Van een oud Gilde DE ALKMAARSCHE KAASMARKT door EM. BRUYN 't Is Vrijdagmorgen. Een stralende zomerdag. Uit den toren van 't Alkmaarsch Waaggebouw klingelt het klokkespel. Een klankengetater boven 't roezig beweeg. Overal komen ze, gaan ze: de witte nuywien met ihun slefferende dribbelgang. De donkere zeelcn taai over de schouders, de kleurige hoeden fleurig met de wapperende linten. O.isteren, in alle stilte, kwamen de wagens, vrachtauto's of boerekarren en zc brachten de glimmende, doffe of schimmelende kazen. Nu liggen, keurig toegedekt, de stapels, te wach ten op liet vervoer. Er wordt gehandeld. ,.Ze zijn stijf vandaag," bromt een boer, die ver geefs z'n kazen boren laat. Weer komt de handelaar, weer kletst de klap, mis de kaas is te duur, m'nheer gaat weer verder. Ze zijn stij-f aan den prijsen de boer kijkt, Ronder spreken, de omstanders aan dat zijn bekenden, dat zijn ouwe boeren, die nog steeds met liefde ter markt trekken. Een groep trekt weer samen. Zwijgend laat de boer keuren. Een enkel: „Éénentwintig". De koop man schudt 't hoofd: „Twintig". De handelaar blijft kijken ,nog eens de kazen taxeerend: „Vandaag krijg je jo zin onthoudt het goed," zegt hij dan en de omstanders glim lachen verstolen. De kazen worden zorgvuldig gedekt en 't sein js doorgegeven, dat de stapel klaar is. De geïnteresseerde kijkers schuifelen langs de smalle looppadon tusschen de stapels. 't „Heidaarl", „Hei Past 'r op!" klinkt van alle kanten en dan komen 11e dragers. De berrie's kletsen op den grond. De knecht van den boer tast de kazen op, keurig in den langen vorm van de berrie. t De dragers, deze hoer heeft altijd t blauwe veem haken de touwen van de zeelen om de staken van de berrie. En dan gaat het: links rechts „Hei daar! Past 'r op!" De Lange, die vóór loopt, noemt een draai. Hij buigt zich om de zeeion los te maken. De Zwarte kijkt verwonderd en moet wel bui gen maar, dat gaat verkeerd! En op eens, ja, waar komt 't vandaan? daar schalt oen kreet over 't marktplein, een kreet, die met iedere ernstige markttanl spot, en als een langgerekte echo voort gaat: „Uil! Uil!" De Lange heeft z'n blunder al gezien en 't ge grinnik om hem heen doet hem grappen. Even is de aandacht van ieder op dit moment geconcentreerd. Maar nu is 't ahvepr voorhij de vacantie- gangers kijken nóg verwonderd. Bij de weegschaal is 't druk, telkens wordt er nauw een opening voor de dragers gelaten. De ixuries komen op de schaal. De oudste van het veem, dat de kazen droeg, slaat er al bij. Ieder veem, want hel dragersgihlo bestaat uit vier veemen geel, rood, blauw en groen, ken baar aan de hoeden heeft een eigen regecring. De oudste weegt de kaas en ontvangt het dragers- geld, teiwijl een ander uit het zevental dragers «Is overman verkozen wordt: hij zorgt voor de orde en is kenbaar aan oen insigne met een lintje in de veemklcur. De oude haalt nu de klink over. De berries ver- beffen zich langzaam omhoog. De wijzer houdt het midden en dc schaal dompt weer omlaag. Er wordt gerekend: zoo\eel kaas voor zooveel draag- gcld. Het geld gaat in de tasch, die dc oude aan een riem draagt daarom heet hij ook heel leuk: Taschman! De dragers maken een grap een kijken naar »,hun gewicht". Camera's worden gesteld en gericht. „Een lachje?" De berrie, waarop een gewicht van plm. 160 K.G., ligt stil tusschen de zeelcn van z'n dragers. En hij 't schip, waar de open ruimte gaapt, Kaasmarkt te Alkmaar, Foto: Kate Steinitz. daar ligt dc goot, waardoor dc kaas in het ruim arriveert, al klaar. Als merkwaardigheden worden de dragers aan gezien met een heel bijzondere belangstelling. .Somimige kijtkers wachten bij dc brug of de ruitertjes, onder den toren, die in werkelijkheid tamelijk groot zijn, op de eerste hoornstoot van den vergulden hoornblazer te voorschijn zullen komen, met klepperend dichtslaande deurtjes. Maar anderen trekken naar binnen. 't Gilde, dat van 1622 hier werkte en voort bestond, maar ook hier vierde en juichte dat gilde is het, dat hier regeert. Als zc zoo tippelen tusschen de bonte menigte on hun weg hanen door de handelaren: dan is dat geen gewir-war zonder orde. Het waaggólwmw is als een bijenkorf, waar wer kers uit- en ingaan, elk met een vast plan. De kaasvader zwaait zijn schepter in 't kleine lokaal, dat als een nis uit een oud gebouw de ge heimen herl>orgt van voorbije eeuwen. Hier, in 't donker vertrek, komen ze hij elkaar. Een stevige, donkere kerel, zit op de bank tegen 't houten beschot, dat met ringen aan den gcknlk- ten muur hevestigd is. Ilij moet lnioten en naar aloude regeling z'n werktijd „uitzitten". Hij pleziert en praat binnens- monds met dc binnen komenden en zij, op hun beurt kaatsen hun grappen terug. Rondom aan den muur hangen de kastjes van de dragers. Do houten tafel beneemt bijna alle ruimte, de banken zijn er langs geschaard. 't Schandhord is niet leeg: vier namen staan in wit krijt, ten afschrik en 't boetebedrag prijkt er naast. Een ordonnantie van 1631 vertelt van de gebo den, die do dragers hebben na te leven. Gods Naam mag niet worden misbruikt, geen •willekeurige blessuur aangebracht noch oonig scheldwoord geuit. Iemand, die niet verschijnt op den marktdag, kan betalen; iemand, die z'n ver plichtingen niet na-komt of traag is, blijft zitten, den heelcn werkdag. Nee, daar vult niet mee te spotten. In 1608 heb ben dc vroede vaderen zich nadrukkelijk uitge laten en een reglement bepaald. Het gilde j6 als een broederschap, met een eigen wet en eigen leven. En in 't kleine hokje, als dc luiken gesloten zijn, daar wordt er, wanneer er een nieuw lid aangesteld is, gevierd. Dan komen de oude, roodkoperen steelcomforen met een kooltje vuur er in op de tafel. De tabak gaat rond en uit de lange pijpen kringelt de rook. De kannen, dikbuikige, bultige, tinnen kannen, gaan van hand to* hand en do bekers, wijd cn diep, worden gevuld met 't bier. Bier kaasdra- gershier, speciaal voor bón gebrouwen. Dan wordt er gelachen en gedronken, dan klin ken de oude. bekende grappen, en wordt er ge zongen: ,.'t Gilde viert, 't gilde juicht!" cn bruist het overmoedig: ,,'t Beste biertje lust hem niet, 't Liefste liedje sust hem niet, Het mooiste meisje kust hem niet..." Osn dan als een juichkreet aan te vangen: „Hoog hot glos! Hoog het hart! Hoog het lied!" Dan is het blauw van den rook en klinken tegen de witte muren de oude gilde-verzen, die gemaakt zijn. Dan viert het gilde! Dan juicht het gilde! Zoo bewaart Alkmaar in liaar mooi waagge- lxiuw een van geslacht op geslacht overgedragen maatschappij-vorm, die naar aloude traditie leeft en voortbestaat cn hopelijk nog lang in eere zal blijven! Driekoningen Libellen-serie no. 53/54 Het Driekoningenfeest behoort, althans tegen woordig. niet zoo zeer thuis iu de zgn. „protcs- tantsche" contreien onzer noordelijke provinciën (Holland en Zeeland inbegrepen) als wel in de overwegend katholieke als Npord-Brabant en Lim burg cn natuurlijk! Vlaanderen. Driekoningen-avond is echter een oeroud volks feest dat ondanks ,|e misbruiken, die zoo menig volksfeest met zich brengt uls zoodanig recht heelt op onze belangstelling. Zooals alle zéér oude feesten - men denke aan het Sint-Nicolaasfeest stamt Driekoningen uit den tijd vóór de Reforma tie; het is dus van Rooinschen oorsprong. Dit was dan ook de oorzaak, dat in <lo 17de en 18de eeuw «Ie vroede vaderen veler gemeenten zich ten sterk ste tegen dc viering van Driekoningen verweerden. Er bestaan oude verbodsbepalingen togen den „ver maledijden superstitieusen en paupsohen ommeganc met de star". Heeft zelfs Sint Nicolaas het in dezen niet moeten ontgelden? „Toch," zoo schrijft de bekende folklorist D. J. van der Ven in bet interessante Libcllendeeltjo „Van Driekoningen-avond en Keuninkje spelen,"*) „Toch bleven in Noord-Holland o.a. te De Rijp de weeskinderen in witte hemden hun Driekonin gen-omgang houden tot het eind der vorige eeuw. Ook zijn er dc Drie Koningen uit de havens van het voor hen zoo ongastvrije noordelijke Hol land gevlucht op dc schepen der Hollandsclic Ma rine, waar meermalen midden op zee dc vorsten uit den Oriënt zich op Driekoningen-avond ver toonden en hun aanwezigheid aanleiding werd tot echte feestvreugde onder heel de bemanning. Sint Nicolaas en de Drie Koningen bleken steeds wel kome gaston te zijn aan boord van Nederlandscho oorlogsschepen. Dc scheepsjournalen van het linie schip „Holland" gewagen ervan in de jaren 1824 1825 en 1826, en in 1S52 verschenen Caspar, Mel- chior en Balthazar nog als zeer welkome gasten op Z.M. corvet Sumatra. Overal degenereerde in Noord-Nederland ge durende de 19de eeuw het Drie Koningen-vermaak, dat ten slotte in De Zaanstreek geëxploiteerd werd door sterremannen van professie, welke in hun optreden niet eens het heilige drievoud betrachtten. In 1927 trokken in Monnikendam, Brook-in-Wa- terland en Oostzann de heilige Drie Koningen ge tweeën rond en zij bleken op hun rondga 112 een zuiver zakelijke maatschap te hebben aangegaan, want terwijl de eene sterroman zong. ging zijn helper roml 0111 dc goede gaven in te zamelen." Het overoude ,£tcrreloopen" op Driekoningen avond is dus ook in Noord-Nederland nog niet ge heel verdwenen. In het Katholieke Brabant echter, en niet name in D011 Bosch .schijnt het Driekonin genfeest, dat dóór ook reeds tot een publieke bedelpartij was teruggeloo|>en. weer te herleven. Van der Ven maakte in 1924 zoo'n Driekoningen feest mee. Hij schrijft er over: „De driekoningen- omgang in 1924 was voor mij in al zijn simpelheid een prachtig voorbeeld hoe de Bossche jeugd slechts een bepaalde aanleiding noodig heeft 0111 in de rerhte feeststemming te komen en de buurt- psyche te laten spreker. 111 optocht-groepen welke in een stad als 's-Hcrtogenboscu altijd getuigen van vrome devotie, goedronde Brahantsche jovia liteit, boertigen humor en ontróerenden weldadig heidszin 1500 kinderen 'iepen in 1924 hun driekoningen- vre.ugde uit te zingen. Eerst 111 groepjes van drieën, fier zich voelend in hun pékskes, later na de tractatie en den zangwedstrijd in de „botter- hal" vereenigd in een joyeusen stoet achter de muziek van het 's Hertogenbossche Harmonie- corps, dat met trommelslag en fanfare-geschctter telkens en telkens het als mnrschlied setoonzette „Driekoningen, Driekoningen, geef mij een nieu wen hoed, hoed, hoed" deed hooren in dc feeste lijk drukke straten van de binnenstad." De tijd ligt echter ver achter 011s, dat het Drie koningenfeest allcrwege populair was. Weet men Be Tilburgselie Driekoningen, zooals ze nog rond trekken. Uit de Libell-Serie No.. 53/54. Uitgave Bosch Keuning, Baarn. dat bv. Heemskerk en Barents/, op Nova-Zembla óók hun Driekoningen vierden? Gerrït de Veer schreef er in zijn dagboek op 5 Januari 1597 over: „Als wij nu den ganschen dag gesloofd hadden, zoo werden wij gedenkende, dat het Drié-Ko ningenavond was, ende begeerden aan den schip per (Heemskerk) dat wij tusschen al ons verdriet ons eens wat vermaken zouden, daartoe wij aan brengen of inleggen wilden oen deel van 't rant soen van den wijn, die 011s alle twee dagen toe gedeeld behoorde lo worden, ende nu wat ge spaard of in voorraad hadden, alzoo wij ons op dien avond wat verkwikten, ende „Coninekcn" speelden, daartoe wij twee ponds meel hadden, die wij tot kardoezen (kartonnen busk rui tkokers) te pappen medegenomen hadden, daarvan bakten wij pankoeken met olie, ende leiden elk een witte broodsbeschuit in, die wij in dc wijn sopten, ende lieten ons drinken, dat wij in ons vaderland ende bij ons vrienden waren, zoo wél waren wij daar mede vermaakt, alsoft wij thuis een heerlijke maaltijd gehad hadden Hoort men achter dit onbeholpen bootsmans- proza niet het. heimwee dier dapperen naar hot verre, vertrouwde en feestvierende vaderland? Treffend is een voor-oorlogsche herinnering aan Driekon in een avond in Nijmegen, door Van der Ven in 1912 meegemaakt, 't Was dus vóór den tijd, dat het feest in Den Bosch eenigermate in zijn ouden' luister hersteld werd. De rondgang der „Drie Koningen" was toen nog een droeve bedel partij, die in den regel een triestig slot liud. „In den neergudsenden regen vond ik", zoo vertelt Van der Ven, „het drietal, Balthasar droop van het water, zijn bont papieren halskraag hing ver flenst op zijn doorgeloopen wit hemd, en op zijn rechterschouder plekte het zwart van zijn jasje in een winkelhaak door zijn verfomfaaiden ko ningsmantel. Kaspar had de vetera van zijn te groote schoenen stuk getrokken, zoodat die maar amper door een touwtje aan zijn kletsnatte kou senvoeten hingen en bij iedcrcn stap over do glib- beratraat sjokten. En Melchior zag er wel het allerpotsierlijkst uit! Dc zwarte koning uit het Moprentand voelde het. roet van zijn oolijke jongenssnoet met straaltjes wegloopen, zoodat zijn wangen onder het flapperend schijnsel van den nog immer fier geheven fakkel, laatste rest van de reeds verregende sterre, cr uit zagen als een paar stukjes glanzende zebrahuid! In de naar geestige avondsfeer maakten de drie Nijmeegsche koningen op mij wel een heel zieligen indruk, te meer, daar zij schooierend en bedelend de meeste deuren voor zich toegesmeten zagen." Welk een verschil met het oudhollandsche Drie koningen/feest, dat een hoogtij van gezinsvreugde was! Merkwaardig, dat het volik van dn „wijzen", zonder getal of toenaam in het N. T. vermeld, koningen gemaakt heeft, drie in getal, en gchee- ten Kaspar, Melchior en Balthazar! Het getal der wijzen, nergens in de Schrift vermeld, werd door don kerkvader Chrysostomus (4e eeuw) op 12 ge steld, terwijl de geschiedschrijver Epiphanius ze twee eeuwen later op 15 bracht! In dc drie koningen vinden wij een oeroude poging, in de geschenken brengende wijzen het geheele menschengeslacht te symboliseeren. De „koningen" achte men vertegenwoordigers van het geslacht van Sem, Cham en Japhet. In dc 8ste eeuw worden voor het eerst de drie konings namen genoemd. Kaspar zou schatdrager, Mel chior koning des lichts cn Balthazar Gods be schermeling beteekenen. „Melchior, de kleinste en jongste, offerde als koning van Nubiö het goud, als dc cijns aan den koning verplicht; Balthazar, de koning van Godolië en Saba dc wierook, om dat liet Kindekc Jezus als God vereerd zou wor den, en Kaspar, de koning van Tharsis en het eiland Egryscilla, de myrrhe omdat Hij mcnsch was en sterven zou om de mcnschheid te redden." Uitgave Bosch en Keuning te Baarn. Wij bevelen dit rijk geïllustreerde boekje onzen lezers, die van folklore houden, met warmte aan. De il lustraties bij dit artikel zijn door ons aan dit boekje ontleend. door G. K. A. NONHEBEL, Apotheker te Middelburg Wratten De wrat is een veel gecompliceerder woekering dan het eelt en de eksteroog, daar aan de vorming ouk dc diepergelegen huidgedeelten deelnemen. Er zijn „aangeboren" cn later „verkregen" wratten. Ofschoon ze op alle plaatsen kunnen voorkomen, kiezen zo daarvoor speciaal de handen uit. (Ze willen blijkbaar graag in het zicht komen). Zel den is de oppervlakte glad, maar meestal ruw en 1 Vinter in Hollands lueideland. gekloofd. Hun kleur is gemeenlijk licht tot donker grauw of bruin. Zc groeien maar heel langzaam. Hun vermeerdering kan bijwijlen zóó sterk zijn, dat dc handen er mee „bezaaid" zijn. Hun ontstaan hebben zij te danken aan micro organismen, vandaar dat zc infectieus zijn. Mocht dus een der lezers er erg op belust zijn ook eens zoo'n ding te bezitten, dan zijn ze gemakkelijk van den een op den ander over te enten. Ze doen meestal geen pijn, maar kunnen een schoon gevormde hand ten zeerste ontsieren. Al leen als ze tot residentie kiezen: onze voetzolen of bij wijze van afwisseling het leuk vinden om onder de nagcl6 te gaan groeien, dan is dat voor den eigenaar heelemaal niet leuk. Vandaar dat een ieder tracht zich van deze parasieten te be vrijden .Hiertoe kan men dc volgende wegen be wandelen: 1. Langs chirurgischen weg. De medicus maakt hem ongevoelig door bespuiten met aethylchloride en schept hem cr uit met een zeer scherp lepeltje en etst daarna dc wondvlakte met een daartoe ge- eigende stof. Er vormt zich dan een roofje, dat men rustig moet laten zitten, waarna het van zelf afvalt. Daar vele menschen een niet te bedwingen be geerte hebben om i.an zoo iets te gaan peuteren en daardoor de wijze natuur tegen te werken, die de wonde weer onzichtbaar wil trachten tc gene zen, ontvangen ze dan ook als aandenkeneen duidelijk zichtbaar lidteeken. Daar ze dit van zelf zeer onaangenaam vinden, haasten ze zich natuur lijk den medicus hiervan de schuld te geven. 2. Langs electrische.i weg. Aan een apparaaf, dat een zwakke electrische stroom geeft, n.l. van 2 M. A. (twee duizendste Ampère) wordt de ne gatieve pool verbonden met een zeer fijne naald. De andere pool mag de patiënt zoolang in zijn hand houden. (Dat is wel gcnoegelijk, want toen ik er laatst twee liet wegnemen en die prikjes een beetje pijn deden, liet ik die pool stiekum even los en was de stroom verbroken.) Met die fijne naald steekt nu de medicus eenige malen midden in het wrattenhart. De wrat blaast zich daarbij geweldig op. maar na eenige dagen lustig aan zich zelf overgelaten, droogt hij in en valt af. 3. De meeste menschen voelen er echter veel voor om met allerlei (natuurlijk niet steriele)' scherpe voorwerpen er zélf aan te prutsen. Dit geeft negen van de tien keer aanleiding tot in fectie. Of wel zc probecren met scherpe stoffen als salpeterzuur; trichloorazijnzuur e.d. de wrat weg te bijten. Instede nu zeer voorzichtig met een glazen staafje met fijn puntje boven op de wrat een klein droppeltje te brengen, laten ze er een kanjer van een droppel op vallen, die door zijn zwaarte direct van liet wratheuveltje naar het dal glijdt. Dat dal (de gezonde huid dus) is wel geplaveid met stevige -hoorncellen, die flink weer stand bicden, maar tegen een vijand als salpeter zuur, die hen kalmweg opvreet, niet bestand zijn. Daar dit zuur 1111 gemakkelijk verder invreet, is het einde, dat infectie ontstaat, en de patient een dikke hand oploopt. Wie dus wijs wil doen, om- geve de huid om do wrat heen van te voren met een laagje vaseline, dat zich om salpeterzuur niet bekommert. 4. Door allerlei volksmiddelen als groene zeep, citroenschijfjes, wrijven met bananenschillen enz. Als men veel tijd heeft, is dit mogelijk wel 'n aardigq tijdposseering; het kan in ieder geval geen kwaad. Ook gaat het verhaal, dat als gc links op een wrat wrijft, dan de oventueelo comparant aan do rechterhand verdwijnt. Daar zit in die methodo veel perspectief, b.v. hebt ge links een vuiltjo in het oog, dan wrijft men maar even aan zijn rech teroog en het komt er uit. Heeft men rheumatiok aan dc linkerkant van zijn lichaam, dan wrijft men rechts en daar doet het geen pijn bovendien. Dat noemen ze meen ik Politiek: als het links niet gaat, dan probeert men het rechts. s

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 16