ZONDAGSBLAD
-f-er-kranfje
n-jn miniatuur-fontein
■em een klein model fleschje en vul dit voor
f net water. Door de kurk heen boor je een
ie en steek daardoor heen, tot bijna op den
bi' n. een "dun rietje. Nu leg je op een diep
bi- u een vel vochtig zuigvloei en zet daarop in
li t midden de flesch met rietje nadat je de kurk
7 t was goed luchtdicht hebt gemaakt. Een wijd
7 del flesch (inmaakflesch) verwarm je eerst ler
(i. :e (het best met heet water) en zet hem daarna
i i de opening naat ondc. over een brandende
I ars. Zoodra de kaars uitgaat, zet je vliegensvlug
t, inmaakflesch ever de kleinere flesch op'tzuig-
ei en perst dit goed omlaag. Na oenige oogen-
Oplossing
van de rebus in het vorige nummer
De uitwendige omstandigheden kunnen bijdra
gen tot ons geluk, indien men maar eeret geleerd
heeft het te zoeken in een goede stemming des
harten.
van de raadsels in het vorige nummer
l. Een ei. 2. Keizer, of Hoe. 3. Geldgebrek. L
liovcn staat thee voor u.
Nieuwe raadsels
1. Kun je onder 5 jongens 5 appels zóó ver-
deelc-n, dat er toch nog óón op de fruitschaal
blijft liggen?
2 De kop van een kip.
Het lijf van een haas,
De staart van oen muis.
Zoo maken we
S Een schol zonder graat,
Die niemand kan eten,
Zag ik eens op zee.
Hoe zou dit wel hceten?
R.
4. Wat staat hier: t R. el R.
R.
5. Wie knippen zonder schaar?
0. In welke pannen kookt of bakt men niet?
7. Welke steden vind je niet op do landkaart?
(Volgende week de oplossingen)'
Zoek maar
Spelletjes
De spelers zitten rond de tafel. Men neemt een
lang touw of koord met 'n groote lus Iedere
speler houdt den wijsvinger op tafel De temer
roppt nu: „Alle vischiee in den vijver" Ieder
plantsl dan dadelijk zijn vinger in de lus Dan
roept de leider weer: „Alle visrhies uit den vij
ver!" Ieder trekt zijn vinger terug behalve hij,
die nu wordt dichtgetrokken, bekneld raakt. Die
Een dubbeltje op reis
door
RIEK v. d. L.
(OM VOOR TE LEZEN)
Xl (Slot).
Er gebeuren vandaag bizondere dingen
met het dubbeltje. Dat merkt het best.
Anders was het altijd zoo, dat de men-
schen het wel weggaven, maar dan kregen
ze er ook weer iets voor terug. Nu was dat
a! een paar keer anders gegaan. De men-
schen hadden hem zoomaar weggegeven
zonder er iets voor terug te krijgen, En het
wonderlijke daarbij was, dat ze veel vroo-
liiker leken, dan de anderen, die wel iets
terug kregen.
Terwijl het nog daarover denkt en Gijs
naar het keukentje gegaan is. komt nicht
Betje binnen en Grietje zegt opeens:
„Hoor es, Betje. We hebben nou zoo'n
goeie dag vandaag. Nou kunne we toch best
iets misse voor de arme menschen
Hier!Neem jjj dat dubbeltje nou en stop
het Zondag in het armenzakje van de kerk
„Maar tante Grietje," weert nicht Betje
af, „je kan het toch veel te best zelf gebrui
ken
„Nee, neem het nou maar. D'r benne altijd
nog menschen, die het slechter hebben als
ik. Die kenne het best gebruiken!"
Ze knikt nog eens kordaat met haar hoofd.
Dan neemt nicht Betje het dubbeltje op en
met een wonderlijk warme lach brengt ze
het dicht bij haar gezicht.
Het dubbeltje kijkt goed Een aardig ge
zicht heeft nicht Betje en lieve oogen, dat
kan je goed zien. Dat moet wel een goed
mensch zijn!
Dan knipt de beurs van nicht Betje open
en glijdt het dubbeltje vlug door de opening
naar binnen.
„Hier ben je goed beland, juffer!" praat
al direct een dubbeltje. „Je wordt hier vast
niet uitgenomen als het niet erg noodzake
lijk is. Hier word je zuinig bewaard! En
dat gebeurt lang met overal."
„Ja, die Betje is een goed mensch, dat
dacht ik al," zegt ons dubbeltje. „Ze zal ons
wel nooit laten vallen, denk ik, hè?"
„Nee, dat gebeurt hier nooit. Als we op
straat komen, worden we allemaal met
elkaar stevig vast gehouden. Dan voel je
Betje's hand om ons heen. Dat is prettig."
„Hoelang ben jü hier al?"
„O, heel lang!'k Heb hier al drie Zen-
dagen meegemaakt. Weet je hoe ik dat
weet
„Nee, hoe zou ik dat nu weten?"
„Nu dat zal ik je vertellen, dat is heel
makkelijk te merken, want elke Zondag krij
gen we bezoek! Drie dikke pepermunten
komen ons dan een poosje gezelschap hou
den Jammer, dat ze nooit lang blijven
Maar zie je. Betje is op ons veel zuiniger!"
moet n pand geven. Later worden allo panden
ingelost
ZOEK DEN KNOOP
De spelers staan in een kring en houden met
beide handen een touw ol koord vast, waarin een
knoop ziL Deze knoop wordt zooveel mogelijk ver
borgen gehouden, terwijl het touw vlug tusschen
de gekromde vingers der deelnemers doorschuift
Midden in den kring staat de „zoeker", wiens taak
het is de verborgen knoop te ontdekken. Om hem
te helpen wordt doze zoo nu en dan héél schielijk
vertoond.
Slaagt tenslotte de zoeker erin de knoop aan te
wijzen, dan mag hij op de plaat9 gaan staan van
dengene. bij wien de knoop zich bevond; deze
wordt dan op zijn beurt „zoeker".
Hang een klein gordijnringetje aan een draad
midden in de kamer aan de lamp b.v. Probeer
nu eens om met een breinaald door 't ringetje te
„Nou, dat heb ik goed getroffen," zegt
ons dubbeltje. „Zou één van jullie me mis
schien iets uit kunnen leggen?" vraagt het
nu aan alle geldstukjes in de beurs.
„Ik heb vandaag zoo'n bizondere dag
gehad en er is iets wat ik niet heelemaal
begrijp!"
„Vertel het maar, misschien weet één van
ons het wel," zegt een kwartje.
En het dubbeltje gaat vertellen.
„Ik ben op één dag, deze dag, wel drie
keer door de menschen weggegeven en het
wonderlijke was, dat juist die menschen, die
toch niets terug kregen, het vroolijkste
waren van allemaal, dat heb ik duidelijk
gezien. Hoe kan dat nu eigenlijk?"
„Dat zal ik je vertellen," zegt het kwartje.
„Dat heb ik geleerd. Het ging zoo. Ik ben
ook eens weggegeven. Niet drie keer op ééu
dag, dat is wel heel bizonder, maar één keer
toch wel!
Een jongen gaf me aan zijn zusje om bloe
men te koopen voor hun zieke moeder. Hij
keek toch zoo blij en zei„Ik geef veel liever
dit kwartje voor Moeder, dan dat ik eert
kwartje van Moeder zou krijgen!"
„Ja hè. Hoe kan dat eigenlijk?" vroeg net
meisje.
„Geven is veel heerlijker dan ontvangen I"
zei de jongen toen en zijn oogen straalden.
Dat kon ik duidelijk zien.
„Ja, je hebt gelijk, dat is het!" zei het
meisje en ze huppelde met me weg. Een
fijne tocht was het in dat lieve zachte
handje van het meisje, dat kan ik je ver
zekeren.
Daaruit heb ik geleerd, dat weggeven het
mooiste werk van de menschen is en daarom
zijn ze natuurlijk zoo blij 1" besluit het
kwartje.
„Ja, nu begrijp ik het," zegt het dubbeltje
zacht. Dan zegt het niets meer en is zoo bly.
Een heele dag te hebben mogen meehelpen
aan het mooiste werk van de menschen
Steken als je een blinddoek voor één oog hebt
't Zal je heuscb niet meevallen. In plaats van een
ringetje kun je ook een sleutel gebruiken.
Geef ieder een leeg drinkglas en 10 of meer
lucifers. Wie *t eerst alle lucifers op 't randje van
z'n glas heeft gelegd, is winnaar. Als er oen luci
fer in 't glas valt, moet je opnieuw beginnen.
Grapjes
BAAS BOVEN BAAS
Kerel, bij ons is een echo die een gesproken
woord zes maal herhaalt.
Och dat bctcekent niets. Als ik '9 avonds uit
het raam van mijn slaapkamer roep: „Hein. op
staan." dan hoor ik het don volgenden morgen
precies om zeven uur.
88
behoorende bij
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 16 MAART - No. 11
JAARG/KNG 1935
Gekweten schuld
Jczii9 zclde: Een zeker schuldhcor had
twee schuldenaars; de één was schuldig
vijfhonderd penningen, en de andere vijf
tig. En al'J zü niet hadden om te betalen,
schold hH liet hun belden kwijt Zeg dan.
wie van dezen zal hem meer liefhebben?
Lu kas 7 41—42.
Jezus heeft deze korte gelijkenis uitgesproken
In het hui9 van Simon, den Farizeër, die Hem
ten eten genood had. 't Was een hoogmoedig man,
hij waande zich ver boven Jezus verheven, en had
Hem dit duidelijk doen voelen door zijn onheusche
ontvangst. Wat hij naar oostersche zede voor eiken
leeraar in Israël zou doen om hem te eeren, had
hij kennelijk opzettelijk tegenover Jezus verzuimd:
hi; had Hem het waterbekken onthouden, waarin
ieder van buiten komende de voeten pleegde at te
spoelen; evenmin had hij Hem den gewonen be
groet ingskus gegeven; en ook had hij het bewijs
van achting achterwege gelaten, om Hem het
hoofd met wolrickendo olie te besprenkelen.
Deze moedwilligo veronachtzaming moet Jezus
in zijn menschelijkc ziel zeer gedaan hebben Maar
God heeft het goed gemaakt zooals Hij het in
den regel goed maakt, wanneer iemand zijn kin
deren uit boosaardigheid in hun eere krenkt. Hij
geeft een boetvaardige zondares, die vroeger een
slecht loven geleid had, maar aan wie genade
bewezen was. in 't hart, om Jezus juist op dat tijd
stip en op die plaats het offer harer dankbare
liefde te brengen: zij wascht Hem de voeten met
haar boetvaardige en dankbare tranen, zij houdt
niet op, achter Hem staande. Hem de op de rust
bank uitgestrekte voeten te kussen; en waar Si
mon Hem het hoofd, het edelste zijnet persoon-
tijkheid, niet had willen zalven, daar stort zij den
geurigen nardus uit over zijn voeten, 't minst
waardige, dat er aan Hem is, en eert op die wijze
haar Heiland.
Simon ergert zich aan dit hulde- en liefde
betoon. dat hij zelf verzuimd, neen, geweigerd had.
Als Jezus een Profeet was. denkt hij bij zich zelf,
sou Hij weten, in welk sen slechten reuk die
vrouw stond; Hij zou zich haar hulde niet hebben
willen laten gevallen, 't Is op die gedachte, dat
Jezus antwoordt met de gelijkenis der twee schul
denaren, die beide kwijtschelding verkregen. Hij
besluit haar met de gewetensvraag aan Simon:
wio van die twee den schuldheer de meeste liefde
sal betoonen?hij moét wel antwoorden: dien
hij het moeste kwijtgescholden heeft!
Jezus heeft deze gelijkenis ingeleid met de
woorden, die niet alleen zijn gastheer, maar ook
óns gelden: „Simon, Ik heb u wat te zoggent" En
wat wilde Hij Simon door de gelijkenis nu anders
zeggen dan dat hij zelf ook niet schuld-vrij voor God
stond, al was zijr. schuld, naar zijn eigen oordeel,
misschien lang zoo zwaar niet als die der ongun
stig bekend staande vrouw? Naar onze munt ge
rekend stelt Jezus hem een schuldenaar voor, die
een schuld van tweehonderd gulden had, en daar
naast één, die slechts twintig gulden schuldig was.
In een andore gelijkenis spreekt Jezus over een
schuld van tienduizend talenten. Dit bedrag Is
zóó hoog, dat het buiten den gezichtskring der
meeste menschen valt; het raakt daarom niet aller
geweten, velen kunnen er zich niet eens een voor
stelling van maken. Mnar als er sprake is van
vijftig en vijfhonderd penningen, ja. dAArvan voelt
leder dat het hem persoonlijk aangaat, en zon is
doze gelijkenis een aanklacht, die zich tot Allen
richt: „Simon! Ik heb u wat te zeggen,"... gij
staat bij God in de schuldl
Ieder zal dit verwijt niet willen aanvaarden.
Men stemt nog wel toe, dat de mensch niet vol
maakt is, hij zal nu en dan struikelen en vallen,
men ziet dit dagelijks weer. Maar men schrijft
deze struikelingen toe aan invloeden van bui
ten-af: verzoeking, verleiding, begoocheling, men
is hot er niet mede eens. dat zij van binnen-ult
opkomen, uit een hart, dat door de zonde bedor
ven is. Desniettemin is het duidelijk, dat de
mensch van nature boos en verkeerd is. In de
jeugd komt de zonde al te voorschijn: er zijn leu
genachtige, brutale, ongezeggelijke, wreede, er zijn
zelfs valsche kinderen. Bij het opgroeien komen
de driften en hartstochten op, die menig leven
verwoest .hebben. In de mannelijke jaren ver
andert do zonde wel van gedaante, maar niet van
wezen. En nog in de grijsheid begeleidt zij ons
als onze eigen donkere schaduw, die overal met
ons medegaat en onafscheidelijk met ons verbon
den is. 't Is waar. de schuld van de één kan tien
maal zwaarder dan die van een ander zijn. Er
zijn trappen en graden in, gelijk die erook zijn in
de straf over de zonde: wie den wil des Heeren
gekend en niet gedaan heeft, zal met zwaarder
slagen geslagen worden, dan wie hem niet gekend
heeft. Maar het vaststellen van do graad der
zonde is het kroonrecht Gods; wij moeten daar
Afblijven. Ieder, die door den Geest aan zichzelf
ontdekt is, zal zich zeker niet naast den schul
denaar der vijftig, maar naast dien van de vijf
honderd stellen, zeggende: hier is mijn plaats!...
hij vindt daar ook Paulus. die deze plaats onder
de zondaren voor zich zelf verkoos, zeggende: van
dewelke ik, ik de voornaamste ben!
Schuld moet betaald worden!
Van geldschuld geeft ieder dit toe. Maar zede
lijke schuld kunt gij evenmin ontloopen ot van u
Afschuiven. Gij kent de drogredenen, waarmede
velen dit nochtans trachten te doen. De eoede
God zal het wel door de vingers zien. Hij zal hel
zoo nauw niet nemen, gij behoeft er met over te
tobben, of met den psalmist te klagen: „Ik ben
bekommerd vanwege mijne zonden,"... God is
liefdel
Gewis is Hij de eeuwige liefde; maar Jezus, die
dit óók wist, stelt daarom de schuldenaars in de
gelijkenis niet vrij van vereffening der schuld.
Zwaar valt zijn woord op aller ziel, dat zelfs de
man van de vijftig penningen, laat staan die van
de vijfhonderd, niet had om te betalen, t 16 hun
boider insolventverklaring. Jezus drijft ons hier
mede allen in de engte: gij kunt uw schuld niet
voldoen, en toch moet gij haar voldoen! Er zou
geen uitkomst zijn, indien de Heere niet zelf een
uitwog geopend had. Hierin is de liefde Gods ge
openbaard, géénszins dat Hij uw schuld eenvou
dig doorhaalt, maar dat Hij u in zijn eigen, lie
ven Zoon, een Borg gegeven heeft, die voor u in
gesprongen is, ów schuld overgenomen heeft, en
haar ook aan het kruis van Golgotha geboet heeft
De Heere zal den schuldige geenszins voor on
schuldig houden. Maar omdat Hij den Onschuldige
voor schuldig gehouden heeft, en Hem onze schuld
naar recht afgevorderd heeft, kan Hij óns de schuld
kwijtschelden, ons de zonden vergeven m ze ons
niet toerekenen, omdat Christus aan God9 recht
voldaan heeft
Gekweten schuld, dit is onze roem. Niet
slechts vermindering van schuld of uitstel van
betaling, maar een schuld, die tot op den laatsten
penning betaald is. en waarvoor wij niet meer
aangesproken kunnen worden, omdat Christus er
voor aangesproken is, en door zijn zoenofferande
de schuldbrief in een kwijtbrief veranderd heeft
Neemt dien kwijtbrief aan door t geloof De druk
van bij God in de schuld te staan valt dan van
u af. Al was uw schuld opgeloopcn tot vijfhon
derd penningen, gij zijt er zoo af en kunt weder
adem halen, gij staat in Christus schuldvrij voon
uwen God!
Indien gij deze genade ervaren hebt, zult gij als
die begenadigde zondares in Simons' huis uw Za
ligmaker eeren en dienen met de tranen der boet
vaardigheid en der dankbaarheid, en met den
nardus uwer aanbiddende liefde. Simon moet ge
voeld hebben, hoezeer hij door die gelijkenis ver
oordeeld werd De eertijds beruchte zondares had
veel lie! gehad. Er bleek uit, dat haar zonden, die
inderdaad vele waren, haai in goedertierenheid
vergeven waren. Elke hooghartige Simon moge
zich naast deze vrouv. plaatsen om de maat van
zijn eigen geestelijk leven te nemen, en daarbij te
bedenken, dat de maat der huldigende liefde
tevens de maat zijner schuldvergeving is.
Wie veel liefheeft, dien is veel vergeven.
Wie weinig liefheeft, dien is weinig vergeven.
Wie gansch niet leefheeft, dien is niets vergeven.
O. koude Simon' gij die geen water, noch kus,
noch zalf voor Jezus over hebt, u is op 't oogen blik
niets vergeven maar Gode zij dank kan alles tl
nog kwijtgescholden worden, als gij niet ais
meester en heer in uw huis zit. maar de ootmoe
digheid dier vrouw leert kennen, die daar stond
„achter aan Jezus' voeten". Word zóó klein in u
zelf. dat gij u gelijk die vrouw haast als een
indringer voelt wanneer gij den grootcn Christus
nadert. Besef, dat gij geen recht hebt om zalig
te worden. En vergeet niet, dat de Heere bereid
is om Christus' wil zelfs de zwaarste schuld kwijt
te schelden. Indien gij u niet boven uw Zaligma
ker stelt, alsof gij Hem liet noodig hadt, maar
een bescheiden plaatsje zoekt „achter aan zijne
voeten"
De zieke
door
O. VERMEER
Op 't witte kussen ligt haar bleeke hoofd
Mot maagrc wangen en met donk re oogen,
Die vol vertrouwen zijn, en die vermogen
Blij te belijdon wat zij blij gelooft.
Zij hoopt en weet, wanneer haar oog gedoofd
Zal zijn, verblind door 't heilig, godlijlc' hooge,
Zij vrij van pijn en zingende zal mogen
Aanbidden God, die haar den dood ontrooft.
Reeds jaren voor de poorten van den dood,
Ligt zij te wachten of God niet wil komen,
Haar oogen van verlangen diep en groot.
Zij klaagt niet; schreit niet, ligt te wachten
maar,
Er is een troost voor hen die troosten komen
En vol verwondering verlaten haar.
(Uit: „De Vriend des huizes"),
81!