Gelijk ook wij vergeven.. door K. JONKHEID Vervolg JXXXIL VADER EN ZOON De najaarsschouw is al weer gehouden en Arend Eikenlof heeft een procesvcrt>aal. Do dijkgraaf als onbezoldigd rijksveldwachter heeft dit verbaal getcekend en doorgezonden naar do griffie van hol kantongerecht. Binnenkort zul do kantonrech ter uitspraak doen. Maar Eikenlof neemt een zaakwaarnemer, die een vorweer opstelt, geba seerd op de stelling, dat do situatie ter plaatse van de overtreding valt buiten do bepalingen van hot polderreglement. Do kantonrechter wenscht den verbalisant, in casu den dijkgraaf, te hooren, die daartoe wordt opgeroepen. Maar het eind is de gebruikelijke boete van ocnigo guldens, met bevel de sloot te reinigen en het obstakel weg te ruimen. Het züa niet de tien .guldens, die de boete hem kost, maar het is de nederlaag, die den ouden boer bitter en wraakgierig maakL De dijkgraaf hooft van hem geen steun meer to wachten, nooit! Hij praat met Tijs van Gul ik, die hem ophitst, den dijkgraaf en diens werk criti?°ort en afkamt. „Van Gulik wil wel heemraad worden," denkt Eikenlof. „Jij moet dien dijkgraaf maar eens op zijn nummer zetten.*' zegt hij. „Dat durf ik best, als ik maar de gelegenheid krijgl" schreeuwt Van Gulik. Schreeuwen kan hij goed. Zijn bijnaam Tijs de Schreeuwer draagt hij •liet zonder oorzaak. Eikenlof weet nog niet, of hij zal aftreden als iheemraad. Als hij in functie blijft, kan hij den dijkgraaf dwarsboomen. Maar dat zou In 't oog Ioopen. Nee, laat Tijs de Schreeuwer dat maar doen. Hij neemt ontslag en volgens voorschrift van hot polderreglement moet binnen zes maanden de verkiezing plaats hebben, waaraan alle stemge rechtigde Ingelanden kunnen deelnemen. Voor pol der verkiezingen bestaat nog het oude systeem, waarbij ieder stemgerechtigde verkiesbaar is. Dc kiezers krijgen hun stembiljet thuis en de stem ming is vrij. Propaganda wordt er niet gemaakt Men hoort een paar namen noemen en een van de genoemden wordt het wel. Verrassingen zijn {zeldzaam. Als de verkiezing uitgeschreven is, wordt deze toegevoegd aan de onderwerpen, die op marktda gen door de boeren besproken worden. Maar hot gaat zonder hartstocht Politieke of kerkelijke kwesties zijn niet in 't geding, 't Gaat alleen om ©en maa, die het vertrouwen heeft cn zich geen vijanden heeft gemaakt Eikenlof zorgt dat dc naam van Tijs van Gulik genoemd wordt Men hoort ook andere namen, maar voel actie is er niet. Er zijn boeren, zwijgzaam van aard, die den schreeuwerigen Van Gulik niet willen, maar hun zwijgzaamheid is oorzaak, dat daar weinig; van hespound wordt Als de stemming heeft plaats gehad en de stem men geteld zijn blijkt, dat er slecht gestemd is en de gekozene een zeer kleine moorderhoid haalt Die gekozene is Gerrit van Geerl Dat is een kaakslag voor vader Eikenlof. Hij begrijpt niot, hoe de Ingelanden zoo stom kunnen i, 7.00'n jonge snuiter te kiezen in zijn plaats. Had hij dat geweten! Er is niets aan te doen. Dat Is juist het leclijke. Het was zijn bedoeling Van Gulik heemraad te maken en nu wordt het dio Van Geert Wat is daarvan to verwachten? Die laffe stroopl'kker zal natuurlijk in de eerste p lats zijn best doen een wit voetje te krijgen bij den dijkgraaf, 't Is on. dol te worden. Hij wil weten, waardoor dit zoo geloopen is. Misschien weet Laurens wel wat. Op een vroege <*ermiddag spant hij in en rijdt naar zijn zoon. Maar Laurens weet niets, heclemaal niets, heeft Gerrits naam zelfs niot hooren noemen. Vader en zoon zitten bij elkander. Maar ze ver- Btaan elkaar niet Vader windt zich op, blaft als een kettinghond en begrijpt niet, dat Laurens maar stil en strak op zijn stoel zit en niet half luistert naar vaders geërgerd en geagiteerd pra ten. Hij weet niet van Laurens' moeilijkheden, zijn strijd en onrust. Daar heeft hij zelfs geen vermoeden van. En Laurens kan hel hem niet vertellen, vader zou het niet verstaan. Zoo zitten ze samen, een smalle tafel slechts tusschcn hen cn toch kilometers van elkaar. Kozijn vader hem maar raa<j geven, hem leiden met een ver standig woord, steunen niet bezonken bedacht zaamheid van rijper leeftijd. Maar vader gaat hein prikkelen, al de ondeug den uitmeten van Gei-rit van Geer, naar boven halen alle grieven, die hij woei, om Laurens fel te maken. Hij wil de voldoening hebben, dat Luu gaat uitvaren zooals hij. Maar dat lukt niet. Laurens lu stort alleen en kijkt met oogen, waar in moedeloosheid ligt. Verbaasd en teleurgesteld staal vader op en gaat naar huis. Laurens blijft alleen op hot erf cn kijkt vaders rijtuig na met lustelooze blik. Do verkiezing van Gerrit heeft hem ook geschokt. Maar toon vader kwam, was de crisis ul voorbij. Hij voelt zich overwonnen. Hij moet do toestand aanvaarden, zich onderwerpen aan Gods leiding, hoe moeilijk het is, hoe bovenmcnschclijk moeilijk. Zijn hoog moedig harl moet naar beneden, zijn vijandschap moet gebroken worden. Maar de jonge sterke boer, die alles durft aanjiakkcn, staat hier voor een taak, die hij niet aan kan. Hij wil hulp zoe ken bij de menschcn, maar weet niet bij wien. Zoo staat hij stil, d© handen Ln do zakken, de blik peinzend over de verre landerijen. Dan ziet hij Gerrit van Geer, dio hot land oploopt, dat hij vroeger zelf in huur had. Laurens keert zich om cn gaat naar binnen, 't Wordt donker. Donker is het ook in zijn hart. Zoo zit hij alleen, want Necltjo is naar haar ge boortedorp. Nu legt de jonge boor zijn armen op do tafel rand en buigt zich voorover. Zijn voorhoofd rust op zijn gevouwen handen. Zoo bidt Laurens. Met weinig woorden en met korte zinnen, telkens weer hetzelfde, maar ui* do diepte van schuld besef, uit de bangheid van een verslagen geest Zijn besluit is genomen. Hij zal vrede maken, alles wegruimen en daartoe bemiddeling vragen van zijn ouden vrocgeren buurman, den voorganger van Van Geer. Een tusschcnpersoon, betrouwbaar en ernstig en beide partijen bekend. Beter kan het niet Als Neeltje thuiskomt, vindt zo. haar man op gewekt en monter en schrijft dit toe aan vaders bezoek. XXXIII. ONVERZOENLIJK Op marktdag zit Van Goor in 't café aan een klein tafeltje, rookt zijn sigaar cn kijkt naar het glas bitter, dat voor hem staat Er komt iemand binnen, die hem groet en plaats neemt aan dezelf de tafel. Het is de oude boor, zijn voorganger. Gerrit groet hem vriendelijk, zegt blij te zijn, hem tveer te zien en vraagt, wat hij wil gebruiken. „Ik wacht nog even," zegt de oude man, „eerst wil ik je spreken. Uit naam van je buurman." „Welke buurman?" „Eikenlof. Hij heeft me gevraagd, eens met je te praten." Gedrilde Jongens door G. MULDER „VERLOF" Niot alle militairen van hot Garnizoon woonden zoo dicht bij de garnizoensplaats dat ze elke Zon dag naar huis konden gaan. En niet allen kregen zooveel geld van thuis, dat zo toch, al woonden ze veraf, olkcn Zondag thuis konden zijn. Er zijn er, die tien gulden moeten betalen voor zoo'n retourtje en dus: niet gaan. Maar met de Kerstdagen, en Paschon en Pink steren, dan is het moeilijk om in de kazerne te blijven. Dan is de trok naar huis zóó groot, dat ze allen zouden gaan. al kost 't een tientje of een goede honderd kilometer trappen. Waardeer het ouders! Waardeer het ouderen! Er is nog iets anders. Niet alleen zijn de jongens graag thuis. Ook de ouders verlangen er naar. Oei», er zijn niet veel ouders, die bepaald gerust zijn over hun jongens in diensL Je weet nooitde verleidnig ia groot! En met recht zijn ze wel eens ongerust. Bovendien, ze zijn zelf ook jong en misschien ook wel in dienst geweest. Men hoopt wel het beste on, ja zeker, die Tehuizen die zijn cr ook nog, maar tocher is zooveel dat hen kan aftrekken, zoo veel dat hen naar beneden haalt. Thuis hadden ze er al dikwijls moeite mee, iaat staan dan in dienst. En thuis zag je ze eiken avond tenminste nog. Of althans éénmaal per weck. I11 elk geval kreeg je ze altijd weer onder de oogen. En dat onder de oogen krijgen en onder de oogen moeten komen, heeft dikwijls zoo'n invloed ten goede. lA&l ze met verlof gaan. Hoe vaker, dos te bo ter. Niemand kan de plaats van vader cn moeder geheel vervangen. Geen officieren, geen onderof ficieren. De Tehulshoudors óók niet, nl trachten ze het te benaderen. Hij wilde graag met verlof. Maar 't zou 'n tientje moeten kosten. Zijn ouders wildon hem graag weer eens zien. 't Was nu al zooveel weken. Ze hadden gespaard om hot toch maar te kunnen sturen, dat tientje. Och, wat waren zo blij, het te kunnen doen. En wat was hij blij dat hij nu zou kunnen gaan. Maar ach. er was nog iets anders, dan de geldkwestie alleen. Het zou ook mooten kunnen! Want zie, er bestaat ook nog zoo iots als „wacht". Enals er eens brand kwam. Er moest *n „brandpiket" blijven. Maar ze zouden hém toch wel laten gaan, dacht hij. En de ouders dachten dat met dat opgespaarde tientje alle bezwaren waren over wonnen. Ze waren blij hom te kunnen toonon, hoeveel ze van hem hielden. Hij verheugde zich, doch mot vroeze. En met recht. Gerrit kijkt nieuwsgierig, bevreemd en met een uitdrukking van op 't oogenblik liever ergens anders te zitten, dan hier. Hij vroost een strik, wapent zich en is op zijn hoedo. „Ga je gang," zegt hij met een kort hoofdknikje. .Jullie woont nu al jaren naast elkaar en leeft In onvrede. Die verhouding is niot good, vooral niet tusschen huren. Dat moest anders wezen. Je zult het met me eens zijn, dat het niet good is. Op den duur gaat het ook hinderen. Ik weet niet, hoe jij er onder staat, maar Eikenlof heeft er al lang hinder van. Kort geleden heeft hij me dat verteld cn toen zijn we afgesproken, dat ik met je praten zal. Ik dacht zoo, het is mogelijk, dat Van Geer er net over denkt als Eikenlof. Dat zou heel mooi zijn, want dan is de kwestie gauw van de baan. Als beide partijen dezelfde kant uit wil len, zijn ze 't gauw eens." Van Geer heeft scherp geluisterd. Het overvalt hem. Als de boer zwijgt, wachtend op zijn ant woord, blijft hij even stil. De oude man kijkt ter zijde. Hij wil Van Geer tijd laten tot rustig over wegen. Maar Gerrits gedachten gaan de verkeerde kant uit. Eerst was hij nieuwsgierig, maar nu begrijpt hij de bedooling. Daar zit wat achter! Zoo zoo, is het 'm dat Hij kijkt zijn overbuur even strak in 't gezicht. 'Achterdocht en een tikje uitddgendo spot zijn leesbaar in zijn oogen cn rondom zijn gesloten mond. „Heeft Eilccnlof me orgens voor noodig?" „Waarvoor zou hij je noodig hebben?" „Dat weet ik niet Ik dacht het maar. Zijn vader is geen heemraad meer. Dat weet je misschien?" Een breede lach ontsiert zijn grof gezicht „Hij heeft je nergens voor noodig. Hij wil alleen vlak maken, wat niet effen ligt Hij wil daartoe over al zijn grieven heenstappen." „En ik dan?" „Jij zult dan hetzelfde moeten doen." (Slot volgt) Hij was wel do laatste die ,.cr in" zat. Maar dat deed niets af van het feit, dat hij „er in" zat Op wacht moest hij. Teleurgesteld kwam hij in het Tehuis. En vertelde het Daar zot ook het elfjarig doch tertje van den huisvader bij. Stond hém 't huilen nader dan het lachenhóór zeker. En zo ging weg. Hij zei: Praat er maar niot meer over. 'k Wil er niet eens meer over denkon. En hij gaf het tientje aan den huisvader om het te bewaren. En nu kies ik even 'n anderen titel: „Haar daad" Dat „hij" nu niet niet verlof mochthij! Hij was haar vriend. Haar vader en moeder hadden wel eens gezegd: je moet van allemaal evenveel houden. Maar dat kon zo niet Van „hom" hield zo 't meest En nu mocht „hij" niet met verlof. En zc had wol eens iets gelezen van moedige da den door meisjes. Als zij nu 's een daad deed. Zo wist waar de kapitein woonde. En al klopte het daar van binnen heel ergzc ging. Belde aan. Mag ik mijnheer even spreken? vroeg ze. Mijnheer even sproken, jij? vroeg het meisje en ze lachte. Doch mijnheer kwam en vroeg wat ze wilde. Toen deed ze haar handen op dc rug en sprak moedig: Mijnheer de kapitein, die soldaat wil zóó gródg naar z'n moeder! Welke soldaat, meisjo? „Jan", mijnheer! Jan, hij woont in Zeedorp. Luister eens meisje, wie heeft jou gestuurd? Wie heeft gezegd, dat je naar mij moest gaan om lieve woordjes te spreken? Toen liet ze haar handen los en gesticuleerde breed: Niemand mijnheerik kom zoo moarl Dan ben jij een lieve meid hoor! Maar ze mo gen niet allemaal weg. Dat kan niet Dag meisje! Dag mijnheer de kapitcinl Daar stond zo weer op straat, cn had 'n gevoel of ze iemand het leven gered had. Maar dadelijk kwam er ook 'n andere gedachte: Zou vader 't wel goed vinden? Stil ging ze naar bod. En nu is u nieuwsgierig naar: „Wat de kapitein deed*1 Ach menschcn, ik heb al zooveel mooie verhaal tjes gelezen. Het kwam altijd in orde. En die ka pitein, met dat ruwe krijgsmanshart, bezweek na tuurlijk voor die lieve vraag van dat lieve meisje. Wie zou haar 'n verzoek weigeren? Niemand toch? Hij had de heele nacht geen rust, geen slaap verkwikte z'n oogen. Zeer vroeg stond hij op, reed snel naar zijn bureau cn schreef 'n verlofpas, Ja; gaf zelfs, uit ijn eigen beurs, reisgeld. Neen, dat deed hij niet. Wat hij wel deed? Hij ging consciëntieus na, wie or op wacht moes ten. En zei tegen Jan: Jc bent eerlijk aan dc beurt, Joh! Goed zoo, kapitein! Goed zoo, m'n dochter! Goed zoo, ouders! Moed houden, Jan! 86 KORT VERHAAL De Droogstoppel door RE GIN A VAN DER HAUW - VELTMAN Als iemand oen rustig leven had, was het zeker meneer Keggolaar. Hij was sigarenfabrikant, had een weliswaar klein, doch behoorlijk winstgevend bedrijf, d>»t ondanks do crisis, de laatste jaren een onmisken bare neiging tot bloei vertoonde. Dit laatste con- atntcordo hij met oen weinigje vergeeflijke trots. Mijnheer Keggclaar was vrijgezel en had al -ie kenmerken, die het vrijgezellengilde in de loop dor jaren zijn aangewezen. Zijn tenger cn klein figuur, met het smal. iet wat uitgedroogd gezicht, maakte een betrouwbare en keurige indruk. Zijn leven verliep met de regelmaat van oen klok. die geregeld wordt opgewonden. Precies om acht uur verscheen hij op zijn kantoor, werkte rustig de morgenpost door, gaf orders aan zijn boido reizigers en controleerde de sigarenmakers, die op de tweede verdieping werkten. Tcgenovei" zijn personeel was hij vriendelijk-kortaf. Zij van hun kant eerden hem als hun patroon, zonder diepere genegenheid. Zijn woiivge vrije uren sleet hij op z'n kamer. Daar las hij z'11 krant, waarin do politieke cn financieele overzichten z'n volle aandacht hadden. Hot woord „vacantio" kwam niet voor in het woordenboek van meneer Keggelaar. Hij raakte uit z'n ovenwicht, als er iets aan z'n horizon ver scheen, dat „verandering" voorspelde. „Rust voor alles" was zijn devies. Hot had maar weinig gescheeld of hij was in v.'n jeugd toch nog getrouwd geraakt Hij was oen tijdlang verliefd geweest op Marie van Oosten, ©on dochter van vrienden van z'n ouders. Echt gevraagd had hij haar nooit. Hij was er niet aan toe gekomen. Toen hij dacht, dat hij daarvoor nog ruim de tijd had, bleek zij op eens verloofd te zijn met een anderen jongen man, dien hij niet kende. Een jaar daarop was zo ge trouwd cn in een andore stad gaan wonen. Een weinig beduusd eerst, had hij het feit toch zonder al te veel leed aanvaard en meteen zijn trouwplannen opgegoven. Zoo was zijn leven vergleden, zonder groote vreugden weliswaar, doch hij bad ze niet gemist; zonder beproevingen ook, doch het was hem ont gaan, dat zc hem bespaard waren gebleven. Hij begon oud te worden. Een kale kruin sche merde rècds door z'n peper cn zout kleurig haar, er kwamen rimpels langs mond en oogen. Het liep tegen het voorjaar, dat de bijkans eontonige rust van allo dag, opeens werd ver stoord. Zijn bekwaamste reiziger werd plotseling ■ziek on overleed binnen een paar dagen. Meneer Keggelaar was uit z'n evenwicht, hij sliep cn at siochL De verkoop van het voornaamste rayon log stil, een enkele schriftelijke order kwam binnen. Een nieuwe monstercollectie lag renteloos. Do concurrentie lag op de loer. Na ruim een week van nadenken had hij z'n besluit genomen. Hij wilde deze gelegenheid aangrijpen om zelf zijn cliëntèic weer eens te bezoeken. Het kon geen kwaad bij de algcmecnc inzinking, die de crisis mot zich bracht, het contact met dc klanten eens te vernieuwen. Diczolfde dag nog vroeg hij een betrouwbnar iemand, om zijn boekhouding en correspondentie waar to nomen. Op zijn bescheiden advertontlo kwamen tweo-cn- twintig brieven, waarvan er vijftien mannelijke en •zoven vrouwelijke candidaten waren. Tot een per soonlijk onderhoud noodigde hij drie heeren en één dame. Hot onderhoud met den eersten reflectant liep op een fiasco uit De persoon maakte een alles zins onbetrouwbare indruk op den heer Keggelaar. Do tweede was bekwaam, sympathiek en betrouw baar, vroeg oen beduidend salaris, doch kon niot onmiddellijk in dienst treden. De derde was te jong. Juffrouw de Winter had meer succes. Zij leek boel correct, haar ijver werd geroemd, haar eischun waren matig cn daar ze pas werkloos was, stcldo zo zich onmiddellijk disponibel. Zondor lang nadenken het geconfereer stem de hem nerveus besloot meneer Keggelaar haar als boekhoudster aan te stellen. Dat het een vrouw was speet hem, doch hij troostte zich met de gedachte, dat hij haar maar weinig zien zou. Zij had een vriendelijk gezicht, beantwoordde beleefd cn beslist zijn vragen en look in 't geheel niet bazig. Aan bazige vrouwen had menoer Keggolaar een hartgrondige hekel. Hij kon er niet tegen op. 'a Maandags daarop begon juffrouw de Winter haar werk met de rustigo zekerheid van één, die baar werk verstaat Meneer Koggelaar ging op reis, met een ver wachting en durf, die hem zelf verwonderde, 's Avonds, wanneer zijn hoofd dof en moe waa en zijn stijve bccnen pijn deden, daalde zijn enthou- siasino we! wat Toch was hij niet onvoldaan. En aan 't oind van de weck, dacht hij met diepe voldoening aan do verkregen orders of een mot moeite veroverden klant Op kantoor vond hij 's avonds alles in de vol maaktste orde. Het heele interieur verried oen netto vrouwenhand. Het werk van'juffrouw do Winter was onber spolijk. Meneer Keggelaar moest erkennen, dit meisje voorkwam zijn wenschen. Hun korte gesprekken waren van een stipte zake lijkheid. Zc was vriendelijk, doch alle coquetterio was haar vreemd. Meneer Keggelaar was verwon derd, dat hij zoo spoedig aan haar was gewend geraakt, ze had iets bekends, hoe en waardoor wist hij niet Het werd Paschen. Juffrouw de Winter ging haar familie bezoeken. Ze vroeg en kreeg een dag extra vrij. Meneer Keggelaar verveelde zich. Dinsdags kwam hij tot dc ontstellende ontdek king, dat hij zijn boekhoudster miste. Hij ver langde naar haar aanwezigheid. De heele dag plaagde hom een wrevel cn onrust, die hem zijn eetlust ontnam. Hij verlangde naar de Woensdag en zag er tegelijk tegen op. Het weerzien de volgende ochtend was heel go- woon. Doch na de gewone besprekingen zei juf frouw dc Winter onverwacht: „Ik moet u de groete doen van mijn moeder, meneer." Verschrikt vroeg hij: „Kent die mij dan?" „U kwam vroeger wel eens bij haar ouders thuis, vertelde ze mij dezer dagen. Marie van Oosten heette moeder vroeger." „iO, o ja! Ik herinner het me vaag." Luidruchtig en met veel omhaal snoot hij z'n neus en ergerde zich omdat hij kleurde. Even verwonderd zag het meisje naar hem. Wonderlijke man was hij. Het leek hem wel niet aangenaam to zijn. Hij vroeg niet eens naar moeder. Een uur daarna was meneer Keggelaar op reis. Half venvezen zat hij achter het stuur van z'n nieuwe Ford-auto. Zij was dus de dochter van Marie. Nu hij 't wist was 't haar ook aan te zien. En wat een onmogelijkheid soheen hij h eld van dit meisjo. Het was een niet weg te redc- neeren feit. Hoe moer hij zich inspande, niet meer aan haar to denken, des tc meer dacht hij aan haar. Hij verkocht slecht die dag, geheel terneer go- slagen en onvoldaan kwam hij thuis. Enkele weken vorlicpen, zonder dat er iets bui tengewoons voorviel. Doch met de ononderbroken gemoedsrust van menoer Keggelaar was *t ge daan. Ilij raakte verlegen met zichzelf. Nooit van z'n loven had hij verlangd naar een vrouw, naar een huisgezin. De consequenties van een huwelijk hadden hem altijd afgeschrikt De gebondenheid, de verantwoordelijkheid, de intimi teit, die een huwelijk met zich brachten, waren oven zoovele schrikbeelden voor hem. En nog. Voor gocn geld van de wereld zou hij dit meisje zijn liefde voor haar verraden. Het was wel ongelukkig, bedacht hij soms, als je iets graag w .de en je durfde niet. Men had hem wel eens een droogstoppel genoemd. Het had hem nooit iets kunnen schelen. Maar nu ver- wcnschto hij soms zijn eigen lamlendigheid. Hij betrapte zich zelf er dikwijls op, dat hij 's avonds z'n maximum snelheid overschreed, om nog vóór zij weg was thuis te komen. Hoewel hij, wanneer hij in haar nabijheid was, met stomheid geslagen was. Zij was de kalmto zelve, keek nauwelijks naar hom om cn verdween met het stereotype „goeden avond „meneer," alsof hij nauwelijks voor haar bestond. Er kwam een dag, dat hij begreep, dat dit niet voortduren kon. Deze onrust vrat hem op. Zijn gezicht zag vaal van moeheid. Zijn hospita infor meerde voorzichtig of hij soms een ziekte ondor z'n lcdon had. Het personeel vroeg zich af, wat toch do patroon kon mankceren. Na nog één slapelooze nacht vond hij do moed haar te zoggen: „Het spijt mij wel juffrouw dc Winter, dat ik u weer moet ontslaan aan het eind der niu'and. Maar ik ben besloten zelf de boek houding weor te doen." Hij zag haar verschrikt opkijken. Het hart sloeg hem in de keel cn zijn handen trilden. „Ik meende juist, dat het reizen u zoo goed voldood," waagde ze te zoggen. „Bent u niet tevreden over inij?" „O ja! Uitstekend zelfs. Neen, daar hapert niets aan. Maar ziet u, het reizen vermoeit me te veel, m'n gestel lijdt er onder. Het is me te druk, te omslachtigDe verkoop vraagt veel van oen mensch, het is mooi en soms dankbaar work hoor, daar niet van. Maar het vraagt veel van oen mensch, overredingskracht en zoo..." Overhaast had hij gepraat Hij hijgde en was druk met z'n zakdoek bezig. Zij zat wat gebogen; hot was of zo een klap gekregen had. „Het zal niet meevallen, dadelijk iets anders to krijgon. U heeft opeens zoo'n haast," verweet zo zacht „Maar ja, als u niet meer reizen wilt" „Nu wat dat betreft" Hij 6noof en kuchte eens. „Mischien dat ik iets voor u doen kan in dit op zicht. Ik was gister toevallig bij een firma, die binnenkort oen boekhoudster noodig had, de togen woordigo had trouwplannen meen ik. Ik zal mor gen direct voor u informeeren. Ik zelf zal u nog een maand extra salaris uitbetalen," zei hij schuw. Nog vóór zij iets torug had kunnen zeggen, trok hij de deur achter zich dicht en stond in de gang met oen verwezen gezicht naar do balen on kisten to kijken. Wat was ze terneergeslagen, dacht hij. Als liij het nu toch oens aangedurfd had! Met angst ducht hij uan die mogelijkheid. Wat voelde hij zich ellendig en opgejaagd. Ilij verlangde naar Ik moet u de groeten doen van mijn moeder, mijnheer. rust cn evenwicht Zijn leven was omgekeerd. Bezwaard zuohtte hij. Even daarna reed hij buiten de stad. De wereld lag wijd en stil onder oen zachte voorjaarszon. Aan de kim sluiorde een grijze nevel, witte wolk gevaarten lagen als reuzenbergen tegen oen hard- blauwen hemel. De weiden werden groen. Meneer Keggclaar zag het niet Naarmate do dag vorderde kwam er iets als verruiming over hem. Hij had dc knoop dan toch doorgehakt. Hot andere kon wel weer uitslijten, dacht hij. 's Avonds laat kwam hij thuis. Het kantoor was roods gesloten. Naar de betrokken firma schreef hij nog een hartelijke aanbevelingsbrief. De dag daarop sol liciteerde juffrouw de Winter. Do laatste dag van de maand reikte hij haar schuw een gesloten enveloppe en wcnschto mot bevende stem haar „het beste". Toen de deur achter baar dicht viel, was 't o< een leegte om hem zonk. Er zat een prop iu z'n keel, hij voelde zich ongelukkig Do eerste dag had hij spijt van z'n overhaast© daad. Hij miste haar lieve aanwezigheid. Dc tweede dag raakte hij wat gewend, iets als rust keerdo weer. Na een woek sliep hij weer rustig en at z'n gewone portio van vroeger. „Rust voor alles" prevelde hij de tiende dag na haar vertrek, toen hij 's avonds een vcrscüe havanna opstak en met behagen de geur naar binnen snoof. Vredig en kalm voerden de wateren van zijn leven hem voortaan weer mee in de levensstroom. Eenzaam wel, maar ook zonder inspanning en ojiofferlng. Een enkel stil oogenblik dacht hij soms nog aan hot meisje, als aan iets liefs, dat eens in zijn leven geweest was, maar dat er toch niet voor goed iu thuis hoorde. Bach en zijn Orgel door JS. VAN KULJK 21 Maart 1685 werd Johann Sebastian Bach ge boren. Ongetwijfeld wordt van meer dan één zijdo dezer dagen hierover geschreven of gesproken. Enkele dagen, dan is het 250 jaren geleden. En ik stol mij voor, dat men den vereerden moester vanuit icdcrcn gezichtshoek in hot licht zetten zal. Misschien is in dit blad wel plaats om oen en ander to vertellen over wat toch bij den orgolcomponist bij uitnemendheid onze bizondero interesse hoeft Bach als organist Bach met zijn sollicitaties, moeilijkheden, proefspel, ontslagen en wat dies meer zij, over Bach en zijn orgel dus. Dat het orgel al heel spoedig do liefde van zijn hart had, wekt geen verwondering. Zéker oerst uit muzikaal oogpunt, maar ook omdat Bach een uitnemend inzicht had in de samenstelling vau een ingewikkeld instrument als het orgel Nog vóór we lezen, dat Bach een plaats had als orga nist, zien we hem al hier en daar als orgel-expert optreden. En dan was de orgelbouwer wel zéér benieuwd hoe 't onderzoek zou afloopen! Bach deed het serieus. Was iets niet naar zijn zin, hij verborg zyn mccning niet; echter ook prees hij den orgelmaker als 't instrument zijn goedkeuring kon hebben. En hoe jong Sebastian was, zijn lof was voor den l>ouwer de hoogste voldoening. Bach is 15 jaren oud. Hij is te Lüneburg. Zingt daar in het knapenkoor. Een merkwaurdighoid vinden we hier van hom verhaald, dit nl. dat hij hier een tijdlang twee stemmen zong. Of liever: liij zong zijn stojn dubbel, het benedonoctaaf er bij. Toon dit over ging, was hij ook zijn jongens sopraan kwijt. Vun Lüneburg nu onderneemt do jongo Bach ciikelo malen oen tocht naar Hamburg. Dertig kilometer to voet. Hier in Hamburg speelt de oude Johan Adam Reinkcn, een Nedorlandcr. Hier hoort do knaap wat orgelspelen is. Het grijpt hem diep in do zioi In 170.1, >p 18-jarigen leeftijd dus, komt hij te Weimar. Ilior vervangt hij den ouden organist Johann Efflor meermalen op het orgel. Zóó mees- torlljk is zijn spel reeds, dat men hem al spoedig 83

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 13