Naar en in Zuid-Afrika MAANDAG 7 JANUARI 193! TWEEDE BLAD PAG. 5 BRIEVEN UIT CATALONIE Naar het vaderland terug Een bezoek aan Carcassonne Een stad uit de Middeleeuwen XII*) (Slot) Reeds meermalen had, wanneer ik Car cassonne voorbij spoorde, in de verte op de rotsen over de stad heen, een complex van forens on muren miju aandacht getrok ken. De ruïne van een oude burcht kon 't. niet zijn, daarvoor za.g alles er nog te com pleet. uit, en voor een kasteel was de om vang te groot, ik besloot dus eens op nadere kondschap uit te gaan en stapte daarom op een goeden dag te Barcelona een reisbureau binnen, om eenige inlich tingen omtrent Carcassonne in te winnen. Ik ontving een heel stel brochures over dat deeJ van den Xlidi waarin C. ligt en onder meer enkele, die alleen over de stad zelf handelden. Hieruit bleek mij in de eerste plaats, dat de stad het centrum is van een druk toe ristenverkeer, van waaruit naar alle rich tingen. goed georganiseerde autotochten worden ondernomen. De stad ligt in de laagvlakte, de z g. Aquitaansche pooit be grensd in 't Noorden door de Montagne noire, een uitlooper van de Cevennes, en in *t zuiden door de uiüoopers van de Pyre neeën. Vervolgens bleek mij, dat het groote aantrekkingspunt van de stad de door mij uit den trein waargenomen bouwwerken waren. Deze liggen op den Zuidelijken oever van de Aude, een riviertje dat in de Pyreneeën ontspringt, en vormen de zoo genaamde „Cité", die '.zonder tegenspraak ©en historisch juweel ie, eenig ter wereld", rooals 't in een dtier brochures luidt. Het Juweel Ik besloot dus dit juweel" op mhi terug reis eens te gaan bezichtigen en weariijk ik heb er geen spijt van, mijn reis te Carcas- 1 XI stond in ons blad van 3 Jan. 1935. sonne te hebben afgebroken. In de middel eeuwen lag hier op de rotsen een ertad, „wier oorsprong zich in den nacht der tijden verliest". Waarschijnlijk door de Romeinen gesticht, was hot in de 6e eeuw reeds een zeer sterke stad, wier verdedigingswerken in de lie en 13e eeuw nog aanzienlijk wer den uitgebreid en versterkt, en tot op den huidigen dag in hun geheel zijn bewaard ge bleven. De graven van Carcassonne onderhielden belangrijke Imnrlelsbcl rekkingen met de Miftiöli'andisohe Zee en don Atlantischen Oceaan. \Iaar natuurlijk bleef hun gebied niet onaangevochten en was dit vaak een twistappel tusschen Spanje en Frankrijk. In 121? het Lcidewijk de Heilige aan den noordelijken oever der Aude in de vlakte een nieuwe stad bouwen, die als concurren te bedoeld was tegenover Toulouse en Mont pellier, die nog niet in zhi bezit waren. In den 100-jarigen oorlog werd de nieuwe stao den Gen November 1355 door de Bngelechen ouder den Prins van Wales in de asch ge legd en na dien op 't zeLfde plan weer op gebouwd. Uit dit plan blijkt, dat reeds Lodewljk de Heilige bij z'u stedebouw hetzelfde systeem toepaste els thans de Amerikanen, nl. het rechthoekige bloksysteem. Dit geeft aan de nieuwe stad een eentonig voorkomen, nog verergerd den; de nauwe straten en de hoo- ge huizen. Er is in de geheels stad zelfs geen behoortijk plein te bekennen. Alleen de boulevards om de stad heen geven er wat levendigheid aan. Maar des te interessanter is de „Cité". Gaat men Jen Pont Vieux over de Aude over, dan begint de weg al heel spoedig te stijgen en staat men onverwacht voor de zware wallen met hun 52 torens, bastions en andere verdedigingswerken, die het oude stadje omgeven. Alles nog fifiddeleeuwsch En gaat men bij het grafelijk kasteel de poort door, dan riet men zich plotseling in de Middeleeuwen verplaatst en begrijpt men, waarom Carcassonne zoo'n aantrekkings kracht voor toeristen beeft. Alles is hier nog middeleéuwsch: de üoekige, stijgende en dolende straatjes, de pleintjes, de huisjes, de heerschende stille, niet. verbroken door 't lawaai der 20ste eeuw. Alleen een paar reclamewinkeltjes a la Marken en Volendam verbreken de illusie. Zelfs de beide hotels, die men in dit stadje van 900 ziefrn vindt, vallen niet uit den toon en hebben hun middeleeuwsch karakter bewaard, met hun donkore vertrekken eu onopgesmukte en tourage. Natuurlijk staat ook een rondgang lanes de vestingwerken op 't program. Hier toe vervoegt men zich in het Chateau Com- tal, waar ecu gids u wacht om u op uw tocht te vergezellen. Eerst teekent ge 't vveemdelingenbookIe livre dor! Daar ik enkele minuten moest wachten, alvorens de tocht een aanvang nam, blader de ik er eens in, maar vond geen enkelen Hollandschen naam tusschen de vele namen ook van andere nationaliteiten. Eerst brengt de gids u in een soort van museum, waar alles i6 sameugebraaht, wat men bij herstellingswerken van den Romein schen tijd af de moeite van het beweren heeft, waard geacht Dan gaat het verder langs de wallen, door de t-orene trap op trap af, waarbij men rioh verwondert over de booge vlucht, die de vestingbouwkunde reeds in do Middeleeuwen ber'elkt heelt Ook het afwisselend uitzicht, dat men van hier geniet, is schitterend. Nu eens ont waart men over de vlakte heen de grijze omtrekken van de Cevennes, dan weer de reeds met sneeuw bedekte toppen der Py reneeën, terwijl aan de binnenzijde der waJ- Ien het stadje rich in aJ z'n schilderachtig heid uitstrekt en daar buiten de blik over de benedenstad en Het omliggende vrucht- ba/re land waart. Een indrukwekkend kerkgebouw Wanneer men den tocht om 't stadje heen langs de vestingwerken volbracht heeft, rest nog een bezoek aan de basiliek-kerk Saint- Nazaire, die zich trots verheft boven de ne derige huisjes van het stadje. Een oogenblik vraagt ge, u af, hoe t mogelijk is, dat zulk een stadje, dat, ingesloten door rijn mach tige verdedigingswerken, nooit meer inwo ners kan geteld hebben dan tegenwoordig, op zulk een groot en indrukwekkend kerk gebouw kan bogen. Maax bij eenig nadenken kunt ge u dit Zooals men de Citè vanuit de trein ziet Be oude middeleeuwsche muren Set gebouw Wart- burg te Saar- brücken waar het resultaat der stem mirtg zal blijken. ook afvragen hij onze eigen groote kerkge bouwen. Wij kunnen ons in ons groote-stads beeld den Utreohtschen dom, den St Bavo te Haarlem, den St Jan te 's-Hertogenhosch en zooveel andere historische kerkgebou wen meer, niet. anders voorstellen, dan ze nu eenmaal zijn, maar denken we ons in wanneer ze gebouwd werden, dan treft ons -t- zeLfde verschijnsel als hier in de Cité van Carcassonne. Wat waren '1 Middeleeuw sche Utrecht en Haarlem anders dan zulke kleine stadjes als we nu in de Cité nog voor oogen hebben. En hoe moeten we dan den geloofsijver en offervaardigheid van het voorgeslacht bewonderen, dat klein in aau- ta.1 en gering m middelen, zulke machtige bouwwerken tea- eere Gods wist tot stand te brengen. Voor een R.K. bedehuis is de kerk van binnen zeer eenvoudig. ALleen de gekleurde ramen zijn prachtig. „Tout le monde con- vient, que les vitreus de l'église St Nazaire sont len plus beaux du Midi". Of dit stereotype-zinnetje, dat men aan treft in iedere reisgids omtrent de ramen van ieder kerkgebouw in ieder land, heid bevat, durf ik niet beweren, wel ik, dat ze inderdaad heel mooi rijn a.ls 't zonlicht er door heen 6peelt en prachtige lichteffecten op den vloer der kerk toovert. Voldaan over m'n uitstapje nam Lk den trein naar Toulouse, waar ik eenige uren zou moeten wachten op den nachttrein naar Begon ik mijn eersten brief met een ver rast ontweken tusschen Toulouse en Car as sonne, hij den prachtigpn zonsopgang, "'de zoo'n schoone belofte inhield ik sluit deze serie met een andere, minder prettige ver rassing op hetzelfde baanvak Ik stapte nl. bii helderen zonnaschijn te Careassomle in den trein, doch nauwelijks een half uur la ter, kwam er een dikke mist opzetten, die als een gordijn afsloot al hét schoone. dat ik gedurende, mijn zesweeksch verblijf in het Zuiden had mogen genieten. P. J. v. d. S. ROFFELRUM SN. COUPONS EN COUPONS Het feest van de vrouw Is gelukkig begonnen: Hier knal-uitverkoop, Daar restanten japonnen, Wat verder schoon-schip, Ginder afbraak-reclame, En overal kalk En papier op de ramen. Restanten, coupons, In katoentjes en klokken, Karpetten, fluweel, Camisooltjes en sokken, Balatum, dressoirs, Linoleum, vitrages, 't Ligt alles te geef In de ruim-etalages. De kranten staan vol Maar de vrouwtjes zijn voller De prijzen zijn dol Maar de vrouwtjes nog doller, 't Kost minder dan niets, Heusch, het is weggegeven! Hoe veel „niets" wel is Zal pa later beleven. Restanten, coupons, Prijzen laag en nog lager Eén doet er niet mee: Mijn verstandige slager! Een piekfijne worst Draait hij van zijn restanten, En van zijn coupons Lees je niets in de kranten. De één knipt coupons En verkoopt zijn restanten, Voor hèm is de strop En de winst voor zijn klanten. De ander knipt ook Zijn coupons bij 't vervallen Maar denkt er niet aan Ze zoo breed uit te stallen. (Nadruk verboden.) LEO LENS Teyler's Godgeleerd Genootschap te Haarlem maak: bekend, dat op de prijsvraag die vóór 1 Januari 19' 5 beantwoord moest worden, nl. „Hoe op vrijzinnig Christelijk standpunt te oordeelen over de zending7", slechts ééD antwoord inkwam, dat op 3 folio bladzijden meer een dagbladartikel dan een wctenschappeiijge studie was en niet voor bekroning in aanmerking komt. Uitgeschreven blijft de volgende prijsvraag: Om beantwoord te worden vóór 1 Januari 1936: „Er wordt gevraagd een historisch-critisch onderzoek naar den invloed van Sebastian Franck op bet geestelijk leven in de Nederlanden van de zestien de en zeventiende eeuw". Reisbrieven van Prof. Dr. V Hepp Een stevig menu Vóór ik in Pot chef stroom kwam had prof. dr. Stoker, ten onzent, door zijn geschriften in wetenschappelijke kringen wel bekend, mij een program van actie toegezonden, \yaai*va.n ik eerlijk gezegd, en be.et.je schrok. Ik voelde, mij als iemand, die aan een welvoorzienen disch zit en de plicht^ heeft al wat hem wordt opgediend te verorberen. Doch al dreigde een oogenblik Indigestie, 't is mij toch goed bekomen. Het waren niet alleen de spreekbeurten, die het 'm deden, maar ook de uitnoodigingen. 't Gebeurde, dat ik 's morgens met. de familie van mijn gastheer ontbeet, in den voormiddag bij iemand anders thee dronk met wat daaraan onafscheidelijk is verbon den, 's middags weer bij een ander den hoofdmaaltijd gebruikte, ijl den middag dc thee met toebehooren weer bij andere vrien den nuttigde, voor den avondmaaltijd, welke een tweede hoofd maaltijd bleek te rijn, naar een nieuw adres werd gereden. Tusschen de bedrijven door had ik tweemaal te spreken. Gemak kelijk viel het echter de zucht: „het is mij te zwaar" te onder drukken, wijl ik niet genoeg kon waardeeren de welgemeende hartelijkheid, welke uit dit alles sprak. 't Begon al met den begroetingsavond. Van 's morgens half acht tot 's namidags half zeven had ik gereisd. Maar om half acht ving de samenkomst aan. Een keurcorps van sprekers rukte aan om mij te verwelkomen. Ik genoot van hun met Afrikaanschen humor gekruide redevoeringen. Namens het ge meentebestuur, voerde een dame, die de plaatsvervangster van den burgemeester was, het woord. Zij prees met gerechten trots de landelijke schoonheid van Potchefstroóm. In haar toespraak ylechite zij een opmerking in over het gevaar, dat haar stad gedreigde, nL dat de Universiteit van Pretoria begeerige- blikken wierp op dr. F. Postma, den Rector van de P.U.K/ Met echt «vrouwelijke schalkschheid bewerkte rij het gemoed van den Rector, wat een geestdriftig applaus uitlokte. Dat mij veel te veel eer werd toegezwaaid, behoeft niet gezegd. In mijn antwoord herinnerde ik aan wat ik aan boord gezien had. Iemand kwam daar aan tafel met breed uitzwaaienden alchimistenmantel. Vlak onder den kraag was een papier gespeld, waarop met groote drukletters was aangegeven het thema van de plakkaten, welke daaronder aan het kleedingstuk waren bevestigd. Het luidde: dingen, die tot het verleden behooren. Naast den gouden stan daard bevond zich ook „a blushing girl", een meisje, dat bloost. Naar aanleiding daarvan verzocht ik er rekening mee te houden, dat, al mocht zelfs een meisje, dat kan blozen, met geen lantaarn meer kunnen worden gevonden „a blushing professor", een professor, dio kan blozen, nog altijd levende werkelijkheid is. Ook ovorkwam het me hier, wat ik nog nooit in mijn leven had gedaan, dat ik vóór het ontbijt een toespraak van vijftig minuten hield. Maar het was het eenige uur in de week, waarop alle studenten van de P.U.K. in de aula plegen samen te komen, n.l. het uur, waarop de geloofsbelijdenis wordt gedoceerd. Ik sprak bij die gelegenheid op verzoek over de Vrije Universiteit. Ik meende haar idealen ook hier te mogen aanprijzen zonder copieering ervan aan te bevelen. De P.U.K telt nog niet de helft van het studenten-tal aan de V. U. en ook is het aantal harer professoren nog geringer. Van heeler hart© wensohtc ik haar toe, dat rij spoedig van Universiteitscollege een zelfstandige universiteit zou worden. Totius Men zou het bijna niet gelooven, dat op een plaats 4500 voet boven den zeespiegel gelegen en in een jaargetijde, dat een overvloed van bacteriëndoodende zonneschijn schenkt, er nog griep kan heerschen. Toch was dat het geval. Ook enkele professoren waren erdoor aangetast Tot mijn spijt, kon ik met hen niet kennis maken of de kennismaking hernieuwen, want tijd voor ziekenbezoek bleef er niet over. Overigens ontmoette ik zooveel vrienden, dat het niet doen lijk is hen allen afzonderlijk hier mijn dank voor hun wanne genegenheid te betuigen. XVIU stond in ons blad van 5 Januari Maar T zal mij wel toegestaan rijn een uitzondering te maken voor prof. dr. J. D. du Toit, of gelijk hij in de Zuid-Afrikaansche wandeling naar den door hemzelf gekozen schuilnaam heet: Totius. Ik had het voorrecht zijn gast te rijn. Wij kenden elkander nog uit onzen studententijd. Als balling vertoefde hij in ons land en zette hij zijn studie voort aan de Vrije Universiteit. Hij promoveerde op 23 April 1903 op een proefschrift over: „Het Methodisme". Nog hoor ik hem een vlotte speech afsteken aan een corpsdiner. In ruim dertig jaar evenwel had ik hem niet meer gezien. Ik had hem alleen uit de verte op rijn gangen door het publieke leven in rijn land gevolgd. Sinds is hij daar een man van nationale beteekenis geworden. Welk een erkenning zijn arbeid ook vond, hij is rich dit nog altijd niet bewust. Zijn overgroote bescheidenheid plaatst een scherm tusschen zijn zelfkennis en de kennis der werkelijkheid op dit punt. Niet alleen droeg hij jaren lang den last van een meer dan verdubbeld professoraat, maar, zonder het aandeel van anderen ook maar eenigsrins te willen kleineeren, torste hij ook het Afrika" bij het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap. Zij is niet maar een verafrikaansching van onzen Hollandschen bijbel, maar uit de oorspronkelijke talen „oorgesit". Professor dr. C. van Gelderen van onze Vrije Universiteit heeft daarbij een assistentie verleend, waarover men nog steeds vol lof is. Maar natuurlijk moest het eigenlijke werk worden verricht door de Zuid-Afrikaansche geleerden, inzonderheid door Totius. Hij heeft er een stuk leven aan geofferd. Het mooiste in deze vertaling vind ik, dat daarbij zoo weinig mogelijk van conjecturen ge bruik is gemaakt. Welk een inspanning dat heeft gevorderd kan alleen door deskundigen worden beoordeeld. Over één enkel vers werd soms dagen gestudeerd. Nu bezitten de Afrikaanders niet slechts den bijbel in hun eigen taal, maar ik verwacht, dat hij voor het Afrikaansch zal worden, wat de Luther-vertaling voor het Duitsch en onze Staten-vertaling voor het Nederlandsch is geworden: een taalmonument van den eersten rang. Wanneer straks de tweede editie is versohenen, welke meer eenheid in spelling en uitdrukkingswijze belooft te brengen, zullen onze Nederlandsche theologen goed doen haar aan te schaffen om haar hooge exegetische waarde maar kan ook onzen taalkundigen worden geraden haar te bestudeeren om de ontwikkeling van het oude Nederlandsch tot het Afrikaansch na te speuren. Het Hof te Kaapstad, dat de zaak-du Plessis had te behande len, erkende Totius' verdienste als geleerde door hem als des kundige te ontbieden. Jammer genoeg kreeg hij niet den noo- digen tijd om de kwesties grondig uiteen te zetten. Telkens legde men hem coupures op. Het verslag van zijn verhoor in „Die Burger" was ver van volledig en ook niet in alle deelen juist. Zij, die in ons vaderland daarop afgingen, moesten dan ook in hun critiek den bal dikwijls misslaan. Doch een van de vooraan staande predikanten uit de Nederduitsohe Gereformeerde Kerk (dus niet uit de Gereformeerde Kerk, waartoe Totius behoort) verzekerde mij, dat hij versteld had gestaan over de buiten gewone helderheid van voorstelling en de diepe dogmatische kennis, welke Totius aan den dag legde. Indien men hem had laten uitspreken, zoo bekende hij mij, had het proces denkelijk een anderen afloop gehad. Het populairst is hij als dichter. Als zoodanig kent hem een ieder. Zijn verzen dragen het kenmerk van eenvoud evenals zijn persoonlijkheid. Daarom worden ze ook door het volk ge lezen. Liefde tot de natuur, geloovig, sentiment, gehechtheid aan zijn volk, zijn daarin harmonieus verbonden". Ik zóu hem met geen "onzer nieuwere dicht eis durven vergelijken. In zijn poëzie is niets on-echts, niets gewilds. Hoe schoon ringt hij de smart van zijn volk uit in den bundel, waarmee hij debuteerde: „Bij die Monument" en waaruit ik reeds een vers citeerde. Hij gaf hem uit ten voordeele van de oprichting van het Vrouwen monument te Bloemfontein. President Steyn voorzag hem van een „Voorwoord". Deze schreef daarin: „Ik weet menige hart sal door die gediggies getxoffe word. Die digter leg hulle als 'n lauwerkrans op die grawe van onse dierbare dode". En: „Daar is daarom nog 'n andere rede. Nou dat Jong Suid Afrika sigself bewus word en drome droom van een ei'e litteratuur, verwelkom ik die soort van penne-vmgte van ganser harte. Sommige van die werke gee die belofte dat onse droom verwesenlik sal worde. Ver mij is die eersteliuge van onse litteratuur so heerlik als c^Le geluid van die eerste reendruppels na 'n langdurige droogte". Totius is dan ook een van de «voortrekkers van de Afrikaansche taalbeweging geworden. Zijn jongste bundel is getiteld: „Passie- blomme" en eerst ten vorigen jare verschenen. Daarin klaagt hij de smart van zichzelf en zijn gezin uit Eerst verloor hij een jongetje van een jaar, dat aan hersenvliesontsteking leed en een uiterst pijnlijk sterfbed had. Twee maanden later zijn oudste dochter, Wilhelmina, die haar broertje met zooveel toewijding had verpleegd en bij het ophangen van eep gordijn door een bliksemstraal werd getroffen, waardoor haar lichaam werd door boord en zij onmiddellijk dood was. Wat zal ik er als proeve uit overnemen? Ik kan het daarover met mezelf niet eens wor den. 't Is bijna alles even neen het woord „schoon" durf ik bijna voor die liederen van de smart niet te gebruiken innig en teer. Zal het zijn Gee mij maar nét 'n sekonde"? Hoe grijpt dat begin u reeds aan: o Gee my maar net 'n sekonde van voorwetenskap, en sy was uie daar in die vreeslike stonde too die onweerstraal van ons dak het gegly. Of: „Ek wou my ganse digkuns vangsregels en het slot: 5"? Hier zijn de aan- Ek wou my ganse digkuns waag om al my hartpyn uit te klaag. Nee, 'k sal nie waag om 't uit te sê. Nee, 'k gaan tot God wat weet, en lê vas op my hart mv regterhand en snik: „o God, dit brand!" Of: „Ag, sy het nie gesterve?" Hier volgt alleen het eerste couplet: Ag, sy het nie gesterve, maar syn was somar dood: geen siekte en lange lijding, geen uur van voorbereiding, geen dokter met die tijding; net een, een onweerskoot, en sy was dood. Ten slotte laat, ik de keus vallen op „Die Godsbesluit". Ter toelichting diene, dat do „wag-'n-hietje" een' plant, is, dio zeer snel hoog opschiet. Men kan op zijn groei als 't ware wachten. Voor die onheilswoning en tussen die skaars-beblaarde soetdorings staan, in droë aarde maar Iowergroen en blink van blad, die wag-'n-bietje langs die pad. Wanneer ek naderkora dan sien ek doring8 krom en reg; 'k sien takke immekaar gedraai en deurrackaar gevleg. En wil ek in die blare gryp of aan die takke breek, dan tas ek in 'n doringnes wat vreeslik haak en steek. Bo al u donker bome, o Heer, groei my 'n eaikle reusboom uiu Het „Kruger"-kerkje dit is die wag-'n-bïetjebos van u besluit. Vbn ver so skoon, so groen, so blink maar hoe verward wanneer ek dieper kyk en dink as wat 'n sondaar pas. En steek ek dan my hande nit na u besluit, dan gryp ek in die dorings vas. In zijn lieflijk gezin, dat aan Befhanic doet denken, is 't of gij zacht hoort ruiscljen: „zalig zijn de dooden, die in den Heere ste ïwen". Maar Totius is ook de berijmer van de psalmen. Qp sommige plaatsen worden ze vóór den dienst ter oefening gezongen. Hij heeft met het geloof ook zijn levensblijheid behouden, die een uitlaat zoekt in fijnen humor, 'k Behoef hiervoor geen ge heimen te verklappen, 't Staat zwart op wit in het boekje, dat 't verslag van do hoeksteenlegging van het hoofdgebouw van de P. U. K. bevat. Men leze: ,,'n Baie luimige toespraak is toe gehou deur Prof, Dr. J. D. du Toit (Totius) bij die instelling van 'n heildronk op Min. Grobler eu die aanwesigc VolksraadJede. Daar Min. Grobler weens amptelike werksaamhede niet aanwesig kon wees nie, moes Prof. du Toit die Minister in die gees toe spreek. Dit was meesterlik en die gaste het geskater van die lag." Het was mij een verkwikking na beëindiging van een zware dagtaak of in spaarzame vrije uren met Totius te spreken over, ja waarover? Over alles wat in het koninkrijk van Jezus ons zoo na aan het. hart ligt. Ik mocht met hom wandelen over do be.idc armen van de Mooirivier naar het wijde veld, waar zijn meeste gedichten zijn geboren. Hij hoeft mij gereden naar den „dam", een breede water- vlakte en in de auto gezeten met dat prachtige landschap vóór ons hebben wij stille gesprekken gevoerd, totdat de tijd ons opschrok. De omgang met Totius is een weldaad. Verandering op til? In de schaduw van oen groote kerk staat te Potchefstroom een heel kleine. Daarin hoeft, vroeger president Kruger dikwijls gepreekt. J Potchefstroom bolioort tot dc plaatsen, die nog heel duidelijk nel krugerstempel vertoonon. Het was dan ook een handige greep van Dr. Malan, toen hij in zijn politieke rede de heugenis aan Kruger opriep. Zal echter binnenkort de Kruger-geest niet moeten wijken voor een anderen? De bodem rond Potchefstroom bergt veel goud. Wanneer zal dat worden aangesproken' niSS dal «1 dc stad zich on getwijfeld geweldig uitbreiden. „Die Bult zooals men do wijk noemt, waar d? P.L.K. is ge\estigd zal niet langer het centrum zijn. Do goud- koorts zal om mondain gedoe vragen. Ze zal gelijk elders ook golven van immoraliteit opstuwen houdT'1^ kaD n0Ch ma® "orten tegenga- ZaJ het stadsbestuur het probleem kunnen onlossen t™ a„ nadeaUge gevolgen to, een minimum kZ« SSTtoSlS Jktudvelden brengen rijkdom, maar nog onevenredig zwaaX HEPB

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5