HAARDRACHT
IN DEN LOOP DER TIJDEN
DE
STERRENHEMEL
UIT DE GESCHIEDENIS
DER VISSCHERIJ
VREEMDSOORTIGE EXCESSEN
Baarden en snorren en vrouwenkapsels
ziet men overal en in alle tijden, tenzij
Ihoofd- en kaakbegroeiing opzettelijk ver
wijderd zijn. Zoo zal men op de schedels der
Massaivrouwén en op de kin van den mo
dern gesoigneerden Amerikaan tevergeefs
naar eenig dons speuren. Doch waar een
mensch is met een dos, daar is ook het
kapsel bekend. Mogen dan sommige kleine
jongens en groote dichters hun haren ni ti
mer gefatsoeneerd hebben, zij bezitten naar
alle waarschijnlijkheid bloedveiisvanten, die
zulks wèl plegen te doen. en zeker is het
woord kam hun bekend, zij het als bedrei
ging.
Waar men geen uitingen van kunst aan
treft en nauwelijks pogingen tot versiering,
daar bestaat vaak al sinds onheuglijke tij
den de haardracht. Bij vele Papoeastammen
vereiscbt het dagelijksch toilet volstrekt geen
zorg, doordat het uit niets anders bestaat
dan een smalle strook lijnwaad of boom
schors. die om 't middel geslagen en tus-
sohen de beenen doorgehaald wordt. Het is
de z.g. lendendoek. Daarentegen besteden de
vrouwen iederen dag een paar uur aan het
opmaken van de haartooi. Het haar wordt
zorgvuldig uitgekamd, met vet ingesmeerd,
met gekleurde aarde gepoederd en met bloe
men, veeren enz. versierd
Ónze generatie (zoowel de Amerikaansche
als de Europeesohe uitgave) toont, zoover
het de mannen betreft, een groote genegen
heid voor het glad achterover kammen der
haren zonder scheiding of andere finesse.
Dit is ongetwijfeld een belichaming van het
streven naar zakelijkheid, eenvoud en open
heid. Intusschen zijn er lieden, die met geen
mogelijkheid hun dos achterover kunnen
kammen, te weten, doordat zij hem óf niet
meer hebben, óf kunnen bogen op krullen
e.d. Deze menschen bepalen zich dan tot het
z.g. opkammen. Het resultaat zijn de min of
meer overeind staande krullen en kroes
haren. Wezenlijk zijn die coiffures dus ge
lijk aan de gladde editie.
Dat de meeste mannen méér om hun coif
fure geven, dan zij willen bekennen, blijkt
ook heel spoedig. Laat de kapper zich eens
vergissen, en anders knippen dan meneer
gewend is! Een Amerikaansch teekenaar
heeft de gevolgen hiervan raak gekarakte
riseerd, zij het in caricatuur. Het is James
Montgomery Flace, die in het New-Yorksche
blad „Life" een serie van zes prenten heeft
gepubliceerd, het volgende verhaal behel
zend: „U slaat de tijd dood in een negorij,
waar geen aansluiting is op uw trein en U
legt (den Armeenschen kapper^ zorgvuldig
uit, dat U netjes bijgeknipt wil worden, ge
lijk van achteren, en U dommelt vredig in,
als de Armeensche snij worm van Uw dos
begint te vreten volgens zijn eigen opvat
tingen; en U ontwaakt en ontdekt, dat U de
eigenaar bent van een verfkwastkop met
een stem die U niet herkent, gebiedt U den
snijworm verder te gaan met knippen, het
geen Uw hoofd de vorm doet aannemen van
een meloen met een katje er op. Slechts
volledig scheren kan nog redding geven
hetgeen Uw uiterlijk zoo walglijk maakt,
dat U weet, niet naar huis te kunnen terug-
keeren voordat Uw haar gegroeid is. zoodat
U, om tot zoo lang niet in het publiek te
worden gezien besluit het nuttige met het
aangename te vereenigen en U voor tenmin
ste dertig dagen te laten opsluiten".
De afbeelding waaronder dit laatste staat,
toont den kaalgeschoren klant in. een aanval
van waanzinwoede. Hij heeft den kapper
bij de keel en zwaait een lotion-flesch boven
diens hoofd. Tijdgeest en persoonlijkheid
blijken, zooals gezegd, ook uit de vorm of
de afwezigheid van snor en baard. De reeds
genoemde zakelijkheid en eenvoud, tevens
oppervlakkigheid en nivelleeringszin, is bp-
grepen in de term „Clean Shaven": glad ge
schoren. Anders was het omstreeks 1900.
toen de snor, vooral in Centraal-Europa, een
groote rol speelde. Dat was een romantischer
tijd dan nu: ietwat krijgshaftig met een
tikje overmoed en comedianterie. De carica
turist Oberlander hekelt dat, door een poes
te portretteeren. die een „Schurrbartbinde"
omdoet, hetgeen het merkwaardig effect
heeft, dat. de kat na de behandeling er uit
ziet als een jong sergeant.
Toen omstreeks 1908 de snorren weer in
de mode leken te komen was „Punch" direct
klaar met ettelijke ontwerpen, als: de neus
ring, de vingerafdruk, de kwast, de hooi
vork, de banaan, de korporaalstrepen en de
pennewisser.
Intusschen is de natuur bij de totstandko
ming van de meest uitzonderlijke mode, een
belangrijke factor. Inderdaad is bij de mees
te Amerikanen de baardgroei zeer zwak,
evenals bij Chineezen. Mongolen en Egyp-
tenaren. Bij Turken en Tartaren is de kaak
begroeiing zeer sterk. Ook de oude Perzen
en Babyloniërs konden trotsch zijn op fraaie
baarden, soms wigvormig uitgevoerd en ge
friseerd: nm niet te spreke" -„n Pussen.
De schoone haardracht was overigens door
alle tijden heen, iets dat in de. eerste plaats
de vrouw sierde. Natuurvolken, welker
mannelijke leden zich vaak nauwelijks om
het hoofdhaar bekommeren, zijn dochteren
rijk, die zich uren lang door den dorpsbar
bier laten bewerken.
In Afrika leven bijv. stammen, waarvan
de vrouwen zich ieder haar, dat niet bij
het kapsel past, laten uittrekken. De drijf-
veeren zijn hier en ginds dezelfde: de zucht
om aantrekkelijk te zijn en de attentie op
zich te vestigen; een eigenschap, die men,
zoo lang zich geen kennelijke uitwassen
voordoen, gezond zou willen noemen.
Bij niet beschaafde volkeren is de hoofd
versiering bijna niet aan mode onderhevig,
hetgeen een direct gevolg is van het ontbre
ken eener ontwikkelde cultuur; de laatste
toch baart voortdurend stroomingen en te-
genstroomingen, en deze weerspiegelen zich
in alles. Zoo zijn er door bestudeering van
het kapsel overeenkomsten vast te stellen
tusschen de renaissance en onzen tijd. In de
periode van wedergeboorte der kunsten en
wetenschappen droeg de vrouw het haar
achterover en hield het op het hoofd door
middel van een band. Uit het onbedekte
voorhoofd en de korte krullen spreekt iets
van de vrijgevochtenheid, die ook onze dagen
kenmerkt, maar overigens was de tooi
prachtlievender, fijner en artistieker.
De moderne vrouwenha&rdracht, die zijn
radicaalste vorm vond in de al weer eenigs-
zins uit de mode rakende jongenskop, gaf
aanvankelijk een helder beeld van strijd
baarheid, zakelijkheid en verachting van
het schoone. Hij schreeuwde u als het
ware tegen: „Gelijke rechten voor man
en vrouw", „vrijheid" etc. Het lijkt, of er
nu een tijdperk van bezinning is aangebro
ken: het langere haar is weer stijl. Welis
waar is het kapsel eenvoudig en essentieel,
maar het belichaamt tevens een zekere hang
naar verfraaiing, en iets van rust en bijna
hersteld evenwicht
Een geheel afwijkend beeld levert de
compliceerde pruik uit de Rococotijd. Luxe,
veel tijd en geld voor het uiterlijk, kunst
matigheid in de levenshouding. Hoewel de
smaakvolste dezer kapsels zeker hun char
me hadden, maakte men zich niet zelden
aan overdrijving schuldig en door de tijdge-
nooten is er dan ook niet zuinig de spot mee
gedreven. De prachtige Fransche caricatuur
van een kapselbouwer (midden der 18e
eeuw) is veelzeggend. De friseur is boven op
een tafel geklommen en legt de laatste hand
aan een coiffure, anderhalf maal zoo lang
als de dame zelf. Niet minder parodistisch
zijn de hangende tuinen anno 1785. Eén er
van torst een boom, een man en een ploeg
met twee ossen. Nu was het met deze prui
ken ook vaak zoo gesteld, dat men er de
deur niet mee.door kon, zoodat bijv. de hof-
kapper Leonard te Parijs er scharnieren in
aanbracht om ze neer te klappen. Natuur
lijk vond de overdreven pruik bij ons te lan
de geen grein van genade. De oer-Neder-
landsche degelijkheid liet zich krachtig gel
den, en o.a. in de „nauwkeurige Hollandsche
almanak van 1775" werd tegen de betref
fende mode te velde getrokken. Ook de hee
renpruiken met de tonvormigc uitsteeksels
moesten het ontgelden.
Nog in 1S06 kon Godefroid een teekening
van een kapper op stelten leveren met het
bijschrift: „Wie mooi wil wezen, pijn moet.
lijden", dooh kort daarop brak de Bieder
meiertijd aan, een periode van nuchterheid
en realisme. Biedermeier is eigenlijk de
naam van een fictief persoon uit „Fliegende
Blatter". Hij is de incorporatie van nuch
tere, ietwat bekrompen goedmoedigheid.
Veel kwaad zit er niet in hem, maar even
min iets bijzonders. Hij is „bieder", netjes, en
zijn naam laat zich het best vertalen door
„Goedman" of iets dergelijks. De levensop
vatting van Biedermeier, die tot omstreeks
1S30 stand hield, komt ook tot uiting in het
onopgesmukte lieve maar dikwijls wat ge
wone en onbenullige kapsel.
Moeilijker dan een stijl van eenige eeuwen
geleden is voor ons een dracht te begrijpen,
die bijv. vóór Christus' geboorte opgeld deed.
Zoo bezien wij met vragende blik de hoofd
tooi van een Egyptische schoone. Wel is het
ons duidelijk, dat prachtlievendheid en be
haagzucht ook toentertijd een rol speelden,
maar de maatschappelijke toestanden en de
normen uit deze lang vervlogen dagen zijn
te slecht bekend om tot een volledig
oordeel in staat te stellen. Zeker is, dat er
sprake was van raffinement en verfijning. De
rijke Egyptische strengelde haar haren sa
men tot honderden kleine vlechtjes; met
paarlen werd het kapsel versierd en met
welriekende zalven werd het doordrenkt.
Een vrij scherpe tegenstelling hiermee
'onnt de coiffure der Japansche vrouw. Wel
iswaar is ook deze verfijnd en soms inge-
ikkeld, maar er wordt toch met geheel
andere effecten gewerkt. Er is niet zoo zeer
sprake van rijkdom dan wel van liefde voor
het detail, een eigenschap, die het Japan
sche volk in menig opzicht karakteriseert.
Het kappen wordt in Japan zoo belangrijk
geacht, dat fabriekseigenaars voor arbeid
sters en leerlingen, die weinig of geen loon
erdienen, de friseer-behandeling betalen,
velke op gezette tijden plaats heeft.
Reeds bij de oude Israëlieten was „kaal
kop" een scheldwoord. De mannen droegen
lang, afhangend haar; alleen wanneer zij
een gelofte hadden afgelegd, lieten zij het
haar niet groeien. De vrouwen beschouw
den haar lange lokken en vlechten als een
sieraad. In later tijd gold lang haar bij
mannen als een teeken van verwijfdheid.
Hier liet de mode, althans de voorkeur, zich
dus gelden.
Bij de Grieken was een lange dos een
zeer gewaardeerd hoofdsieraad. Homeros
noemt haar een geschenk van Aphrodite.
Spartaansche jongens droegen het haar
kort; de mannen lieten het groeien. Bij de
Atheners was 't omgekeerd. Wanneer
Grieksche vrouwen in de rouw waren, lie
ten ze haar haren los hangen en kapten ze
Tot omstreeks 300 jaar voor Christus droe
gen de Romeinen lang haar, maar in de da
gen van' Cicero een verfijnde en door on
deugdzaamheden gekenmerkte tijd werd
het kunstmatig in lokken verdeeld, terwijl
tijdens Augustus vele vrouwen zich met
valsch haar tooiden, bij voorkeur met het
blonde der Germanen. Deze onderscheidden
zich n.l. door bruingeel, goudblond of ros
achtig haar, dat echter alleen den vrijen lie
den kenmerkte.
De Kelten in Gallic en Brittannië bonden
het haar aan het achterhoofd tot een bundel
samen, waardoor de naam Gallia Comata
ontstond.
Bij de Franken was het gewoonte, dat al
leen de koningen lang haar droegen, maar
Karei de Groote schafte dit gebruik af.
En sedertdien bleef het dragen van lang'
of kort haar, in uiteenloopende gedaanten
gekapt, een zuivere modezaak. Geen oeroude
tradities, moreele grondbeginselen of wette
lijke voorschriften bepaalden in het alge
meen de haardracht. In de 5de en 6de eeuw
had alleen de adel lang haar. Dit werd
als voornaam beschouwd.
De vrouwen bedekten baar lokken met
een muts. In de 15de eeuw vertoonden de
mannen het haar aan het achterhoofd nog
lang (bij het voorhoofd al kort) en in de
16e eeuw werd het korte haar voor mannen
algemeen ingevoerd.
Onder Lodewijk XIV werden de haren op
gemaakt in krullen en wat dies meer zij.
Daar de eigen haardos daarvoor dikwijls
niet voldoende bleek, begon men allonge-
pruiken van vervaarlijke grootte te dragen.
De friseurs besteedden bijzonder veel moei
te en min of meer artistieken arbeid aan 't
haar van aanzienlijke dames. De Fransche
revolutie maakte aan de rococo-stijl en den
nabloei daarvan echter radicaal een einde.
Een soort jongenskop „a la Titus" kwam in
mode om spoedig plaats te maken voor
de lange krullen „a l'enfant" (kinderkrul-
len).
De volgende fase was die van de haar
vlecht. De vlechten werden op allerlei inge
wikkelde wijzen om en over het hoofd ge
slagen, terwijl geweldige kammen het ge
heel „kracht bijzetten". Ook deze mode heeft
spotters geen geringe gelegenheid geboden
om hun grapjes te lanceeren. Kunstmatige
krullen en chignons of valsche vlechten
werden niet alleen op het hoofd, maar ook
onbarmhartig op de hak genomen.
De caricaturist Grevin beeldt twee dames
met chignons af, terwijl hij een soldaat in
De stijl van het Rococo was
voorzeker van overdaad niet vrij
te pleiten...
Een nieuwe sief in Hercules
ontdekt. De veranderlijke Mira O
micron) in den Walvisch thans voor
het bloote oog zichtbaar.
De sterrenhemel vertoont zich als een
koepelvormig gewelf, waaraan de sterren,
evenals de zon en de maan, in het Oosten
opkomen en in het Westen ondergaan.
De circumpolairsterren, die men op het
Noordkaartje binnen de gebogen lijn vindt,
gaan op onze breedte niet onder.
De Sterrenkaartjes
De kaartjes stellen elk het halve hemel
gewelf voor, boven den Noordelijken en den
Zuidelijken horizon, in den stand van 15
Januari, 's avonds te negen uur. Het
zelfde aspect vindt men aan het einde der
maand te acht uur.
De Poolster, welke deel uitmaakt van het
Sterrenbeeld de Kleine Beer en het eenige
hemellicht is, dat altijd op dezelfde plaats
staat, geeft het Noorden aan.
De Sterrenbeelden
Nabij het zenith staan de Wagenman en
Perseus. De Groote Beer komt al hooger in
het N.O. te staan, terwijl de Leeuw in het
Oosten juist boven den horizon staat. Zwaan
en Pegasus neigen in het Westen ten onder
gang.
In het.Zuiden vragen de schitterende ster
renbeelden van Orion en zijn stoet, de aan
dacht. Hoog in het Zuiden staan de Stier
en het Zevengesternte, maar onder Orion is
nu de Groote Hond ook geheel boven den
horizon gerezen
De Melkweg loopt van het N.W., nage
noeg door het zenith naar het Z.O.
De ster Omicron of Mira in de Walvisch,
behoort tot de veranderlijken met lange pe
riode (ongeveer elf maanden) en sterke
lichtwisseling, n.l. van de eerste of tweede
grootte in het maximum tot de tiende grootte,
in het minimum. Mira is nu voor het bloote
oog zichtbaar en zal in Januari haar maxi
mum bereiken, waarvan de helderheid even
wel nog moet worden afgewacht.
Van Algol, de kort periodische verander
lijke in Perseus zijn minima waar te nemen:
7 Januari 3 uur 40 min. v.m.
9 Januari 1 uur 30 min. van.
12 Januari 9 uur
15 Januari 6 uur
30 Januari 2 uur v.m.
Vallende sterren zijn te venvachten van
14 Januari, dio naai- het straalpunt in
Boötes, Boötiden worden geheeten.
De „Nieuwe Ster" in Hercules
15 DEC. tl U
31 I0L?
in sterrenbeeld „Hercules". Men vindt de
plaats van deze „nieuwe", op het Noordkaar
tje met een kruisje aangegeven, tusschen
de sterrenbeelden Lier en Hercules. De ont
dekking van een nieuwe ster wil zeggen,
dat men op de plaats waar geen (heldere)
ster stond, tamelijk onverwacht een ster
van groote helderheid waarneemt Raad-
1 pleegt men in zulk een geval de foto's van
den Sterrenhemel, dan blijkt de plotseling
verschenen ster niet geheel „nieuw" te zijn,
maar meestal een zeer zwak sterretje dat,
door tot op heden niet verklaarde oorzaken,
in korten tijd tot groote helderheid is opge
vlamd. Er is groot verschil in de graad van
helderheid die de novae of nieuwe sterren
in haar maximum bereiken, maar allen
keeren, na een korter of langer tijd van hel
derheid, na meer of minder heftige licht-
schommelingen tot hun vroegere onbedui
dendheid terug. De helderheid van Nova
Herculis wordt thans op de tweede of
derde grootte geschat.
De Zon en de Maan
De zon treedt 2C .Januari in het teeken
Waterman.
De zon werd 5 Januari gedeeltelijk
duisterd, welke eclips bij ons niet zichtbaar
was.
Het eerste kwartier der maan van 11 Jan.
stond in de Visschen, de volle maan van 19
Jan. in de Tweelingen. In den avond van
19 Januari komt in ons land de maan te 4
uur 16 min. geheel verduisterd op. Te 6
is de maan uit de kernschaduw getreden en
te 7 uur 13 min. is de eclips geheel voorbij,
De Planeten
De planeten voor het bloote oog zichtbaar,
zijn: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Sa-
turnus. De planeten stralen zelve geen licht
uit, maar weerkaatsen het zonlicht.
Mercurius zal van 20 Januari af, kort
na zonsondergang als avondster zijn te zien.
31 Januari zal er een merkwaardige samen-
stand zijn van Venus, Saturnus en Mercu
rius. De dri? planeten staan dan in boven
genoemde volgorde naast elkaar, kort na
zonsondergang boven den Z.W. horizon. Ve
nus is het helderst en zal het gemakkelijkst
te vinden zijn, maar ook Mercurius is in het
laatst, der maand helderder dan de sterren
van de eerste grootte; alleen Saturnus is ta
melijk zwak.
Venus is eveneens avondster maar gaat
(zie boven) voorloopig nog kort na de zon
onder. De planeet neemt echter in zons
afstand en helderheid toe en zal in den loop
van het voorjaar een schitterende verschij
ning zijn aan den avondhemel.
M ars is rechtloopend in de Maagd en
komt ongeveer te middernacht op.
Jupiter, in de Weegschaal, bereikt aan
het einde der maand de helderheid var
rius en komt dan twee uren na midder
nacht op.
Saturnus, in de Waterman, gaat kort
na de zon onder (zie boven bij Mercurius),
is ook in helderheid sterk afgenomen en
zal moeilijk meer zijn waar te nemen.
Doch deze „hangende tuinenin Frankrijk,
anno 1785, spannen toch wel de kroori!
het onderschrift laat zeggen: „Dio loopei
met kommiesbroode op d'r lui nek".
Een dame komt een coiffeurswinkel binj
nen en informeert: „Zijn deze valsche haren
wel echt?" I
Linley Sambourne publiceert anno 1871
in „Punch" vlecht fantasieën. Men ziet da
mes met vlechtgevaartcn op haar rug, go
lijk pantsergordeldieren, die zich op kunnci
rollen als egels. Een andere vrouw vertoon
groote overeenkomst met een sjouwer, di
een baal torst, terwijl een derde door en
heertje, dat er bijna onder bezwijkt, liaa
Vlechten laat dragen, als vormden zij eei
sleep.
De haardracht a, la Cleo-de-Mérode v
laatste belangrijke, die aan onze modern
coiffures voorafging. Zooals alle veranderini
werd ook de overgang van lang op kort haai
terecht of ten onrechte het voorwerp vai
satyre.
HET REKEST DER KATWIJKERS
Het is merkwaardig, hoezeer in den loop
der tijden zich een verandering heeft vol
trokken in de. plaatsen, van waaruit hier te
lande de haringvisscherij werd uitgeoefend.
Het maatschappelijke rad is op dit terrein
volkomen omgewenteld. De glorie van
vroegere heeren heeft zich niet kunnen
handhaven. De reeders van de kielschepen
aan de Maas cn in Noord-Hollands noorder-
hoek hadden zich het monopolie van de
zoutharingvisscherij toegeëigend. Eeuwen
het is waar moesten verloopen, eer
die verandering een feit kon genoemd wor
den.
Als gezegd, aan de Maas in Noord-Hol
land had de zoutharingvisscherij voorname
lijk haar zetels. In 1751 gingen van daarvoor
de Groote Visscherij 245 buizen uit: van Rot
terdam 13, van Delfshaven 14, van Vlaardin-
gen 113, van Maassluis 26, van Sohiedam 5,
van Enkhuizen 57, van De Rijp 17.
De visschers van de kustplaatsen der
Noordzee namen in vergelijking met de
ders aan de Maas enz., destijds en gedurende
eeuwen, maar een bescheiden plaatsje in. De
zon des voorspoeds stond voor hen nog laag
aan de kim. Ais de
schamele visschers van de Zijde
wei-den zij aangeduid. Zonder zich te basee
ren op eeriige wet, die hun daartoe het
recht verleende, hadden de heeren van de
Groote Visscherij zich als het officieele
lichaam opgeworpen, bevoegd en gerechtigd,
om ten aanzien van visscherijzaken de la
kens uit te deelen. De stuurlieden van de
Zijde werden verplicht, zich van een acte
van consent te voorzien. Onder eede moest
door hen verklaard worden, geen vreemde
netten te gebruiken, noch vreemde haring
op zee te koopen. Dit gebod in den wind
slaande, werd hun door genoemde heeren,
het Collegie van de Groote Visscherij, de
vergunning om uit te zeilen, onthouden.
Nog verder zou de macht van het Collegie
zich uitstrekken. Toen de visschers van de
Zijde in 16G3 verdacht werden, haring ge
kaakt te hebben, moest hieraan terstond
paal en perk gesteld worden. In het eeds
formulier voor de schippers werd hun nu
het kaken uitdrukkelijk verboden. De ree
ders van de kielschepen waren hiermee vol
komen de toonaangevende mannen gewor
den: het Monopolie van de Groote Visscherij
voor het kaken van haring werd gevestigd.
Een streng plakkaat van de Staten van
Holland, waarbij het den schippers van den
Zijkant scherpelijk verboden werd, haring te
kaken, te zouten en in tonnen te leggen,
volgde den 15den Mei 1751.
Dit heeft den Kat wij kers aanleiding gege
ven, den strijd tegen het monoprüe van het
haringkaken aan te binden. Het oude Kat
wijk mag in deze de eerepalm worden uit
gereikt. Een halve eeuw voor men te Sche-
veningen een actie tegen het gehate i
polie op touw had gezet, begon men te Kat
wijk actief op te treden, om zich van
banden van de Heeren van de Maas te be|
vrijden.
Een gunstige gelegenheid bood zich
spoedig hiervoor aan. Stadhouder WilleujJ
IV, den lsten September zijn geboortedaj
vierend, wilde dien dag in alle rust en kalm
te buiten de Hofstad doorbrengen. Te Kat i,
wijk op de buitenplaats 't Sand van
baron van Wassenaar, heer der beide Kaf i
wijken, zou bij met Gemalin en verdere ia] gt
milie het middagmaal gebruiken. Deze geld
g-'nheid nu hebben de Katwijkers op voor]
treffelijke wijze benut. Met eenig feestelijk
vertoon gepaard gaande, 't welk hun trouw,
aan, hun aanhankelijkheid tegenover Zijno
Hoogheid demonstreerde, werd hem een ro
kest overhandigd, waarin op herstel van hun
oude bevoegdheid tot kaken werd aange
drongen.
Een der Ncderlandsche Jaarboeken, deë
1751, deelt hieromtrent o.a. het volgemh
mee: „die van Katwijk op Zee vergezelc
door eenige ingezetenen van Valkenburg,
hebben te santen ten getale van omstreeks
350 man, zoo door in wapenen te verschij-
nen, als voor het Huis des voornoemden
Barons hunne exercitiën te verrichten en
door de Jeugd van beide Sexe, de Vorstelijke
Kinders met een cierlijke Aenspraek in
vaerzen te begroeten, hunne vreugde en
achting voor liet Huis van Oranje op een
uitstekende wijze te kennen gegeven en dia
gelegenheid waargenomen, om Zijne Door
luchtige Hoogheid het hier boven bedoelde
rekest aan te bieden".
In het slot van het rekest werd door de
Katwijkers uitdrukking gegeven aan hun
zielewensch, dat de He.-r der Heeren Zijner
Hoogheid jaren mocht rekken lot de uiterste
palen van den menschelijken leeftijd. Deze
wensch is van de realiteit verre gebleven.
Nog geen twee maanden later, den 22en Oer,,
brak reeds voor Willem IV de scheiding
van dit aardsche tooneel aan.
Met een gunstigen uitslag is ook het re«
kest der Katwijkers niet bekroond geworden,
't Was om er paf van te staan: in een uit
eenzetting, twaalf punten omvattend, yverd
het verzoek van de hand gewezen. De ge-
heele Zijkant was nu wakker geschud, met
beslistheid schaarde men zich aan Katwijks
zijde, en den lsten Sept. 1752 werd een
nieuw verzoekschrift aan de Prinses-Gouver
nante aangeboden. Het was echter weer den
Moriaan gewasschen, en er moest nog meer
dan een eeuw verloopen, 't werd 1857, aleer
de dageraad der vrijheid voor de haring
visscherij aanbrak, die, in de tweede helft
der 19de eeuw en meer dan één decen
nium der 20ste eeuw, zoo machtig veel tot
de ontwikkeling en de welvaart onzer Noord
zeekustplaatsen heeft bijgedragen.
E. O.