JEUGD YanBOEKEN^WRI khk en SCHRUVÉRS VOOR DE „De Waterman" door Arthur van Schendel. Rotterdam, Nijglh en VanDitmarN.V., 1933. Het Verhaal. Het is uit den mond van vroolijk spelende kin denen, dat Maarten Rossaart, de hoofdpersoon van dit boek, zich voor het eerst den bijnaam van „waterman" hoort toeroepen. Zijn werkbaas neemt den naam over, de kinderen zingen hem op een wijsje en van dan af gaat deze naam zijn leven door, in arbeid en afzondering, met hem mee. Deze jonge dijkwerker, die op dat oogenblik tot •verwondering der omstandere, we zijn in het eerste kwart der vorige eeuw schoenen en kousen heeft uitgetrokken om met bloote voeten heler den aard van den grond te kunnen voelen, krijgt hier den naam die ten diepste samenhangt met zijn wezen en bestemming. Als Maarten Rossaart op dien herfstdag met de voeten tast in de modder, doet hij op ietwat zon derlinge wijze het gewone werk van iederen wil lekeurige dijkwerker: zoeken naar oen zwakke plok aan den voet van den dijk, maar voor hem is het innerlijk veel meer. Het te levensstrijd in de eenvoudige taakvervulling van dien dag. Naar d>cn levensstrijd is hij onafendbaar heen- gestuwd door den gang der dingen. Maarten te nl. Gorcum opgegroeid als het wat zonderlinge zoon tje van een geacht burger. Van jongs af zit in den kleinen jongen de trek naar het zwerven op en langs de rier. Alle verbod en a'le slaag bij zijn thuiskomst kan dat er niet uit krijgen. Rn als hij na een straf met betraande oogen schuldbewust zijn moeder aankijkt, komt er niets uit zijn mond dan: „Moeder, dat water." De geheimzinnige aantrekkingskracht van het water wordt dan versterkt door een bijzonder voorval. Op een natten winterdag ziet hij, als hij achter een stapel hout door den dichten mist verborgen blijft, boe een douane door oen smokkelaar het is dan nog de Fransche tijd wordt neergescho ten en meegesleept naar de rivier. Van dat oogen blik af verbergt de kleine jongen van een jaar of tien een geheim dat zijn denken en voelen hcheenscht. In de kerk ziet hij den dommee in dezelfde houding staan als de douane. Vele dingen waar hij vroeger met plezier of verwonder ng aan heeft gedacht, kijken nu ern- stic naar hem, koud en verwrongen. Telkens ziet hij in zijn verbeelding den man die het lichaam wegsleepte vóór zich met een zwarten mond en een stckcligen baard, en het lichaam liobbolt over den grond, zooals hij eens ccn verdronken paard heeft zien voorttrekken. Zijn zwerftochten zet hij voort, maar van nu af is het water voor hem een gehcimz'nnige macht, die aantrekt, maar ook angst wekt en uitdaagt. Hij kan niet anders clan zich almeer dwingen tot vertrouwelijkheid met het water. Hij luistert naar het klotsen, hij laat het glijden tusschcn zijn vingers door, maar springt dan op en zoekt stee non om er in te ..'oo:en. Voor zijn vriendjes wordt hij een sufferd, en in eenizaamheid win den kant der rivier werpt hij walletjes op om dan geulen te graven en het water toegang te geven. Dan komt na het invallen van de dooi de dijk breuk. Hij logeert met zijn moeder en zusje aan den overkant der rivier. Na een Zondag van angsten in het dorp en van veel vcrgeefsche pogincron om het gevaar af te wonden, heeft 's nachts de dijkbreuk plaats, waarbij zijn moeder en zusje omkomen en hij zelf ternauwernood wordt gered. Intusschen hebben zijn zwerftochten en zijn een zelvigheid den kleinen Maarten nog in een ander conflict gebracht Door de botsing met zijn om geving. Zijn afwijking van het gewone, zijn terug getrokkenheid heet in het strong-orthodoxe milieu, waarin hij opgroeit, zondige koppigheid. De ver wijten en bedreigingen met den toom Gods wek ken in den kleinen jongen een stil maar vast verzet. Eerst heet hij een rare, ongehoorzame jon gen, omdat hij veel aan hef water speelt en er dikwijls in valt, dan begint hij lastig te heeten. Bij een plagerij van zijn zuster ontvalt hem bijna ondanks hemzelf bet wederwoord: ..Loop naar den duivel met den dominee en zijn Bijbel." Voortaan eet Maarten alleen in de keuken. Dan komt de dood van zijn moeder en zijn zusje. In zijn omgeving beet dit een gerechte straf. Herhaaldelijk wordt hij vermaant zioh te buigen onder den toom Gods. Zoo groeit in hom het besef van sohuld. Dit besef wordt zoo sterk, dat hij niet meer om vergeving bidt, maar om gerechte straf voor zijn zonden. En als tegen het eind van den Fransehen tijd de stad wordt gebombardeerd, sluipt hij, terwijl de hommen neerploffen, naar de kerk en met de han den tegen den buitenmuur smeekt hij om straf. Het gruis stort rondom hem neer, maar God wil hem niet hooren. Thuis vertelt zijn vader, dat de dijk Is doorgestoken en het ergste niet van het bombardement, maar van het water te vreczen is. God en het water komen hier voor den jongen samen. Eén keer bidt hij, maar dan neemt hij een steen en werpt dien recht omhoog. Hij wacht, maar de straf komt niet. Door deze ervaringen heen verwerft Maarten zioh een eigen inzicht omtrent wat in zijn om geving als waar geldt. Hij wordt de rustige be minnaar en bestrijder van het water die zijn eigen weg wil gaan. Hij durft voortaan ook anderen zijn meening te zeggen. Daar hij weinig woorden gebruikt, recht op het doel, schijnt het dat hij met te hoogen dunk spreekt.. Maar hij wordt gewaardeerd, omdat hij als dijk werker intuïtief vakkundig steeds de zwakke plekken ontdekt en de juiste maatregelen beraamt. Het voorjaar brengt de door hem verwachte en gevreesde overstrooming van de Bommelerwaard. Maarten vecht met het water om mcnschenlevcns. Dan weet hij dat hij voor de rivier nooit meer bang hoeft te zijn- Als de jonge Rossaart zijn angst voor het water heeft overwonnen, en zijn rustig zelf bewustzijn tegenover zijn omgeving verwonen, heeft hij daar mee zijn levensvorm gevonden. Hij kan zioh nu ook in de kleinere dingen voegen en het lijkt alsof hij een eerzaam burger zal worden, zij het dan met enkele zonderlinge gewoonten. Toch zal hij niet de strijder tegen het water in de Bommelerwaard blijven. De eenzame wordt een zwerver. Door een nieuw conflict met zijn om geving. Om een Roomsch meisje komen thu»s de verwij ten los. En bij den pastoor en «Ie oudere van het meisje ontmoet hij een beminnelijken, maar vasten tegenstand. Maarten gaat van buis en besluit te wachten tot zijn tijd komt. Hii komt in aanraking met een Arthur van Schendel groep van de z.g. Nieuwlichters, diie in de eerste helft van de vorige eeuw een soort van broeder schap vormden en bij innerlijk licht wilden leven. Rossaart wordt schipper voor dc broederschap. Na acht jaar komt Marie bij hem. Daar de papie ren niet in orde te krijgen zijn, wordt een wettig huwelijk niet gesloten. De broederschap komt af en toe in botsing met de overheid. Rossaart krijgt twee jaar gevangenisstraf. Als hij terugkomt doet onderlinge verdeeldheid hem afscheid nemen van de groep. Met een oude schuit vaart hij met vrouw en kind voor zichzelf. Ondanks alle armoe wordt dit de mooiste tijd van hun leven. Dan verdrinkt de kleine jongen. Rossaart staat in het water te kijken met een dwazen lach op het gezicht. In dc roef ligt Marie geknield met het hoofd in dc armen. Van nu af zal het water scheiding maken tus- schen hem en zijn vrouw. Zijn vrouw wordt ziek en moet aan den wal. Rossaart blijft eenzaam varen. Hij vaart niet omdat hij varen wil, schip per is hij bij toeval geworden, maar wat is er op zijn jren nog voor ander wenk te vinden met het wafer? Zijn vrouw tracht weer met hem mee te gaan, maar durft n-iet te blijven. Dan is verder een hond zijn eenige metgezel. Nog eeranaal komt Rossaart im zijn oude kracht, als hij bij een watersnood weer onvermoeid als redder optreedt. Dan ziet hij hoe op en langs de rivier door baggerwerk en dijkversterking het verweer tegen het water, dat hem als jonge man door liet hoofd gespeeld heeft, stelselmatig wordt aangepakt. Maar hijzelf heeft er geen deel an. Hij blijft de eenzame, gemeden, miskend en soms belasterd. Zoo zwerft hij zijn levensdagen door. Eens in het najaar vindt liij zijn vrouw gestor ven. Er is geen cnensch aan de kade, ais hij k>s maakt en het zeil hijscht. In dien nacht verdrinkt hij bij het redden van zijn hond. Van Schendel's vernieuwing Het is enkele jaren geleden dat Arthur van Schendel de Nederlandsehe literaire wereld in verbazing bracht door het verschijnen van zijn book: Het fregatschip Johanna Maria. Het Zondagsblad in 1935 Oudergewoonte willen wij bij de aanvang van een nieuw jaar aan onze lezers mededcelen welke nieuwe bijdragen wij in portefeuille hebben. Niet alles willen we noemen, omdat we het ele ment van verrassing niet onderschatten. In dit nummer vinden onze lezers het begin van een boeiend verhaal, geschreven door K. Jonk heid „Gelijk ook wij vergeven". Het is de .geschie denis van een vee»e tusschen twee dorpsbewoners. De heer Jonkheid schreef reeds vroeger in ons blad boeiende lectuur. Zijn werk is voor alles levenswaar, hij werkt ook niet, terwille van een „mooi" slot met geforceerde oplossingen. Terwille ook van nieuwe abonnees willen we dit jaar onze vervolgverhalen binnen elk kwar taal laten afloopen. Ook voor onze rubriek „Korte verhalen" kun nen we nieuwe medewerkers aankondigen. In de eerste plaats als vast medewerker de heer G. Mulder, wiens romans „Deining" en „Batig Slot" zulk een verrassing waren. Voorts een serie dorps- sohetsen „Minsche uit ©enen bloede", door Han Hulst. Het werk van deze auteur, die hiermee debuteert, getuigt van diep meeleven met de noo- den en moeiten der kleine luyden. Het doet ons voorts genoegen te kunnen mel den dat Mevr. H. KuyperVan Oordt een serie Historische schetsen zal piubliceeren in ons Zon dagsblad. Aan onze rubriek „Van Boeken en Schrijvers" zullen geregeld medewerken de heeren D. J. Gallc, P. J. Risseeuw en A. Wapenaar. Voor de Jougd-rubriek hebben wij verhalen In voorraad van D. van der Stoep, Greeth Gilhuis- Smitskamp, Anne dc Vries c.a. DE REDACTIE. Vóór dien was hij in hoofdzaak gekend cn be mind als de schrijver van: Een zwerver verliefd. In dit kleine boekje gaf hij in het begin van deze eeuw. in een tijd ,toen men beu was geworden van de uiteenrafelendc naturalistische romans, wat we nu gewoon zijn een modernen hi6torischcn roman te noemen. Dit genre duikt in dien tijd op bij eenige jonge ren, die met een rijke verbeelding weer uit de harde werkelijkh vid van het heden wegvluchten in een schoon gedroomd verleden. Geen van de jongeren is echter in staat geweest zoo volledig met den naturalistischen schrijftrant waarbij ze waren opgegroeid, te breken als Van Sohondel. Bij hem ook vinden we het zuiverst de tegen stelling met den vroegeren historischen roman. Hij vermeed alle gedétai 11 eerde milieubeschrijving, maar schiep door een zeer persoonlijken stijl de algomeenc sfeer van die late Middeleeuwen, waar in de verliefde zwerver, door zijn liefde gedreven, rond dwaalde. Het was het wazige en vervloeiende in de be schrijving, waardoor de dingen en toestanden meer werden aangeduid dan genoemd, dat voor ve'en het specifiek bekoorlijke van Van Schendel uitmaakte. Wel voelden velen het als een bezwaar, dat do zwerver in dei\kcn en voelen te veel op een mo dernen mensoh van dc 20e eeuw geleek, maar ook dit weid grootendecsl aanvaardl>aar door den cigènanrdigen zweveiulen stijl van het geheel. Deze beschrijvingskunst bleef voor velen de bij zondere bekoring van Van Schendel's proza ook in zijn latere verhalen. Tot Van Schendel zijn fregatschip Johanna Ma ria in een schijnbaar geheel anderen stijl met concretere beschrijvingskunst het licht deed zien. Het was voor sommigen een teleurstelling cn do rritiek uitte zich ook in dien geest, 't Was de oude Van Schendel niet meer, vond men. Anderen vonden echter zijn stijl versobering een verrijking en verdieping. En het wekte bewonde ring, dat iemand die tegen de zestig liep in staat was zich zoo te vernieuwen. In het nieuwe genre verschenen snel na elkaar drie werken, waarvan de Waterman 't laatste is.*) Toch mag men betwijfelen of deze boeken wezen lijk verschillen van zijn vorige. Het motief van de verliefde zwerver, dat in het vroegere werk tel kens in allerlei vorm voorkomt, is ook hier niet verdwenen. In de Johanna Maria was het dc liefde van don zeeman voor zijn schip, dat hij als een levend wozen bemint en waar hij zijn heele leven aan geeft En ook in de Waterman Is Maarten Rossaart ccn verliefde, die terwille van zijn liefde eeu een zame en een zwerver wordt. Dc groote kracht van het boek is, dat Van Schendel mede door dc suggestieve kracht van zijn stijl in staat blijkt, die liefde voor het water als ontontkoombaar uit te beelden. Maaren Rossaart wordt in zijn zonderlinge een zelvigheid toch geheel aanvaardbaar. De zelfstan dige zonderling, die zich uiterlijk wel wat vreemd im dc maatschappij gedraagt, wordt tot een groote figuur door den strijd om bewust te aanvaarden en te beheerschen wat hij als onontkoombaar in zijn leven voelt. Inmiddels is er weer een nieuw boek van hem: „Herinneringen van een dommen jongen". 2 Eerst dit lezen Natuurlijk hebt jullie allemaal wel eens van de wereldoorlog gehooid. Vraag er anders maar eens naar. Alle groote mensclion weten er heel wat van te vertellen. In zoo'n oorlog gebeuren allerlei vreeselijke din gen. Alle landen hadden veel van die wereldoorlog te lijdon, maar vooral met de landen, die aan de oorlog hadden deelgenomen, was het treurig ge steld. Zoo ook in Hongarije! Haast iedereen leed daar gebrek. En dan in de winter die vreeselijke kou! Honger en kou! Twee dingen, waar niemand tegen kan! Kleine kinderen zeker niet Na vier jaren kwam er gelukkig vrede. Maar, al was de vrede gesloten, daarmede was de ellen de nog niet voorbij. Vooral in de eerste jaren na do oorlog leden de kinderen groot gebrek, waar door er velen stierven. Gelukkig was er in de landen, die buiten de oorlog gebleven waren, zooals in Holland, weer voedsel in overvloed! Dc menschen hier hoorden van al dat leed. En weet je, wat ze toen gedaan hebben? Duizenden kinderen uit Duitschland, Oostenrijk en Hongarije lieten ze naar Holland komen. Die bleven hier dan eenige maanden, tot ze weer flink geworden waren, en gingen dan als stevige jon gens en meisjes weer naar huis terug. Van één van die kinderen vertol ik jullie hier wat. Van een klein Hongaarsch meisje door M. M. KaLaMEN Bij Ilonka thuis. 't Was koud en donker in 't kleine kamertje. Het was er stil en 't scheen of er niemand was. Maar toch, als je goed keek, zag je bij de kachel telkens even iets bewegen. Daar in dc hoek, op een gioote kist goed in dekens en doeken gepakt, lagen twee kinderen. Een klein meisje, Ilonka cn een jongetje Lajos. Dat hoekje had moeder 's morgens, vóór zij wegging, klaargemaakt. Daar ko.iden ze, als ze moe waren van 't spelen in de sneeuw, en het koud kregen, gaan uitrusten en slapen. Moeder bleef meestal de heele dag weg; het brood wisten de kinderen te vinden, cn 's avonds laat, als moeder thuis kwam, kregen ze wat warms en moesten dan vlug naar bed. „Ilonka", fluisterde de kleine Lajos. „Ja," klonk het even zacht terug. „Wat blijft Moeder lang weg, hè? Ik wou, dat zij maar kwam, ik heb het zoo koud en 't is zoo donker!" „Ja, cn ik heb zoo'n honger!" „Nee, ik niet, 'k geef niks om die nare aardap pelen met azijn. Vroeger was 't eten veel lek kerder." „Maar ik heb toch honger, hoor! Wat was er dan vroeger voor lekkers?" „Nou, salami, en soep, cn ook wel eens rijst en kip." „O ja, rijst en kip", herhaalde het jongetje, „dat heeft moeder ook nog eens naar broertje gebracht, toen hij bij de Zusters was. Waarom doet Moeder dat nu niet meer? Waarom gaut zij niet meer naar broertje toe?" „Broertje is weg naar de Engeltjes," zei het kleine meisje ernstig. „Vader is ook weg. Ook naar de Engeltjes?" .vroeg liet jongetje weer. „Ja," zei Ilonka kortal. Over Vader praatte ze maur liever niet Ze werd angstig, als ze er aan dacht, hoe Vader gestorven was; dat was zoo naar geweest! Broertje was in het Ziekenhuis gestor ven, maai- Vader thuis, 't Was al een jaar geleden. Half wakend, half droomend, sufte ze door. Broertje sliep. Toon Moeder eindelijk thuis kwam, lagen ze allebei te droomen. Moeder streek een lucifer aan, nam snel het kleirm petroleumlampje van do spijker en stak het aan. Gelukkig, het brandde goed, zonder wal men. Nu moest ze nog voor warmte zorgen! Alles lag klaar in de kachel. Dat deed Moeder altijd 's morgens vóór ze wegging. Dan moest 's avonds alleen nog maar de vlam cr ini De kinderen sliepen nog steeds door. Maar nu moesten ze toch niet langer slapen, ,Vond Moeder. Voorzichtig maakte ze hen wakker Ilonka gleed van de kist en ging Moeder dade lijk helpen. IJverig roerde ze in de pan met soep. Heerlijk rook ze, echte vlccschsoep! Lekker, om er zoo dicht bij te staan. Moeder schepte de borden vol. Maar voor ze konden beginnen, moest broertje voor de tweede keer wakker gemaakt worden, want weer was hij ingedommeld. Met z'n drietjes zaten ze nu om de tafel. Vóór ze gingen eten, sloeg moeder een kruisje, kleine zus ook. Maar bidden deden ze niet. soep. Moeder dacht: Zoo iets moesten wij alle dagen kunnen eten, vooral mijn meiski. Ze ziet zoo bleek en is zoo mager. En eten doet ze haast niet. Lajos is anders. Hij heeft het nooit beter gehad, hij denkt, dat het zoo hoort en eet alles, wat ik hem geef. Maar wat kan ik er aan doen? Dit buitenkansje heb ik aan mijn broer te danken; z'n schoonouders, die boeren zijn, hadden pas een varken geslacht. Maar dat gebeurde ook niet alle dagen! En koopenwaar haal ik het geld van daan? Alles is peperduur en schaarscli." En toen de kinderen al lang lagen te slapen in hun bedje, tobde moeder maar jteeds over haar dochtertje. Zóó kon het niet langer blijven, dat begreep, ('at wist ze wel. Had de dokter al niet een paar maanden geleden gewaarschuwd? Kom, ze zou nog maar eens even de kleeren van de kinderen nazien. Och, och, wat werden ze toch slecht! En als de kou ging doorzetten, zouden ze lang niet dik genoeg zijn. Het jurkje was eigen lijk te klein geworden en voor dc tijd van het jaar niet geschikt. Lajos' broekje was al zoovaak gelapt. En in de kousen was haast geen plekje, dat niet gestopt was. Het was toch meer dan noodig, dat de kinderen nieuwe kleeren kregen. Maar ook daarvoor had Moeder geen geld. Geluk kig was er toch nog een middel, kleeren te be komen. Er bestond een Vereeniging, waar je klee ren en schoenen voor niemendal kon krijgen, als zc héél erg versleten waren en er geen geld was, om nieuwe te koopen. Hoe arm de menschen ook waren, slechts in de hoogste nood gingen zij er foe over, kleeren te vragen. En dan, jassen, man tels cn jurken waren allemaal van een groote maat, voor kinderen moest men dus eerst alles vermaken. Toch zag zij geen andere weg. Maar er was nóg iets, waar Moeder dc laatste tijd steeds over dacht. Kennissen hadden haai- ver teld, dat er een Comité bestond, dat zorgde voor zwakke kinderen. Hoe dat eigenlijk precies in zijn werk ging, wist Moeder niet, maar wat zij wèl wist, en heel naar vond, wasdat zij Ilonka voor $en heele tijd zou moeten missen, zou moeten afstaan aan vreemde menschen. Aan wie? Ann aardige vriendelijke menschen? Hoe kon zij dat weten? Die woonden immers in een vèr land, waar de menschen een vreemde taal spraken. Ja, het was heel lief en aardig van die menschen, om arme kinderen, die zij toch ook niet kenden, in huis te willen nemen, ze te verzorgen, te voeden en tc kleedcn, alsof het hun eigen zoontjes en dochtertjes waren. Vriendelijk en hartelijk was het, ja zeker. Maar ach, voor moeder was het ook zoo hard, om haar kindje drie maanden lang niet te hooren en niet te zien! Maar als het moést, als het noodig was voor liet kind! In ieder geval kan ik eens gaan hooren, hoe dat gaat, dacht ze. Het schoot haar te binnen, dat dc kinderen eerst door een dokter moesten worden onderzocht en pas als die het noodig vond, mochten zij weg gaan. Misschien hoéfde Ilonka niet te gaan, kon zij wel hiér blijven. Als dót eens waar was! Maar toch ga ik er naar toe, dacht Moeder, dan kan ik gerust zijn. Zij zuchtte, stond op, en keek op de klok: één uur al, nu maar gauw naar bed, want morgen was het weer vroeg dag. Werk was er in over vloed. En als zij dacht aan al die dagen, jaren misschien, die voor haar nog komen zouden van voortdurend jachtende arbeid, en aan de kinderen, d.e zoo goed als onverzorgd thuis achterbleven, hongerig en koud, werd het haar bang te moede. i God, bad zij, geef toch redding, geef uitkomst! C.j alleen kunt die geven!" Naar Luilekkerland! October liep ten eindede vroege sneeuw was weggedooid. Dc felle Oct oberregen striemde de straten, de flanken der huizen en gutste over de goten. Dc dikke regendroppels dansten als dui kelaartjes over het asfalt. De kinderen stonden voor het raam, dc neusjes tegen de ruiten gedrukt. „Kijk eens", juichte Lajos, „wat een dikke, hé?, O, die is nog veel grooter!" Al een half uur stonden ze zoo, en het regen gordijn bleef nog even dicht. Gewoonlijk duurden dc buien niet zoo lang, wist moeder, en daarom maakte ze zich al vast klaar. Ook de kinderen kregen hun jasjes aan en de mutsjes op. Nog even wachten; de droppels minderden reeds hun vaart, een lichte streep vertoonde zich aan de dik-grijze lucht. Grooter werd de lichte plek en een bleek winterzonnetje kwam te voorschijn en zette de druipende wereld in lichtende gloed. „Nu vlug erdoor, kinderen," zei Moeder, en snel stapten ze de deur uit. Lajos draafde de binnen plaats van het groote flatgebouw over naar de poort en verstopte zich achter de deur en toen moeder en zus voorbijkwamen, riep hij hard: „Boe!" (Wordt vervolgd.) WIST JE DAT^ HET GROOTSTE ONDEELBARE GETAL wei"d ontdekt ten jare 1877 door den wiskundige Arthur Lucas. Hij stelde het voor als 21211. Vol» uit geschreven kom je tot dit onuitsprekelijke getal: 170.141.183.460.469.231.731.687.303.715.8&1.105.727 Probeer maar eens of je het door eenig ander ge tal (buiten de eenheid en het getal zelf>, kunt deelen! Het zal niet gaan! DE VOGELS IN DE WINTER Gedurende een strengen winter hehhen de vogels het hard te verantwoorden. De rijp bedekt de hoornen met kristallen, zoodat de diertjes geen in secten kunnen vinden, die zich iri de spleten van dc schors bevinden. Strenge vjrst maakt het onmogelijk wormen, larven e&z. uit den grond tc pikken. Konijnen hebben véél last van bevroren groen voer en de hazen lijden erg door de omstandig heid, dat ze geen holen hebben. Van welke boom is dit blad 7 I Er komen zes van zulke vragen. Na het plaa& sen van liet laatste plaatje wacht ik aaji mijn adres, Lombokstraat 9, Den Haag, de oplossingen, Maar jullie krijgen in elk geval eerst nog nadere gegevens over hot inzenden enz. Voor- loopig alle plaatjes veilig bewaren! Wie weet wel» kc verrassingen er dan nog volgen. Ontvang allen de hartelijke groeten van DE JEUGDREDACTEIH

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 14