Naar en in Zuid-Afrika ZATERDAG 5 JANUARI 1935 De rookende ruine van het hotel „Het Oude Gemeente huis" te Warfum dat met den inboedel vernield. De eigenaar werd op vermoeden van brand stichting gearreste :rd. TWEEDE BLAD PAG. 5 L)e kroonprinsesi van Zweden (met bloemen) en prinses door het Oosten de Zweedsche school te Jeruzalem. Reisbrieven van Prof. Dr. V Hepp Verdwaalde sprinkhanen De reis van Bloemfontein naar Potohefstroom, voor mij de naaste plaats van bestemming, duurt per spoor over Kimberley circa 27 uur, langs een anderen weg iets korter, maar toen te lang om 's avonds nog aan een vergadering te kunnen deel nemen. Het Comité liet mij dan ook te Dover per auto afhalen. Zonder schokken verliep de rit niet. Want een behoorlijk aan gelegd rijpad ontbreekt hier. Het kostte den eigenaar van de auto dan ook heel wat manoeuvreerens om de tocht zoo gemak kelijk mogelijk te maken. Gelukkig was hij in deze streek goed ithuis. Want de weg wijst zich hier allesbehalve vanzelf. Dank zij zijn voortreffelijken wagen werd de tocht over dit ongeëffende terrein toch tot een genot. Opeens bevond onze auto zich in een verdwaalde zwerm sprinkhanen. Ik hoorde iemand eens Zuid-Afrika karaktenseeren als het ïand van de tien plagen. Watergebrek en sprinkhanen waren er de voornaamste van. De overige acht zou ik niet volledig meci kunnen opzeggen. Ik stelde daartegenover, dat het ook was het land der honderd zegeningen. Maar inderdaad kreeg ik er een flauwe vooretelling van wat een sprinkhanenplaag beteekenL De zwerm was klein. De bees ten trokken niet in gesloten gelederen op. De zon werd er niet door verduisterd. Doch ze vlogen telkens met zulk een kracht tegen de auto op, dat, als men niet beter wist, men meenen kon, dat we onophoudelijk met flinke steenen werden bekogeld! De ramen moesten worden dichtgedraaid. Want ze smakten oók naar binnen. Ze lijken weinig op de magere beestje, welke wij in ons land kennen. Hun dikke gestreepte lijven getuigden er van, dat ze heel wat voedsel aan kunnen. Na ongeveer een kwartier rijdens waren we hen ontvloden. Afweer van de sprinkhanenplaag is in Zuid-Afrika een voor werp van regeeringszorg. Allerlei maatregelen zijn reeds uitge dacht en toegepast. Maar hoe weinig baat die brengen, kon men Voor enkele weken lezen, toen de zwermen zelfs diep in de Kaap provincie doordrongen, wat anders zelden voorkomt De kerken hielden een bededag. Uit de F^rofetische boeken weten we, hoe ernstig zulk een bezoeking is. Die kleine door elkander vliegende zwerm deed mij onwille keurig denken aan het woord van den Spreukendichter: de sprinkhanen hebben geen koning. Orde en regelmaat valt er idet onder hen te bekennen. Ook wordt het, als men zoo'n beest tusschen de vingers houdt, Brug met wilgen. V XXII stond In .ons Wadi san Z Januari Ingrid (tweede van links) bezoeken op haar groote r s De vorstelijke gasten in den Arabischen tuin. duidelijk hoe Johannes de Dooper zich in de woestijn in het leven kon houden door sprinkhanen en wilden honing. Het zit goed in zijn vleesch. Parijs De afstand tusschen Dover en Parijs is in Zuid-Afrika min der groot dan in Europa. Hij bedraagt slechts twintig Engelsche mijlen. Natuurlijk moet men ook niet naar punten van overeenkomst zoeken tusschen liet Fransche en het Zuid-Afrikaansche Parijs. Het laatste heeft met een wereldstad niets gemeen. Het getal inwoners klimt niet boven de vijf duizend. Men komt hier juist om de stadsdrukte te ontvlieden. Het wordt vooral door inwoners van Johannesburg als vacantie-oord gezocht. Het dankt zijn schoonheid aan de Vaalrivier, die hier bij zonder breed is en door splitsing een paar eilanden vormt. Daar om leent het zich bij uitstek voor watersport, welke overigens in Zuid-Afrika weinig beoefening kan vinden. Ook zijn hier golfvelden aangelegd, zoodat de Engelsche Johannesburger hier aan zijn geliefd spel zijn hart kan ophalen. De gemeente heelt aardige bungalows laten bouwen, die zij aan vacantiegangers verhuurt. In de zomermaanden kent Parijs daar ook veel vertier in tegenstelling met de Lichtstad aan de Seine, waar ieder in woner, die het een beetje doen kan, haar juist ontvlucht Een van de schoonste boomen van Zuid-Afrika, de wilg, komt hier op zijn voordeeligst uit Hij heeft niets weg van onzen knot wilg, maar meer van onzen treurwilg. Ook hij buigt zijn takken naar beneden en laat zijn bladeren hangen. Doch voor het kerk hof deugt hij niet Hij stemt niet droevig. Hooger dan onze treurwilgen en weelderiger, toont hij zich niet in gele, maar in frisch-groene kleuren. Hij is veeleer het beeld van de ontwaking dan van de inslaping der natuur. Ook mint hij niet de eenzaam heid, maar voelt zich meer in groepsverband thuis. De weer spiegeling van zulke wilgengroepen in het water heeft het effect van, wat de Engelschen noemen, refjexion, bezinning. Zij roe pen tot peinzen, niet over den dood, maar over het leven. Maar als het hoog-seizoen is komt er in Parijs van stil gepeins weinig terecht. De Koeliewinkel De Vrijstater plaagt den Transvaler er graag mee, dat het eerste huis op diens grondgebied een koeliewinkel is. Zoodra men de sierlijke betonnen brug over de Vaalrivier is gepasseerd, staat daar de koeliewinkel als een soort wacht post. Koelies heet men hier Britsch-Indiërs, die zich hebben geves tigd om handel te drijven. Het zijn dus geen menschen, die den geheelen dag zwaren arbeid verrichten, personen of lasten tegen moeilijke wegen opdragen en door Europeanen min of meer worden uitgebuit. Integendeel treden ze hier meer als uitbuiters op, al doen ze dit kwaad hoofdzakelijk zichzelf aan. Ze hebben weinig levensbehoeften en kunnen daardoor hun waren te koop bieden voor 'n prijs, waartegen niet te concurreeren valt Zelfs de Jood, die anders om er zich in te werken, zich gaarne een perio de van minimumlijderschap getroost, moet het tegen hem af leggen. In den Vrijstaat worden ze niet toegelaten, zoo lichtte men mij voor. In Transvaal wel. Daar werken zij den Jood van lieverlede uit den kleinhandel uit. En niet iederen Jood gelukt het zich een plaats in den groothandel of in de financieele wereld te veroveren. Zoo leven beiden dan ook op gespannen voet En de Zuid-Afrikaansche winkelier moet wel óver een groote dosis durf beschikken om den strijd om het bestaan tegen hen aan te binden en zijn recht om een plaats onder de Transvaalsche zon te verdedigen. De koeliewinkels, die ik gezien heb, vormen door hun Ooster- sche rommeligheid, op zichzelf reeds een klein probleem, 't Is vere van gemakkelijk daarin iets wat men begeert op den kop te tikken. Ze lijden allesbehalve aan overzichtelijkheid. Maar de koelie munt uit in het goocheme. Voor wat hij niet bezit weet hij den kooplustige wel wat anders aan te smeren. In anderen zin zijn de koeliewinkels voor de regeering een ernstig en groot probleem, dat voor het Jodenprobleem niet onderdoet. Potchefstroom Onze auto is weer in zijn schik. Van Parijs naar Potchefstroom loopt een goede rijweg. Hij breekt door een rug yan kopjes De bekisting van de tunnel-ingang aan den Arnhemschen Vrouwtjes uit Huybergen wachten de komst van den weg te Apeldoorn is thans weggenomen. nieuwen burgemeester Lj- héén. Daar ligt Potchefstroom voor ons. Het duistert reeds. Het stadje is slechts in vage omtrekken zichtbaar. Doch ik zou de volgende dagen gelegenheid krijgen om het nauwkeuriger op te nemen. Gelijk het in jonge landen gaat kan men van vele plaatsen het juiste jaar opgeven, waarin ze zijn gesticht. In 1S39 verliet de voortrekker Potgieter met een aantal boeren Winburg, dat vroeger door hem was gebouwd, om zich aan de oevers van de Mooirivier te vestigen. De naam Potchefstroom is uit drie deelen saamgesteld. De. eerste lettergreep is de beginlettergreep van Pot gieter. Chef geeft te kennen, dat hij de aanvoerder van de trekkers was. En stroom duidt op de Mooirivier. Zulke benamingen ti-eft men meer in Zuid-Afrika aan. B.v. Pieter Maritz-burg in Natal. Men zou licht meenen, dat deze plaats zoo geheeten was naar een zekeren Pieter Maritz. Maar dan vergist men zich. Twee namen van voortrekkers zijn hierin vereenigd n.l. Piet Retief en Gerrit Maritz. Ofschoon Potchefstroom nog geen volle honderd jaar bestaat, kan het er zich toch op beroemen op één na de oudste stad in Transvaal te zijn. Het heeft reeds een merkwaardige historie achter zich. Gegrond om in vrede te leven en niet telkens door aanvallen van Kaffers te worden verontrust, was het herhaalde hjk het tooneel van bloedigen strijd. In 1862 zag het een broeder twist uitbreken, in 1881 werd hier een overwinning van de Boe ren op de Britten behaald, in 1900 moest het toezien, dat de Engelsche kolonel Mahon hier binnentrok. Ook toen tijdens den wereldoorlog vele Boeren er zich tegen verzetten om de Duitsche koloniën in Zuid-Afrika voor Engeland te veroveren, werd hier met scherp op de „rebellen" geschoten. Men wees mij het gebouw van waaruit de Engelschen de Transvalere bestookten. Ik hoorde' aangrijpende verhalen van de angsten, welke toen door onder scheiden gezinnen werden uitgestaan. De huizen der rebellen werden met kogels doorzeefd, zonder dat men er zich om bekom merde of ook vrouwen en kinderen werden geraakt. Het eenige verdedigingsmiddel bestond hier, dat de geheele familie op den vloer bleef liggen tot het vuren had opgehouden. Men zou het het vredige stadje niet aanzeggen, dat het reeds zooveel heeft doorgemaakt. Desniettegenstaande groeide het gestadig. Op het oogenblik heeft het een inwonertal van ongeveer 17.000 zielen. De blanke bevolking is er bijna tweemaal zoo sterk als de zwarte. Het heeft deze aanwas te danken eensdeels aan zijn vruchtbare ligging andersdeels aan zijn onderwijsinrichtingen. De P.U.K. De P.U.K. is de glorie van Potchefstroom. Deze initialen duiden aan „Potchefstroomse Univereiteits Kollege", waaraan volledig heidshalve nog moet worden toegevoegd „vir Christelike Hoër Onderwijs". Zij is ten nauwste verbonden aan de Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika, de zoogenaamde „Dopper"-kerk. in 1869 had deze kerk een Theologische Sohool gesticht te Burgersdorp in de Kaapprovincie. Tien jaren later werd het „Literariese Departe ment", dat bestemd was voor de vóóropleiding van theologen, door de benoeming van een afzonderlijken professor uitgebouwd. In 1904 besloot de Synode de inrichting naar Potchefstroom te verplaatsen. Toen in 1919 de regeering besloot het „Literariese Departement" te subsidieeren, verkreeg dit zelfstandigheid naast de Theologische School. Later kwam er nog een natuurweten schappelijke afdeeling bij. In 1932 ontving de P.U.K. gelijke rechten met andere Universiteitskolleges, waardoor het volhar dend streven van den huidigen rector Dr. F. Postma, die aan onze Vrije Universiteit promoveerde, met succes werd bekroond. De P.U.K. telt thans alzoo drie faculteiten: die der Letteren en Wijsbegeerte, die der Natuurwetenschappen, die der Theologie. In de Faculteit der Letteren wordt ook Engelsch en Duitsch ge doceerd, waarin zij onze Vrije Universiteit dus vooruit is. Boven dien omvat zij ook vakken als Staatsleer, Staatsrecht, Socio logie, Oeconomie en Oeconomische geschiedenis, zoodat ze ook een begin van een Juridische Faculteit in zich bergt Ook de Natuurwetenschappelijke Faculteit is reeds verder dan die van onze V. U. Immers worden daarjn ook botanie, zoölogie en bio logie onderwezen. Zij kan verschillende wetenschappelijke gra den uitreiken, maar niet den doctorsgraad. Doch daar zij geïncorporeerd is in de „Universiteit, van Zuid-Afrika" kunnen haar discipelen op een manier, waarover ik later nog eenige inlichtingen hoop te verstrekken, ook dien laatsten graad ver werven, zonder dat zij behoeven over te studeeren. Ofschoon de< Theologische Faculeit onder beheer van Curatoren, die door de Gereformeerde Kerk zijn benoemd, staat, zijn haar studenten ver plicht examens aan de P.U.K. af te leggen. Zij kunnen ook het B. D. (Bachelor of Divinity), een graad, welke ligt tusschen dien van candidaat en doctorandus bij ons, behalen, doch niet aan de Theologische School, maar alleen aan de P.U.K. Ook zij, die geen leden zijn van de Gereformeerde Kerk, kunnen aan de Thelogische School studeeren en er hun candidaatsbul bemachtigen. Voor- loopig gevestigd in zinken gebouwen, welke thans in gebruik zijn bij het zoogenaamde Normaal Kollege (tot opleiding van onder wijzers en onderwijzeressen) werd op 4 Augustus 1930 onder enorme belangstelling de hoeksteen gelegd voor het Hoofdgebouw, dat sinds is voltooid en waarin ik mijn meeste lezingen heb gehouden. In den omtrek staan eveneens steenen „losieshuise* voor dames- en heerenstudenten, welke ook gezien mogen worden. De regeering van de Unie heeft de P.U.K. een fermen financieo- len steun in den rug gegeven. Dr. D. F. Malan, die den eersten: steen van het hoofdgebouw legde in zijn kwaliteit van minister van Onderwijs, verklaarde bij die gelegenheid, dat de staat nu bijna veertig duizend pond sterling, dus naar de toenmalige koerswaarde een kleine half millioen gulden, aan de inrichting had besteed en zag daarin de waarborg, „dat die Regering, die reg tot voortbestaan van die inrigting erken en bereid is om hom alle moontlike fasiliteite te gee". In een land, zoo ging de rede naar verder, moet verscheidenheid zijn en die moet zich ook in het Hooger Onderwjjs openbaren. Vooral moeten ook de minder heden worden beschermd. Hoezeer het daarmee de regeering ernst is, ondervindt Potchefstroom. Want gemiddeld draagt de staat 5 pond sterling bij op elke twee pond, welke de inrich tingen van Hooger Onderwijs zelf verzamelen. Wat Polchef- stroom betreft is de verhouding vier tot één. Terecht kon hij dan ook constateeren, dat de P.U.K. wat staatssubsidie aangaat tot de meest begunstigde behoort. Ook gaf hij als zijn zienswijze te kennen, dat tweetaligheid voor de universiteiten nadeelig is. Hij acht het de eenig gezonde oplossing om de eene inrichting hoofd zakelijk Engelsch, de andere hoofdzakelijk Afrikaansch te maken. Veel had Potchefstroom ook te danken aan den „Dopper"- minister P. Grobler. De Rector huldigde hem met de woorden men lette op den toon, welke den Afrikaanschen geest zoo ty peert! „Oom Piet, ons is u baie groot dank verskuldig. Ons weet dat die inisiatief geneem moet word. deur Dr. Malan, maar as Dr. Malan nie in die Kabinet gesteun word nie, sal hij nie altyd verkry wat hy graag wil verkry nie. Wat die P.U.K. betref is Oom Piet die groot steun van die Doctor, as die Docor begin druk, dan druk Oom Piet ook net so hard as wat hy kan. Hartlik dank Oom Piet en druk maar weer in die toekoms.". Wie onzer zou er aan denken een minister, als is hij nog zoo met hem bevriend, in het openbaar op die manier toe te spreken? Maar de Afrikaanders voelen zich als één groote familie. Onze distantie- taal zou daar als gemis aan hartelijkheid worden gevoeld. Geen wonder, dat zij, wanneer zij in ons land komen, eerst aan onze „stijfheid" moeten wennen. Thans zijn de beide vertegenwoordigers der regeering elkanders politieke tegenstanders. Minister Grobler maakt deel uit van het Kabinet HertzogSmuts. Dr. Malan is in de oppositie gegaan. Vóór den aanvang van een mijner lezingen had ik het genoegen een halfuurtje met hem van gedachten te wisselen. Maar over de politiek mag ik het hier nog niet hebben. Hoofdgebouw van de P. Het s.s. „Rita", dat met het m.s ,Jlotula" voor rekening van de Kon* Shell-groep bij de Ned. Scheepsbomo Mij. te Amsterdam in aanbouw is De eerste bor den van den nieuwen snert- verkoop te Am sterdam worden a 5 cent uit gereikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5