ZONDAGSBLAD
kleu-f'errkranh'e
Voor knutselaars
EEN MOLEN VAN KARTON
We maken alleen het vooraanzicht, dus dat, wat
Op de teekening te zien is. Trek eerst een ver
ticale middellijn op het karton, (de bedoeling is
natuurlijk dun, gekleurd karton). Nu beginnen we
van onder aan.
Een rechthoek 14 X 7 cM. Hier komt het trape
zium op, waarvan de evenwijdige zijden 1 5V£ en
4 cM. zijn en de rechte hoogte 12 cM. is. Op dit
trapezium komt een vierkant 6X6. Den gebogen
bovenkant kun je met een passer trekken.
De wieken maken we afzonderlijk. De deur tee
kenen en drie zijden uitzijden, één zijde ritsen.
Bij het uitsnijden van liet raam denken we er ook
om, dat we de luiken met een ritslijn vast laten
zitten. De spijltjes van de ruitjes plak je er later
aan den achterkant tegen.
Maak je een heelen molen, dan wordt liet onder
ste vierkant 12 c.M. lang en breed en 9.0 cM. hoog.
Hierop komt de vierzijdige afgeknotte pyramide
te rusten en hier weer de kop van den molen, een
kubus met gebogen bovenvlak.
Probeer het ook eens van stevig karton!
Oplossing
van de rebus in het nummer van 1 c.
Bestendige vrede woont bij den nederige, maar
in het hart van den hoovaardlge is gedurig naijver
en ergernis.
van het letterraadsel in het vorige nummer
Ratelslangen.
1. R., van Réaumur; 2. aak; 3. ketel; 4. fabelen;
5. ratelaars; 6. kruissteken; 7. kapelletjes; 8. .goud
aders; 9. grendel; 10. hagel; 11. leb; 12. N., voor
900; met 'n streep erboven 900.000.
Vragen en antwoorden
Welk dier verkeert 't meest in levensgevaar?
Een zijderups: zijn leven hangt aan een zijden
'draad.
Aan welken vogel valt er voor den kapper 't
minste te verdienen?
De liaan: die houdt zelf de kam permanent op
Z'n kop.
Welk dier ziet er 't meest koninklijk uit?
De hermelijn: die draagt altijd hermelijn.
iVat is 't luiste dier!
't Schaap: dat blijft altijd efliekum onder de wol.
Wat is 't meest muzikale dier?
't Paard: na zijn dood speelt ie nog met z'n
6taart viool.
Wat is de overtreffende trap van 'n volle zaal?
'n Ei, want dat is altijd eivol.
Welke vakman heeft 't meeste zorg?
De kapper: die zit dagelijks met de handen in
het haar.
Wie is 't toppunt van blindheid?
Een aardappel: die zit vo! oogen en ziet toch
Kunstjes en Spelletjes
DE APENMARSCH
De spelers staan achter elkaar in een rij. Onder
liet voortstappen doen allen den voorman na.
Hinkt hij, dan hinken do achtorstaandcn ook plot
seling; springt hij, maakt hij een zijsprong of een
andere capriool, c|an apen de anderen hem ook
©ogenblikkelijk na. Een scheidsrechter slaat goed
acht op aller bew,cgingem Is iemand.met het na-
apen te laat, dan moet hij uitvallen en mee op
de anderen toezien. Wie het langst volhoudt, wordt
voorman. De vorige voorman wordt schoidsreohtor.
Hoe Jan een cent
wis-sel-de
Klei-ne Jan speel-de met zus Mien win-
lcel-tje.
„Wat blieft u?" vroeg Mien, ach-ter de
ta-fel.
„Een pond rijst", zei Jan.
Mien deed wat rijst in een zak-je, dat ze
zelf ge-maakt had. „Als-je-blieft", zei ze.
„Dag!" zei Jan.
„Nee, je moet nog be-ta-len," ant-woord-
de Mien.
Jan legd-e een cent op ta-fel.
„Dat is te wei-nig," zei Mien. „Een pond
rijst kost drie cent."
„Ik heb maar één cent, Mien."
„Dan moet je maar naar je Moe-der gaan,
om de cent te wis-se-len!"
Jan stap-te naar Moe-der. „Cent wis-se-
len," zei hij, „ter-wijl hij de cent om-hoog
hield.
„Hoe-veel moet je heb-ben?" vroeg Moe,
die het wel be-greep.
„Drie, Moe-der, voor een pond rijst."
Moe gaf hem drie cent. „Daar," zei hy
te-gen Mien. „Krijg ik nu het zak-je?"
Mien gaf het hem. „Als-je-blieft, jon-gen,
en de groe-ten aan je Moe-der."
Jan liep gauw naar Moe, om haar te la-ten
zien hoe goed hij bood-schap-pen kon doen.
„Zeg Jan," zei Moe, den vol-gen-den dag,
toen Mien naar school was, „je kunt im
mers zoo goed rijst koo-pen? Van-daag heeft
M o e rijst noo-dig. Ga eens hier-naast naar
den krui-de-nier. „Eén pond ryst," moet je
zeg-gen. Geef hem dit geld, dan krijg je een
cent te-rug."
Jan stap-te naar den krui-de-nier. „Een
pond rijst," zei hij, en leg-de het geld op de
toon-bank.
De krui-de-nier woog de rijst, deed ze in
een zak-je en gaf dat aan Jan. Hij tel-de het
geld en gaf Jan een cent te-rug, net zoo-als
Moe ge-zegd had.
Jan keek eens naar de cent. Zou hij die
wis-se-len? Dan had hij er drie!
„Een cent wis-se-len," zei hij.
De krui-de-nier lach-te, en gaf hem twee
half-jes.
„Nee," zei Jan, „drie van die groo-te."
„Drie cen-ten?" vroeg de krui-de-nier ver-
won-derd.
„Ja," knik-te Jan.
Toen be-greep de krui-de-nier dat Jan
nog geen ver-stand van geld had. Hij was
nog zoo klein!
„Hier heb je drie cen-ten, hoor Jan," zei
hij vnen-de-lyk. „En zeg maar aan je moe-
der, dat jij goed bood-schap-pen kunt doen."
Toen hij het aan Moe ver-tel-de en haar
de cen-ten liet zien, be-gon Moe te la-chen.
Zij leg-de hem uit dat een cent wis-se-len bij
Moe iets heel anders is dan een cent wis-se-
len bij den krui-de-nier.
Maar Jan heeft het pas hee-le-maal be-
gre-pen toen hij op de groo-te school ging.
En toen dacht hij„wat is dat een aar-di-ge
krui-de-nier gè-weest
P. VAN RENSSEN.
(Uit: Risseeuw en de Wilde „Ons Nieuwe
Leesboek", J. B. Woltcrs, Gron.)
Opjj epast
Dag, bes-te kacli-el! Je bent me wat
waard
Nee, zei de kach-el, ik oèn geen kach-el.
Nee, zei de kach-el, ik ben een haard!
Dag, bes-te wek-ker tik-tak-tok!
Nee, zei de wek-ker, ik bèn geen wek-ker.
Nee, zei de wek-ker, ik ben een klok!
Dag, mooi-e ka-mer licht-van-zon
Nee, zei de ka-mer, ik bèn geen ka-mer.
Nee, zei de ka-mer, ik ben sa-Ion
Dag, aar-dig kast-je, blank en net!
Nee, zei het kast-je, ik ben geen kast-je.
Nee, zei het kast-je, ik ben buf-fet
Dag, hoo-ge zol-de-ring!Loop toch
rond,
Nee, zei de zol-de-ring, 'k ben geen
zol-de-ring.
Nee, zei de zol-de-ring, 'k ben
p 1 a - f o n d
Dag, klein vent-je, dag, klei-ne Jan!
Nee, zei 't vent-je, ik bèn geen vent-je.
Nee, zei het vent-je, ik ben een man
Neem me niet kwa-lyk, zei ik daa'lyk,
Zoo mooi als ik 't maar zeg-gen kon.
Wat „niet kwa-lijk!" zei-den ze daa'lyk,
't Héét niet „kwa-lijk", 't heet
p a r- d o n
P. v. R.
RUSSISCHE BEWEGING
Men plaatst één stoel minder dan er medespe-
lend-cn zijn in twee rijen met de ruggen tegen
elkaar. Allen gaan zitten .behalve één -persoon,
die rondom de zlttenden moet loopen en nu eens
deze, dan weer een ander op de schouder tikt om
hem te volgen, totdat allen achter hem aanloopen.
Waar de aanvoerder gaat moeten de anderen
hem in een rij volgen. Als de aanvoerder weer bij
de stoelen is gekomen -roept hij: /.zitten!"
Ieder Joopt.dan -naar oen stoel; die-géén plaats
meer vindt, wordt aanvoerder.
DE CHINEEZENMARSCH
De spelers-gaan in een rij achler elkaar staan.
Bij het marcheeren wordt do knie telkens hoog
opgeheven, zoodat de bovendij met liet lichaam een
rechte hoek vormt, en het onderbeen' loodrecht
naar beneden gericht wordt. Gelijk riiet liet ophef
fen en Heenstappen van de becnen worden de
rechter- en de linkerarmen beurtelings recht om
hoog geheven.- Wanneer het marcheeren van dezen
Ghinoezcncnahsch na eenige oefening gelukt, krijg
je een schouwspel, waarbij de zwart galligs te
mensch zich niet meer goed kan hónden.
404
behoorende bij
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 29 DECEMBER - No. 52
JAARGANG 1934
Alles tot een
in den hemel is
l der tijden,
n in Chris-
dat op do
eze 1 10.
In dit brokstuk van een tusschenzin uit de
overstelpend rijke gedachtenreeks, waarmede de
apostel Paulus zijn brief aan de Efeziërs heeft
geopend, ligt een heele wereld- en levensbeschou
wing uitgesproken.
En wel: de wereld- en levensbeschouwing van
den apostel Paulus. Of, beter: dc wereld- en levens
beschouwing van de Heilige Schrift. Of, nog beter:
de wereld- en levensbeschouwing van den Heiligen
Geest!
Want hetgeen hier staat: dat het onzen God lo
doen is om in de bedeeling van de volheid der
tijden wederom alles tot één te vergaderen in
Christus, is niet een gedachte, die product is van
Paulus' brein. Menschelijke wijsheid zou nimmer
tot zulk een hoogte kunnen opklimmen.
Neen, dit is, gelijk de apostel zelf in het voor
gaande vers mededeelt: „de verborgenheid van
Gods wil."
Dit is, gelijk het daar wordt, genoemd: „Gods
welbehagen, dat Hij in zichzelven heeft voorge
nomen."
En dat mysterie van Zijn welbehagen heeft Hij
ons nu bekend gemaakt.
Hier onthult God ons Zijn wereldplan.
In deze laatste dagen van het stervende jaar is
hot goed, om bij het licht van Gods Woord, naar
dat wereldplan Gods te zien.
We zijn in snelle vaart op wog naar de bedee
ling van de volheid der tijden, waarin dit tot
stand zal zijn gekomen: de tot-één-vergadering van
alle dingen in Christus!
Wat is dat: „de volheid der lijden"?
Er wordt in de Schrift een gelijksoortige uit
drukking .gebruikt „de volheid des tijds". Daar
spreekt de apostel van in den brief aan de Gala
ten, als hij zegt, dat God Zijnen Zoon heeft uit
gezonden, wanneer de volheid des tijds ge
komen is.
Hier wordt evenwel gesproken van de v o 1 h e i d
d e r t ij d e n.
Dat is niet precies hetzelfde, al lijken d«o uit
drukkingen veel op elkander en al hangt de vol
heid der tijden onmiddellijk met de volheid
hcid des t ij d s samen.
De volheid des tijds is het moment, waarop
Jezus Christus wordt geboren: Zijn eerste kornst
in deze wereld.
Do volheid der tijden is liet moment, waarop
straks Jezus Christus uit den hernel wederkeert:
Zijn tweede komst in deze wereld.
De volheid des tij tls is het middelpunt van de
wereldgeschiedenis. De volheid der lijden is
het eindpunt van de wereldgeschiedenis.
Er zijn reeds vele tijden voorbij. Van het Para
dijs tot den zondvloéd. Van en zondvloed tot
de roeping van Abraham. Van Abraham tot Mozes.
Van Mozes tot David. Van David tot de balling
schap. Van de ballingschap tot Jezus' geboorte.
Daar is nu de grootc, door geen enkele vorige
en door geen enkele volgende overtroffen insnij
ding: „dc volheid des tijds".
Dan komen de volgende tijden. Van Jezus' he
melvaart tot dc komst van het evangelie in Rome.
De tijd van de kerstening onzer heidensclie voor
geslachten. De middeleeukon, eindigende in dc
groole reformatie. En dan de tijd van de reformatie
totalen afval der christenvolken. Welke-tijd komt
er nu nog? In elk geval: de lijd van den 'Antichrist
waarop "lietgéfen -wij nu doorleven, vóórbereidt.
En -dan zrjn eindelijk dé vèrschHlêiide tijdmaten
vol.
Dan is er de bedeeling van de volheid der
t ij d c n.
Dan is er de wederkomst van onzen Hcere Jezus
Christus!
In die bedeeling van de volheid der tijden zal
wederom alles tot één vergaderd worden in
Christus, beide dat in den hemel is en dat op de
aarde is.
Want we leven in een wereld, waarin alles uit
ééngerukt is. Gewelddadig. In disharmonie. Het
wielt en woelt en wentelt en warrelt alles tegen
elkander in.
De verhoudingen zijn hopeloos verstoord.
Niet pas nu, in wat we „crisis" noemen. Maar
ook lang tevoren. Van eeuw tot eeuw. Van het
oogonblik aan, dat Satan zich tegen den Aller
hoogste beeft verzet.
Want Satan leeft bij de leus: „Verdeel en
heersch!"
En hij heeft verdeeld. En hij heeft geheerscht.
Hij heeft uitééngescheurd, wat bijéén behoort.
Hemel en aarde. God en mensch. Mensch en
mcnsch. Volk en volk. Ras en ras. Klasse en
klasse. Individu en individu.
Het dwarst alles tegen elkander in. Er is con
flict op conflict. Er is een wirwar van conflicten.
Héél het leven van Gods wereld is één klomp
tegenstrijdigheden. Om wanhopig te worden.
Neen, word niet wanhopig, kleine, kortzichtige
mensch! Want God zegt, dat H ij er is. En dat
deze wereld Z ij n wereld is. En dat Hij die we
reld regeert. En dat Hij met Zijn wereldregec-
ring heeft een plan. En dat Hij in dezen wirwar
.van het leven aanstuurt op een doel.
En dat dit nu Zijn werelddoel is: „om in dc be
doeling van de volheid der tijden wederom alles
tot één te vergaderen in Christus, beide dat in
den hemel is en dat op de aarde is".
Dat koint! Daar gaat het op aan! Daar ging het
ook dit jaar weer op aan! Daar gaat het van mo-
men tot moment op aan!
Alles tot éénl
Eigenlijk staat er: alles onder één hoofd! Alles
gerecapituleerd! Alles om één centrum verga
derd! En zóó alles tot één vergaderd!
Alles!
Natuurlijk rekent bij dat alles het voor eeuwig
Verlorene niet mee. Duivelen en verdoemden zijn
nu.ai uit den hemel verbannen. Ze worden ook uil
de sfeer van de aarde verbannen. De zondaars zul
len van dc- aarde verdaan worden. En de goddc-
loozen zuilen niet meer zijn. Loof den ITecre, mijne
ziel!
Maar dan voorts: alles!
De zonde heeft in één gewelddadige ontploffing
het wonderlijke kunstwerk van Gods schepping
in stukken geblazen.
Maar in do herschepping komt in Christus weer
alles onder één hoofd. Hernel en aarde. Engelen
en menschen. De menschcn onderling. De mcnsch
en de hem omringende natuur. Alles!
Alles tot één in Christus!
Daartoe was Zijn eerste komst. Om den vloek
Gods te dragen. Om de herschepping mogelijk ie
maken.
Daartoe is straks Zijn tweede komst. Om de
Hem gegeven macht-uit de oefenen in al do sferen
van. het lieelal. Om alles in zichzelven tot één
levende, harmonieuze .eenheid te recapitulceren.
Om do herschepping te verwezenlijken en te vol
tooien.
IIci gaat bij Jezus' komst niet enkel om een
tnenschje of om vele menschjcs. Het gaat om Gods
wereld en dal daarin do werken des duivels wor-
verbroken. Het gaat er om, dat Gods eer Hem, -door
val en verlossing heen, uit al Zijne werken eeuwig
stal tocschillcrcn.
Daarom: alles lot één in Christus!
Bij dit werelduitzicht krijgt het leven van èlken
dag een heel ander aspect
Er gebeurt héél wat. Eu véél verschrikkelijks.
Waar wij geen weg mee weten. Moet ik dan van
alles weten, waarom en waartoe het geschiedt?
God wéét het! Dat is genoeg!
Een architect is bezig do ruïne van een oud
kasteel te restaureeren. Hij heeft een zoontje, zoo'a
kleuter, die net loopen en babbelen kan. De jongen
mag eens mee naar Vaders groote werk.
Wat ziet zoo'n jongen? Als alles nog in opbouw
is?
Wel rommel! Een schutting en wat steiger-
palen. En steigerplanken, met kalk beklodderd. En
haksel van stconen. En puin. En misschien dooC
al dien onoogelijken rommel heen: hier een brokje
muur en daar een kozijn!
Zal die kleine jongen nu zeggen: „Vader, u doet
het niet goed!"
De jongen zal wel wijzer wezen. Het is Vaders
werk. En |jat Vader doet, is goed! Ook al is zijn
kleine jongen nog te klein om te weten, waarom
het alles zóó en zóó meet. Door den rommel heen!
Waar zijn nu onze vragen?
Als we kinderen Gods zijn, dan kijken we bij
Gods werk verwonderd toe! Misschien ook wel
eens verschrikt! Maar in onze verwondering en in
onze verschrikking kijken wc toch met vertrouwen
omhoog tot onzen God en Vader, die de opperste
Kunstenaar en Bouwmeester is.
En wij welen, dat dengenen, die God liefhebben,
alle dingen medewerken ten goede, dengenen na
melijk, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.
Al zien wij geen plan, toch is er plan!
Al zien wij geen orde, toch is er orde!
God laat alles aanwerken en medewerken tot
de bedeeling van de volheid der tijden.
En dan zal blijken, dat alles, zoowel in dea
hemel als op de aarde, onder één Hoofd is gebracht
in Christus.
Vreest niet., klein kuddeke, want het is des
Vaders welbehagen, u het koninkrijk te gevent
Rust, mijn ziel, uw God is Koning!
Rust, mijn ziel, want aan Jezus Christus is
gegeven alle macht in hemel en op aarde!
Oudejaar
Langs felle lijnen jaagt hét leven,
in 't koortsig tempo van den tijd;
God moge ons dezen drang vergeven,
wij worden roekeloos voortgedreven,
wie onzer is tot rust bereid?
wij huiveren voor 'de stille slonden
en het aangrijpend nachtelijk uur;
wij vreezen 't toeken aan den muur,
het vonnis onzer duistere zonden:
gewogen en te licht bevonden;
wat is een jaar, wat telt een uur,
wij moeten voort, hel doel wijkt verder;
Heer, zet Gij zelf de remmen aan,
wees dezer wilde kudde herder; -
ik hoor de klokken dreunend slaan,
er vangt een nieuwe ronde aan.
KASTELEYN
(Uit: „Zonnczege", Een bundel voor het,Kerstfeest
en oudejaarsdug, samengesteld door A. L. v. Hulzen,
Erven J. Bijleveld, Utrecht.)
397