HAARDRACHT IN DEN LOOP DER TIJDEN DE STERRENHEMEL UIT DE GESCHIEDENIS DER VISSCHERIJ VREEMDSOORTIGE EXCESSEN Baarden en snorren en vrouwenkapsels ziet men overal en in alle tijden, tenzij Ihoofd- en kaakbegroeiing opzettelijk ver wijderd zijn. Zoo zal men op de schedels der Massaivrouwén en op de kin van den mo dern gesoigneerden Amerikaan tevergeefs naar eenig dons speuren. Doch waar een mensch is met een dos, daar is ook het kapsel bekend. Mogen dan sommige kleine jongens en groote dichters hun haren ni ti mer gefatsoeneerd hebben, zij bezitten naar alle waarschijnlijkheid bloedveiisvanten, die zulks wèl plegen te doen. en zeker is het woord kam hun bekend, zij het als bedrei ging. Waar men geen uitingen van kunst aan treft en nauwelijks pogingen tot versiering, daar bestaat vaak al sinds onheuglijke tij den de haardracht. Bij vele Papoeastammen vereiscbt het dagelijksch toilet volstrekt geen zorg, doordat het uit niets anders bestaat dan een smalle strook lijnwaad of boom schors. die om 't middel geslagen en tus- sohen de beenen doorgehaald wordt. Het is de z.g. lendendoek. Daarentegen besteden de vrouwen iederen dag een paar uur aan het opmaken van de haartooi. Het haar wordt zorgvuldig uitgekamd, met vet ingesmeerd, met gekleurde aarde gepoederd en met bloe men, veeren enz. versierd Ónze generatie (zoowel de Amerikaansche als de Europeesohe uitgave) toont, zoover het de mannen betreft, een groote genegen heid voor het glad achterover kammen der haren zonder scheiding of andere finesse. Dit is ongetwijfeld een belichaming van het streven naar zakelijkheid, eenvoud en open heid. Intusschen zijn er lieden, die met geen mogelijkheid hun dos achterover kunnen kammen, te weten, doordat zij hem óf niet meer hebben, óf kunnen bogen op krullen e.d. Deze menschen bepalen zich dan tot het z.g. opkammen. Het resultaat zijn de min of meer overeind staande krullen en kroes haren. Wezenlijk zijn die coiffures dus ge lijk aan de gladde editie. Dat de meeste mannen méér om hun coif fure geven, dan zij willen bekennen, blijkt ook heel spoedig. Laat de kapper zich eens vergissen, en anders knippen dan meneer gewend is! Een Amerikaansch teekenaar heeft de gevolgen hiervan raak gekarakte riseerd, zij het in caricatuur. Het is James Montgomery Flace, die in het New-Yorksche blad „Life" een serie van zes prenten heeft gepubliceerd, het volgende verhaal behel zend: „U slaat de tijd dood in een negorij, waar geen aansluiting is op uw trein en U legt (den Armeenschen kapper^ zorgvuldig uit, dat U netjes bijgeknipt wil worden, ge lijk van achteren, en U dommelt vredig in, als de Armeensche snij worm van Uw dos begint te vreten volgens zijn eigen opvat tingen; en U ontwaakt en ontdekt, dat U de eigenaar bent van een verfkwastkop met een stem die U niet herkent, gebiedt U den snijworm verder te gaan met knippen, het geen Uw hoofd de vorm doet aannemen van een meloen met een katje er op. Slechts volledig scheren kan nog redding geven hetgeen Uw uiterlijk zoo walglijk maakt, dat U weet, niet naar huis te kunnen terug- keeren voordat Uw haar gegroeid is. zoodat U, om tot zoo lang niet in het publiek te worden gezien besluit het nuttige met het aangename te vereenigen en U voor tenmin ste dertig dagen te laten opsluiten". De afbeelding waaronder dit laatste staat, toont den kaalgeschoren klant in. een aanval van waanzinwoede. Hij heeft den kapper bij de keel en zwaait een lotion-flesch boven diens hoofd. Tijdgeest en persoonlijkheid blijken, zooals gezegd, ook uit de vorm of de afwezigheid van snor en baard. De reeds genoemde zakelijkheid en eenvoud, tevens oppervlakkigheid en nivelleeringszin, is bp- grepen in de term „Clean Shaven": glad ge schoren. Anders was het omstreeks 1900. toen de snor, vooral in Centraal-Europa, een groote rol speelde. Dat was een romantischer tijd dan nu: ietwat krijgshaftig met een tikje overmoed en comedianterie. De carica turist Oberlander hekelt dat, door een poes te portretteeren. die een „Schurrbartbinde" omdoet, hetgeen het merkwaardig effect heeft, dat. de kat na de behandeling er uit ziet als een jong sergeant. Toen omstreeks 1908 de snorren weer in de mode leken te komen was „Punch" direct klaar met ettelijke ontwerpen, als: de neus ring, de vingerafdruk, de kwast, de hooi vork, de banaan, de korporaalstrepen en de pennewisser. Intusschen is de natuur bij de totstandko ming van de meest uitzonderlijke mode, een belangrijke factor. Inderdaad is bij de mees te Amerikanen de baardgroei zeer zwak, evenals bij Chineezen. Mongolen en Egyp- tenaren. Bij Turken en Tartaren is de kaak begroeiing zeer sterk. Ook de oude Perzen en Babyloniërs konden trotsch zijn op fraaie baarden, soms wigvormig uitgevoerd en ge friseerd: nm niet te spreke" -„n Pussen. De schoone haardracht was overigens door alle tijden heen, iets dat in de. eerste plaats de vrouw sierde. Natuurvolken, welker mannelijke leden zich vaak nauwelijks om het hoofdhaar bekommeren, zijn dochteren rijk, die zich uren lang door den dorpsbar bier laten bewerken. In Afrika leven bijv. stammen, waarvan de vrouwen zich ieder haar, dat niet bij het kapsel past, laten uittrekken. De drijf- veeren zijn hier en ginds dezelfde: de zucht om aantrekkelijk te zijn en de attentie op zich te vestigen; een eigenschap, die men, zoo lang zich geen kennelijke uitwassen voordoen, gezond zou willen noemen. Bij niet beschaafde volkeren is de hoofd versiering bijna niet aan mode onderhevig, hetgeen een direct gevolg is van het ontbre ken eener ontwikkelde cultuur; de laatste toch baart voortdurend stroomingen en te- genstroomingen, en deze weerspiegelen zich in alles. Zoo zijn er door bestudeering van het kapsel overeenkomsten vast te stellen tusschen de renaissance en onzen tijd. In de periode van wedergeboorte der kunsten en wetenschappen droeg de vrouw het haar achterover en hield het op het hoofd door middel van een band. Uit het onbedekte voorhoofd en de korte krullen spreekt iets van de vrijgevochtenheid, die ook onze dagen kenmerkt, maar overigens was de tooi prachtlievender, fijner en artistieker. De moderne vrouwenha&rdracht, die zijn radicaalste vorm vond in de al weer eenigs- zins uit de mode rakende jongenskop, gaf aanvankelijk een helder beeld van strijd baarheid, zakelijkheid en verachting van het schoone. Hij schreeuwde u als het ware tegen: „Gelijke rechten voor man en vrouw", „vrijheid" etc. Het lijkt, of er nu een tijdperk van bezinning is aangebro ken: het langere haar is weer stijl. Welis waar is het kapsel eenvoudig en essentieel, maar het belichaamt tevens een zekere hang naar verfraaiing, en iets van rust en bijna hersteld evenwicht Een geheel afwijkend beeld levert de compliceerde pruik uit de Rococotijd. Luxe, veel tijd en geld voor het uiterlijk, kunst matigheid in de levenshouding. Hoewel de smaakvolste dezer kapsels zeker hun char me hadden, maakte men zich niet zelden aan overdrijving schuldig en door de tijdge- nooten is er dan ook niet zuinig de spot mee gedreven. De prachtige Fransche caricatuur van een kapselbouwer (midden der 18e eeuw) is veelzeggend. De friseur is boven op een tafel geklommen en legt de laatste hand aan een coiffure, anderhalf maal zoo lang als de dame zelf. Niet minder parodistisch zijn de hangende tuinen anno 1785. Eén er van torst een boom, een man en een ploeg met twee ossen. Nu was het met deze prui ken ook vaak zoo gesteld, dat men er de deur niet mee.door kon, zoodat bijv. de hof- kapper Leonard te Parijs er scharnieren in aanbracht om ze neer te klappen. Natuur lijk vond de overdreven pruik bij ons te lan de geen grein van genade. De oer-Neder- landsche degelijkheid liet zich krachtig gel den, en o.a. in de „nauwkeurige Hollandsche almanak van 1775" werd tegen de betref fende mode te velde getrokken. Ook de hee renpruiken met de tonvormigc uitsteeksels moesten het ontgelden. Nog in 1S06 kon Godefroid een teekening van een kapper op stelten leveren met het bijschrift: „Wie mooi wil wezen, pijn moet. lijden", dooh kort daarop brak de Bieder meiertijd aan, een periode van nuchterheid en realisme. Biedermeier is eigenlijk de naam van een fictief persoon uit „Fliegende Blatter". Hij is de incorporatie van nuch tere, ietwat bekrompen goedmoedigheid. Veel kwaad zit er niet in hem, maar even min iets bijzonders. Hij is „bieder", netjes, en zijn naam laat zich het best vertalen door „Goedman" of iets dergelijks. De levensop vatting van Biedermeier, die tot omstreeks 1S30 stand hield, komt ook tot uiting in het onopgesmukte lieve maar dikwijls wat ge wone en onbenullige kapsel. Moeilijker dan een stijl van eenige eeuwen geleden is voor ons een dracht te begrijpen, die bijv. vóór Christus' geboorte opgeld deed. Zoo bezien wij met vragende blik de hoofd tooi van een Egyptische schoone. Wel is het ons duidelijk, dat prachtlievendheid en be haagzucht ook toentertijd een rol speelden, maar de maatschappelijke toestanden en de normen uit deze lang vervlogen dagen zijn te slecht bekend om tot een volledig oordeel in staat te stellen. Zeker is, dat er sprake was van raffinement en verfijning. De rijke Egyptische strengelde haar haren sa men tot honderden kleine vlechtjes; met paarlen werd het kapsel versierd en met welriekende zalven werd het doordrenkt. Een vrij scherpe tegenstelling hiermee 'onnt de coiffure der Japansche vrouw. Wel iswaar is ook deze verfijnd en soms inge- ikkeld, maar er wordt toch met geheel andere effecten gewerkt. Er is niet zoo zeer sprake van rijkdom dan wel van liefde voor het detail, een eigenschap, die het Japan sche volk in menig opzicht karakteriseert. Het kappen wordt in Japan zoo belangrijk geacht, dat fabriekseigenaars voor arbeid sters en leerlingen, die weinig of geen loon erdienen, de friseer-behandeling betalen, velke op gezette tijden plaats heeft. Reeds bij de oude Israëlieten was „kaal kop" een scheldwoord. De mannen droegen lang, afhangend haar; alleen wanneer zij een gelofte hadden afgelegd, lieten zij het haar niet groeien. De vrouwen beschouw den haar lange lokken en vlechten als een sieraad. In later tijd gold lang haar bij mannen als een teeken van verwijfdheid. Hier liet de mode, althans de voorkeur, zich dus gelden. Bij de Grieken was een lange dos een zeer gewaardeerd hoofdsieraad. Homeros noemt haar een geschenk van Aphrodite. Spartaansche jongens droegen het haar kort; de mannen lieten het groeien. Bij de Atheners was 't omgekeerd. Wanneer Grieksche vrouwen in de rouw waren, lie ten ze haar haren los hangen en kapten ze Tot omstreeks 300 jaar voor Christus droe gen de Romeinen lang haar, maar in de da gen van' Cicero een verfijnde en door on deugdzaamheden gekenmerkte tijd werd het kunstmatig in lokken verdeeld, terwijl tijdens Augustus vele vrouwen zich met valsch haar tooiden, bij voorkeur met het blonde der Germanen. Deze onderscheidden zich n.l. door bruingeel, goudblond of ros achtig haar, dat echter alleen den vrijen lie den kenmerkte. De Kelten in Gallic en Brittannië bonden het haar aan het achterhoofd tot een bundel samen, waardoor de naam Gallia Comata ontstond. Bij de Franken was het gewoonte, dat al leen de koningen lang haar droegen, maar Karei de Groote schafte dit gebruik af. En sedertdien bleef het dragen van lang' of kort haar, in uiteenloopende gedaanten gekapt, een zuivere modezaak. Geen oeroude tradities, moreele grondbeginselen of wette lijke voorschriften bepaalden in het alge meen de haardracht. In de 5de en 6de eeuw had alleen de adel lang haar. Dit werd als voornaam beschouwd. De vrouwen bedekten baar lokken met een muts. In de 15de eeuw vertoonden de mannen het haar aan het achterhoofd nog lang (bij het voorhoofd al kort) en in de 16e eeuw werd het korte haar voor mannen algemeen ingevoerd. Onder Lodewijk XIV werden de haren op gemaakt in krullen en wat dies meer zij. Daar de eigen haardos daarvoor dikwijls niet voldoende bleek, begon men allonge- pruiken van vervaarlijke grootte te dragen. De friseurs besteedden bijzonder veel moei te en min of meer artistieken arbeid aan 't haar van aanzienlijke dames. De Fransche revolutie maakte aan de rococo-stijl en den nabloei daarvan echter radicaal een einde. Een soort jongenskop „a la Titus" kwam in mode om spoedig plaats te maken voor de lange krullen „a l'enfant" (kinderkrul- len). De volgende fase was die van de haar vlecht. De vlechten werden op allerlei inge wikkelde wijzen om en over het hoofd ge slagen, terwijl geweldige kammen het ge heel „kracht bijzetten". Ook deze mode heeft spotters geen geringe gelegenheid geboden om hun grapjes te lanceeren. Kunstmatige krullen en chignons of valsche vlechten werden niet alleen op het hoofd, maar ook onbarmhartig op de hak genomen. De caricaturist Grevin beeldt twee dames met chignons af, terwijl hij een soldaat in De stijl van het Rococo was voorzeker van overdaad niet vrij te pleiten... Een nieuwe sief in Hercules ontdekt. De veranderlijke Mira O micron) in den Walvisch thans voor het bloote oog zichtbaar. De sterrenhemel vertoont zich als een koepelvormig gewelf, waaraan de sterren, evenals de zon en de maan, in het Oosten opkomen en in het Westen ondergaan. De circumpolairsterren, die men op het Noordkaartje binnen de gebogen lijn vindt, gaan op onze breedte niet onder. De Sterrenkaartjes De kaartjes stellen elk het halve hemel gewelf voor, boven den Noordelijken en den Zuidelijken horizon, in den stand van 15 Januari, 's avonds te negen uur. Het zelfde aspect vindt men aan het einde der maand te acht uur. De Poolster, welke deel uitmaakt van het Sterrenbeeld de Kleine Beer en het eenige hemellicht is, dat altijd op dezelfde plaats staat, geeft het Noorden aan. De Sterrenbeelden Nabij het zenith staan de Wagenman en Perseus. De Groote Beer komt al hooger in het N.O. te staan, terwijl de Leeuw in het Oosten juist boven den horizon staat. Zwaan en Pegasus neigen in het Westen ten onder gang. In het.Zuiden vragen de schitterende ster renbeelden van Orion en zijn stoet, de aan dacht. Hoog in het Zuiden staan de Stier en het Zevengesternte, maar onder Orion is nu de Groote Hond ook geheel boven den horizon gerezen De Melkweg loopt van het N.W., nage noeg door het zenith naar het Z.O. De ster Omicron of Mira in de Walvisch, behoort tot de veranderlijken met lange pe riode (ongeveer elf maanden) en sterke lichtwisseling, n.l. van de eerste of tweede grootte in het maximum tot de tiende grootte, in het minimum. Mira is nu voor het bloote oog zichtbaar en zal in Januari haar maxi mum bereiken, waarvan de helderheid even wel nog moet worden afgewacht. Van Algol, de kort periodische verander lijke in Perseus zijn minima waar te nemen: 7 Januari 3 uur 40 min. v.m. 9 Januari 1 uur 30 min. van. 12 Januari 9 uur 15 Januari 6 uur 30 Januari 2 uur v.m. Vallende sterren zijn te venvachten van 14 Januari, dio naai- het straalpunt in Boötes, Boötiden worden geheeten. De „Nieuwe Ster" in Hercules 15 DEC. tl U 31 I0L? in sterrenbeeld „Hercules". Men vindt de plaats van deze „nieuwe", op het Noordkaar tje met een kruisje aangegeven, tusschen de sterrenbeelden Lier en Hercules. De ont dekking van een nieuwe ster wil zeggen, dat men op de plaats waar geen (heldere) ster stond, tamelijk onverwacht een ster van groote helderheid waarneemt Raad- 1 pleegt men in zulk een geval de foto's van den Sterrenhemel, dan blijkt de plotseling verschenen ster niet geheel „nieuw" te zijn, maar meestal een zeer zwak sterretje dat, door tot op heden niet verklaarde oorzaken, in korten tijd tot groote helderheid is opge vlamd. Er is groot verschil in de graad van helderheid die de novae of nieuwe sterren in haar maximum bereiken, maar allen keeren, na een korter of langer tijd van hel derheid, na meer of minder heftige licht- schommelingen tot hun vroegere onbedui dendheid terug. De helderheid van Nova Herculis wordt thans op de tweede of derde grootte geschat. De Zon en de Maan De zon treedt 2C .Januari in het teeken Waterman. De zon werd 5 Januari gedeeltelijk duisterd, welke eclips bij ons niet zichtbaar was. Het eerste kwartier der maan van 11 Jan. stond in de Visschen, de volle maan van 19 Jan. in de Tweelingen. In den avond van 19 Januari komt in ons land de maan te 4 uur 16 min. geheel verduisterd op. Te 6 is de maan uit de kernschaduw getreden en te 7 uur 13 min. is de eclips geheel voorbij, De Planeten De planeten voor het bloote oog zichtbaar, zijn: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Sa- turnus. De planeten stralen zelve geen licht uit, maar weerkaatsen het zonlicht. Mercurius zal van 20 Januari af, kort na zonsondergang als avondster zijn te zien. 31 Januari zal er een merkwaardige samen- stand zijn van Venus, Saturnus en Mercu rius. De dri? planeten staan dan in boven genoemde volgorde naast elkaar, kort na zonsondergang boven den Z.W. horizon. Ve nus is het helderst en zal het gemakkelijkst te vinden zijn, maar ook Mercurius is in het laatst, der maand helderder dan de sterren van de eerste grootte; alleen Saturnus is ta melijk zwak. Venus is eveneens avondster maar gaat (zie boven) voorloopig nog kort na de zon onder. De planeet neemt echter in zons afstand en helderheid toe en zal in den loop van het voorjaar een schitterende verschij ning zijn aan den avondhemel. M ars is rechtloopend in de Maagd en komt ongeveer te middernacht op. Jupiter, in de Weegschaal, bereikt aan het einde der maand de helderheid var rius en komt dan twee uren na midder nacht op. Saturnus, in de Waterman, gaat kort na de zon onder (zie boven bij Mercurius), is ook in helderheid sterk afgenomen en zal moeilijk meer zijn waar te nemen. Doch deze „hangende tuinenin Frankrijk, anno 1785, spannen toch wel de kroori! het onderschrift laat zeggen: „Dio loopei met kommiesbroode op d'r lui nek". Een dame komt een coiffeurswinkel binj nen en informeert: „Zijn deze valsche haren wel echt?" I Linley Sambourne publiceert anno 1871 in „Punch" vlecht fantasieën. Men ziet da mes met vlechtgevaartcn op haar rug, go lijk pantsergordeldieren, die zich op kunnci rollen als egels. Een andere vrouw vertoon groote overeenkomst met een sjouwer, di een baal torst, terwijl een derde door en heertje, dat er bijna onder bezwijkt, liaa Vlechten laat dragen, als vormden zij eei sleep. De haardracht a, la Cleo-de-Mérode v laatste belangrijke, die aan onze modern coiffures voorafging. Zooals alle veranderini werd ook de overgang van lang op kort haai terecht of ten onrechte het voorwerp vai satyre. HET REKEST DER KATWIJKERS Het is merkwaardig, hoezeer in den loop der tijden zich een verandering heeft vol trokken in de. plaatsen, van waaruit hier te lande de haringvisscherij werd uitgeoefend. Het maatschappelijke rad is op dit terrein volkomen omgewenteld. De glorie van vroegere heeren heeft zich niet kunnen handhaven. De reeders van de kielschepen aan de Maas cn in Noord-Hollands noorder- hoek hadden zich het monopolie van de zoutharingvisscherij toegeëigend. Eeuwen het is waar moesten verloopen, eer die verandering een feit kon genoemd wor den. Als gezegd, aan de Maas in Noord-Hol land had de zoutharingvisscherij voorname lijk haar zetels. In 1751 gingen van daarvoor de Groote Visscherij 245 buizen uit: van Rot terdam 13, van Delfshaven 14, van Vlaardin- gen 113, van Maassluis 26, van Sohiedam 5, van Enkhuizen 57, van De Rijp 17. De visschers van de kustplaatsen der Noordzee namen in vergelijking met de ders aan de Maas enz., destijds en gedurende eeuwen, maar een bescheiden plaatsje in. De zon des voorspoeds stond voor hen nog laag aan de kim. Ais de schamele visschers van de Zijde wei-den zij aangeduid. Zonder zich te basee ren op eeriige wet, die hun daartoe het recht verleende, hadden de heeren van de Groote Visscherij zich als het officieele lichaam opgeworpen, bevoegd en gerechtigd, om ten aanzien van visscherijzaken de la kens uit te deelen. De stuurlieden van de Zijde werden verplicht, zich van een acte van consent te voorzien. Onder eede moest door hen verklaard worden, geen vreemde netten te gebruiken, noch vreemde haring op zee te koopen. Dit gebod in den wind slaande, werd hun door genoemde heeren, het Collegie van de Groote Visscherij, de vergunning om uit te zeilen, onthouden. Nog verder zou de macht van het Collegie zich uitstrekken. Toen de visschers van de Zijde in 16G3 verdacht werden, haring ge kaakt te hebben, moest hieraan terstond paal en perk gesteld worden. In het eeds formulier voor de schippers werd hun nu het kaken uitdrukkelijk verboden. De ree ders van de kielschepen waren hiermee vol komen de toonaangevende mannen gewor den: het Monopolie van de Groote Visscherij voor het kaken van haring werd gevestigd. Een streng plakkaat van de Staten van Holland, waarbij het den schippers van den Zijkant scherpelijk verboden werd, haring te kaken, te zouten en in tonnen te leggen, volgde den 15den Mei 1751. Dit heeft den Kat wij kers aanleiding gege ven, den strijd tegen het monoprüe van het haringkaken aan te binden. Het oude Kat wijk mag in deze de eerepalm worden uit gereikt. Een halve eeuw voor men te Sche- veningen een actie tegen het gehate i polie op touw had gezet, begon men te Kat wijk actief op te treden, om zich van banden van de Heeren van de Maas te be| vrijden. Een gunstige gelegenheid bood zich spoedig hiervoor aan. Stadhouder WilleujJ IV, den lsten September zijn geboortedaj vierend, wilde dien dag in alle rust en kalm te buiten de Hofstad doorbrengen. Te Kat i, wijk op de buitenplaats 't Sand van baron van Wassenaar, heer der beide Kaf i wijken, zou bij met Gemalin en verdere ia] gt milie het middagmaal gebruiken. Deze geld g-'nheid nu hebben de Katwijkers op voor] treffelijke wijze benut. Met eenig feestelijk vertoon gepaard gaande, 't welk hun trouw, aan, hun aanhankelijkheid tegenover Zijno Hoogheid demonstreerde, werd hem een ro kest overhandigd, waarin op herstel van hun oude bevoegdheid tot kaken werd aange drongen. Een der Ncderlandsche Jaarboeken, deë 1751, deelt hieromtrent o.a. het volgemh mee: „die van Katwijk op Zee vergezelc door eenige ingezetenen van Valkenburg, hebben te santen ten getale van omstreeks 350 man, zoo door in wapenen te verschij- nen, als voor het Huis des voornoemden Barons hunne exercitiën te verrichten en door de Jeugd van beide Sexe, de Vorstelijke Kinders met een cierlijke Aenspraek in vaerzen te begroeten, hunne vreugde en achting voor liet Huis van Oranje op een uitstekende wijze te kennen gegeven en dia gelegenheid waargenomen, om Zijne Door luchtige Hoogheid het hier boven bedoelde rekest aan te bieden". In het slot van het rekest werd door de Katwijkers uitdrukking gegeven aan hun zielewensch, dat de He.-r der Heeren Zijner Hoogheid jaren mocht rekken lot de uiterste palen van den menschelijken leeftijd. Deze wensch is van de realiteit verre gebleven. Nog geen twee maanden later, den 22en Oer,, brak reeds voor Willem IV de scheiding van dit aardsche tooneel aan. Met een gunstigen uitslag is ook het re« kest der Katwijkers niet bekroond geworden, 't Was om er paf van te staan: in een uit eenzetting, twaalf punten omvattend, yverd het verzoek van de hand gewezen. De ge- heele Zijkant was nu wakker geschud, met beslistheid schaarde men zich aan Katwijks zijde, en den lsten Sept. 1752 werd een nieuw verzoekschrift aan de Prinses-Gouver nante aangeboden. Het was echter weer den Moriaan gewasschen, en er moest nog meer dan een eeuw verloopen, 't werd 1857, aleer de dageraad der vrijheid voor de haring visscherij aanbrak, die, in de tweede helft der 19de eeuw en meer dan één decen nium der 20ste eeuw, zoo machtig veel tot de ontwikkeling en de welvaart onzer Noord zeekustplaatsen heeft bijgedragen. E. O.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 8