Een belegering in de Gevangenpoort i(Het einde van een gelukzoeker) Naast Engeland en Oost-Friesland is Holland in den loop der eeuwen een gastvrij en veilig oord geweest voor vele buitenlanders, die hier om der wille van hun geweten een toevlucht zochten. Ook om zijn vrijheid van drukpers was ons land aller wegen bekend Het waren echter niet alleen edele geesten, die bij ons een onderkomen vonden. Ook gelukzoekers en misdadigers namen naar hier de wijk. Een van de laatsten was een zgn. Theodore Armand, een bemiddeld en ontwikkeld Fransch- tnan, die zich in 1714 te Amsterdam vestigde. Hij gaf voor, uit Bourgogne afkomstig te zijn en zijn land te hebben ontvlucht wegens een dueL Het was een man van middelbare leeftijd en krachtige gestalte. Hotlandsch sprak hij niet, maar destijds kon men hier met Fransoh vrij goed terecht. Om in zijn onderhoud te voorzien gaf hij le6 in het toenmaals zeer in eere staande schoonschrijven, waarin hij een heele baas was, en waarin hij zijn leerlingen dan ook flink vooruit hielp. Veel meer goeds dan dit viel er echter niet van hem te zeggen. Ja, hij schreef met veel gemak lange, middelmatige verzen, maar wee dengene, die zich niet met engelengeduld aan hem overgaf, als hij ze wilde reciteeren, en driewerf wee hem, die verzuimde zich uit te putten in de loffelijkste bewoordingen omtrent deze pfullaria! Théodore Armand werd zijn verklaarde vijand. Dit was echter nog niet alles. Hij was niet al leen schandelijk ijdel en lastig, maar bovendien dermate opviiegend, woest en prikkelbaar, brutaal en haatdragend, dat men werkelijk een diploma tieke aard moest hebben, om met hem vrede te houden. Een gast, die hem bij den maaltijd een broodje verzocht, dat men verzuimd had klaar te zetten, overlaadde hij met beleedigïngern na aanstonds een mand niet in allerijl gehaalde broodjes woe dend over de taifel tc hebben uitgestort. De agent van de Fransolie marine te Rotterdam, die zich bescheiden-kritisch over Armands verzen uitliet, schold hij de huid vol. Bij enkele andere dergelijke gevallen ging hij zoover, dat hij, uit wraak, den eerst volgenden Zondagmorgen een beledigend vers zijn schuchtere critici aan beurs- of kerk deur bevestigde. Daarover aangeklaagd bij het ge- Mo! it, l*ikte hij zoete broodjes en kwam met een •«straffing vrij. Kort daarna echter bracht hij met een tamelijk zedelooze bewerking van „Aibélard en Héloïse" een Hollandsche uitgeverij aan den rand van de ondergang, terwijl hij met een ander Fransch rijmelaar, die zijn verzen niet mooi ge noeg vond, handgemeen raakte en dezen met schoppen en slagen tot op straat achtervolgde. Een werkelijk gewetenlooze streek speelde hij zijn eveneens te Amsterdam wonende landgenoot Pierre Joseph Francoys de la Borde. Deze I.a Borde, onbemiddeld in ons land gearriveerd, was in 1723 getrouwd met de rijke wees Elisabeth Dietgcns. Hij woonde in een prachtig huis op de patricische Heerengracht, waar hij den onbesuisden dichter vaak ontving. La Borde was een zachtmoedig en bescheiden mensch, die tact genoeg had om Armand op al lerlei wijze te ontzien, en dus leek het wel, of deze eindelijk eens een vriendschap was aangevangen, die tot voortduur bestemd was en niet op geweld dadige en ergerniswekkende wijze zou eindigen. Degenen echter, die dit dachten, kwamen bedro gen uit, en het meest en schandelijkst bedrogen zeker de zachtaardige en argelooze La Borde! Plotseling gebeurde het, dat Armand (in Dccem- 0>er 1724) op verzoek van La Borde werd gear resteerd. Armand had nl. de verregaande bruta liteit gehad, La Borde met een mes op de keel te dwingen, een schuldbekentenis te .diens voor- deele te teokenen, terwijl La Borde, haar hij be weerde, Ai-mand geen sou schuldig was. Daar La Borde te goeder naam en faam békend' stond, en Armand zich daarentegen een zeer slechten naam verworven had, twijfelde niemand aan de waarheid van La Borde's beschuldiging. Evenwel, er waren geen getuigen bij de afpersing aanwezig geweest, en ongelukkigerwijs had La Borde de aanklacht pas twee dagen na het voorval ingediend, zoodat de Schepenen niets hadden kun nen vinden, dat La Borde's aanklacht rechtvaar digde. Armand maakte van deze stand van zaken oen dankbaar gebruik, ten eerste door zich onder borg uit het arrest te laten ontslaaan. ten tweede door, een zeer zware beschuldiging- in het geding te brengen! Hij stelde het voor, alsof La Borde hem, geheel vrijwillig, een geteekende schuldbekentenis van 5000 had beloofd wegens voorgeschoten be dragen en als vergoeding voor Armands tusschen- fcomst bij de totstandkoming van La Borde's huwe lijk met mejuffrouw Dietgens. Armand sprak zijn beschuldiging (in tegenstel ling met den bedeesden La Borde) met zooveel zekerheid en aplomb uit, dat menigeen werkelijk tot de overtuiging overhelde, als zou La Borde inderdaad door zijn beschuldiging de uitbetaling van het groote bedrag hebben willen ontgaan. Hoewel anderen van meening waren, dat Armand zijn gewezen vriend door zijn brutaal optreden geheel in de war gebracht had, bleken dezen toch in de minderheid te zijn, aoodat La Boide, die van Beschuldiger beschuldigde geworden was, liet ge ding verloor. Hij moest zijn schuld voldoen; maar ging in hooger beroep bij het Hof van Holland. Dit keurde, helaas, het vonnis goed, en La Borde moest bovendien de kosten van het proces betalen. Armand, door dit verloop van zaken nog brutaler geworden, eischte ook vergoeding van de door hem uitgekeerde borgtocht Deze eisch werd echter in Januari 1726 afgewezen. Nu ving Armand een nieuw proces aan. Hij eischte schadevergoeding en eerherstel, voorgevende, door de „indiscrete pro cedures" van La Borde volkomen te zijn geruï neerd. La Borde, die voor een algeheel verlies zijner financiën vreesde, dorst dit nieuwe proces niet aan en toog naar Frankrijk, ruim 300.000 aan zijn vrouw te Amsterdam achterlatende. Ar mand 'haastte zich deze en andere, achtergelaten bezittingen van La Borde te laten in beslag nemen. La Borde's vertrek naar Frankrijk was intus- sdhen meer dan een vlucht. Hij hoopte daar nl. inlichtingen in te winnen omtrent Armands duister en voor hem zeer verdacht verleden, en zoodoende feiten te verzamelen, die hem volledige schadevergoeding zouden kunnen opleveren. La Borde, voor dit nieuwe proces gedaagd, ver scheen natuurlijk niet, en zeker zou ook dit proces door Armand gewonnen zijn, als hij niet te veel spoed.achter de zaak gezet had en de autoriteiten op meer dan onbeschaamde wijze had lastig ge vallen. Allereerst kreeg hij het met zijn advocaat aan den stok, greep hem aan en schold hem uit voor verrader. Vloekend liep hij de zaal van de „Rolle" heen en weer, en drong wederrechtelijk dé raadskamer van het hof binnen. Toen de Pro cureur-generaal hem niet wilde te woord staan, drong hij met geweld diens huis en apartementen binnen en geraakte ten slotte met de bedienden in gevecht! Reeds eerder had hij verschillende ambtenaren van het gerecht in het openbaar be leed igcl Vergrijpen tegen de openbare orde als déze konden met geen mogelijkheid worden ge duld, en zoo werd hij door den Drost en zijn die naren smadelijk gevangen genomen. Bij het ver hoor in het nauw gebracht, erkende hij, Barré te heeten, zijn schoonbroer te hebben gedood, doch uit lijfsverweer, en zijn vaderland wegens het verval van zijn particuliere zaken te hebben ver laten. Hij werd veroordeeld tot verbanning, en tijdelijk opgesloten in de Gevangenpoort te Den Haag. Toen de Drost van Rhyn hem daar kwam aanzeggen, zich voor zijn vertrek gereed te maken, ontstak hij dermate in woede, dat het scheldwoor den aan het adres der raadskeeren regende, en hij zichzelf een wond toebracht met een mes, beves tigd aan 't uiteinde van een beddepoot, terwijl hij het andere eind ervan als een knots in 't rond ewaaide. Een chirurgijn wilde hij niet toelaten, ook weigerde hij zijn wapenen af te geven. Toen de Drost hem opnieuw probeerde te spreken, dreigde de woesteling, ieder te vennoorden, die bem te na kwam. Men besloot hem in zijn slaap te overweldigen, maar ook dit mislukte. Ten einde yaad stormden de Drost en zijn dienaarss alsof het een veldslag gold de cel van Armand bin nen, om zich, 't kostte wat het wilde, van den gevangene meester te maken. Maar de 6terke Franschman verweerde zich zoo woest, dat zijn aanvallers het slagveld moesten ontruimen. De Drost had een wond aan 't been, twee dienaren kneuzingen aan hand en arm van Armands knods- slagen, en de dienaar Van der Linde vier mes steken Nog eens werd een vriendelijke onderhandeling geprobeerd, vergeefs. De aanval werd herhaald, en ook nu met slechten uitslag: één dienaar kreeg een gebroken rib, een ander een kwetsuur boven het rechteroog. Nu echter scheen de gevangene uitgeput, en vroeg wapenstilstand. Niet alleen werd deze geweigerd, maar bovendien besloot men, van Armands uitputting gebruik te maken door den muur van de cel naast de zijne te doorboren en den woestaard zoo te overweldigen. Vermoede lijk doórzag Armand, of liever Barré dit plan. Hij gaf zich over en werd aan handen en voeten gebonden. Hij zou dit nooit hebben toegelaten, beweerde hij, indien zijn mes niet gebroken was. Tijdens zijn verhoor nog gaf hij te kennen, ieder te zullen dooden, die hem zou willen wegvoeren, als hij er maar éven toe in staat was. Deze en andere uitlatingen verzwaarden zijn misdaad in de oogen van de rechters dermate, dat hij tot den dood „met den zwaarde" veroordeeld werd, daar hij de autoriteiten beleedigd en geweld gebruikt Qiad jegens de dienaren der justitie. Merkwaardigerwijs liet dit vonnis den opvliegen den man koud. Den geestelijke, die hem in zijn laatste ure bezocht, 6noerde hij den mond en beval hem te luisteren naar zijn Barré's verzen, die hij met veel pafthos voordroeg. Op den dag der onthoofding, 23 Juli 1734, bij de voorlezing van het vonnis, gelukte het hem nog, door schreeuwen en protesteeren, allerlei opont houd en overlast te veroorzaken. Bij het schavot wachtte hem een groote, op sensatie beluste menigte. Rustig schreed hij door de rij der waciitonden, lachend de bekenden groetend, die hij hier en daar ontwaarde. Bij het gezicht van het schavot verbleekte hij, en daarop de galg ziende, protesteerde hij, dat de dood door ophanging niet in overeenstemming was met het vonnis. Men deelde hem echter mee, dat hij wer kelijk onthoofd zou worden, als hij zich rustig hield. Maar in 't andere geval wachtte hem on vermijdelijk do galg. Vóór Barré het schavot besteeg, vroeg hij den Kinderportret. Foto Luise Basch. heul, of deze zijn vak wel ter dege verstond. Met waardigheid antwoordde de beul, dat hij een goed vakman was en reeds zestien koppen feilloos had afgeslagen. Vervolgens werd Barré geblinddoekt, hij knielde neer, *.n na één enkel oogonblik, waar in liet zwaard door de lucht glinsterde, viel zijn hoofd in het zand. Zoo volgde een onboetvaardige dood op dit on boetvaardig leven. In onzen tijd zou men zich wellicht terecht hebben afgevraagds of deze hopeloos ijdele en ge wetenlooze woestaard inderdaad wél bij zijn zin nen was, en niet veeleer in een krankzinnigen gesticht had ondergebracht moeten worden. De achttiende eeuw, die een veroordeel ing een belang wekkend sohouwspcl achtte en krankzinnigen voor geld te kijk stelde, kende deze overwegingen niet Zij zag in Barré slechts een misdadiger, en in zijn dood een waarschuwing voor de andere ge lukszoekers, waaraan ons land toen zoo rijk was. Veel eer heeft de „dichter" Armand, alias Barré, na zijn kort succes in ons land niet geoogst! en NIEUWJAARSGESCHENKEN IN DEN OUDEN TIJD De oudste nieuwsjaarswensohen zijn gevonden in den vorm van blauw gekleurde fleschjes in Egyptische graven. Daar stond een opschrift op van den volgenden inhoud: „De bloem opent zich en ziet, er is een ander jaar". Waarschijnlijk zijn de fleschjes met welriekende olie of met zalf gevuld geweest en werden zij als nieuwjaansge- schenken gebruikt. In het oude Rome was de nieuwjaarsdag een dag van uitgelaten vroolijkheid. De huizen der aanzienlijken prijkten met bloemen en tapijten en in de Janustcmpels werd druk geofferd. Op dien dag vond de patr'ciër het niet beneden zijn waar digheid om zijn bedienden en slaven aan zijn eigen rijk voorzienen disch te noodigen en hen zelf te bedienen. Bijna even vroolijk en luidruohtig als in 't oude Rome ging het later in Engeland toe, o.a. onder koningin Elisabeth, waarbij men niet vergat ge schenken te geven. Zoo zond b.v. in 1561 de zijdc- handelares miss Montague aan de koningin een paar zwarte gebreide kousen; zij vielen bij „Queen Bess" zoo in den smaak, dat zij voortaan geen andere wou dragen, zoodat hoogstwaarschijnlijk de edele geefster er geen kwade zaken mee gemaakt heeft. Evenls nu nog, kwam het ook wel eens voor, dat er onwelkome geschenken gezonden werden en zelfs, dat men ze terugzond Dit was o.a. het geval met sir Thomas Moore, den grootkanselier, die van miss Croaker, voor wie hij een belang rijke gunstige beschikking had bewerkt, een paar handschoenen kreeg, waarin veertig gouden mun ten zaten. Thomas kon zich met het geschenk niet geheel vereenigen en schreef het volgende hoffe lijke briefje: „Daar het in strijd zou zijn met de goede manieren om een nieuwjaarsgeschenk terug te zenden, neem ik de handschoenen in dank aan; maar de voering er van kan ik niet gebruiken." 402 Begrafenis tweede klas door BERT BAKKER Het ambt van burgemeester eener plattelands gemeente is niet zwaar en weinig verantwoordelijk- Hoewel, wat dat laatste betreft, kan er variatie zijn tusschen de eene gemeente en de andere. Maar voor den edelachtbaren eersten burger van Spaan wijk was het ambt in alle opzichten ge makkelijk. De secretaris verricjxtte de administratie en de burgemeester zette zijn handteekening. En de raad besliste in laatste instantie bij belangrijke voor stellen en burgemeester Kroon legde zich altijd neer bij de meerderheid in zijn raad, hetgeen hij thuis ook deed ten opzichte van vrouw en twee dochters. Die raad vari Spaanwijk was rechtsch en dus goed en dus betrouwbaar. Wat dit alles te maken heeft met de titel van dit verhaal? Och, misschien niet veel, misschien wel. Ik vergat nog te vermelden, dat voor burgemees ter Kroon de dag bestond in vijf uur werken, drie uur wandelen inbegrepen. Dat wandelen stond ge lijk met toezicht houden op de welvarendheid der buiten de kom gelegen bezittingen. Overigens was het inwonergetal zóó klein, of zóó groot, hoe je 't maar noemen wilt, dat de burgemeester als slui ting van zijn dagtaak had, te kijken en te con troleeren of alle dorpelingen wel naar bed waren. Maar het was een spotvogel die dat zei. Burgemeester Kroon had een vermogen, dat er wezen mocht Hij had dit in de loop der lange jaren bijeengespaard en vrouw en dochters hadden eerbied voor zijn spaarkracht en zijn resultaat Tot zoolang het duurde. De tijden veranderden, de zeden veranderden mee. Wat burgemeester Kroon niet deed, deden z'n overige huisgenooten. Ze kwamen tot de ontdek king, dat geld heel aardig was, wanneer je het .kon laten rollen, maar zoolang dat niet kon, was het eigenlijk dood bezit En waar ze kind noch kraai hadden en er geen kans bestond, dat een der jongere dames Kroon, ondanks hun zwaar-zijn ieder voor „wel twee ton", ooit nog meesteres zou worden in eigen huis en over eigen man, en het geslacht Kroon dus gedoemd was, uit te sterven, achtten ze het een gelukkige gedachte, hun man en vader op de hoogte te brengen van die waar heid. Denk nu niet, lezers, dat z'n oogen zoomaar, plotseling opengingen. Die waren altijd open ge wéést. Maar burgemeester Kroon verborg achter z'n verlegenheid en z'n meegaandheid en z'n slapheid toch nog een behoorlijke dosis gezond verstand en een heldere zakenkijk. God had hem en hij zai het altijd berustend, hoewel zuchtend tot'dit ambt geroepen, maar koopman had hem, naar mcnschelijke motieven geredeneerd, mooier geleken. Of hij daar inder daad geschikt voor was geweest, is een tweede, evenals het de vraag was, waar hij überhaupt geschikt voor was. Hij moest dus weer kiezen of deelen. Eerst ver zette hij zich tegen het standpunt van zijn vrouw en van zijn dochters, hoewel hij hen moest na geven, dat van erfgenamen inderdaad weinig sprake was. Maar zijn spaarwoede loslaten en daarmee 1 hoewel onder eigen blijvend beheer zijn brand kast prijsgeven viel ook niet mee. Edoch hij ervoer, dat de waarheid van den psalmdichter ook op de huidige maatschappij be trekking kreeg, want: De buit van 't overwonnen land Viel zelfs de vrouwen in de hand, Schoon niet mee uitgetogen. Hij twijfelde echter in zijn omstandiglijden aan de laatste regel. Zoo gebeurde het, dat het sparen en potten min der werd dan voorheen. Burgemeester Kroon, die zijn ambt en stand eischte liet toch al een respectabele woning bezat, ging verbouwen, schafte een auto aan met chauffeur uit de stad, tevens tuinman, verschafte fcij.n dochters veel wat ze wenschten. Kortom: de familie Kroon legde naar buiten grooter welgesteldheid aan den dag, dan vroeger het geval was. Ik moet U een klein intermezzo vertellen, wat ook weer eenig verband geeft tusschen den titel yan dit verhaal en zijn inhoud. -Spaanwijk met zijn betrekkelijk gering inwoner aantal bezat behoudens een kerk, een bijzondere en een openbare school, een fraai gemeentehuis, imitatie-Berlage, en een vergaderzaal (behalve natuurlijk café en winkels) ook een kerkhof. Natuurlijk bezat het een kerkhof. Maar de bijzondere merkwaardigheid van dit kerkhof was: het had twee klassen. Eigenlijk drie, .Want er was ook een „armenhoek". Het was een klein kerkhof, omgeven door een glad-geschoren haag, de trots des doodgravers, evenals de gladde wanden der kuilen immer zijn trots uitmaakten, met een zwartgeschilderd houten hek als ingang, waarop met zilveren letters, fraai gekruld: Memento Mori. Tot zoover was alles gewoon, zooals ook de he- Lichtcontrast. graafplaats zélf gewoon was: een kiezelpad in 't midden en rondom, en een uitgebreide selectie .Van grafmonumenten, hoewel voor 't meerendeel zeer eenvoudig, sommige zelfs beperkt tot een houten plank met driehoekig dakje of een sober kruis. Ook dit was gewoon. Het ongewone voor dit kleine kerkhof was, dat er twee klassen waren, de armenhoek dan niet meegerekend. Eerste klas en tweede klas. De eerste lag rechts, van de ingang uitgerekend, de tweede links. De tweede en dat moet er bij vermeld worden was drukker bezet dan de eerste, hetgeen .vanzelfsprekend was, want de kosten waren aan merkelijk lager. Wat ter wereld had de vroede vaderen van Spaanwijk bewogen, dit onderscheid te maken? Misschien wisten de oudere raadsleden het. Mis schien niet. Burgemeester Kroon wist het zeker niet, want vóór hij zijn intocht binnen de gemeente grenzen deed, was het alzoo. En de oorsprong dezer schikking interesseerde hem niet. Trouwens,.dit klasse-verschil was bij het laatste eer-bewijzen van de Spaanwijksche dooden ook het eenige, wat de begrafenissen verschillend deed zijn. Overigens was alles uniform. Zes af acht dra gers, al naar gelang het een man of een vrouw was, een boerewagen met twee zwarte paarden en een zwart kleed en meer niet. Alleen voor de. notabelen werd de lijkwagen uit de stad besteld. Het klasse-verschil wis er, maar dat was ook alles. Er werd niet over gesproken, dan wanneer in een der huizen, waar de dood zijn nachtwaak hield, gevraagd werd: eerste of tweede? En tócheenmaal zouden de stemmen er over opgaan, wat tevens tot afschaffing van het stelsel deed besluiten. De tijden veranderden; voor de boeren, die de pacht moesten opbrengen en voor de huurders, die de huizen bewoonden. Burgemeester Kroon merkte dit niet alleen aan 'roerige raadsvergaderingen, waarin het roode cle ment oproerig kraaide, maar ook aan zijn brand kast. Eerst niet zoo erg. Later meer. Hij maande vrouw en dochters, die alleen geld vroegen, nooit iets inbrachten en met de regeling der inkomsten en uitgaven liever weinig of niets te maken hadden, tot zuinigheid. Die beloofden. Maar dat belofte schuld maakt, brachten ze niet in praktijk. Tot ondanks waarschuwingen en uitleggingen en zelfs, zij het geringe, oneenigheden de cata strophe kwam. Aandeelen werden waardeloos, boeren hielden ïieelemaal op met betalen hypotheek-renten kwamen niet binnen. En het groote vermogen des burgemeesters Kroon slonk tot enkele duizenden, waar echter vele duizenden schuld tegenover stonden. Ik zal U niet vermoeien met dc interne afwikke ling van dit drama. Bezittingen werden verkocht ,voor een appel en een ei, de auto verdween, ka mers in het huis gingen dicht vanwege de be lasting; en de schuldeischers werden voldaan. De familie Kroon, de rijke familie Kroon moest leven van een mager bui'gemeestersinkomen. Dit vond de heer van liet huis niet het ergste, ook niet de praatjes, die zich niet alleen tot eigen machtsdomein beperkten, maar het verdriet om de manier waaróp maakte hem oud en ouder. Zijn goedaardig karakter verontschuldigde dan zijn vrouw en zijn dochters door te zeggen: de crisis deed het. Zóó was burgemeester Kroon. Voor den burgemeester zelf duurde dc armoede niet lang. Foto: Carl Hubacher, Zurich* Eén jaar ruim leefde hij nog in zijn verminder de omstandigheden. Toen sliep hij in; in 't harnas legde hij het leven af, maar zéér vermoeid en zéér pntluisterd. En bij den dood van den eersten gemeente-bur ger kwam het kerkhovelijke klasse-verschil in het geding, in al zijn bespottelijkheid en overbodig heid. De raad van Spaanwijk besloot, zijn burge meester te begraven op gemeente-kosten. Geenszins uitsluitend als geste van eerbied en piëteit, ook omdat het bekend was en uit de ver anderde leefwijze gebleken, dat dc weduwe wel licht niet zonder bezwaar de kosten zou kunnen betalen. En als de leden geweten hadden, hoé mevrouw Kroon dit besluit als een opluchting en verlich ting gevoelde, zouden ze niet eens tot hoofdelijke stemming zijn overgegaan, hoewel de twee socialisten en de eene vrijzinnig-democraat had den tegengestemd, omdat ze meer keken op de verkwistende hand der vrouwelijke Kronen, dan op de verdiensten van den burgemeester, hetgeen niet recht was. Maar in een bijzondere raadsver gadering werd de gang der plechtigheid nog nauwkeurig uitgestippeld. Er zou een speciale lijkwagen uit de stad komen. Dat sprak vanzelf. Een burgemeester i al was-tie nog zoo arm als een kerkrat, zooals da socialist Spoor beweei'de kan je niet op oen boerenkar zetten. Bovendien zou het critiek geven in de nabu-: rige gemeenten en wellicht ook in de pers. En dat moest voorkomen. Dus een echte lijkwagen. Boer Simons stelde z'n twee zwarte ruinen beschikbaar en het ge wone doodskleed kon wel gebruikt worden. Dan een rijtuig voor de weduwe en de dochters. Dit laatste was weer ovei-bodige snoeverij en luxe vonden de heeren socialisten en vrijzinnig democraat. Die vrouwen hadden het er niet naar gemaakt. Maar ook tot het volgrijtuig werd besloten, hoe wel meer om het gemeen te-prestige dan uit beleefd heid voor de nabestaanden. De dominee kon dan meteen erbij zitten. Er waren toch vier plaatsen Aldus werd besloten. En verder zou alles gewoon gaan. Tot plotseling de vraag gedaan werd: „maan waar mot de burgemeester leggc?" Ja, dat was iets wat toch een punt van be spreking diende uit te maken. De kosten waren al hoog en nu nog. verschil in plaats óók. De socialisten en de vrijzinnig-democraat ston< den direct met hun oordeel klaar: tweede. Dat was óók fatsoenlijk, héél fatsoenlijk zelfs. Hun eigen familie-leden lagen er ook. De overige raadsleden namen echter met dit criterium niet direct genoegen. De loco-burgemeester zit er mee. Hij vond in zijn hart, dat liet eigenlijk niet te pas kwam, een burgemeester „links te laten legge." Maar de kosten. Hij was verplicht zijn collega's daar op te wijzen. Het was töoh al de vraag, of de Staten dc ge.- meentebcgrooting zouden goedkeuren en de ge meente was armor dan arm door de toenemende werkloosheid Er moest gestemd worden. En toen bleek, dat het practisch gevoel dep vroede vaderen grooter was dan het menschclijk gevoel, althans als regeeringslichaam. Ze bezweken voor de kosten en besloten tot begrafenis tweede klas. Dc weduwe werd van dit besluit op de hoogte gesteld, de dochters ook. Ze hoorden het aan met smal toegeknepen mo*v 'den en hooghartige oogen. Maar hun hart schreide om deze vernedering. Zelfs bet volgrijtuig, dat nog maar éénmaal 399

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 13