donderdag 29 november 1934 tweede blad pag. 5 Naar en in Zuid-Afrika De gevolgen van het noodweer dat over. Athene woedde. Een wal en een brug zijn door 't gewéld Opruimingswerk bij Wormley (Eng.) waar de botsing tussclien een trein en een lorry drie menschenlevens vroeg, van storm en vloed weggespoeld Qnze prinses verlaat de Westminster Abbey te Londen - Am-- f—H! Na de repetitie voor de huwelijksplechtig heden in Westminster Abbey wordt de koning van Engeland door een groote menigte hartelijk toegejuicht. Het altaar van de Westminster Abbey, waar vandaag de inzegening plaats had van het huiselijk van Prins George en Prinses Marina. De stoelen voor. de genoodigden staan gereed. Reisbrieven van Prof. Dr. V Hepp Die Pêrel. Op een uitstapje van uit Stellenbosch had ik Paarl, of zooals 'de Afrikaanders de plaats benoemen: die Pêrel, reeds gezien. Over Heishoogte, een heuvel, die niets angstigs heeft, waarom ik vermoed, dat die met „hel" wel niets zal te maken hebben, reden we over de Paarlsche bergen tusschen zwaar geboomte. Enkele malen stapten we uit. Daar beneden rekte Paarl zich uit. Deze beeldspraak is hier op haar plaats. Want de lengte van het dorp of het stadje ik durf niet beslissen, op welken van deze twee titels het zich laat voorstaan, overtreft de breedte vele ma- Jen. Het is gebouwd langs de Bergrivier, welke verderop als een zilveren lint met natuurlijke artisticiteit tusschen de wijnvelden ligt gekronkeld en aan het Drakcnsteingebergte schijnt vast gehecht. Indien men mij had verteld dat Paarl zijn naam te danken had aan zijn schoonheid en evenals men ten onzent spreekt van de parel der Veluwe, de parel van het Sticht, de parel der Waddeneilanden, zou ik het geloofd hebben en er zelfs niets reclamc-achtigs achter hebben gezocht. Die witte huizen en voor name gebouwen, die evenwichtige stratenaanleg doen het zoo mooi tegen den groenen achtergrond met daarboven de blauwige, grijze, naakte bergen. De monumentale kerken spellen het gods dienstig karakter der bevolking. De Stadszaal trekt het oog door haar nieuwheid. Op den breeden weg midden door de plaats racen de auto's. Allerwege waagt de wijnstok zich op de hellin gen. Enorme wijnkelders zijn van verre zichtbaar. Men legt mij uit, wat de grootere complexen te beteekenen hebben. Ook hier blijkt het onderwijs te troonen, al ontbreekt hier het Hooger On derwijs. De bevolking slaat die van Stellenbosch met 21, waar bij de gekleurde rassen iets sterker zijn dan de blanke. Dit alles geeft echter nog geen verklaring van „Paarl". Om daarachter te komen heeft men zich om te wenden en naar boven te kijken. Daar heeft de berg twee kolossale granieten ko gels gevormd. Naar men verhaalt had het, toen de eerste kolo nisten hierheen trokken, pas geregend. Maar door de zon be straald lagen de kogels als parels te glinsteren. Hierdoor in ver rukking gebracht, zouden zij de plaats „Paarl" hebben geheeten. Ieder, die hier komt, zal de aannemelijkheid van dezen uitleg moeten toegeven. In de nabijheid van deze plek in de bergen werd dien middag halt gehouden. De dames hadden voor de benoodigdheden voor een uitstekende picnic hiervoor heeft men meen ik nog geen zuiver Afrikaansch woord gezorgd. Gezeten op een met reisde kens belegde bank en boomstam, liet zich die wel smaken. Welk een verademing na jachtige dagen hier in een lekkere tempera tuur en te midden van geurige boomen eens echt op z'n Afrikaans te „gesels". Maar arbeid had die Pêrel op mijn programma voor mij niet. Doch ik had buiten den waard, in casu Dr. M. J. v. d. West huizen, oud-leerling van onze Vrije Universiteit en predikant in die Pêrel, gerekend. Telkens als ik hem te Stellenbosch ontmoet te, verdedigde hij de stelling: die Pêrel heeft recht op tenminste één populaire lezing. Ik kan bijna zeggen: en hij dwong ons. Mijn bezwaar, dat ik geen avond onbezet had, redeneerde hij omver door voor te stellen: kom dan als ge 's avonds in Wel lington spreekt 's middags bij ons. Ik gaf mij gewonnen, maar dacht bij mijzelf: op zoo'n ongelegen uur en juist in dezen druk ken tijd krijgt ge toch geen menschen bij elkaar. Ik wilde echter gaarne Dr. v. d. Westhuizen een genoegen doen. Hoe veihaasd tvas ik evenwel een goed bezette zaal te vinden! Wat de sugges tieve zeggingskracht van een pastor niet vermag! A!s gijHdit soms mocht lezen, Dr. v. d. Westhuizen, houd er u dan van verzekerd: ik heb er waarlijk geen spijt van, dat ik mij door u hob laten overreden. w *1 X stond in ons blad van 23 November. De voetstappen der Hugenoten. In die Pêrel en omgeving liggen de voetstappen der Hugenoten. Door de opheffing van het edict van Nantes in 1685 hadden, gelijk bekend, vele Fransche Protestanten de wijk naar Hol land genomen. Hun getal was echter te groot, dan dat hun daar allen een behoorlijk emplooi kon worden aangeboden. Aan de Oost-Indische Compagnie kwam dat echter hoogst gelegen. Zij be vorderde de overtocht van vele Fransche families naar Zuid- Afrika. Gastvrij wer den zij er onthaald en door de kolonisten volstrekt niet als vreemdelingen be handeld. Een klein deel werd in Stellen bosch opgenomen. De meesten ontvingen land bij de Berg rivier in het gebied van Drakenstein, zoo genoemd naar van Rheede tot Dra kenstein, heer van Mijdrecht, die als di recteur van de Oost- Indische Compagnie Zuid-Afrika had be zocht. Daar stichtten de Hugenoten de ge meente Groot-Dra- kenstein. Nog ande ren trokken naar de volgende vallei, die thans nog Franshoek (in het Engelsch: Frenchhoek) heet Groot-Drakenstein ontving een eigen predikant: Pierre Si- mond, die zijn naam gaf aan het plaatsje Simonduim. Preekte hij in het Fransclï, zijn opvolger bediende zich reeds van de Hollandsche taal. Van Engelsche zijde wordt wel beweerd, dat de Hollanders alle recht missen hen er een verwijt van te maken, dat zij hun het Engelsch opdrongen. Immers, de Hollanders zouden ten opzichte van de Hugenoten hetzelfde hebben gedaan. Deze be wering gaat aan meer dan twee kanten mank. Vooreerst kwa men de Hugenoten aan, toen er reeds een belangrijke Holland sche bevolking woonde. Dan begaven zij zich hierheen als gas ten van de Hollanders. Voorts maakten zij nooit mëer dan één achtste van de blanke bewoners uit. Eindelijk en dit doet de deur dicht hebben de Hollanders in tegenstelling met de Engelschen zich nooit van krasse dwangmiddelen bediend. Zij beoogden zeer zeker het verhollandschen van de Fransclien, maar zochten dit doel vooral op tactische wijze te bereiken. Zij lieten de Hugenoten bij voorkeur tusschen zich in wonen, maar dit beteekende ook voor de laatsten een niet te onder schatten voordeel. Dezen konden nu met een meer dan der tigjarige ervaring van de kolonisten hun winst doen en voelden zich daardoor in het nieuwe land minder vreemd dan anders het geval zou zijn geweest. De Hollanders deden zich van het begin af als weldoeners van de Hugenoten kennen, terwijl de Engelschen nauwelijks na hun vestiging als onderdrukkers der overgroote meerderheid optraden. Ik schrijf dit volstrekt niet uit een zekere Angelophobie. Daarvan behoeft niemand mij te verdenken. Ik kom er alleen tegen op, dat de historie verwron gen wordt om de Afrikaanders, als zij pleiten voor hun rechten den mond te snoeren. Generaal Smuts moge dezer dagen in Londen de edelmoedigheid der Engelschen hebben verheerlijkt ik geloof daarentegen, dat de Engelschen aan Zuid-Afrika noa' heel veel hebben goed te maken. Maar om tot onza Hugenoten terug te keeren. Binnen een tijds bestek van een paar geslachten verbroederdon zij zich met de Hollandsche kolonisten, ovenals hun achtergebleven stam De nieuwe kerk in Paarl geloofsgenooten het in de republiek der Nederlanden deden. Alleen met dit verschil, dat de laatsten nog Fransche kerkdien sten hielden, ook toen zij op en top Nederlanders waren gewor den. De taal der Zuid-Afrikaansche Hugenoten bleef alleen be waard in veelvuldig voorkomende familienamen als: du Toit, du Plessis, du Preez, le Roux, Malan, Marais, Joubert, Fourie, Viljoen, Théron, Celliers, de Villiers, Malherbe, le Clus, Naudé, Cronjé. Ook in sommige plaatsnamen, waarvan „Hugenot" wel de sprekendste is. Dat zij het Afrikaansche volkskarakter heb ben beïnvloed, mag wel als vaststaand worden aangenomen. Doch welke erfelijke factoren zij daaraan hebben meege deeld, is een onderwerp, dat beter aan meer speculatief aange- legden kan worden overgelaten. De bevolking van Groot-Drakenstein verplaatste zich meer en meer naar die Pêrel. Tuinaanleg en inrichting van sommige oude huizen toonen nog iets van den Franschen geest. Wellington. Wellington stond op mijn programma, omdat daar het Zen dingsinstituut van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk is gevestigd. De zendelingen, die door deze Kerk worden uitgezonden, vol gen niet de gewone theologische opleiding. Toch zijn de eischen voor toelating en is de driejarige cursus, na een éénjarige pro- paedeuse, zwaarder dan bij vele andere soortgelijke inrichtin gen. Behalve de theologische vakken (aan dogmatiek, exegese van het Oude en het Nieuwe Testament, geschiedenis van de pseudo-religies worden elk drie jaar besteed) worden hier zendingsgeschiedenis, zendingswetenschap, bantoe-talen, volkenkunde, psychologie, paedagogiek en sociologie gedoceerd. Een drietal erkende wetenschappelijke mannen vinden hier hun levenswerk, terwijl voor de bantoe-talen en volkenkunde weke lijks twee hoogleeraren uit Stellenbosch overkomen. Dr. Gerde- ner, de „hoofdosent" die zoo welwillend was mij in de omge ving rond te rijden, is door een Carnegie-beurs in staat gesteld om zendingsinstituten in andere werelddeelen te bezoeken. Ik denk, dat hij op 't oogenblik Amerika bereist De stoot tot oprichting van dit Zendingsinstituut i3 uitgegaan van Dr. Andrew Murray, een broer van John Murray, uit Stel lenbosch. Dr. Andrew Murray was een zeer merkwaardig man. Zijn vader, een echte Schot, van sterke liefde tot de zending bezield, had op een oproep uit Zuid-Afrika om predikanten uit Schotland, zichzelf aangeboden. Maar niet voordat hij naar Ne derland was overgestoken om daar Hollandsch te leeren, ver trok hij. Jarenlang diende hij een gemeente, die van Graaff- Reinet, wier ressort zich over een deel van de tegenwoordige Kaapprovincie uitstrekte. Daar huwde hij met een meisje zij was pas 16 jaar die zoowel Duitsch als Nederlandsch en Fransch bloed in zich had en die bij haar huwelijk alleen de Hollandsche taal machtig was. Bovendien werd onze Andrew opgevoed te midden van Zuid-Afrikaansche boeren. Hoewel hij om te studeeren eerst naar Schotland werd gezonden, ging hij daarna naar Nederland. Hij werd student te Utrecht Maar meer invloed dan van zijn professoren, die supranaturalist of modern waren, onderging hij van den Réveilkring aldaar. Toen hij van zijn vader bericht kreeg, dat in de pastorie weer een zoon was geboren, antwoordde hij daarop, dat hij was wederge boren. Hij schreef o.m.: „Doch nadat ik in Holland aankwam, werd ik, naar ik meen, ertoe geleid, ernstiger te bidden. Meer dan dit kan ik u niet meedeelen, want ik weet het zelf niet „Een ding weet ik, dat ik blind was en nu zie"". Hij wist datum, huis, kamer aan te geven, waar hij tot bekeering kwam. Ik geloof niet, dat men het geestelijk en kerkelijk leven van Zuid-Afrika recht beoordeelen kan, zonder Andrew Murray te kennen. Men kan wel trachten de eigenaardige religieuse ver- schijnselen, welke men op zijn reis door de Unie ontmoet, uit het Zuid-Afrikaansche volkskarakter te verklaren, maar 'zulk een methode hoe goedkoop en gemakkelijk ook, en hoezeer ze ook wel eens een keer tot een juist resultaat kan leiden - dient toch te worden afgewezen. Historisch onderzoek moge den vluchtigen bezoeker een handicap schijnen, zij kan niet geheel De omgeving aan Wellington worden gemist En daarbij stuit men gedurig weer op de per» soonlijkheid van Andrew Murray. Ik mag in dezen artikelenreeks niet te lang bij hem stil staan. Maar hem met een paar regels passeeren is evenmin geoorloofd, zullen de indrukken niet aan oppervlakkigheid lijden. Om misverstand te voorkomen wil ik er de waarschuwing aan vast knoopen, dat men mijn stelling niet omkeere en meene, dat wie Andrew Murray kent, ook geestelijk Zuid-Afrika kent. Dan zou zijn beteekenis weer worden overschat Meer dan één heb ik er gesproken, die nog levendige herinne» ringen aan hem bij zich omdroeg, op meer dan een studeerka mer hing zijn portret, bij meer dan een gelegenheid kwam de tong over hem los. De generatie van den middelbaren leeftijd hij stierf in 191? was nog zijn tijdgenoote. Hij bereikte den hoogen ouderdom van bijna 90 jaren. Wanneer men nu weet, dat hij op 20-jarigen leeftijd als predikant werd bevestigd en dat hij schier tot het eind van zijn leven zijn vitaliteit behield en het volk, zoo niet van kansel en op conferentie, dan met de pen bewerkte, dan begrijpt men hoe bij een stuk geschiedenis van de 19e en 20ste eeuw voor geestelijk Zuid-Afrika vormt Daar bij heeft hij, ofschoon aan bepaalde plaatselijke kerken gebon den, zoowat heel Zuid-Afrika bereisd. Er zullen weinig steden en dorpen zijn, waar hij nooit heeft gepreekt Tot zesmaal toe was hij moderator wij zouden hem praeses noemen van de Kaapsche Synode der Nederduitsche Gereformeerde Kerk en hij boezemde in die kwaliteit heel de vergadering ontzag in. Ook redigeerde hij jarenlang het officieel orgaan dier Kerk, en deed alzoo ook in den tijd, dat de Synode niet zat, zijn invloed gel den. Tal van malen werd hij in het buitenland uilgenoodigd om te spreken en ondernam reizen naar Engeland, Schotland, Ame rika, Nederland, Duitschlapd. Allerwege maakte hij diepen in druk. Zijn geschriften werden in ik weet niet hoeveel talen, waaronder b.v. het nieuw-Grieksch, verspreid. Op godsdienstig gebied genoot hij dan ook een zekere wereldreputatie, wat zijn aanzien bij de Zuid-Afrikaanders nog te meer deed stijgen. Een aardige momentopname van een ooggetuige heeft een van zijn biografen bewaard, 't Was bij de onthulling van het Vrouwenmonument in 1913. „President Steijn werd binnenge leid, vergezeld van zijn gade. Wat ging er door het hart van de menigte, toen zij hem met wankelenden tred zag binnentre den! Onmiddellijk na hem kwam Dr. Andrew Murray aan leunende op den arm van den heer Gordon Frazer. Zullen wij hier zeggen, wat in ons gemoed doorleefd werd, toen wij met eerbied op die twee gestalten staarden? Wij kunnen dat niet. Wij schrijven slechts dit hier neder: Onze twee groote mannen - elk de eerste op zijn eigen gebied!... Nu begon de zon haar heete stralen op de menigte neer te schieten. Niemand minder dan Gen. De Wet hield eon parapluie over het hoofd van den waardigen grijsaard. „Maar wie is dan de goede vriend die de sambreel over mijn hoofd houdt?" vroeg Ds. Murrav Generaal De Wet", was het antwoord. Dr. Murray bedankte hem zeer hartelijk voor zijn vriendelijkheid, waarop de Generaal ant, woordde: „Iemand zou kunnen betalen, om dit te mogen doen" Typeerend, nietwaar? Typeerend voor de achting, welke mon Ds. Murray algemeen toedroeg. Typeerend ook voor het stand), punt dat hij ten aanzien van de Britsche regeering innam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 5