Aan de hand van het woord uit Lucas 22: „Ik ben in het midden van u als een die dient" sprak hij o.m. als volgt: Het bestuur van de Federatie heeft ge meend, dat een, zij het sobere heriunerlngs- dienst niet mocht achterwege blijven, nu jaar de arbeid is begonnen, die thans door de Federatie wordt gedaan. Het goede, dat van God en menschen is ont vangen, maakt het wel onmogelijk den dag onopgemerkt te laten voorbijgaan. Wat er te gedenken valt geef ik niet aan met een reeks feiten, doch met een enkelen typee renden greep. Ik hoor het woord van Chris tus: „Ik ben in het midden van u als een die dient". Ik herinner er aan, dat „diaco nie" samenhangt met het Grieksche woord voor dienen, en wijs er op, dat de kerk in haar diaconie gepoogd heeft om naar het voorbeeld van Christus en door Hem drongen de behoeftigen te dienen. Maar 25 jaar geleden zou menigeen deze mededeeling met schouderophalen of erger hebben be jegend. De diaconie had een anderen, veel slechteren naam. „Aan de diaconie ko men" werd niet beschouwd als een voor recht, maar als een schande. Ik noen: maar het bedeelen, het werken met de chn blóne, het massale in plaats van het indi vidueele. Ik wijs er op, dat men menigmaal zich beperkte tot paupers en dat het streven naar ophelling menigmaal werd gemist. De begeerte werd wakker om in dit op zicht verandering aan te brengen en het 1» juist gekozen, dat liet 25-jarig beslaan dit streven in Utrecht wordt gevierd, omdat almede in Utrecht dit streven het eerst vasten vorm heet aangenomen. Onder de genen, die niet meer met ons zijn, noem ik niet alle enden heer Ruys, maar ook een man, die in dit verband zolden genoemn wordt, en die, volgens mijn. eigen ervaring, grooten invloed gehad heeft, Ds. E. Gewin. Het gelukte om een aantal diakenen 6traks een aantal diaconieën te vervullen met de begeerte om te komen tot een i we methode. Men begon te studeeren zich rekenschap te geven van problemen. Men verwonderde zich aan de sleur. Men ontdekte het ideaal om zoowel bij diakenen als bij de gansche gemeente den dienst der barmhartigheid te maken tot een schoon en verheven element, in den dienst van God. Methode en individual isme en opbeuren na men de plaats in van de vroegere methode. De kring dergenen, die men onder zijn aan daoht betrok, werd breeder en ging allerlei „standen" uit het kerkelijk leven omvatten. Kiesheid en broederlijkheid werd nagestreefd met de begeerte, om het geholpen te worden door zijn diaconie, wanneer er hulp noodig zou zijn, te maken tot het meest begeerlijke. WOENSDAG 3 APRIL HUIZEN 1875 M. - NCRV-uitzending. 8.00 Schriftlezing en meditatie. 8.15—9.30 Gram.pJ 10.30 Morgendienst olv. Ds. K. Prins 11.00 Ensemble vrd. Horst en gram.pl. 130 Gram. pl. 2.00 Orgelspel S P. Visser. 3.00 Chr. lec tuur. 3.30—3.45 Gram.pl. 4.00 P.anorecital C. Stienstra. 5.00 Kioderuur. 6 00 Landbouw- praalje. 6.30 Afgestaan. 7jQ0 Ned. Chr. Pers bureau. 7.15 Gram.pl 7.30 Lezing R. Cazemier. 8.00 Vaz Dias. 8.05 Bachf „Johannes-passi. door de Orat. Vereen .Harderwijk" olv. M. v. Ree. Di Moorslag (sopraan). S. Luger (alt) L v. Tulder (tenor). W Ravelli (bas), S Jongsma (bas), Mr. P. J. M. Hoogenbergh (cembalo), Dr. J. G. v. d. Putten (orgel) en het Ned. Kamer-orkest olv Otto Glastra van Loon. 1035 Vaz Dias. 10.30—11.30 Gram.pl. HILVERSUM 301 M. - VARA-uitzending. 10.00 VPRO, 8.00 Gram.pl. 9.00 De Zonnekloppers, olv C. Steyn. 9.30 P. J. Kers: Onze keuken. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Voor arb. in de cont-nubedr.: Orvitropia olv J. v. d. Horst, De Flierefluiters olv. E. Walis, A. de Booy (zang) J. v. Oogen (dedamatie) en W. Drees (le zing). 12.00 Gram.pl. 12.30 E Walls ei orkest. 1.15 De Notenkrakers olv. D. Wins. 2.00 Gram pl 2.15 Kniples. 3.00 Voor de ldo- deren. 5.30 B. Blez (hobo) en W. Ciere (piano). 5.45 Gram.pl. 6.30 Orgelspel C. Steyn 7 00 Sportuitzeading. 7.15 Viool-recital Viola Mitchell. 7.45 Gram.pl 8.00 Herh. SOS-ber 8.03 Vaz Dias en Vara-varia. 8.10 Joodsche uitzending mmv. het Amsterd. Joodsche Koof olv S. H. Englaoder. Vara-orkest olv. H. öe Groot en solisten. 9.40 Vaz Dias. 9.45 Vara- orkest olv. H. de Groot 10.15 2de deel v d revue „Van Lach tot Lach" van Meyer Ha mel. 1130—1200 De Flierefluiters olv. E. Wa ll*. DROITW1CH 1500 M. - 1035-10 50 Merge». wijding. 11.20 Gram.pl. 12.05 Orgelspel Q. MacLean. 12.50 Gh. Mannings orkest. 130 Or gelconcert G Eldridge. 2.35 Gram.pl. 3.10 Piano-recital D. Grnstead. 3.35 Sted. Orkest Bournemouth olv. R. Austin, mmv. Bratza (vlooi). 5.05 Western Studio-orkest olv Tho raas. 5.35 Het Sharpe-Sextet 6.20 Berichten, 6.50 en 7.05 Lezing. 7.25 Bach-Koralen. 7.50 Concert-inleiding. 8.05 BBC-Sytaphonie-orkert olv. A. Boult (Om 9.10 Berichten). 10.20 ,.Ro« land", drama van E. A. Harding. 11.2012.2Q Jack Jackson en zijn Band. 7 20 en 8 20 Gram.pl, 12.35 Orkestconcert olv Touche. 8.20 Kwartet, zang en declamatie 10.50 Dansmuziek. KALUNDBORG 1261 M. - II 20-1 20 Concert uit rest. „Rltz". 2.50—430 Omroeporkest olv, Mahler. 7.20 Oude Ecgelsche muziek. 8.20— I.20 Dansmuziek. KEULEN 456 M. - 5.20 Gram.pl. 6.35 Orkest concert. 1120 BlaasccocerL 1235 Gram.pl, 135 Pianoduetten 3.20 Zang. 4.20 Concert ui: Frankfort olv. Hess. Hierna dansmuziek. 6.2J Gram.pl. 7 35 Omroepkleinorkest olv. Eysoldt, 9.4011.20 Werag-kameronkest olv, Hagcstedt, vocaal sextet en conférencier. ROME 421 M. 8.20 Opera-uitzending. BRUSSEL 322 en 484 M - 322 12.20 Gram pl. 130—2.20 Max Alexys' or kest, 5.20 Het Pro Arte kwartet 6.50 Zang en piano. 735 Gram.pJ. 830 Omroeporkest. 1034 11 20 Dansmuziek. 484 M.» 12.20 Max Alexys" orkest. 130—2.20 Gram.pl. 5.20 Dans» mueiek. 6.20 Gram.pl. 630 Zang. 8.50 MocarU concert mmv solisten, koor en orkest. 1035- II.20 GranLtnuziek. OEU ISCHLA NDSENDER 1571 m. „Stunde der jungeo Nation": Preuszentum. 8.05 Blaasconcert olv. Wappaus. 930 en 10.0S Oskar Joost en zijn orkest Ik zeg niet, dat het doel reeds is bereikt, maar ik zeg wel, dat veel goeds mooht ver- k regpn worden. Het treft mij nu, dat dit een en ander I gezegd moet worden in tijdsomstandigheden, waarin de geschetste omkeering van zeer brandende actualiteit is. De kring dergeuon, die in nood verkeeren, wordt telkens bree der. De nood zelf wordt dieper. De kerk, die zich tegenover dit feit geplaatst ziet, zal alleen dan haar eigen aandeel in den alge rneenen dienst der barmhartigheid kunnen vervullen, wanneer men aan „diaconie" den kende niet meer glimlacht, zoo men het woord verneemt. „Ik ben in het midden van u als een die dient". Maar wanneer men juist omgekeerd Christelijke ontroering en Christelijke hulpvaardigheid belichaamd acht in de diaconie, zoo staat de Federatie aan het eind van een kwart eeuw werken voor een taak, warvan zij zeggen mag, dat zij daartoe iets minder onbekwaam is dan te voren en dat zij zich daardoor aan gedreven voelt om met Gods hulp telkens fijner en telkens dieper aan haar roeping te voldoen. Na de rede van Prof. Slotemaker zong mej. Volkers „Komt zielen dozen dag" en „Gott lebet noch", beide van J. S. Bach. Het samenzijn werd besloten met het ge meenschappelijk zingen van Gezang 96: „Halleluja, eeuwig, dank en eere" Onder het machtig orgelspel van den heer H. F. Bos verliet de groote schare het bedehuis. Receptie DE ALG. SECRETARIS GERIDDERD In het Dienstgebouw der Hervormde Ge meente had hierna een receptie plaats en was er gelegenheid het bestuur te comipli- menteeren. Minister De Wilde, het woord ne mende, deelde mede, dat het H. M. de K i- ningin behaagd heeft, den algemeen se< l'Tib van de Federatie, den heer J. Hem- te Utrecht, te bevorderen tot Rid- ui de Orde van Oranje Nassau. Spr. u erop, dat de geestelijke zijde in het Disc nale werk toch de voornaamste is en uat men bij de Kerk niet tevergeefsch moet aankloppen om hulp en steun. Minister Slotemaker de Bruine overhandigde vervolgens den heer Hemmes de versierselen der orde, en complimen teerde de secretaris. De heer Hemmes dankte voor deze Ko ninklijke ondersoheiding. De PresidentKerk voogd Baron Roêll nam hierna het woord en prees de tastbars resultaten die door de Federatie bereikt waren. Ds K. den Hollander van Amers foort sprak namens de Synode; de heer A. an G e e 1 e n, dir.-generaal werkverschaf fing, complimenteerde in hartelijke woorden het bestuur, evenals de heer S. C. de Haas Dorssen namens de directeuren van Maatschappelijk Hulpbetoon. Verder voerden nog het woord de heer Vccnkamp (Amersiovrt) namens d« Dia coniën in de Geref. Kerken; JhT Rutgers an Rozenburg namens „Zonn•gloren e heer J. Schipper secretaris van liet Chr. Nat. Vakverbond; de heer I. daCoèta namens de Cen». Bond voor Inwendige /en- ding en vele anderen. Namens de Utrechtsohe diaikeneu boon de heer A. J. Jörg een prachtig inktstel aan de hter J. S i'k k enamens het tehuis „Oud-in en" sprekende bood een paar pra -3 tige asohbakken aan. Een lange rij autoriteiten drukte het be stuur hierna de hand. Tal van predikan ten de Kamerleden Schokking en Snoock Henkemans, vertegenwoordigers van chari tatieve instellingen, aeputaties van vereent- pingen enz. enz. Groot «vas het aantal ingekomen telegram men en tond hei bestuur prijkte een schat van bloemen. Tijdens de receptie werden ververschingen rondgediend en in hc». gtbouw bleef men nog eenigen tijd gezellig bijeen. Hiermede was de feestdag, dae eenvoudig doch daarom niet minder vreugdevol gevierd Is, ten einde. De aanwezigheid der talrijke autoriteiten bewees wel, hoezeer de Federatie van Her- vormde Diaconieën in de belangstelling der Kerk en Overheid staat. De gemeerde-secretaris de heer K. Salverda heeft gisteren afscheid van de gemeerde Alphen cl cL Rijn genomen, terwijl de nieuw-benoemde secretaris Mr F. A. Helmstrijd geïnstalleerd werd. Burgemeester P. A. Coliin flinks) neemt den nieuwen secretaris Mr F. A. Helmstrijd (rechts) den eed af. Tusschen hen in de afgetreden secretaris E Salverda. EVANGELISATIE-CONFERENTIE Evenals in 193S—1934 zal ook dit Jaar een Evangelisatie-Conferentie worden gehouden van het Verband van Geref. Evangelisatie- commissies De conferentie wordt gehouden in de Pinksterweek, nl. van 13—14 Juni nam. 8 uur na de Jaarvergadering van het Verband en sluiting Vrijdag 14 Juni nam. 4 uur. Ds. J. R. Goris, van Apeldoorn, zal de conferentie presideeren. Als referenten stel den zich beschikbaar: Ds. J. O v e r d u i n, van Kampen; Ds. P. Prins, van Deventer en Ds. A. Schouten Jr., van Stadskanaal Men kan zich nu reeds voor de Conferentie opgeven bij Ds. P. G. Kunst, Zwolsche- weg 151, Deventer. FEUILLETON EEN VREESELIJK MISVERSTAND Dat nog een gelukkige oplossing vond Naai het Engelsch „Och, er is niets meer, dat mij een schok kan bezorgen, Madge. Er blijft voor mij niets anders over, dan het leven dragelijk te ma ken voor anderen, die lijden". Madge zei hier wijselijk niets op. Voor het eerst in haar keurig, kalm bestaan heersch- te er groote onrust in haar gemoed. Ze had Sir Richard Pentreath gestadig op een af- etand gehouden, sinds zijn fiasco, ofschoon hij haar, zijnerzijds, haast had achtervolgd met zijn attenties. Hij zorgde, dat hij steeds in de nabijheid van de pastorie bleef en, als hij al niet den moed had, zich daar in persoon te vertoonen, dan kwam hij haar „heel toevallig" tegen en vergezelde haar een eindweegs. Ze was zich nu zelve ook zeer goed bewust, dat ze hem lief had, maar had dit gevoelen tot nog toe altijd achter een masker van strengen ernst weten te verber gen. Toen nu het rijtuig voor het tuinhek van de pastorie stilhield, stond Pentreath daar ook weer, om de dames te helpen uitstap pen. Nadat de eerste begroeting voorbij was, zei hij: „Mrs. Trevanion is niet minder, hoewel de dokter ons omtrent middernacht waar schuwde, dat zij misschien den morgep niet meer halen zou; maar ik denk, dat haar vast voornemen, om te blijven leven, tot ze u gesproken heeft, Lady Violet, haar op heeft gehouden". Het deed Violet droevig aan, toen zij het tuinpad betrad. Rijen stokrozen en anjelie ren waren van haar stengels gebroken door het onweder, dat zoo pas had gewoed, en die lagen nu alle op den grond ve~ preid; over al groeide het onkruid er tusschen. In de groote keuken stond een zuster met den dokter te praten en de oude Trevanion zat blind en hulpeloos in zijn gewone hoek je. De dokter begroette Violet hoffelijk en geleidde haar naar boven. „Haar uithoudingsvermogen is mij letten lijk een raadsel, Lady Violet", fluisterde hij en bleef even staan voor de deur van de ziekenkamer. „Ieder oogenblik kan het eind verwacht worden. Ik moet u nu met haar alleen laten, dat heb ik haar moeten belo ven. U is toch niet bang? Als u eenige. ver andering waarnaamt, dient u haar dan het opwekkend middel toe, dat in et wijnglas naast haar bed staat, en roept u mij". Toen wenkte hij de dagzuster, een aardig jong meisje, die Violet eens vriendelijk toe lachte, toen zij, haar voorbij, naar beneden ging, en Violet trad het haar welbekende vertrek binnen. Met kloppend hart keek zjj om zich heen en trad toen aan het bed, waar zij zich over het bleeke gelaat op het kussen heenboog en Mrs. Trevanion op het voorhoofd kuste. „Hier ben ik", zei ze. De zieke klemde de toegestoken hand in haar vermagerde vingers en fluisterde: „Ik ben stervende, maar kén niet sterven eer ik u alles heb verteld. U wilt mij toch al lereerst één vraag beantwoorden, is het niet? „Dat beloof ik u". „Mijn jongenheeft u liefzal u lief hebbentot aan het einde van zijn da genO, zeg niet: „Neen"U weet niet, hoe het hem aandeed, toen hij tot de ontdekking kwam, wie u was. Als ik hem toen nog had gesproken, zou ik hem gezegd hebben, dat hij uws gelijke is en geen pach ter, ofschoon ik hem in mijn verkeerdheid zoo omlaag gehaald heL .Maar hij was weg en ik voelde mij te zwak, om te schrijven; dus moet ik het u nu vertellen. Maar nu allereerst mijn vraag: hebt u hem lief? Ant woord mij naar waarheid". „Ik heb hem lief gehad", zei Violet, terwijl ■zij haar gloeiend gelaat in het kussen ver borg. „Maaru is toch n!o? veranderd? Als u hem toén lief had-, Jau zult u hem nii nog lief hebben". „Hij heeft mij zoo wreedaardig beleedigd tegenover mijn vader, dat ik 'hem eigen lijk moest haten". „U zult het ham vergeven, den armen jon gen, als u hoort, hoe hem onrecht werd aangedaan door mij. Dan ben ik eerder de gene, die u haten zult. Zeg niet: „Neen". Wacht, tot u alles gehoord heeft. Ik moet u de heele geschiedenis vertellen, of u zult het niet begrijpen". „Laat ik u dit even geven", zei Violet, ter- wijl zij Mrs. Trevanion met haar jongen, sterken arm half oprichtte, diende zij haai den opwekkenden drank toe. „Ziezoo, nu zult u zich weer wat sterker voelen". „Kort na mijn huwelijk gingen mijn man en ik naar Australië, om zijn broer te bezoe ken, die nu juist gestorven is. Hugh is nu het geld in bezit gaan nemen, dat zijn oom hem heeft nagelaten. Wij bleven er een paar maanden; toen moest Trevanion terug en hij liet mij daar, omdat ik mijn baby wacht te. Het was een jongen en zijn oom werd zijn peet. Toen het kindje oud genoeg en ik weer veel beter was, gingen wij naar Enge land. Nog waren wij niet lang op zee, of hii kreeg een stuip en bleef er in en en ik dacht, dat uw zoon in Australië geboren was? En is hij dan kort daarop gestorven?" riep Violet, niet be grijpend. ..Wacht maar, dat komt straks. Mijn lieve- line was gestorven en, toen ik zijn lijkje in zee zag neerdalen, was het mij of ze mijn hart mee begroeven. Ik ging naar mijn ka juit en bleef daar maar liggen, terwijl ik mij steeds ellendiger voelde -m niets liever wenschie, dan dat ze mij ook overboord zou den gooien. Toen kwam er een verschrikke lijke storm opzetten. Eerst kreeg liet schip, een lek; toen kwam er nog meer ayerij bij. De groote stoomboot was geheel aan het geweld van de golven overgeleverd en steeds werd de toestand dreigender, tot de kapitein orders gaf, dat de reddingsbooten moesten uitgelaten worden, waarin dan eerst de vrou wen en kinderen een plaats zouden krijgen. Ik verlangde er niets eens naar, om gered te worden, maar ik moest gehoorzamen. Ik werd zelfs in een van de eerste booten ge zet, die te water gelaten werden. En juist toen ze ons neerlieten, kwam er een vrouw aangeloopen met een baby op den arm. Ik kende haar van aanzien, zij en haar knap pe, jonge man, Hugh is het sprekend even beeld van zijn vader, leken meer verloof den dan een getrouwd paar. Zij smeekte mij. den baby van haar over te nemen en te redden. „Op zijn lichaampje, onder zijn kleertjes gebonden, zult u in een portefeuille de bewijzen van zijn identiteit vinden. Wees goed voor hem! O, zorg goed voor hein!... Mijn man en ik blijven hier". Op dat oogen blik voeren wij af, ik met het vreemde kind je in de armen en even later hoorJen wij fen donderend gekraak en gebulder: het stoomschip zonk! „Maarbent u zeker, dal de ouders van den l>aby verdronken zijn? Kunnen ze nog niet op de een of andere manier gered we zen?" Mrs. Trevanion schudde het hoofd: ..Zij in ieder geval niet. Ik weet niet. of een man van denzei' len naam, waarvan ik wel gehoord b-1 Ie vader is van mijn Hugh, of niet. Nadat wij door een andere boot op genomen waren, en naar Engeland werden gebracht, had ik niet den moed. hem op te geven. Ik kón het niet! Trevanion dacht, dat het zijn zoon was en voor mij nam hij geheel de leege plaats in. Hij was toch ook eigenlijk van mij: ik had hem immers ge rei! I Zonder mij zou hij dood op den bodem van de zee liggen; zijn eigen moeder had hem aan mijn zorgen toevertrouwd!" ..Dat is allemaal «aar en tóch was het verkeerd! Maar u zegt immers, dat hij pa pieren bij zich had. Waar zijn die?' „Hier". Op den elleboog leunend, haalde ze, met inspanning van haar geringe krachten, een oude leeren portefeuille onder haar kus sen vandaan. „Die heb ik altijd bewaard in de groote kist, maar vanochtend heelt Zuster ze er voor mij uitgekregen". Violet deed de portefeuille open en haalde er een paar oude brieven en twee certificaten uit.. Toen ze de namen daarop z£g, had ze het wel kunnen uitschreeuwen! Het eerste was de trouwacte van het in Australië -resloten huwelijk tusschen Os wald St. Maur, tweeden zoon van den graaf van Devereux, en Joan Wills, dochler van Thomas Wills, pachter, en Mary llan- nan, liens vrouw, beiden nu overleden. Het tweede document was de doopacte van Oswald Devereux, zoon van Oswald St Maur, tweeden zooi- van den graaf van Devereux en Joan, zijn vrouw, van zich- zelve Wills. Dit was gedateerd dertien maanden na het lriwelijk. (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 8